Toelichting bij COM(2001)35-1 - Verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in zeehavens: van cruciaal belang voor het vervoer in Europa - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)35-1 - Verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in zeehavens: van cruciaal belang voor het vervoer in Europa. |
---|---|
bron | COM(2001)35 ![]() ![]() |
datum | 13-02-2001 |
De markt voor havendiensten omvat diensten met commerciële waarde die tegen betaling worden verstrekt aan de gebruikers van zeehavens en waarvan de prijs normaal niet inbegrepen is in de vergoedingen die moeten worden betaald voor het aanleggen of werken in een haven. Hoewel deze sector van de dienstverlening van essentieel belang is voor het functioneren van de haven en vandaar ook van de handel in de Gemeenschap, bestaat er momenteel geen specifiek communautair regelgevingskader voor havendiensten.
Nationale regelingen voor havendiensten moeten echter de door het Verdrag gewaarborgde vrijheden respecteren (vrijheid van vestiging, vrij verkeer van werknemers, goederen en diensten), alsook de mededingingsregels van het Verdrag. Problemen met de toepassing van deze regels zijn tot dusver per geval door de Commissie behandeld.
Havens spelen een cruciale rol in het intracommunautaire en extracommunautaire handelsverkeer. Zij zullen een steeds belangrijkere rol gaan spelen bij de pogingen die worden gedaan om een verschuiving van het goederen- en passagiersverkeer naar de milieuvriendelijker en minder aan congestie onderhevige zeevaart tot stand te brengen, intermodaal vervoer te bevorderen en dit goedkoper te maken; de doelmatigheid van havens dient dus te worden gegarandeerd.
De liberalisering van de communautaire interne markt voor het zeevervoer heeft in het afgelopen decennium haar beslag gekregen. Er gelden echter nog overgangsregelingen die beperkingen binnen de cabotagemarkt voor de Griekse eilanden mogelijk maken. De situatie qua havendiensten varieert aanzienlijk: in veel havens bestaan nog steeds beperkingen ten aanzien van toegang en billijke en gelijke behandeling van potentiële dienstverleners, hetgeen gevolgen heeft voor de kwaliteit en de kosten van de diensten. Toch kan worden gesteld dat de ontwikkelingen binnen de markt voor havendiensten de trend van het zeevervoer in de richting van een meer open markt volgen, zij het met een aanzienlijke vertraging. Die ontwikkelingen lopen echter onderling sterk uiteen.
Om deze redenen is het, met het oog op de belangen van exploitanten, bevoegde instanties en consumenten, noodzakelijk specifieke en duidelijke regels inzake de toegang tot de markt voor havendiensten in te voeren waarin rekening wordt gehouden met de unieke kenmerken van die markt.
Inhoudsopgave
- 2. De noodzaak van een communautair wetgevingskader
- 3. Voorstel van de Commissie
- 3.1. Basisprincipes
- 3.2. Overzicht van de voorgestelde richtlijn
- 1. Motivering voor een optreden op communautair niveau
- 1.2. Heeft het voorgenomen optreden betrekking op een gebied waarop uitsluitend de Gemeenschap bevoegd is of wordt deze bevoegdheid met de lidstaten gedeeld-
- 1.3. Wat is de communautaire dimensie van het probleem (hoeveel lidstaten zijn er bijvoorbeeld bij betrokken en welke oplossing is er tot op heden gebruikt)-
- 1.4. Wat is de meest doelmatige aanpak, gelet op de mogelijkheden van de Gemeenschap en de lidstaten-
- 1.5. Wat is de concrete meerwaarde van het voorgenomen optreden van de Gemeenschap en wat zijn de kosten als er niets wordt gedaan-
- 1.6. Welke middelen zijn er voor het optreden van de Gemeenschap beschikbaar (aanbevelingen, financiële steun, regelgeving, wederzijdse erkenning, enz....)-
- 1.7. Is uniforme regelgeving nodig of kan worden volstaan met een richtlijn waarin de algemene beginselen worden geformuleerd en waarbij de uitvoering aan de lidstaten wordt overgelaten-
De concurrentie tussen in eenzelfde lidstaat gelegen havens en tussen havens in naburige lidstaten is sinds de voltooiing van de interne markt aanzienlijk toegenomen.
Hoewel alle havens uiteraard de door de bevoegde nationale instanties vastgestelde regels moeten naleven, blijven de diversiteit en complexiteit van deze regels, alsook de aanzienlijke mate van onzekerheid in procedurekwesties factoren van fundamenteel belang voor de gebruikers van de havens en de verstrekkers van havendiensten. Prijs en kwaliteit van de havendiensten zijn voor de gebruikers een van de belangrijkste criteria bij de keuze van een haven geworden; een reeks in alle havens van de Gemeenschap geldende basisregels zou ervoor zorgen dat bij de concurrentie binnen en tussen havens voor iedereen dezelfde spelregels zouden gelden.
In de afgelopen jaren heeft de tendens de verlening van havendiensten van de publieke naar de privé-sector te laten overgaan zich doorgezet en zelfs nog aan kracht gewonnen; het doel hierbij is de efficiëntie te verhogen, gebruik te maken van de knowhow van de privé-sector en concurrentie tussen dienstverleners te introduceren en te intensiveren. Deze tendens is zeker niet uniform en varieert zelfs sterk per sector van de havendiensten, maar desondanks hebben alle lidstaten er principieel voor gekozen deze sector open te stellen voor concurrentie. De begeleidende regels lopen echter sterk uiteen. In veel gevallen is zelfs niet duidelijk wat zij precies inhouden, hetgeen de uitoefening van de door het Verdrag gewaarborgde vrijheden onnodig bemoeilijkt.
Het heterogene karakter van de havendiensten en de diversiteit van de havens (qua status, eigendom, omvang, functie en geografische kenmerken) blijven factoren van belang. Daarom moet op passende wijze rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van elke haven en de relevantie daarvan voor de verstrekkers van havendiensten. Dit kan met name van belang zijn in gevallen waarin havens met ruimte- en capaciteitsproblemen worstelen of waarin specifieke overwegingen in de sfeer van maritieme veiligheid en milieubescherming spelen. Daarnaast spelen havens een belangrijke rol in de communautaire douaneprocedures.
Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat de lidstaten en hun bevoegde instanties de bevoegdheid moeten krijgen om rekening te houden met specifieke lokale, regionale of nationale factoren. Hoe gegrond de inachtneming van deze factoren in veel gevallen ook mag zijn, de op de fundamentele vrijheden van het Verdrag gebaseerde rechten van de dienstverleners mogen daardoor niet overmatig worden beperkt. Daarom dienen op communautair niveau de voorwaarden voor de uitoefening van deze vrijheden te worden vastgesteld, met name de eis dat, wanneer beperkingen ten aanzien van het aantal dienstverleners noodzakelijk worden geacht, deze objectief gerechtvaardigd moeten zijn en dat de procedure voor het toestaan van deze beperkingen transparant, niet-discriminerend, objectief, relevant en proportioneel moet zijn.
Nog een kenmerk van een aanzienlijk aantal havens is de dubbele functie van de havenbeheerder als een (publieke maar ook soms private) instantie die verantwoordelijk is voor het beheer van de haven en de ontwikkeling daarvan, en daarvoor in veel gevallen over overheidsmiddelen kan beschikken, en als een verlener van havendiensten in een sector waar ook andere dienstverleners worden toegelaten. Het is vaak onduidelijk onder welke voorwaarden publieke en private dienstverleners met elkaar kunnen concurreren.
Het communautaire kader voor havendiensten dient niet te gelden voor alle havens, ongeacht de omvang daarvan. Onderkend wordt dat de toepassing van het kader door de lidstaten in veel gevallen een extra belasting voor de bevoegde instanties zal betekenen die voor kleinere havens niet in verhouding lijkt te zullen staan tot het verwachte resultaat, aangezien voor de daar gangbare beperkte vracht- en passagiersvolumes normaal niet een hele reeks dienstverleners vereist is.
Gezien deze situatie dient te worden voorzien in een communautair regelgevingskader dat enerzijds zorgt voor toegang tot de markt voor havendiensten overeenkomstig de regels van het Verdrag, en anderzijds de lidstaten en de bevoegde instanties de kans geeft ter aanvulling daarvan specifieke regels vast te stellen die terdege rekening houden met de geografische en andere kenmerken van de havens, alsook met specifieke lokale, regionale of nationale factoren.
*De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verleners van havendiensten toegang hebben tot de markt voor de verlening van die diensten. Met dit beginsel wordt ten aanzien van deze specifieke sector uitvoering gegeven aan de regels van het Verdrag inzake de belangrijkste vrijheden en inzake concurrentie. De Commissie is van mening dat geen enkele commerciële havendienst bij voorbaat van het communautaire kader mag worden uitgesloten. Bij dit wetgevingsvoorstel is een lijst van havendiensten gevoegd.
*De lidstaten kunnen verlangen dat een verlener van havendiensten eerst een vergunning verkrijgt. Dit principe is een erkenning van het feit dat het nodig kan zijn dat de lidstaten, voor een goed beheer van een haven met alle beperkingen waarmee deze te maken heeft, alsook om te zorgen voor een bevredigend niveau van beroepskwalificaties, een stelsel van voorafgaande vergunningen voor verleners van havendiensten toepassen. De Commissie is van oordeel dat de voorwaarde voor de toekenning van vergunningen transparant, niet-discriminerend, objectief, relevant en proportioneel moeten zijn. Zij mogen alleen betrekking hebben op de beroepskwalificaties van de dienstverlener, zijn financiële positie en verzekeringsdekking, de maritieme veiligheid of de veiligheid van installaties, uitrusting en personen, alsook op milieubescherming. Wanneer openbare dienstverplichtingen passend worden geacht, kunnen deze voorwaarden betrekking hebben op de veiligheid, regelmatigheid, continuïteit, kwaliteit en prijs van de betrokken diensten.
*Het aantal vergunningen kan alleen worden beperkt wegens ruimte- of capaciteitsbeperkingen of, wanneer het technisch-nautische diensten betreft, om redenen in verband met de veiligheid van het zeeverkeer. Deze beperkende factoren moeten aannemelijk worden gemaakt en de lidstaten moeten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure voor de selectie van de dienstverleners toepassen. De belangrijkste aspecten van de selectieprocedures zullen worden geharmoniseerd.
*Dit principe verzoent de regels van het Verdrag inzake de vrijheid van vestiging en dienstverlening met het feit dat in een aantal havens en onderdelen van de sector havendiensten bovenvermelde beperkingen een begrenzing van het aantal vergunningen onvermijdelijk maakt.
*Havens waar een dergelijke begrenzing niet bestaat zijn niet gebonden door de regels inzake beperking van het aantal vergunningen, de selectieprocedure, de looptijd van vergunningen en overgangsmaatregelen. Dit principe is een erkenning van het feit dat het met deze richtlijn nagestreefde doel in deze havens reeds bereikt is.
*De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zelfafhandeling mogelijk te maken. Dit principe is een erkenning van het feit dat er geen redenen zijn waarom zelfafhandeling in havens in principe niet kan worden toegestaan wanneer de exploitanten van mening zijn dat daardoor een beter gebruik van hun middelen wordt gemaakt en hun eigen dienstverlening daardoor efficiënter wordt. Het houdt ook in dat de voorwaarden en criteria voor zelfafhandelaars niet stringenter mogen zijn dan die welke voor verleners van havendiensten gelden voor dezelfde of een vergelijkbare dienst.
*Wanneer de havenbeheerder havendiensten aanbiedt of wil aanbieden waarbij hij met andere dienstverleners concurreert, moet hij op dezelfde voet behandeld worden als enige andere concurrent. Een vereist hiervoor is dat de havenbeheerder niet betrokken mag zijn bij de selectieprocedure voor dienstverleners, als beheersinstantie van de haven niet mag discrimineren tussen dienstverlenende bedrijven waarin hij een belang heeft en andere dienstverleners, en met name de boekhouding van zijn havendiensten gescheiden moet houden van de boekhouding van zijn andere activiteiten. Dit principe weerspiegelt algemene concurrentiebeginselen en normen inzake transparantie.
*De lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle op de verlening van havendiensten betrekking hebbende procedures volledig transparant zijn en moeten voorzien in beroepsprocedures, inclusief toetsing door de rechter. Dit is het principe van behoorlijk bestuur.
*De periode gedurende welke geselecteerde dienstverleners actief mogen zijn is beperkt in de tijd. Dit principe verzoent de noodzaak potentiële en toekomstige dienstverleners de mogelijkheid te blijven bieden toegang tot de markt voor havendiensten te verkrijgen met de noodzaak de gewettigde verwachtingen van de huidige dienstverleners te honoreren. Het verhindert dus dat een of enkele bedrijven beslag leggen op de markt. In dit verband dient onderscheid te worden gemaakt tussen gevallen waarin de dienstverlener weinig of niet geïnvesteerd heeft en gevallen waarin wel investeringen zijn gedaan, hetzij in roerende hetzij in onroerende activa; uiteraard moet ook met de omvang van de investeringen terdege rekening worden gehouden.
*Overgangsmaatregelen houden rekening met de gewettigde verwachtingen van de huidige dienstverleners, maar vereisen tevens dat binnen een redelijke termijn bestaande vergunningen die niet overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn zijn verleend, worden herzien. Dit principe waarborgt dat de doelstellingen van de richtlijn binnen een redelijke termijn worden gehaald met inachtneming van de gewettigde verwachtingen van de huidige dienstverleners. Dit wordt met name gerealiseerd door dezelfde criteria te hanteren als die welke gelden bij het bepalen van de duur van de vergunningen in gevallen waarin het aantal dienstverleners dient te worden beperkt.
*De richtlijn en de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaten mag de veiligheid in de havens niet in het gedrang brengen. Dit principe is een herbevestiging van de bezorgdheid van de Commissie voor de maritieme veiligheid; alle op regulering van de toegang tot de havendienstensector gerichte maatregelen moeten het hoogst mogelijke veiligheidsniveau in de havens garanderen, met name wat maritieme veiligheid betreft.
*De richtlijn en de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaten mag de in de haven geldende milieubeschermingsregels niet op losse schroeven zetten. Dit principe is een herbevestiging van het belang dat de Commissie aan milieubescherming hecht.
Het voorstel bevat geen regels met betrekking tot de bestuurlijke organisatie van de havens en laat de lidstaten de vrijheid zelf te beslissen in welke instanties als bevoegde autoriteiten optreden.
Overeenkomstig artikel 295 van het Verdrag doet het voorstel op geen enkele wijze afbreuk aan de regelgeving van de lidstaten met betrekking tot de eigendom van of in havens.
Het voorstel voorziet niet in geharmoniseerde of minimumnormen voor opleiding en kwalificaties van het personeel en voor de gebruikte uitrusting. Onverminderd de bestaande communautaire wetgeving en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel laat het de lidstaten de vrijheid passende regels voor te stellen en te handhaven mits deze met name transparant, niet-discriminerend en objectief zijn.
Tenslotte bevat het voorstel geen geharmoniseerde veiligheids- en milieuregels, maar steunt het op bestaande regels op grond waarvan op passende wijze rekening kan worden gehouden met specifieke nationale, regionale en lokale kenmerken.
Deze benadering spoort met de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 28 maart 2000 waar de Commissie, de Raad en de lidstaten is verzocht om, elk binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, 'de liberalisering te bespoedigen in sectoren zoals..... vervoer'. In het voorstel is rekening gehouden met de door het Europees Parlement, het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité naar voren gebrachte standpunten, naar aanleiding van de publicatie van het 'Groenboek van de Commissie inzake zeehavens en maritieme infrastructuur'; tevens geniet het aanzienlijke (zij het niet de unanieme) steun van de belanghebbende bedrijfssectoren.
In artikel 1 worden de doelstellingen van de richtlijn vermeld.
In artikel 2 wordt de reikwijdte van de richtlijn aangegeven. In dit artikel wordt gepreciseerd dat alleen diensten die binnen het havengebied en dus niet op bijvoorbeeld de naar havens leidende waterwegen worden geleverd onder de richtlijn vallen en wordt voorts onder verwijzing naar een bijlage uitgelegd op welke havendiensten de richtlijn betrekking heeft; tevens wordt voorzien in een drempelwaarde voor de havens waarboven de richtlijn van toepassing is.
In artikel 3 wordt uiteengezet dat de richtlijn alle verplichtingen onverlet laat die reeds op de bevoegde instanties rusten krachtens de Richtlijnen 92/50, 93/36, 93/37 en 93/38 inzake overheidsopdrachten. Bovendien is het zo dat, wanneer een van die richtlijnen reeds voorziet in het verplicht aanbesteden van een contract, het die richtlijnen zijn in plaats van de voorgestelde richtlijn die de wijze bepalen waarop dit moet gebeuren. Dit artikel waarborgt voorts de toepassing van de Richtlijnen 89/48, 92/51 en 99/42 inzake de wederzijdse erkenning van beroepsopleidingen, met name wanneer de lidstaten vergunningen afgeven op basis van de beroepskwalificaties van een dienstverlener.
In artikel 4 worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd.
In artikel 5 voorziet in de verplichting voor de lidstaten bevoegde instanties voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn aan te wijzen.
Artikel 6 bevat de basisregel dat de lidstaat een vergunning verplicht kan stellen voor de verleners van havendiensten. De voorwaarden voor de toekenning van die vergunning moeten transparant, niet-discriminerend, objectief, relevant en proportioneel zijn. Zij moeten openbaar worden gemaakt en dit geldt ook voor de procedure voor het verkrijgen van de vergunning. Dit artikel bevat een beperkte lijst van optionele criteria voor de toekenning van de vergunning, met name een lijst van openbare dienstverplichtingen. Tevens voorziet het in de verplichting voor de bevoegde instantie om passende opleidingen te verzorgen wanneer plaatselijke vakkennis onmisbaar is voor een potentiële dienstverlener, alsook in het recht van een dienstverlener zelf zijn personeel te kiezen.
In artikel 7 is de procedure vastgesteld die moet worden gevolgd wanneer het aantal dienstverleners in een haven beperkt moet worden. Dit artikel bevat evenwel de bepaling dat het hoogst mogelijke aantal dienstverleners moet worden toegelaten en dat in de sector vrachtafhandeling over het algemeen ten minste twee dienstverleners een vergunning moeten krijgen. Tevens schrijft dit artikel voor dat een besluit over eventuele beperkingen niet mag worden genomen door de havenbeheerder indien deze ook als dienstverlener in de betrokken haven optreedt of wil optreden.
Artikel 8 schrijft voor dat een procedure voor de selectie van dienstverleners moet worden opgezet; deze procedure moet transparant, objectief en niet-discriminerend zijn en daarbij moeten proportionele en relevante criteria worden gehanteerd. Het voorziet in een aantal fundamentele formaliteiten die bij de selectieprocedure moeten worden vervuld en maakt het tevens mogelijk intensief gebruik te maken van moderne elektronische communicatiemiddelen. Voorts bevat het bepalingen die betrekking hebben op de situatie waarin de havenbeheerder een dienst wil verlenen waarbij hij concurreert met een andere dienstverlener. In dat geval kan de havenbeheerder niet optreden als de voor het selectieproces verantwoordelijke autoriteit, maar moet daartoe een onafhankelijke instantie worden aangewezen.
Artikel 9 voorziet in het principe van een maximale looptijd voor na een selectieprocedure verleende vergunningen en koppelt die looptijd aan het criterium van investeringen in activa. De looptijd varieert namelijk afhankelijk van het feit of de dienstverlener geen of onbeduidende investeringen heeft verricht en of in roerende dan wel onroerende activa is geïnvesteerd. Er wordt melding gemaakt van een maximale looptijd.
Artikel 10 vereist dat de dienstverleners een afzonderlijke boekhouding voeren voor activiteiten op het gebied van havendiensten.
In artikel 11 is bepaald dat de regels van de richtlijn ook van toepassing zijn op zelfafhandeling en dat de voor zelfafhandeling geldende criteria in geen geval stringenter mogen zijn dan die welke zijn vastgesteld voor verleners van dezelfde of een vergelijkbare havendienst.
Artikel 12 heeft betrekking op de situatie waarin de havenbeheerder ook optreedt als dienstverlener. Het schrijft met name voor dat in dat geval de boekhouding met betrekking tot zijn activiteiten op het gebied van havendiensten gescheiden moet worden van de boekhouding over zijn overige activiteiten. Accountantscontrole wordt verplicht gesteld en het verslag van de accountant moet informatie bevatten over de financiële stromen tussen de verschillende activiteiten van de havenbeheerder. Dit artikel regelt ook de situatie waarin voor een specifieke dienst geen dienstverlener wordt gevonden en de havenbeheerder het noodzakelijk acht deze dienst zelf aan te bieden. Het bepaalt ook dat de havenbeheerder niet mag discrimineren tussen dienstverleners.
In artikel 13 is bepaald dat het selectieproces volledig transparant moet zijn en wordt lidstaten de verplichting opgelegd beroepsprocedures, met inbegrip van toetsing door de rechter, vast te stellen.
In artikel 14 wordt erop gewezen dat de richtlijn op geen enkele wijze van invloed is op de rechten en verplichtingen van de lidstaten ten aanzien van handhaving van de openbare orde en veiligheid in de haven, alsook wat milieubescherming betreft.
Artikel 15 waarborgt de toepassing van de sociale wetgeving.
Artikel 16 bevat overgangsbepalingen. Het staat toe dat bestaande vergunningen ongewijzigd geldig blijven zolang de haven de toegang tot de markt voor havendiensten niet beperkt, ook al moeten nieuwe vergunningen aan de regels van de richtlijn voldoen. Tevens bevat het artikel bepalingen met betrekking tot bestaande vergunningen die na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure zijn verleend en die in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn; deze vergunningen hoeven niet te worden aangepast. Voor alle andere vergunningen moeten nieuwe vergunningsprocedures worden doorlopen binnen een bepaalde overgangsperiode die varieert naar gelang van de omvang en de aard van de investeringen die zijn uitgevoerd door de dienstverlener die houder is van de vergunning.
Artikel 17 legt de lidstaten de verplichting op verslag uit te brengen over de toepassing van de richtlijn, en de Commissie om op basis van deze rapportage een verslag op te stellen dat in voorkomend geval samen met een voorstel voor een herziening wordt ingediend.
Artikel 18 voorziet in de verplichting voor de lidstaten deze richtlijn ten uitvoer te leggen.
Artikel 19 regelt de inwerkingtreding van de richtlijn.
Artikel 20 vermeldt de geadresseerden van de richtlijn.
Wat zijn de doelstellingen van het voorgenomen optreden, gelet op de verplichtingen van de Gemeenschap
-Met het voorstel wordt beoogd te komen tot een meer systematische toepassing van de regels van het Verdrag (vier vrijheden en mededingingsregels) in de havensector. Het voorziet in procedureregels die moeten waarborgen dat alle huidige en potentiële dienstverleners een eerlijke kans krijgen om zich toegang te verschaffen tot de markt voor havendiensten. Dit zal op zijn beurt leiden tot een verbetering van de havendiensten en zal een stimulans vormen om beter gebruik te maken van het zeevervoer als een alternatieve vervoerswijze, alsook van gecombineerd vervoer, daar beide de druk op het vervoersnet van de Gemeenschap kunnen verlichten.
Overeenkomst artikel 295 van het Verdrag spreekt het voorstel zich niet uit over de voor de haveninstallaties en aanbieders van havendiensten geldende eigendomsregeling; het voorziet echter wel in een systeem van gelijke rechten en kansen voor private en publieke dienstverleners.
1.2. Heeft het voorgenomen optreden betrekking op een gebied waarop uitsluitend de Gemeenschap bevoegd is of wordt deze bevoegdheid met de lidstaten gedeeld-
Voor dit optreden geldt een gedeelde bevoegdheid overeenkomstig artikel 80, lid 2, van het Verdrag.
1.3. Wat is de communautaire dimensie van het probleem (hoeveel lidstaten zijn er bijvoorbeeld bij betrokken en welke oplossing is er tot op heden gebruikt)-
De richtlijn heeft betrekking op alle kuststaten in de Gemeenschap. Hoewel in de afgelopen jaren de lidstaten over het algemeen aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt bij het verlenen van vrije toegang tot havendiensten, bestaan er momenteel in de praktijk grote discrepanties zowel wat betreft de voor havendiensten geldende regeling als de procedures die worden gevolgd voor de uitoefening van de door het Verdrag gewaarborgde rechten.
Om te zorgen voor toegang tot de markt voor havendiensten en daarbij concurrentievervalsing te voorkomen moeten de nationale regels en praktijken voor zover nodig worden verbeterd en geharmoniseerd.
1.4. Wat is de meest doelmatige aanpak, gelet op de mogelijkheden van de Gemeenschap en de lidstaten-
Gezien de huidige discrepanties in de mate van toegang tot de markt voor havendiensten tussen de lidstaten en zelfs binnen afzonderlijke lidstaten, en de over het algemeen onduidelijke en onbevredigende procedureregels, met name wanneer zowel private als publieke dienstverleners in dezelfde haven actief zijn, is er behoefte aan voor de hele Gemeenschap geldende basisregels. Deze geven de lidstaten overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel een aanzienlijke speelruimte om met name rekening te houden met de specifieke geografische kenmerken van de havens en de uiteenlopende eisen inzake maritieme veiligheid en milieubescherming.
Het voorstel bevat gemeenschappelijke regels die met name betrekking hebben op:
-de toepassing van het principe van vrije verlening van havendiensten;
-het recht van de lidstaten om een voorafgaande vergunning verplicht te stellen;
-het recht van de lidstaten om het aantal dienstverleners te beperken;
-de te volgen procedures, inclusief wat de transparantie daarvan betreft;
-de uitoefening van het recht tot zelfafhandeling;
-de looptijd van de vergunningen;
-de rechten en verplichtingen van de havenbeheerders in hun dubbele functie van bevoegde instantie en dienstverlener;
-beroepsprocedures.
1.5. Wat is de concrete meerwaarde van het voorgenomen optreden van de Gemeenschap en wat zijn de kosten als er niets wordt gedaan-
Gezien de huidige situatie, die het gevolg is van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren, is het hoogst onwaarschijnlijk dat in de gehele Gemeenschap een bevredigende situatie zal ontstaan waarin de uitoefening van de vrijheid van havendiensten te verlenen wordt gewaarborgd en de concurrentie tussen de dienstverleners en de verschillende lidstaten niet wordt vervalst. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat de lidstaten, ondanks het feit dat zij voortgang maken bij het bevorderen van vrije toegang tot de markt voor havendiensten, een gemeenschappelijk communautair regelgevingskader missen, met onsamenhangende, grillige en onbevredigende ontwikkelingen als gevolg.
1.6. Welke middelen zijn er voor het optreden van de Gemeenschap beschikbaar (aanbevelingen, financiële steun, regelgeving, wederzijdse erkenning, enz....)-
Gezien de complexiteit van de havenregelingen van de lidstaten en de discrepanties tussen havens qua omvang, functie en eisen inzake maritieme veiligheid en milieubescherming, wordt een richtlijn als het meest adequate wetgevingsinstrument beschouwd, aangezien daarbij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk kader aan de lidstaten wordt overgelaten.
1.7. Is uniforme regelgeving nodig of kan worden volstaan met een richtlijn waarin de algemene beginselen worden geformuleerd en waarbij de uitvoering aan de lidstaten wordt overgelaten-
Zie 4.6 hierboven.