Toelichting bij COM(2001)162 - Behoud van de biologische diversiteit - Actieplannen op het terrein van het behoud van natuurlijke hulpbronnen, landbouw, visserij, alsmede ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)162 - Behoud van de biologische diversiteit - Actieplannen op het terrein van het behoud van natuurlijke hulpbronnen, landbouw, ... |
---|---|
bron | COM(2001)162 |
datum | 27-03-2001 |
|
52001DC0162(05)
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Biodiversiteitsactieplan voor economische en ontwikkelingssamenwerking /* COM/2001/0162 def. */
Inhoudsopgave
- Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Biodiversiteitsactieplan voor economische en ontwikkelingssamenwerking
- 1. Biodiversiteit in ontwikkelingslanden
- 1.1. Context
- 1.2. Doelstellingen van het biodiversiteitsactieplan (BAP)
- 1.3. Doelstellingen ontwikkelingssamenwerking
- 2. Thema's voor actie binnen de Europese Gemeenschap
- 2.1. Europese communautaire coördinatie
- 2.2. Versterking van de capaciteit binnen de Europese Commissie
- 3. Economische en ontwikkelingssamenwerking
- 3.1. Biodiversiteitsstrategieën en -actieplannen van ontwikkelingslanden
- 3.2. Instandhouding en duurzaam gebruik van biodiversiteit
- 3.2.1. Productiesystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van gedomesticeerde soorten: landbouw, veeteelt, aquacultuur, plantagebosbouw
- 3.2.2. Productiesystemen die betrekking hebben op niet-gedomesticeerde soorten - exploitatie van natuurlijke bossen, visserij, wilde flora en fauna
- 3.2.3. Beschermde gebieden
- 3.3. Milieueffectrapportage en strategische milieueffectbeoordeling
- 3.4. Billijke verdeling van kosten en baten van het gebruik van biodiversiteit
- 3.5. Onderzoek, uitwisseling van informatie en overdracht van technologie
- 3.6. Educatie en bewustmaking
- 4. Tenuitvoerlegging
- 4.1. Financiële middelen
- 4.2. Monitoring
- 1. Biodiversiteit in ontwikkelingslanden
- 1.1. Context
- 1.2. Doelstellingen van het biodiversiteitsactieplan (BAP)
- Doelstellingen van de EG-strategie inzake biodiversiteit voor economische en ontwikkelingssamenwerking
- 1.3. Doelstellingen ontwikkelingssamenwerking
- 2. Thema's voor actie binnen de Europese Gemeenschap
- 2.1. Europese communautaire coördinatie
- 2.2. Versterking van de capaciteit binnen de Europese Commissie
- 3. Economische en ontwikkelingssamenwerking
- 3.1. Biodiversiteitsstrategieën en -actieplannen van ontwikkelingslanden
- 3.2. Instandhouding en duurzaam gebruik van biodiversiteit
- 3.2.1. Productiesystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van gedomesticeerde soorten: landbouw, veeteelt, aquacultuur, plantagebosbouw
- 3.2.2. Productiesystemen die betrekking hebben op niet-gedomesticeerde soorten - exploitatie van natuurlijke bossen, visserij, wilde flora en fauna
- 3.2.3. Beschermde gebieden
- 3.3. Milieueffectrapportage en strategische milieueffectbeoordeling
- 3.4. Billijke verdeling van kosten en baten van het gebruik van biodiversiteit
- 3.5. Onderzoek, uitwisseling van informatie en overdracht van technologie
- 3.6. Educatie en bewustmaking
- 4. Tenuitvoerlegging
- 4.1. Financiële middelen
- 4.2. Monitoring
- Bijlage I - Doelstellingen van de Strategie inzake Biodiversiteit en Actiepunten van het BAP
- Bijlage II - Aan ALA/ACS-landen ten behoeve van het milieu verleende steun
- Bijlage III - DAC-criteria voor programma's/projecten die voldoen aan de doelstellingen van het VBD
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Biodiversiteitsactieplan voor economische en ontwikkelingssamenwerking
INHOUDSOPGAVE
3.2.1. Productiesystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van gedomesticeerde soorten: landbouw, veeteelt, aquacultuur, plantagebosbouw
3.2.2. Productiesystemen die betrekking hebben op niet-gedomesticeerde soorten - exploitatie van natuurlijke bossen, visserij, wilde flora en fauna
Bijlage I - Doelstellingen van de Strategie inzake Biodiversiteit en Actiepunten van het BAP
Bijlage II - Aan ALA/ACS-landen ten behoeve van het milieu verleende steun
Bijlage III - DAC-criteria voor programma's/projecten die voldoen aan de doelstellingen van het VBD 27
1. Veel mensen in ontwikkelingslanden zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van de biodiversiteit, en wel door het directe gebruik van een grote verscheidenheid aan gedomesticeerde en semi-gedomesticeerde gewassen, vee, bomen, vis, enz., aangevuld met een groot aantal producten die worden verzameld in de natuur, waaronder medicijnen, andere voedingsmiddelen, bouwmaterialen, enz. Bovendien levert de biodiversiteit in ontwikkelingslanden een groot aantal indirecte en/of 'intergenerationele' voordelen op, waarvan de invloedssfeer varieert van lokaal tot wereldwijd. Het gaat hierbij onder meer om een aantal 'diensten' van het ecosysteem, zoals bevordering van de vorming van vruchtbare bodems, filtratie van vervuild water, stabilisering van berghellingen en kustlijnen, enz. Mondiaal behelzen de voordelen van biodiversiteit bijvoorbeeld klimaatstabilisering, een schat aan genetische informatie en een enorme soortenrijkdom aan planten, dieren en micro-organismen.
2. Het grootste deel van de biodiversiteit in de wereld is te vinden in ontwikkelingslanden in de tropen. Maar deze biodiversiteit is momenteel sneller dan ooit aan het verdwijnen. Als directe oorzaken van de verarming van de biodiversiteit kunnen overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, het verdwijnen van natuurlijke habitats en de introductie van uitheemse soorten worden genoemd. Maar aan deze oorzaken liggen vaak onderliggende oorzaken ten grondslag die verband houden met tekortkomingen op het gebied van het beleid, de markt en het bestuur, met demografische en klimatologische omstandigheden, met een gebrek aan kennis en een beperkte institutionele capaciteit. Het gevolg is dat veel arme groepen steeds armer worden en dat de biodiversiteit in een steeds hoger tempo afneemt. Voorts is het duidelijk dat de verarming van de biodiversiteit alleen een halt kan worden toegeroepen als de kosten en de baten van de instandhouding en het duurzame gebruik van biodiversiteit worden geïntegreerd in het streven naar maatschappelijke en economische ontwikkeling van individuen en volkeren.
3. Dit actieplan baseert zich op de doelstellingen van de strategie van de Europese Gemeenschap inzake biodiversiteit en bekijkt hoe deze doelstellingen kunnen worden bereikt in de context van de internationale ontwikkelingsdoelstellingen. Twee ontwikkelingsdoelstellingen zijn van bijzonder belang: de ontwikkeling van nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling, teneinde de verarming van natuurlijke hulpbronnen in de periode tot 2015 ten goede te keren, en het voor de helft terugdringen van de armoede in 2015.
4. Met de publicatie van de Strategie van de Europese Gemeenschap inzake biodiversiteit (1998) werd een aantal biodiversiteitsdoelstellingen vastgesteld inzake economische en ontwikkelingssamenwerking. Dit BAP stelt zich in de eerste plaats ten doel acties vast te stellen waarmee deze doelstellingen kunnen worden bereikt. Elke cursief gedrukte actie is gekoppeld aan (een) bepaalde doelstelling(en) [tussen vierkante haken]. Alle doelstellingen verwijzen naar acties in bijlage 1. De opbouw van het BAP volgt de hoofdthema's van de Strategie inzake biodiversiteit en geeft de achterliggende gedachte van elke actie weer in de context van activiteiten op het gebied van economische en ontwikkelingssamenwerking.
5. De drie doelstellingen van dit biodiversiteitsactieplan luiden dan ook:
* het vaststellen van prioritaire acties die zich richten op de doelstellingen van de strategie inzake biodiversiteit, waarbij reeds in de strategie inzake biodiversiteit genoemde acties worden opgenomen;
* het vaststellen van prioritaire acties voor de integratie van biodiversiteit in de beleidsmaatregelen, programma's en projecten die worden ontwikkeld en gefinancierd via economische en ontwikkelingssamenwerking van de EG;
* het vaststellen van acties die bijdragen tot de opbouw van de capaciteit van de Europese Commissie om de biodiversiteitsproblematiek als onderdeel van de economische en ontwikkelingssamenwerking aan te pakken.
Doelstellingen van de EG-strategie inzake biodiversiteit voor economische en ontwikkelingssamenwerking
Aan doelstellingen met betrekking tot de biodiversiteit een belangrijke plaats toekennen in de communautaire strategieën voor economische en ontwikkelings samenwerking en in de politieke dialoog met ontwikkelings landen en overgangseconomieën. Doelstellingen met betrekking tot de biodiversiteit dienen te worden geïntegreerd in ontwikkelingsprojecten binnen de verschillende sectoren van de economie van de begunstigde landen om te zorgen voor een grotere samenhang tussen het communautaire beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en andere communautaire beleids terreinen, zoals internationale handel, landbouw en visserij.
Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen bevorderen, met name met betrekking tot bossen, grasland en mariene en kustecosystemen.
De capaciteit versterken van de instanties die bij de instandhouding en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit zijn betrokken.
De toepassing van MER's verder integreren in ontwikkelingssamenwerking.
De uitvoering van deze strategie en de daaruit voortvloeiende actieplannen coördineren met de strategieën van derde landen om te zorgen voor samenhang tussen de communautaire steun aan derde landen en de doelstellingen van het eigen biodiversiteitsbeleid van die landen.
Zorgen voor complementariteit en coördinatie van de beleidsmaatregelen en benaderingen in de steunprogramma's van de Gemeenschap en de lidstaten, alsmede met andere donoren en internationale instellingen, met name het Wereldmilieufonds, met het oog op de coherente uitvoering van het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD).
Voldoende financiële middelen voor biodiversiteit ter beschikking stellen, zowel in het kader van bilaterale steunprogramma's als voor internationale mechanismen (bijvoorbeeld het VBD).
Regelingen voor de integratie van biodiversiteitsdoelstellingen in het landbouwbeleid van de landen die kandidaat zijn voor toetreding bevorderen i.
6. De biodiversiteitsdoelstellingen moeten worden benaderd in de context van andere beleidsmaatregelen en doelstellingen voor ontwikkelingssamenwerking, zoals het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap, de Cotonou-overeenkomst (2000), de Verordeningen voor Azië en Latijns-Amerika (Asia and Latin America Regulations) (1992) en sectorbeleidsverklaringen. Deze houden op hun beurt weer verband met de internationale ontwikkelingsdoelen die de EG en de EU-lidstaten zijn overeengekomen. In deze doelen, waarin zaken als armoede, onderwijs, gezondheidszorg en milieu i centraal staan, wordt onderkend dat al deze kwesties tegelijkertijd dienen te worden aangepakt binnen de context van duurzame ontwikkeling.
7. Een belangrijk ontwikkelingsdoel is de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling (NSDO's) in de periode tot 2005, als hulpmiddel om ervoor te zorgen dat de huidige trends van aantasting en verlies van natuurlijke hulpbronnen zowel wereldwijd als op nationaal niveau in 2015 daadwerkelijk zijn omgebogen. Bij NSDO's moet eerder worden gedacht aan een proces dan aan een concreet document of planningsinitiatief. Bij deze processen dient rekening te worden gehouden met bestaande strategieën en actieplannen, waaronder nationale actieplannen inzake biodiversiteit en nationale milieu actieplannen, waarbij het accent moet liggen op de integratie van economische en maatschappelijke ontwikkeling en milieubescherming.
8. Een tweede belangrijk ontwikkelingsdoel is armoedebestrijding: het percentage mensen dat in extreme armoede leeft in ontwikkelingslanden dient in 2015 ten minste te zijn gehalveerd. Biodiversiteit is een groot goed van vele arme gemeenschappen en zou moeten worden aangewend voor de duurzame vermindering van de armoede. Maar de verbanden tussen biodiversiteit en armoede zijn complex en moeilijk te voorspellen; in verschillende omstandigheden kan de verarming van de biodiversiteit door toegenomen of juist door afgenomen armoede worden veroorzaakt. De verbanden tussen biodiversiteit en armoede dienen systematisch vanuit alle invalshoeken te worden onderzocht om tot haalbare mogelijkheden te komen voor de integratie van de instandhouding van de biodiversiteit en duurzame exploitatie in het kader van duurzame ontwikkeling.
9. Biodiversiteit is een kernaspect van het milieu en wordt daarom opgenomen in het beleid van de EG om ecologisch denken te integreren in alle terreinen van economisch en ontwikkelingsbeleid, -programma's en -projecten. Het beleid is uitgewerkt in de mededeling van de Commissie betreffende de integratie van het milieu en duurzame ontwikkeling in het beleid inzake economische en ontwikkelingssamenwerking (1999), waarin duidelijk wordt gemaakt hoe milieubeheer, waaronder het beheer van de biodiversiteit, duurzame ontwikkeling ondersteunt. Het onderhavige biodiversiteitsactieplan operationaliseert deze ontwikkelingsdoelen en verplichtingen ten aanzien van het milieu.
10. Het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie schetst het belang van het milieu voor de ontwikkelingssamenwerking: 'De eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap.' De EU-lidstaten en de EG hebben aangegeven dat zij de zorg voor de biodiversiteit in de ontwikkelingssamenwerking willen opnemen door het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD) te ratificeren en verschillende lidstaten hebben aparte beleidsverklaringen uitgebracht over de biodiversiteit in ontwikkelings samenwerking. Door het VBD te ondertekenen hebben de lidstaten en de EG zich ook verplicht tot het bereiken van de doelstellingen van dat verdrag door middel van steun aan andere landen in overeenstemming met de artikelen 5 (Samenwerking) en 20 (Financiële middelen) van het VBD.
11. De EG heeft een relatief voordeel bij het verlenen van financiële steun aan praktisch alle ontwikkelingslanden, vaak in grotere volumes dan de afzonderlijke lidstaten. De EG heeft ook het voordeel een hoofdrol te kunnen spelen in regionale projecten en de complementariteit tussen de EG en de lidstaten te kunnen bevorderen. Maar deze voordelen treden niet automatisch op en vergen de actieve betrokkenheid van de Commissie en de lidstaten. Dit geldt voor alle sectoren, maar met name voor het milieu en de biodiversiteit, waar de betrokken instellingen bij de toewijzing van middelen door de overheid vaak een lage prioriteit hebben. Een van de manieren waarop coördinatie terzake momenteel wordt bereikt is via de groep van deskundigen van de Europese Commissie en de EU-lidstaten (EC/EU Member States Expert Group (MSEG)) voor biodiversiteit (bekend als de Adviesgroep biodiversiteit in de tropen (Tropical Biodiversity Advisers Group)). Deze groep is een informeel technisch forum voor de uitwisseling van ideeën tussen instellingen voor ontwikkelingssamenwerking en komt elk half jaar bijeen. ActiE 1: Het blijven ondersteunen en het spelen van een actieve rol in de activiteiten van de groep van deskundigen van de EC en de EU-lidstaten op het gebied van biodiversiteit in ontwikkelingslanden (MSEG) ten behoeve van de harmonisering van beleid, de monitoring van gevolgen en de verslaglegging en ter verbetering van de uitwisseling van informatie (onder meer via een website). [doelstelling 6]
12. Naast de steun via ontwikkelingssamenwerking leveren alle EU-lidstaten bijdragen aan het Wereldmilieufonds (GEF - Global Environment Facility). De EG is echter geen lid van het GEF en is niet betrokken bij de besluitvorming over GEF-beleid. Een groter effect en grotere doelmatigheid zijn waarschijnlijk mogelijk als de grootste donoren inzake biodiversiteit (EG en GEF) hun activiteiten onderling beter zouden coördineren en een complementaire aanpak voor instandhouding en ontwikkeling zouden ontwikkelen. Ook de samenwerking met de Wereldbank, regionale ontwikkelingsbanken en dergelijke zou verder moeten worden ontwikkeld.
13. Bij de instrumenten op het gebied van economische en ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van het milieu (met inbegrip van de biodiversiteit) gaat het om de volgende fondsen: Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), de begrotingslijnen voor Azië, Latijns-Amerika en het Middellandse-Zeegebied (ALA-MED), alsmede twee horizontale begrotingslijnen (B7-6200 en B7-6201; zie voor de uitgaven bijlage 2). Tussen 1996 en 1998 werden er in ACS- en ALA-regio's 215 projecten gefinancierd die voldeden aan de criteria van de OESO/DAC voor het bereiken van de doelstellingen van het VBD (bijlage 3) met een totale aangegane verplichting ten bedrage van 64 miljoen euro. Extra fondsen werden toegezegd vanuit de begrotingslijn Milieu (er werd een betalingsverplichting aangegaan voor 127 miljoen euro voor de periode 1993-1999) en vanuit de begrotingslijn Tropische bossen (betalingsverplichting ten belope van 324 miljoen euro voor dezelfde periode). Ondanks deze relatief grote investeringen is er in de Commissie een beperkte technische capaciteit om de biodiversiteits- of milieuproblematiek in het kader van de economische en ontwikkelingssamenwerking aan te pakken.
14. Het grootste deel van de uitgaven van de EG voor ontwikkelingssamenwerking heeft betrekking op activiteiten die niet primair milieudoelen hebben, maar die vaak belangrijke directe of indirecte gevolgen hebben voor de biodiversiteit. Er bestaan derhalve goede mogelijkheden, maar een zeer beperkte capaciteit om de biodiversiteitsproblematiek in deze sectorale programma's te integreren (bijvoorbeeld landbouw, vervoer, enz.). Er is ook beperkte technische capaciteit bij de delegaties of de desbetreffende landendesks in Brussel voor de uitvoering van de noodzakelijke strategische milieueffectbeoordelingen om ervoor te zorgen dat biodiversiteit op de agenda staat bij de landendialoog betreffende de samenwerkings strategie documenten (nationale/regionale indicatieve programma's (NIP's/RIP's) en landen strategiedocumenten (CSP's)) en strategiedocumenten inzake armoedebestrijding (PRSP's). ActiE 2: De biodiversiteitsproblematiek integraal opnemen in het herziene milieuhandboek i. Er zorg voor dragen dat de biodiversiteit een van de aandachtspunten wordt bij de werkzaamheden van de milieuhelpdesk, teneinde de EC te ondersteunen bij de programmering, de identificatie, de formulering en de monitoring van de integratie van biodiversiteitsaspecten in ontwikkelings samenwerking. [doelstellingen 1, 3 & 4]
15. Voor de middellange termijn dienen er middelen te worden gereserveerd voor de financiering van een milieuhelpdesk ter ondersteuning van ambtenaren die zich bezighouden met ontwikkelingssamenwerking, zowel in Brussel als bij de delegaties. Deze helpdesk zou vóór alles ondersteuning moeten verlenen bij het formuleren van de opdrachten voor strategische milieueffectbeoordelingen (SMB's - voor NIP's/CSP's en beleidsmaatregelen of programma's) en milieueffectrapportages (MER's - voor projecten) en effectrapporten moeten beoordelen i.
16. Naast de aanpak van essentiële tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van SMB's en MER's is er behoefte aan een uitgebreid opleidingsprogramma om de capaciteit inzake tenuitvoerlegging van MER's en SMB's binnen de Commissie te versterken. Dit zou moeten worden gekoppeld aan bewustmaking en opleiding op het gebied van risicobeoordeling voor de tenuitvoerlegging van het bioveiligheidsprotocol van het VBD; hierbij dient het accent te liggen op beleids- en beheersaspecten in relatie tot genetisch gemodificeerde organismen (GGO's).
17. Ten slotte heeft een aantal EG/EU-beleidsmaatregelen een sterke invloed op de biodiversiteit in ontwikkelingslanden. Het gaat hierbij om het handelsbeleid (bijvoorbeeld quota's en tarieven voor uit ontwikkelingslanden geïmporteerde goederen), landbouw (bijvoorbeeld subsidies voor Europese gewassen) en visserij (bijvoorbeeld visserijovereenkomsten), op welke terreinen de EG bevoegd is om voor geheel Europa beleid te ontwikkelen en actie te ontplooien. Deze beleidsmaatregelen kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de biodiversiteit in ontwikkelingslanden, die nader dienen te worden bestudeerd en waar meer inzicht in moet worden verkregen. De nadruk dient te liggen op het vermogen van deze beleidsmaatregelen om duurzame ontwikkeling te ondersteunen op basis van de instandhouding en het beheer van de bestaande biodiversiteit/natuurlijke hulpbronnen.
18. Op basis van de ervaring die met reeds afgeronde en nog lopende programma's en projecten is opgedaan, hebben zich een aantal grondbeginselen uitgekristalliseerd die verder zijn ontwikkeld via overleg tussen zowel EG/EU-lidstaten als ontwikkelingslanden. Van deze lessen uit het verleden zal in nieuwe programma's, projecten en beleidsmaatregelen kunnen worden geprofiteerd. Zij ondersteunen een effectieve en duurzame aanpak van de instandhouding en het duurzame gebruik van de biodiversiteit en zijn dan ook van toepassing op alle in dit hoofdstuk vastgestelde activiteiten.
Zeven grondbeginselen i voor effectieve en duurzame projecten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, waarbij rekening wordt gehouden met biodiversiteitsaspecten en die in overeenstemming zijn met de beginselen van de ecosysteemaanpak van het VBD.
Te werk gaan vanuit een invalshoek waarbij het ecosysteem centraal staat en een multisectorale benadering van ontwikkelingsprogramma's hanteren, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor aanverwante sectoren en voor de latere processtadia.
Waarborgen/stimuleren van volledige deelname van belanghebbenden, waaronder samenwerking met het maatschappelijk middenveld, de overheid en de particuliere sector.
Waarborgen dat programma's en projecten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking stroken met het bredere beleidskader en/of dat voor ondersteunend beleid en ondersteunende wetgeving veranderingen worden doorgevoerd.
Waarborgen dat institutionele afspraken doelmatig, transparant, niet-vrijblijvend, volledig en responsief zijn.
Bevorderen van een eerlijke en billijke verdeling van kosten en baten van de instandhouding en het duurzame gebruik van de biodiversiteit, op lokaal, nationaal en internationaal niveau.
Verschaffen en gebruiken van nauwkeurige, passende, multidisciplinaire informatie die toegankelijk is voor en wordt begrepen door alle belanghebbenden.
Activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking moeten worden ontwikkeld tegen de achtergrond van lokale/nationale structuren, processen en mogelijkheden en trachten deze te verbeteren.
19. Ontwikkelingslanden zijn bezig met de ontwikkeling van nationale strategieën en actieplannen inzake biodiversiteit, waarbij de biodiversiteit wordt geïntegreerd op het nationale planningsniveau. Belangrijke beperkingen bij het uitvoeren van strategieën ten behoeve van de biodiversiteit zijn: gebrek aan informatie en bewustzijn, beperkte beheerscapaciteit, beperkte technische capaciteit en beperkte financiële middelen, een zwak wettelijk en beleidskader voor het beheer van natuurlijke hulpbronnen en beschermde gebieden op basis van samenwerking.
20. Als gevolg van deze zwakke punten zijn veel nationale actieplannen inzake biodiversiteit niet gerelateerd aan nationale ontwikkelingsprioriteiten zoals campagnes ter bestrijding van armoede of ter verbetering van de voedselzekerheid. De meeste actieplannen inzake biodiversiteit richten zich op de bescherming van de biodiversiteit en houden zich nauwelijks bezig met het duurzame beheer ervan. Nationale biodiversiteits actieplannen dienen integraal deel uit te maken van nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling of van equivalente nationale mechanismen voor de integratie van economische, maatschappelijke en ecologische factoren in nationale ontwikkelingsplannen.
21. Nationale actieplannen inzake biodiversiteit moeten ook rekening houden met het feit dat diverse bevolkingsgroepen op verschillende niveaus afhankelijk zijn van de biodiversiteit. Bosbewoners, veeherders, arme mensen, ouderen, enz. hebben allemaal weer andere behoeften ten opzichte van en kennis ten aanzien van de biodiversiteit. En binnen deze groepen gaan vrouwen qua gebruik en beheer weer anders om met de biodiversiteit dan mannen.
22. De link tussen nationale plannen en internationale beleidsontwikkeling is vaak zwak. Dit kan ertoe leiden dat op internationaal niveau beleidsoriëntaties worden overeengekomen die moeilijk uitvoerbaar zijn in ontwikkelingslanden. Zulks geldt niet uitsluitend voor het beleid dat wordt ontwikkeld in fora die de biodiversiteit als specifiek werkterrein hebben (bijvoorbeeld VBD, CITES, Ramsar), maar ook voor de werkzaamheden van fora die een grote invloed hebben op de biodiversiteit (bijvoorbeeld het Raamverdrag inzake klimaatverandering en het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming). Bij het aanvullen van de lacunes op het stuk van capaciteit moet worden samengewerkt met andere instanties, bijvoorbeeld de Wereldbank, het WMF en diverse VN-organisaties, -instanties, -programma's en -initiatieven, met name de FAO, UNEP en het VN-Bossenforum.
23. Een belangrijk voorbeeld van de noodzaak van capaciteitsopbouw betreft de tenuitvoerlegging van het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid. Nu dit protocol in werking is getreden, zullen de ontwikkelingslanden de bioveiligheids problematiek in hun nationale ontwikkelingsstrategieën moeten integreren en juridisch vorm moeten geven teneinde de risico's voor het milieu en voor het levensonderhoud van de mensen te kunnen beoordelen die aan de introductie van levende (genetisch) gemodificeerde organismen (LGO's) zijn verbonden. De ontwikkelde landen hebben de plicht, hun medewerking te verlenen bij de ontwikkeling en versterking van de personele middelen en de institutionele capaciteit inzake bioveiligheid met het oog op een doeltreffende uitvoering van het protocol. In het kader van de lopende (en eerdere) specifieke onderzoekprogramma's inzake internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking worden (en werden) talrijke projecten gesteund die voor dit type capaciteitsopbouw in ontwikkelings landen relevant zijn. Er is meer steun nodig voor de integratie van het biodiversiteitsaspect in de nationale ontwikkelingsstrategieën en het opstellen en ten uitvoer leggen van participatieve nationale biodiversiteits-actieplannen. ActiE 3: Steun voor capaciteitsopbouw, in samenwerking met andere instanties, met het oog op de integratie van het biodiversiteitsaspect in de nationale ontwikkelingsstrategieën en het opstellen en ten uitvoer leggen van participatieve nationale biodiversiteits actieplannen, waarbij met name wordt toegezien op de verenigbaarheid daarvan met de NSDO-processen en sectorale plannen zoals nationale bosprogramma's, en waarbij wordt voorzien in effectieve maatregelen om het Protocol inzake bioveiligheid ten uitvoer te leggen. Capaciteitsopbouw is ook nodig om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingslanden hun standpunt kunnen verdedigen in internationale fora. [doelstellingen 1, 3, 5 & 6]
24. Biodiversiteit vormt een centraal element van de sectoren die steunen op natuurlijke hulpbronnen: landbouw, veeteelt, visserij en bosbouw. Ook vormt zij een belangrijke basis voor andere sectoren zoals de gezondheidszorg (bijvoorbeeld inheemse geneesmiddelen) en het toerisme (bijvoorbeeld ongerepte natuurgebieden). Als zodanig biedt de biodiversiteit een aantal mogelijkheden ter ondersteuning van het levensonderhoud door direct gebruik. Voor een groot aantal mensen in ontwikkelingslanden biedt de biodiversiteit de verscheidenheid aan hulpbronnen die zorgt voor voldoende veerkracht om schokken en veranderingen als gevolg van ziekte, slecht weer, veranderingen in markten of productiemiddelen (bijvoorbeeld meststoffen) te kunnen opvangen.
25. Deze directe toepassingen worden aangevuld door indirecte toepassingen van biodiversiteit, zoals bodembehoud, vruchtbaarheid van de bodem, waterfiltratie, enz. en niet-gebruikswaarden, waarbij te denken valt aan het behoud van hulpbronnen voor toekomstige generaties alsmede godsdienstige, ceremoniële en andere sociaal-culturele waarden.
26. De instandhouding en het duurzame gebruik van de biodiversiteit zijn twee van de drie hoofddoelstellingen van het VBD (zie kader) die moeten worden bereikt door de volledige scala aan biodiversiteitswaarden in aanmerking te nemen en door rekening te houden met de verschillen tussen gedomesticeerde planten en dieren enerzijds en planten en dieren die afkomstig zijn van de randgebieden van landbouwgrond en van braakland en grotendeels onbeheerde, wilde ecosystemen anderzijds.
Instandhouding heeft betrekking op de..."instandhouding van ecosystemen en natuurlijke habitats en het behoud en herstel van levensvatbare populaties van soorten..." (VBD, artikel 2) en omvat het herstel van aangetaste ecosystemen.
Duurzaam gebruik is 'het gebruik van bestanddelen van de biologische diversiteit op een wijze en in een mate die niet leidt tot een langdurige afname van de biologische diversiteit, waarbij het vermogen van de biologische diversiteit om tegemoet te komen aan de behoeften en verlangens van huidige en toekomstige generaties, behouden blijft' (VBD, artikel 2).
27. De biologische diversiteit kan de ontwikkeling van de mens ondersteunen in productieve landschappen waar een verscheidenheid aan geïntegreerde activiteiten plaatsvindt, van bescherming (behoud) via duurzaam gebruik van natuurlijke ecosystemen tot de omzetting van natuurlijke habitats in agrarische landschappen. De ecosysteemaanpak van bodembestemming is een steeds terugkerend kenmerk van beheersplannen in ontwikkelingslanden: zie bijvoorbeeld de 'ridge-to-reef'-aanpak voor kleine eilandstaten in ontwikkeling; programma's voor integraal kustbeleid; multifunctionele landinrichting en ruimtelijke ordening, enz. De aanpak benadrukt de onderlinge verbanden tussen verschillende activiteiten en sectoren en zorgt ervoor dat de doelstellingen 'instandhouding' en 'duurzaam gebruik' kunnen worden bereikt door een brede scala van acties in een enkel landschap. De aanpak onderkent ook dat er voor de ondersteuning van een rijke biodiversiteit en menselijke ontwikkeling een brede verscheidenheid aan habitats nodig is waarin door de mens in uiteenlopende mate is ingegrepen.
28. Zonder afbreuk te willen doen aan het sectoroverschrijdende karakter van de biodiversiteit zijn de voorgestelde acties onder de volgende koppen gerangschikt: intensieve productiesystemen, productiesystemen die betrekking hebben op niet-gedomesticeerde soorten, beschermde gebieden, milieueffectrapportage. Gemeenschappen op het platteland maken gebruik van een combinatie van twee of meer van deze systemen, maar deze opdeling maakt het mogelijk dat verschillende aspecten worden behandeld door verschillende sectoren/ministeries die bevoegd zijn voor de planning en uitvoering van activiteiten op het gebied van ontwikkelings samenwerking (bijvoorbeeld ministerie van landbouw, ministerie van visserij, enz.). De acties zijn gericht op prioritaire problemen in ontwikkelingslanden en zullen moeten worden uitgewerkt in specifieke programma's en projecten met partners in de ontwikkelingslanden.
3.2.1. Productiesystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van gedomesticeerde soorten: landbouw, veeteelt, aquacultuur, plantagebosbouw
29. Hoewel niet meer dan vier gewassen goed zijn voor 63% van de plantaardige calorieopname in de wereld, staan er zo'n 7000 plantensoorten als eetbaar te boek; terwijl slechts 14 zoogdier- en vogelsoorten het overgrote deel van het vee uitmaken dat in de hele wereld wordt gehouden, leveren meer dan 200 soorten de eiwitten voor consumenten op het platteland en in de steden; zes soorten vis zijn goed voor 25% van de wereldwijde visvangst, maar honderden vissoorten worden gegeten. Er bestaan tienduizenden boomsoorten, maar slechts een handvol wordt op grote schaal geplant. Omdat het levensonderhoud van zoveel mensen afhankelijk is van zo weinig soorten, dient er meer te worden geïnvesteerd in de instandhouding van de genetische en soortenbiodiversiteit.
* De domesticering van planten en dieren concentreert zich op slechts een paar soorten die over de hele wereld zijn verspreid. Maar de introductie van een beperkt aantal soorten/variëteiten, die in veel gebieden met een hoge productie vaak een bredere verscheidenheid aan lokale variëteiten en rassen hebben vervangen, brengt het risico mee dat de kwetsbaarheid van de voedselvoorziening toeneemt door het ontstaan van nieuwe varianten van ziekten en plagen, terwijl ook het risico van inkomstenderving toeneemt door prijsdalingen op internationale markten.
* De genetische basis van het kleine aantal soorten waarop de systemen van intensieve productie leunen, wordt uitgehold, aangezien lokale variëteiten van gewassen (niet minder dan 90% van de variëteiten van kool, maïs en tomaten is verdwenen) en vee (37% van de rassen wordt met uitsterven bedreigd) verdwijnen. Voor het genetisch materiaal wordt in de aquacultuur (goed voor 40% van de visopbrengst in de wereld) in de meeste gevallen geput uit een beperkt aantal individuen/populaties. Zoals hierboven reeds aangegeven, beperken deze verliezen de mogelijkheden om door veredeling te kunnen voorzien in toekomstige behoeften inzake verbetering van de opbrengsten, bestrijding van ziekten en plagen, teelt in nieuwe gebieden, enz. Er is een begin gemaakt met de aanpak van dit probleem door miljoenen gewasvariëteiten op te slaan in nationale/internationale genenbanken. Er zijn evenwel maar weinig vee- of aquacultuursoorten in dat soort collecties vertegenwoordigd. Actie 4: De EG ondersteunt ontwikkelingslanden bij het opstellen van een duidelijk beleid dat erop gericht is, kweekmateriaal van een brede verscheidenheid aan gedomesticeerde planten- en diersoorten in stand te houden op basis van een zorgvuldige beoordeling van de meest bruikbare/belangrijke soorten/populaties. Aan de gedomesticeerde variëteiten verwante wilde vormen dienen bij deze beoordelingen te worden betrokken. [doelstelling 2]
* Lokale gemeenschappen hebben thans nauwelijks toegang tot dit genetische materiaal. Verder maakt het behouden van genetisch materiaal op landbouwbedrijven of misschien zelfs van genetisch materiaal van verwante wilde variëteiten van gedomesticeerde soorten een voortgezette ontwikkeling en aanpassing aan veranderende omstandigheden mogelijk. Dit zorgt er ook voor dat het materiaal levensvatbaar blijft onder de omstandigheden waarin het wordt opgeslagen. Actie 5: Genenbanken ex situ dienen te worden aangevuld met projecten die ervoor zorgen dat gebruikers in plattelandsgebieden toegang hebben tot deze mondiale genetische hulpbronnen en die zorgen voor de verdere ontwikkeling van genenbanken op landbouwbedrijven in de plaatselijke gemeenschappen, alsook met in situ programma's voor wilde populaties. Dit moet worden gecoördineerd met soortgelijke internationale initiatieven. [doelstelling 2]
* Subsidies voor landbouwontwikkeling, het fokken van vee en andere intensieve productiesystemen hebben vaak geresulteerd in niet-duurzame ontwikkelings programma's en grote verliezen aan biodiversiteit die te voorkomen waren geweest. De subsidiëring van oneconomische landbouwmethoden door transport- en mestsubsidies of het fokken van vee op bodems die niet geschikt zijn als weidegrond, zijn hier goede voorbeelden van.
* Wanneer gemeenschappen op het platteland slechts op enkele soorten leunen, zullen instabiele omstandigheden op de markt of op het stuk van de voorziening met landbouwchemicaliën, plagen en ziekten en ongunstige klimatologische omstandigheden ze kwetsbaar maken voor mislukte oogsten en verliezen van vee- of visbestanden. Bovendien is het gebruik van landbouwchemicaliën duur, leidt het doorgaans tot veel verontreiniging en wordt de ontwikkeling van resistent ongedierte en resistente pathogenen erdoor gestimuleerd.
3.2.2. Productiesystemen die betrekking hebben op niet-gedomesticeerde soorten - exploitatie van natuurlijke bossen, visserij, wilde flora en fauna
30. Gemeenschappen op het platteland en in steden maken voor hun levensonderhoud gebruik van een combinatie van gedomesticeerde gewassen, vee, vis, boomvruchten en in het wild verzamelde producten. Bij deze laatste categorie gaat het om voedsel, medicijnen, brandhout, veevoer en plantaardige bouwmaterialen, alsmede dierlijke eiwitten uit bush meat, vis, insecten, enz. Veel landbouwsystemen (bijvoorbeeld de zwerfbouw) maken gebruik van een reeks agro-ecologische zones die een lappendeken van bebouwde, braakliggende en oorspronkelijke habitats opleveren, die alle goederen en diensten leveren om in het levensonderhoud te voorzien. Het belang van bossen, wetlands en savannen wordt in dit opzicht onderkend i.
31. Zelfs in gebieden met de meest intensieve landbouw combineren mensen nog steeds het gebruik van geteelde/gefokte producten met producten van buiten de landbouw en veeteelt, en sommige groepen (bijvoorbeeld vrouwen, kinderen en armen) zijn in sterke mate afhankelijk van de producten van de plantengroei op braakland en grotendeels onbeheerde natuurlijke habitats. Deze producten zijn belangrijk voor alle groepen in perioden wanneer de oogst, de veeteelt of de visvangst mislukt of wanneer de voortbrengselen ervan nog niet beschikbaar zijn. Duurzame ontwikkeling berust dan ook op de beschikbaarheid van een niet in cultuur gebracht areaal van een zodanige omvang dat deze producten voorhanden zijn en dat de garantie bestaat dat de diensten van het ecosysteem (watercyclus, bodemvorming, enz.) die de productie activiteiten ondersteunen, niet verloren gaan of worden aangetast.
* Het multifunctionele karakter van landschappen, met name bossen, wetlands en savannen, wordt bij de economische beoordeling van ontwikkelingsvoorstellen vaak over het hoofd gezien. Het gevolg is dat veel van de minder tastbare voordelen en het langetermijnnut van de biodiversiteit, waaronder het behoud van ecosysteemdiensten, niet op hun juiste waarde worden geschat.
* Habitats die voor populaties van belangrijke soorten van essentieel belang zijn: broedgebieden, trekroutes en rustplaatsen, foerageer- en overwinterings gebieden, enz., worden vernietigd. In het geval van aquatische soorten is dit met name een acuut probleem door het verdwijnen van koraalriffen, mangroven en zoetwaterwetlands. Het verdwijnen van bossen heeft negatieve gevolgen gehad voor de vruchtbaarheid van de bodem, waterdoorstroming, lokale klimaatomstandigheden en de voorziening met een groot aantal niet-houten bosproducten waarvan mensen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn.
* Duurzaam gebruik wordt vaak belemmerd door een gebrekkige voorlichting over de basis van de natuurlijke rijkdommen en het vermogen daarvan om zich te herstellen van verschillende vormen, graden en frequenties van exploitatie. Dit is met name een probleem voor 'onzichtbare' visbestanden, waarvan de migratie- en voortplantingspatronen complicerende factoren zijn waarover maar weinig bekend is. Actie 6: Het accent van de EG-steun voor programma's voor plattelandsontwikkeling zal liggen op een uiteenlopende reeks habitats en soorten, teneinde de voorziening met zowel op eigen grond geproduceerde als in het wild verzamelde producten te garanderen. Het zal hierbij tevens gaan om steun voor de opname van specifieke capaciteitsopbouw in regionaal en nationaal beleid en programmering, waarbij erop dient te worden toegezien dat er in armoede-evaluaties en economische analyses volledig rekening wordt gehouden met al deze producten. [doelstelling 2]
32. Er is 560 miljoen ha aan beschermde gebieden in ACS- en ALA-landen (ca. 7,7% van het grondgebied), waarbij nog eens 130 miljoen ha aan beschermde mariene gebieden wereldwijd moet worden opgeteld. Deze gebieden zijn voor bescherming aangewezen met het oog op een aantal instandhoudingsdoelstellingen, waaronder a) de bescherming van stroomgebieden en andere diensten van het milieu; b) het behoud van landschappelijk aantrekkelijke gebieden voor recreatie, toerisme en de recreatieve jacht; c) het behoud van broedgebieden voor trekkende/mobiele soorten die elders kunnen worden geëxploiteerd; d) de instandhouding van de biodiversiteit, met inbegrip van het behoud van gebieden waar verwante wilde varianten van gedomesticeerde planten en dieren voorkomen.
33. Habitats met een bijzonder rijke biodiversiteit zijn tropische bossen, wetlands, kustgebieden (inclusief koraalriffen) en bergen. Ook aride en semi-aride natuurgebieden herbergen, hoewel zij op zich minder soortenrijk zijn, unieke biodiversiteitsaspecten en dragen bij tot de middelen van bestaan van het arme deel van de bevolking. Een representatief monster van beschermde gebieden in al deze habitats zal ervoor zorgen dat de genetische hulpbronnen wereldwijd behouden blijven; internationale steunverlening hiervoor als bijdrage tot het bereiken van een resultaat waar de hele wereld baat bij heeft, is op zijn plaats.
34. Het beheer van beschermde gebieden is in veel ontwikkelingslanden vaak mislukt en onlangs is er een evaluatie gepubliceerd van de belangrijkste problemen waar het beheer van beschermde gebieden in ACS-landen i vaak op stuit. In dit document komt duidelijk naar voren dat veel instandhoudingsdoelstellingen niet kunnen worden bereikt met alleen maar het beheren van beschermde gebieden; complementaire acties buiten de beschermde gebieden zijn minstens zo belangrijk. Vanwege de eng gedefinieerde en slecht gecommuniceerde doelstellingen voor beschermde gebieden ontberen deze doelstellingen in veel ontwikkelingslanden politieke steun of financiering. Er doen zich vaak belangenconflicten voor met lokale gemeenschappen, die tot uiting komen in schade aan gewassen door dieren die in beschermde gebieden een toevluchtsoord vinden, beperkte toegang tot hulpbronnen, ontruimingen en inbeslagnemingen. In veel regio's hebben deze conflicten de lokale ontwikkeling in de weg gestaan en de steun van het publiek voor beschermde gebieden ondermijnd. ActiE 7: De EG zal de ontwikkelingslanden helpen om maximaal gebruik te maken van alle zes IUCN-categorieën van instandhouding en duurzaam gebruik i. Deze steun dient gericht te zijn op de gezamenlijke beoordeling van de conflicten en mogelijkheden, lokale verbeteringen in de leefomstandigheden en het genereren van inkomsten door het gebruik van beschermde gebieden. Het gaat hierbij mede om EG-steun die de op instandhouding gerichte GEF-investeringen aanvult. [doelstelling 2]
35. Naast de aanpak van biodiversiteitsproblemen die zich voordoen binnen sectoren waar hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen in het geding zijn, welke sectoren direct betrokken zijn bij het beheer van biodiversiteit op verschillende niveaus, wordt op grote schaal geïnvesteerd in andere sectoren (bijvoorbeeld handel, vervoer, water, gezondheidszorg en onderwijs). De opname van biodiversiteitsaspecten in deze sectoren is van essentieel belang, willen de doelstellingen van de strategie van de EG inzake biodiversiteit worden gehaald. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat verschillende sectoren een aanzienlijke uitwerking kunnen hebben op de biodiversiteit en/of in verschillende mate leunen op de biodiversiteit.
36. In het herziene milieuhandboek wordt beschreven hoe de biodiversiteits- en milieuproblematiek kan worden geïntegreerd in economische en ontwikkelingssamenwerking. Het handboek geeft aan welke acties in verschillende fasen van de beleids-, programma- en projectcyclus nodig zijn, met aanvullende sectorrichtsnoeren voor landbouw, transport, bosbouw, gezondheidszorg, visserij, onderwijs, enz. ActiE 8: Er zal EG-steun worden verleend voor de integratie van de ecosysteem aanpak in de economische en ontwikkelingssamenwerking, waarbij in het bijzonder de nadruk zal worden gelegd op programma's en projecten voor plattelands ontwikkeling, rekening houdend met minder tastbare ecosysteemdiensten voor de lange termijn. Deze steun betreft capaciteitsopbouw voor geïntegreerde ruimtelijke ordening, medebeheer van natuurlijke hulpbronnen en het oplossen van conflicten tussen concurrerende belanghebbenden. [doelstelling 2]
37. Strategische milieueffectbeoordelingen (voor beleidsmaatregelen en sectorprogramma's) en milieueffectrapportages (voor programma's en projecten) zijn de instrumenten waarmee de instandhouding en het duurzame gebruik van biodiversiteit kunnen worden opgenomen in ontwikkelingssamenwerking. De ontwikkelingslanden beschikken nauwelijks over capaciteit om deze instrumenten toe te passen. ActiE 9: Capaciteitsopbouw bij nationale en lokale instanties voor de uitvoering van strategische milieueffectbeoordelingen van beleidsmaatregelen en programma's en voor de uitvoering of evaluatie van milieueffectrapportages van projecten. Erop toezien dat in MER's en SMB's rekening wordt gehouden met het biodiversiteitsaspect en de uitvoering bevorderen van SMB's met betrekking tot beleidsopties en sectorale programma's die gevolgen kunnen hebben voor de biodiversiteit. [doelstelling 4]
38. De VBD-doelstelling die inhoudt dat de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van biologische diversiteit, billijk moeten worden verdeeld, houdt duidelijk verband met de internationale ontwikkelingsdoelstelling inzake armoede. Als de menselijke ontwikkeling wegen moet volgen die het beheer van de biodiversiteit ten goede komen, moeten de kosten van het behoud van de biodiversiteit en de baten van het gebruik ervan gelijkelijk worden verdeeld op alle niveaus. Dit gaat verder dan de definitie van het VBD, omdat zowel kosten als baten worden verdisconteerd en omdat hier ook de biodiversiteit in termen van ecosystemen en soorten in wordt meegenomen, naast de in het VBD genoemde genetische hulpbronnen. ActiE 10: De EG zal in ontwikkelingslanden onderzoeksinspanningen steunen die de kosten en de baten van verschillende patronen van biodiversiteitsbeheer voor verschillende groepen belanghebbenden, met name de arme plattelandsbewoners, expliciteren en het belang van de biodiversiteit voor plattelandseconomieën in aanmerking nemen. [doelstelling 3]
39. Wat het aspect 'genetische hulpbronnen' betreft, zijn er internationale discussies en onderhandelingen (WTO/TRIPs) gevoerd over intellectuele eigendomsrechten, de eigendom van technologieën en de zeggenschap over geoctrooieerde producten. Een probleem dat zich daarbij heeft voorgedaan, is dat overeenstemming dient te worden bereikt over de vraag hoe biodiversiteit moet worden gedefinieerd en wat precies onder inheemse/lokale kennis moet worden verstaan. Er moet meer steun worden verleend om de rechten van lokale en inheemse gemeenschappen veilig te stellen en hen te laten delen in de baten. ActiE 11: De EG zal de nationale capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden steunen om de intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot biodiversiteit te bepalen en ondersteunende wetgeving te ontwikkelen voor een billijke verdeling van de voordelen. Deze moeten worden vertaald in praktische afspraken en contracten tussen leveranciers en gebruikers. [doelstelling 3]
40. Er worden steeds vaker en meer producten op de markt gebracht die worden geproduceerd en geleverd op een wijze die voldoet aan de normen voor de instandhouding van biodiversiteit, alsook aan maatschappelijke en economische normen. Hoewel deze markten momenteel nog niet zo groot zijn, zou de gelegenheid te baat moeten worden genomen om de toegang tot deze specialistische markten te ondersteunen voor consumenten die gevoelig zijn voor de biodiversiteit en die bereid zijn iets meer te betalen.
41. Het merendeel van de producten van de biodiversiteit wordt echter op lokale markten verhandeld. Het delen van de kosten en baten van het biodiversiteitsbeheer hangt derhalve af van lokale/nationale belanghebbenden. Lokale gemeenschappen zijn vaak de hoeders van natuurlijke ecosystemen en dienen om te kunnen investeren in een langjarige, duurzame beheersaanpak, heldere eigendoms- en toegangsrechten met betrekking tot natuurlijke hulpbronnen te hebben. Zij dienen ook steun te krijgen om te waarborgen dat sterkere, externe belangen niet ten koste van lokale middelen van bestaan profiteren van niet-duurzaam gebruik van de biodiversiteit. ActiE 12: Steun voor de ontwikkeling van beleidskaders in partnerlanden voor een aanpak van het beheer van natuurlijke hulpbronnen op basis van samenwerking en zorgen voor capaciteitsopbouw van coöperaties, groepen gebruikers en andere basisorganisaties/NGO's die producten van de biodiversiteit leveren, zodat deze kunnen onderhandelen met de overheid en particuliere bedrijven over eerlijke prijzen en systemen voor een billijke verdeling van de voordelen. Hierbij moet gedacht worden aan herscholing van overheidsambtenaren ter vergemakkelijking van de toepassing van medebeheer, beleidshervormingen met betrekking tot specifieke stimuleringsmaatregelen of de opheffing van stimuleringsmaatregelen met een averechts effect (bijvoorbeeld subsidies) die de winstgevendheid van de handel in een groot aantal van de biodiversiteit afhankelijke producten beperken. [doelstellingen 3 & 6] ActiE 13: Steun voor beleidsaanpassingen en verbeteringen van het wettelijke kader waardoor de lokale bevolking zekerder eigendomsrechten heeft over en zekerder toegang heeft tot land en natuurlijke hulpbronnen. [doelstelling 2]
42. Er dient op basis van heldere eigendoms- en toegangsrechten een zodanig beleid te komen voor medebeheer en gedecentraliseerde besluitvorming, dat de gemeenschappen op het platteland met de overheid en de particuliere sector eerlijke prijzen kunnen overeenkomen en een actieve rol kunnen spelen in de totstandbrenging van duurzame oogstniveaus. Om dit effectief te kunnen doen is sterk en transparant bestuur nodig, dat zich onder meer moet vertalen in het terugsluizen van milieubelastingen naar lokale gemeenschappen.
43. Indien men optimaal gebruik wil maken van de mogelijkheden om te handelen in een grote verscheidenheid aan producten, dienen er nieuwe markten te worden ontwikkeld en nieuwe producten op de markt te worden gebracht. Dankzij initiatieven tot de invoering van standaardisering en kwaliteitsbeheersing van inheemse geneesmiddelen die op lokale markten worden verhandeld, kan het beheer van de biodiversiteit een integraal onderdeel worden van het economische welzijn van de bevolking en daarbij benaderingen van duurzaam gebruik aanmoedigen. Economische ontwikkelingen houden ook het risico in dat habitats minder divers worden wanneer zij worden beheerd voor die paar meest winstgevende artikelen. ActiE 14: De EG zal elke aanpak bevorderen en steunen die toegevoegde waarde heeft voor de biodiversiteit, door steun te geven aan nationale en internationale initiatieven om:
i) voor relatief minder belangrijke producten de toegang tot de markt te verbeteren en processen van standaardisering en kwaliteitsbeheersing te ondersteunen;
ii) prikkels te bieden om relatief minder belangrijke producten concurrerend te maken ten opzichte van andere producten die worden gesubsidieerd;
iii) mechanismen tot stand te brengen voor het verhandelen van bepaalde bijdragen die tropische landen leveren ten voordele van de hele aarde, zoals initiatieven op het gebied van de handel in CO2-emissierechten, en mechanismen te ontwikkelen die garanderen dat de baten van deze handel toekomen aan de lokale beheerders van habitats met een grote soortenrijkdom;
iv) de ontwikkeling en harmonisatie te steunen van internationale normen inzake regulering van de handel, teneinde internationale belemmeringen voor de handel in op duurzame wijze geproduceerde producten uit tropische landen weg te nemen. [doelstellingen 1, 2 & 5]
v) certificatiesystemen te bevorderen inzake duurzaam bosbeheer, duurzame landbouw, duurzame visserij, enz., alsmede aanverwante keurmerksystemen die waarborgen dat beheersvormen worden toegepast die bevorderlijk zijn voor de instandhouding en het duurzame gebruik van de biodiversiteit.
44. Gezien het dynamische karakter van de biodiversiteit, de talloze tastbare en minder tastbare manieren waarop zij de ontwikkeling ondersteunt en de complexe verbanden die zij heeft met voedselzekerheid en armoedebestrijding, zijn er veel verzoeken om meer informatie uit ontwikkelingslanden en van instellingen voor ontwikkelingssamenwerking. Instellingen voor ontwikkelingssamenwerking, projectbeheerders in het veld en lokale gemeenschappen dienen hun problemen duidelijker kenbaar te maken, zodat probleemgericht onderzoek kan worden uitgevoerd als integraal onderdeel van programma's en projecten in het veld.
45. Internationale onderzoeksinstellingen (bijvoorbeeld de CGIAR-instituten) bewaren grote voorraden genetisch materiaal. Deze genenbanken worden aangevuld met levensvatbaar zaad/genetisch materiaal van landbouwgronden en beheer op het landbouwbedrijf is van essentieel belang om deze genenbanken in stand te houden. In de genenbanken dient een grotere verscheidenheid aan gewassen, vee, vis en bomen te worden opgenomen, waarbij rekening wordt gehouden met verwante wilde varianten van gedomesticeerde soorten. Het is van wezenlijk belang te waarborgen dat plattelandsgemeenschappen profiteren van de internationale genenbanken.
46. Instellingen in geïndustrialiseerde landen hebben veel biologische informatie verzameld met corresponderende specimina en er dient alles aan te worden gedaan om deze informatie op effectieve wijze te delen. Er is in ontwikkelingslanden extra onderzoekscapaciteit nodig om deze informatie uit te breiden. Bovendien is er meer informatie nodig over de wijze waarop de onderliggende oorzaken van de verarming van de biodiversiteit het best kunnen worden aangepakt. Hiervoor is een nieuwe, multidisciplinaire aanpak voor het verzamelen van gegevens nodig: een aanpak die sociale, biologische en economische wetenschappen koppelt en lokale/inheemse kennis i integreert in wetenschappelijke informatie. ActiE 15: De EG zal steun geven aan de capaciteitsopbouw van universiteiten en onderzoeksinstellingen in ontwikkelingslanden voor op biodiversiteit gericht onderzoek en het uitwisselen van informatie en gegevensverzamelingen. Hieronder begrepen is de capaciteit om multidisciplinaire informatie te verzamelen en te analyseren als onderdeel van een systematisch onderzoek van de verbanden tussen armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling en de instandhouding en het duurzame gebruik van de biodiversiteit. [doelstelling 3]
47. Er is een bredere aanpak voor het verzamelen van gegevens nodig waarbij alle belanghebbenden betrokken zijn en waarbij van de resultaten verslag wordt gedaan in een vorm die voor alle belanghebbenden begrijpelijk is. Dit ondersteunt op zijn beurt weer een transparant beheer van programma's en projecten. ActiE 16: Het ontwikkelen van nieuwe methoden voor het verzamelen en uitwisselen van gegevens op basis van samenwerking, alsmede het onderkennen van de noodzaak om inheemse/lokale kennis in wetenschappelijke kennis te integreren. Ervoor zorgen dat de resultaten van onderzoeken en studies beschikbaar komen op een wijze die voor alle belanghebbenden begrijpelijk is. [doelstelling 3]
48. In het VBD worden de partijen opgeroepen om verslagleggingssystemen op te zetten en uitwisseling van informatie over de biodiversiteitsproblematiek mogelijk te maken via een specifiek uitwisselingsmechanisme ("Clearing House Mechanism"). Daar in veel ontwikkelingslanden slechts geringe voortgang is geboekt bij het opzetten van effectieve uitwisselingsmechanismen, dienen investeringen in ontwikkelings samenwerking zich te concentreren op fundamentele capaciteitsopbouw en te waarborgen dat passende hulpmiddelen worden ontwikkeld (veel nationale knooppunten van uitwisselingsmechanismen hebben bijvoorbeeld geen betrouwbare toegang tot het Internet). Bovendien dienen de uitwisselingsmechanismen alle bij het beheer van de biodiversiteit betrokken belanghebbenden te omvatten en niet alleen de onderzoeksinstellingen en overheidsinstanties in de grote steden.
49. In het algemeen bestaat er weinig notie van wat biologische diversiteit nu eigenlijk is en wat de bepalingen van het VBD en andere internationale milieuverdragen precies inhouden. Deze tekortkoming dient te worden aangepakt met voorlichtingsmateriaal dat gericht is op een bepaald publiek, teneinde het inzicht in de rol van de biodiversiteit bij de ondersteuning van ontwikkelingslanden en in de eisen van internationale milieuverdragen te verbreden. Bewustmaking kan verandering brengen in destructieve praktijken indien - bijvoorbeeld - de bijdrage van de biodiversiteit aan de gezondheid en het welzijn of aan de instandhouding van ecosystemen naar waarde wordt geschat.
50. Het reguliere onderwijs doet de kwantiteit en de kwaliteit toenemen van gekwalificeerde mensen die beschikbaar zijn voor besluitvorming over en beheer van de biodiversiteit. Educatie is dan ook een belangrijk hulpmiddel bij de opbouw van capaciteit en er dient prioriteit te worden gegeven aan de ontwikkeling van nieuw studiemateriaal dat lokale kennis met wetenschappelijke informatie combineert, teneinde jongeren bewuster te maken en meer inzicht te geven. Dit dient te worden aangevuld met programma's van secundair en tertiair onderwijs die studenten ervan doordringen dat er verband moet worden gelegd tussen de biodiversiteit en het maatschappelijke en economische inzicht in ontwikkelingsprocessen. Voor dierentuinen en botanische tuinen is in de educatie een belangrijke rol weggelegd.
51. Voor het beheer van de biodiversiteit moet een langjarige betalingsverplichting worden aangegaan die verder gaat dan de werkingssfeer van dit actieplan. Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan zijn inspanningen en investeringen nodig op lokaal, nationaal en internationaal niveau. De hierboven genoemde prioriteiten dienen richting te geven aan de financiering. Daarnaast dient er echter ook nog aandacht te worden besteed aan een groot aantal andere problemen: in programma's voor plattelandsontwikkeling en voedselzekerheid moet rekening worden gehouden met de wilde en de gedomesticeerde biodiversiteit die de middelen van bestaan ondersteunen voordat de projecten beginnen; principes van ecosysteembeheer moeten worden geïntegreerd in alle aspecten van ontwikkelingswerk; macro-economische beleidsvoorstellen moeten worden onderworpen aan strategische milieueffectbeoordelingen. Deze punten dienen nader te worden uitgewerkt en nader te worden besproken met onze partners.
52. De in het kader van EOF en ALA aangegane betalingsverplichtingen richten zich niet primair op de milieuproblematiek. Circa 5% van EOF-8 wordt expliciet aan het milieu toegewezen en 10% van de ALA-fondsen moet gericht zijn op het milieu. De doelstellingen van dit actieplan zullen alleen worden bereikt als er op alle niveaus van de uitgaven op het gebied van economische en ontwikkelingssamenwerking ruimte blijft bestaan voor milieu-/biodiversiteitsaspecten, waarbij de strategische ondersteuning moet komen van het kleine deel van het budget dat is gericht op de biodiversiteitsproblematiek. De financiële steun voor het vervoer bijvoorbeeld slokt momenteel ruim 40% op van de totale toezeggingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Deze activiteiten kunnen grote gevolgen hebben voor de biodiversiteit en er is dan ook steun nodig die ervoor zorgt dat de biodiversiteitsproblematiek wordt opgenomen in procedures van milieueffectrapportage (MER) en strategische milieueffectbeoordelingen (SMB) in de partnerlanden, in combinatie met de opbouw van capaciteit om deze procedures te implementeren.
53. Voortzetting van de financiering is ook nodig via de begrotingslijnen Milieu en Tropische bossen, en andere begrotingslijnen die nieuwe procedures een kans geven of aangeven hoe milieu-/biodiversiteitsaspecten het best kunnen worden geïntegreerd in economische en ontwikkelingssamenwerking. Deze begrotingslijnen zijn ook cruciaal voor de verdere ontwikkeling van thematisch beleid en voor de integratie van biodiversiteit in sectorale beleidsmaatregelen. Ook dienen er middelen via begrotingslijnen beschikbaar te worden gesteld voor programma's en studies die op mondiaal, regionaal en lokaal niveau de onderlinge verbanden analyseren tussen duurzame ontwikkeling en milieu/biodiversiteit.
54. Meer coördinatie en samenwerking met andere donoren is essentieel. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan medefinancieringsactiviteiten in waterrijke gebieden, betrokkenheid van gemeenschappen bij duurzaam bosbeheer, instandhouding en duurzaam gebruik van droge grond, geïntegreerde instandhoudings- en ontwikkelingsprojecten en uitbreiding van de database. Ook de mogelijkheden voor samenwerking met het GEF op het gebied van mogelijke medefinanciering ten behoeve van een trustfonds voor de opbouw van capaciteit op het gebied van de biodiversiteit ("Biodiversity Capacity Building trust fund") zullen worden onderzocht. Doel van dit alles is het keren van negatieve ecologische trends in ontwikkelingslanden, met name door de invoering van verplichtingen in het kader van multilaterale milieuovereenkomsten en de aanpak van regionale milieuproblemen.
55. Om de doelmatigheid te waarborgen en nieuwe mogelijkheden aan te grijpen dient er regelmatig monitoring en evaluatie plaats te vinden. Naast de reguliere monitoring van de project-/programmacyclus, waarbij in elke fase in de vorm van reguliere effectbeoordelingen aandacht dient te worden besteed aan milieuaspecten, dient de doelmatigheid van de tenuitvoerlegging van het onderhavige actieplan te worden bewaakt. Voor het actieplan is een reeks indicatoren nodig die kunnen worden gebruikt om te kijken naar de kosteneffectiviteit van NIP's/CSP's, beleidsmaatregelen, programma's en projecten. ActiE 17: Ondersteuning van onderzoek naar de ontwikkeling van een reeks praktische indicatoren die kunnen worden gebruikt om na te gaan waar in NIP's/CSP's, beleidsmaatregelen, programma's en projecten aandacht is besteed aan biodiversiteitsaspecten. Op lokaal niveau dient de monitoring door lokale mensen te worden uitgevoerd. [doelstelling 1 & 4]
56. Daar het ondoenlijk is alle landen, programma's en projecten in één keer te controleren zal er een selectie worden gemaakt van landen, sectoren en projecten; deze zullen als casestudy dienen. De selectiecriteria voor monitoring zijn: in hoeverre is in een aantal NIP's/CSP's voor landen met een grote biodiversiteit (of met unieke ecoregio's) rekening gehouden met biodiversiteitsaspecten; hoe doelmatig zijn nationale actieplannen voor biodiversiteit ten uitvoer gelegd; cruciale sectorprogramma's (bijvoorbeeld vervoer) in een aantal landen met lage en middelhoge inkomens; de gevolgen van nationaal beleid voor de instandhouding van biodiversiteit in situ en ex situ; en de gevolgen voor de biodiversiteit van een aantal initiatieven ten behoeve van de voedselzekerheid. ActiE 18: Onafhankelijk onderzoek ter beoordeling van de mate waarin bij de ontwikkeling van beleid, programma's en projecten rekening is gehouden met milieu-/biodiversiteitsaspecten, alsmede evaluatie in een selectie van studies: voortzetting van de 5-jarige evaluatie van beleids-, programma- en projectdocumenten. [doelstelling 1 & 4]
Doelstellingen van de strategie inzake biodiversiteit | Acties van het |
Aan doelstellingen met betrekking tot de biodiversiteit een belangrijke plaats toekennen in de communautaire strategieën voor ontwikkelings- en economische samenwerking en in de politieke dialoog met ontwikkelingslanden en overgangseconomieën. Doelstellingen met betrekking tot de biodiversiteit dienen te worden geïntegreerd in ontwikkelingsprojecten binnen de verschillende sectoren van de economie van de begunstigde landen om te zorgen voor een grotere samenhang tussen het communautaire beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en andere communautaire beleidsterreinen, zoals internationale handel, landbouw en visserij. // 2, 3, 14, 17, 18
Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen bevorderen, met name met betrekking tot bossen, grasland en mariene en kustecosystemen. // 4, 5, 6, 7, 8, 13, 14
De capaciteit versterken van de instanties die bij de instandhouding en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit zijn betrokken. // 2, 3, 10, 11, 12, 15, 16
De toepassing van MER verder integreren in ontwikkelings- samenwerking. // 2, 9, 17, 18
De uitvoering van deze strategie en de daaruit voortvloeiende actieplannen coördineren met de strategieën van derde landen om te zorgen voor samenhang tussen de communautaire steun aan derde landen en de doelstellingen van het eigen biodiversiteitsbeleid van die landen. // 3, 14
Zorgen voor complementariteit en coördinatie van de beleidsmaatregelen en benaderingen in de steunprogramma's van de Gemeenschap en de lidstaten, alsmede met andere donoren en internationale instellingen, met name het Wereldmilieufonds, met het oog op de coherente uitvoering van het VBD. // 1, 3, 12
Voldoende financiële middelen voor biodiversiteit ter beschikking stellen, zowel in het kader van bilaterale steunprogramma's als voor internationale mechanismen (bijvoorbeeld het VBD). // Hoofdstuk 4
De uitgaven van de Europese Commissie aan biodiversiteit zijn afkomstig van vele bronnen, variërend van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) tot verschillende EG-begrotingslijnen die bestemd zijn voor een reeks verschillende thema's zoals tropische bossen, het milieu in ontwikkelingslanden en het milieu in het algemeen.
Aan ACS- (EOF-) en ALA-landen is voor projecten die primair zijn gericht op het milieu (of voor milieucomponenten van andere projecten) in de periode van 1990-1995 de in onderstaande tabel weergegeven steun verleend. De totale begroting van EOF-7 bedraagt 11 miljard euro; 2% van het totaal is derhalve toegewezen aan milieuspecifieke acties. De ALA-begroting streeft ernaar 10% aan het milieu te besteden.
Steunverlening aan milieuthema's en % van totale steun voor het milieu (1990-1995)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bron: Het integreren van milieu en duurzame ontwikkeling in het beleid inzake economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking. Elementen van een alomvattende strategie. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement.
Voor de periode 1996-1998 was het totale bedrag dat door DG Ontwikkeling aan milieuprogramma's en -projecten is toegezegd, 274,3 miljoen euro (5,3% van het totale bedrag dat door DG Ontwikkeling is toegezegd) en het betaalde bedrag was 101 miljoen euro (Tractebel/ERM/Kampsax 2000).
Indien gebruik wordt gemaakt van DAC-categorieën voor de indeling van milieuprojecten, werd er tussen 1996 en 1998 181 miljoen euro toegezegd aan projecten die zich richten op de VN-verdragen inzake biodiversiteit (VBD), klimaatverandering (FCCC) en woestijnvorming (CCD) (zie tabel). Dit betekent dat er gemiddeld 1,2% van de totale middelen die jaarlijks door DG Ontwikkeling worden toegezegd, werden besteed aan de tenuitvoerlegging van het VBD. Bovendien ging er 19 miljoen euro naar de integratie van het milieu in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
EG-betalingsverplichtingen en -betalingen i (in miljoen euro) ter ondersteuning van VN-verdragen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(Bron: Tractebel/EFM/Kampsax)
De DAC-categorieën van activiteiten die de tenuitvoerlegging van het VBD ondersteunen zijn breed en omvatten de bescherming van de watervoorraden, duurzame landbouw, de bestrijding van de ontbossing, duurzame visserij en duurzaam gebruik van kwetsbare omgevingen voor toerisme. Bij de indeling van projecten van de Europese Commissie ten behoeve van de actualisering van het evaluatieverslag (ERM 1997) wordt een veel engere definitie van biodiversiteit gehanteerd: de bescherming van natuurlijke hulpbronnen, schaarse natuurlijke hulpbronnen en soorten wilde flora en fauna. Uitgaande van deze indeling was circa 3% van alle milieu-uitgaven bestemd voor de biodiversiteit. i
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
(Bewerking naar Tractebel/ERM/Kampsax 2000)
De uitgaven van de begrotingslijnen Milieu en Tropische bossen beliepen voor de periode 1993-1999 resp. 97 miljoen euro en 234 miljoen euro. Voorlopige raming van uitgaven voor met de biodiversiteit verband houdende projecten via DG Onderzoek (1996-1998): 4 miljoen euro.
Bijlage III - DAC-criteria voor programma's/projecten die voldoen aan de doelstellingen van het VBD
Elk programma of project dat de instandhouding van de biodiversiteit, het duurzame gebruik van de biodiversiteit en/of een eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van genetische rijkdommen, bevordert. Het gaat hierbij onder meer om specifieke actie om biodiversiteitsaspecten te integreren in een reeks ontwikkelingsdoelstellingen van het begunstigde land of om het ontwikkelingsland te helpen aan zijn uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen te voldoen.
Voorbeelden van soorten programma's en projecten:
* het opstellen van nationale biodiversiteitsplannen, -strategieën en -programma's, inventarisaties en evaluaties op het gebied van biodiversiteit, ontwikkeling van noodzakelijke wet- en regelgeving voor de bescherming van bedreigde soorten, ontwikkeling van stimuleringsmaatregelen, ontwikkeling van effectrapportage, beleid en wetgeving inzake toegang tot de markt en verdeling van de voordelen van genetische hulpbronnen;
* totstandbrenging van beschermde gebieden en duurzaam beheer van ecosystemen, waaronder die in zee-, kust- en binnenwateren, bosgebieden, bergstreken en steppen, aride en semi-aride gebieden;
* natuurreservaten en activiteiten in de omliggende gebieden, andere maatregelen ter bescherming van bedreigde of kwetsbare soorten en hun habitats, instandhouding ex situ (bijvoorbeeld zaadbanken, dierentuinen);
* capaciteitsopbouw op het gebied van taxonomie en evaluatie van biodiversiteit, educatie-, opleidings- en bewustmakingsprogramma's betreffende biodiversiteit;
* onderzoek naar biodiversiteit;
* integratie van biologische diversiteit en sectoraal beleid, sectorale planning en sectorale programma's;
* bescherming en herstel van watervoorraden, geïntegreerd(e) bescherming en beheer van opvanggebieden, stroomgebieden en afwateringsgebieden;
* duurzame landbouw- en veeteeltmethoden, geïntegreerde methoden voor de bestrijding van plagen en een passend gebruik van landbouwchemicaliën, bodembehoud, instandhouding van genetische hulpbronnen;
* bestrijding van ontbossing en bodemverval;
* duurzame visserij op zee, in kustwateren en op binnenwateren;
* duurzaam gebruik van kwetsbare omgevingen voor het toerisme.