Toelichting bij COM(2000)786-1 - Preventie van de criminaliteit in de EU - Beraad over gemeenschappelijke richtsnoeren en voorstellen voor een gemeenschappelijke financiële steunverlening

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

C 96 E/244 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 27.3.2001
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een programma voor stimulering, uitwisselingen, opleiding en samenwerking op het gebied van criminaliteitspreventie —

Hippokrates

1.

(2001/C 96 E/16)


COM(2000) 786 def. — 2000/0304(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 29 november 2000)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonder-heid op artikel 34, lid 2, punt c),

Gezien het initiatief van de Commissie van ... 2000,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

2.

Overwegende hetgeen volgt:


Artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie legt deze de taak op om de burgers een hoog niveau van zekerheid binnen een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te verschaffen door de ontwikkeling van een gezamenlijk optreden van de lidstaten, met name op het gebied van preventie van al dan niet georganiseerde criminaliteit.

In de conclusies van de Europese Raad van Tampere wordt opgeroepen tot meer samenwerking op het gebied van de bestrijding van criminaliteit, alsook de bestudering van de mogelijkheid om een door de Gemeenschap gefinancierd programma in te stellen om deze samenwerking te onder-steunen.

De ervaring die werd opgedaan bij het beheer van andere programma's die door de Gemeenschap werden gefinan-cierd, zoals Oisin en Falcone, vormt een bevestiging van het belang van een vergelijkbaar instrument op het gebied van criminaliteitspreventie dat ten laste van de begroting van de Europese Gemeenschappen moet komen.

Een algemene inaanmerkingneming van de criminele feno-menen die samenhangen met al dan niet georganiseerde criminaliteit, moet leiden tot een maximale doeltreffendheid van een optreden op het niveau van de Europese Unie.

Het complexe karakter van de criminele fenomenen in de lidstaten en de diversiteit van het preventiebeleid dat reeds door de lidstaten wordt toegepast, maken zowel multidis-ciplinaire benaderingen nodig als benaderingen die geba-seerd zijn op kennis inzake de betrokken criminaliteit.
(6) Evenals de andere programma's die ressorteren onder de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, staat dit programma voor de kandidaat-lidstaten open en wel via het vergemakkelijken van hun deelneming aan de door het programma ondersteunde projecten.

Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (b moeten de in artikel 3, leden 1 en 4, tweede alinea, ervan bedoelde maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 3 van het hierboven genoemd besluit bedoelde raadplegingsproce-dure.

Daar de in artikel 3, lid 4, eerste alinea, en in artikel 6, lid 3, eerste alinea, bedoelde maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking, beheersmaat-regelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststel-ling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, moeten deze maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 4 van het hierboven genoemd besluit bedoelde beheersprocedure,

3.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:


Artikel 1

Vaststelling van het programma

1. Deze beschikking stelt een samenwerkingsprogramma in op het gebied van criminaliteitspreventie, het zogeheten „Hip-pokrates”-programma.

2. Het programma wordt vastgesteld voor een periode die loopt van 1 januari 2001 tot 31 december 2002.

Artikel 2

Doelstellingen van het programma

1. Het programma draagt bij tot de algemene doelstelling de burgers een hoog niveau van zekerheid te verschaffen binnen een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. In dit kader is het bedoeld om de samenwerking tussen alle openbare en particuliere organisaties en organen van de lidstaten te sti-muleren die betrokken zijn bij de preventie van al dan niet georganiseerde criminaliteit.

(b PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

2. De kandidaat-lidstaten kunnen aan de projecten deel-nemen om zich vertrouwd te maken met het acquis van de Europese Unie en zich op hun toetreding voor te bereiden. Ook andere derde landen kunnen hieraan deelnemen wanneer een en ander in het belang van de projecten is.

Artikel 3

Toegang tot het programma

1. Het programma medefinanciert de door openbare en par-ticuliere organen en organisaties van de lidstaten van de Euro-pese Unie ingediende projecten die betrokken zijn bij crimina-liteitspreventie.

2. Om voor medefinanciering in aanmerking te komen, moeten bij de projecten ten minste drie lidstaten of twee lid-staten en een kandidaat-lidstaat betrokken zijn en moeten de projecten gericht zijn op de doelstellingen genoemd in artikel 2.

4.

3. Door het programma kunnen ook worden gefinancierd:


— specifieke acties met een bijzonder belang ten aanzien van de prioriteiten van het programma of de samenwerking met de kandidaat-lidstaten;

— aanvullende maatregelen, zoals studiebijeenkomsten, ver-gaderingen van deskundigen of andere acties voor versprei-ding van de informatie die in het kader van het programma werd verkregen.

Artikel 4

Acties van het programma

5.

Het programma omvat de volgende soorten acties:


— Opleiding;

— Uitwisselingen en stages;

— Studies en onderzoek;

— Ontmoetingen en studiebijeenkomsten;

— Verspreiding van de resultaten die in het kader van het programma werden verkregen.

Artikel 5

Financiering van het programma

1. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautori-teit toegestaan binnen de grenzen van de financiele vooruit-zichten.

2. De medefinanciering van een project door het pro-gramma is niet verenigbaar met enige andere financiering door een ander programma dat door de begroting van de Europese Gemeenschappen wordt gefinancierd.
3. De financieringsbesluiten leiden tot de opstelling van fi-nancieringsovereenkomsten tussen de Commissie en de organi-satoren. Deze besluiten en overeenkomsten worden onderwor-pen aan de financiele controle van de Commissie en aan de controle van de Rekenkamer.

4. De financiele steun uit de begroting van de Europese Gemeenschappen kan niet meer bedragen dan 70 % van de totale kosten van het project.

5. De in artikel 3, lid 4, bedoelde specifieke acties en aan-vullende maatregelen kunnen evenwel voor 100 % worden ge-financierd, binnen de grens van 10 % van de jaarlijkse kredieten die voor het programma worden toegekend voor beide categories.

Artikel 6

Tenuitvoerlegging van het programma

1. De Commissie is verantwoordelijk voor het beheer en de tenuitvoerlegging van het programma, zulks in samenwerking met de lidstaten.

2. Het programma wordt door de Commissie beheerd over-eenkomstig het financieel reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

6.

3. Voor de tenuitvoerlegging van het programma zorgt de Commissie voor het volgende:


— zij bereidt een jaarlijks werkprogramma voor met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten en eventueel een lijst van specifieke acties en aanvullende maatregelen;

— zij evalueert en selecteert de projecten die worden voor-gelegd door de in artikel 3 bedoelde organisatoren.

4. De Commissie legt aan het in artikel 7 bedoelde comite de projecten voor van maatregelen die moeten worden geno-men voor de uitvoering van het programma. Het onderzoek van de door de organisatoren voorgestelde projecten en van de aanvullende maatregelen gebeurt overeenkomstig de raadple-gingsprocedure bedoeld in artikel 8. Het onderzoek van het jaarlijks werkprogramma en van de specifieke acties gebeurt overeenkomstig de beheersprocedure bedoeld in artikel 9.

7.

5. De Commissie evalueert en selecteert de door de organi-satoren ingediende projecten aan de hand van de volgende criteria:


— de overeenstemming met de doelstellingen van het pro-gramma;

— de Europese dimensie en de openstelling voor de kandidaat-lidstaten;

— de verenigbaarheid met de werkzaamheden die in het kader van de beleidsprioriteiten van de Europese Unie aan de gang zijn of worden overwogen op het gebied van crimi-naliteitspreventie;

— de complementariteit met andere voorbije samenwerkings-projecten die aan de gang zijn of op stapel staan;

— de capaciteit van de organisator om het project ten uitvoer te leggen;

— de eigen kwaliteit van het project met betrekking tot de conceptie, organisatie, presentatie en verwachte resultaten ervan;

— het subsidiebedrag waarom in het kader van het pro-gramma wordt verzocht, en de volledige overeenstemming daarvan met de verwachte resultaten;

— het effect van de verwachte resultaten op de doelstellingen van het programma.

Artikel 7

Comite

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comite, ge-noemd „Hippokrates”, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Het in de artikelen 8 en 9 bedoelde comite keurt zijn reglement van orde goed op voorstel van zijn voorzitter.

3. De Commissie kan de vertegenwoordigers van de kandi-daat-lidstaten op informatievergaderingen na de vergaderingen van het comite uitnodigen.

Artikel 8

Raadplegingsprocedure

Ingeval naar dit artikel wordt verwezen, is de in artikel 3 van Besluit 1999/468/EG bedoelde raadplegingsprocedure van toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, lid 3, ervan.
Artikel 9

Beheersprocedure

1. Ingeval naar dit artikel wordt verwezen, is de in artikel 4 van Besluit 1999/468/EG bedoelde beheersprocedure van toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, lid 3, ervan.

2. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode is vastgesteld op drie maanden.

Artikel 10

Evaluatie

1. De Commissie evalueert elk jaar de acties die werden gevoerd ter uitvoering van het programma van het voorbije jaar.

2. De Commissie brengt elk jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van het programma. Het eerste verslag wordt voor 31 juli 2002 voor-gelegd.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze beschikking is tot de lidstaten gericht.