Toelichting bij COM(2001)274 - Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om milieuoverwegingen hierin te integreren - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)274 - Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om milieuoverwegingen hierin te integreren. |
---|---|
bron | COM(2001)274 ![]() ![]() |
datum | 04-07-2001 |
Interpretatieve mededeling van de Commissie betreffende het Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om milieuoverwegingen hierin te integreren
(2001/C 333/07)
(Voor de EER relevante tekst)
(COM(2001) 274 definitief)
SAMENVATTING Om duurzame ontwikkeling in de praktijk te verwezenlijken is het nodig dat de sociale vooruitgang door de economische groei wordt ondersteund en dat het milieu gerespecteerd wordt. Tevens dient sociaal beleid de economie te ondersteunen en moet het milieubeleid kosteneffectief zijn. Zoals gesteld in de mededeling van de Commissie van mei 2001 inzake „Duurzame ontwikkeling in Europa voor een be-tere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling”, zouden de lidstaten moeten bekijken hoe zij beter gebruik kunnen maken van overheidsopdrachten om het gebruik van milieuvriendelijke producten en diensten te bevorderen. De onderhavige mededeling vormt hiertoe een bij-drage. Dit document heeft tot doel een analyse en een overzicht te geven van de mogelijkheden in het bestaande communautaire rechtskader om milieuoverwegingen in overheidsopdrachten te integreren. Voor andere mogelijkheden naast die welke door het bestaande rechtskader worden geboden, is nieuwe communautaire wetge-ving vereist. De bestaande wetgeving op milieu- en ander gebied — zowel communautaire wetgeving als met het Gemeenschapsrecht ver-enigbare nationale voorschriften — is bindend voor de aan-bestedende diensten en kan deze diensten bij hun beslissingen en de opstelling van specificaties en criteria bei'nvloeden. Vooral aan het begin van de aanbestedingsprocedure zijn er mogelijkheden voor een milieuvriendelijk aankoopbeleid, dat wil zeggen wanneer over het voorwerp van een opdracht wordt beslist. Deze beslissing valt niet onder de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten, maar hierop zijn de in het Verdrag verankerde regels en beginselen betreffende het vrije verkeer van goederen en diensten van toepassing, met name de beginselen van niet-discriminatie en evenredigheid. De richtlijnen betreffende overheidsopdrachten zelf bieden ver-schillende mogelijkheden om milieuoverwegingen in overheids-opdrachten te integreren. Deze doen zich met name voor bij de opstelling van de technische specificaties, selectiecriteria en gunningscriteria van een opdracht. Daarnaast kunnen de aanbestedende diensten aanvullende voor-waarden stellen, voorzover deze niet tegen de Verdragsregels indruisen. Op overheidsopdrachten die niet onder de richtlijnen betref-fende overheidsopdrachten vallen, zijn de regels en beginselen van het Verdrag van toepassing. In dit geval bepaalt de natio-nale wetgeving of de aanbestedende diensten over verdere mo-gelijkheden voor een milieuvriendelijk aankoopbeleid beschik-ken. | INLEIDING Dit document heeft tot doel een analyse en een overzicht te geven van de mogelijkheden in het bestaande communautaire rechtskader om milieuoverwegingen in overheidsopdrachten te integreren, waardoor aanbestedende diensten een bijdrage kun-nen leveren aan duurzame ontwikkeling. Het beleid inzake overheidsopdrachten is een van de vele componenten van het internemarktbeleid en zijn strategische doelen (met name het vrije verkeer van goederen, personen en diensten). Het heeft tot doel om door de toelating van markt-werking een bijdrage te leveren tot de verwezenlijking van de interne markt. Deze marktwerking is nodig voor de niet-dis-criminerende gunning van overheidsopdrachten en voor een rationeel gebruik van overheidsgelden, doordat de opdracht wordt gegund aan de gegadigde met het beste aanbod. Door de toepassing van deze beginselen kunnen aanbestedende dien-sten de beste prijs-kwaliteitverhouding verkrijgen, wanneer zij zich houden aan een aantal regels betreffende de vaststelling van het voorwerp van de opdracht, de selectie van de gegadig-den op basis van objectieve criteria en de gunning van de opdracht op basis van de prijs alleen of op basis van een reeks objectieve criteria. De geschiedenis van de communautaire richtlijnen betreffende overheidsopdrachten gaat terug tot 1971, toen de eerste richt-lijn betreffende overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken werd aangenomen. Sindsdien zijn er richtlijnen betref-fende overheidsopdrachten voor leveringen en diensten alsook richtlijnen voor de nutssectoren aangenomen (1). Hoewel de richtlijnen herhaaldelijk zijn gewijzigd, zijn de grondgedachte en het systeem in wezen nooit veranderd. De richtlijnen betreffende overheidsopdrachten bevatten geen expliciete verwijzing naar milieubescherming of -overwegingen of naar andere aspecten die niet tot de kern van het inter-nemarktbeleid behoren, hetgeen gezien het tijdstip van goed-keuring van deze richtlijnen weinig verwondering wekt. Sinds de goedkeuring van de richtlijnen betreffende overheids-opdrachten is men zich op initiatief van de Gemeenschap en de lidstaten actiever met het milieu gaan bezighouden. Het Verdrag van Amsterdam heeft het beginsel van de integra-tie van milieueisen in ander beleid meer gewicht verleend en erkent daarmee dat deze integratie van essentieel belang is voor de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling (2). |
Ook in het voorstel van de Commissie voor het zesde milieu-actieprogramma, dat de periode 2001-2010 bestrijkt, worden overheidsopdrachten aangewezen als een gebied waarop er aan-zienlijke mogelijkheden voor een „vergroening” van de markt zijn, doordat aanbestedende diensten milieuprestaties als een van hun aankoopcriteria kunnen hanteren (3). Duurzame ontwikkeling biedt de Europese Unie een positief langetermijnperspectief voor een maatschappij die welvarender en rechtvaardiger is en welke ons een schoner, veiliger en gezonder milieu in het vooruitzicht stelt — een maatschappij, dus, die ons, onze kinderen en onze kleinkinderen een betere levenskwaliteit te bieden heeft. Om dit in de praktijk te ver-wezenlijken is het nodig dat de sociale vooruitgang door de economische groei wordt ondersteund en dat het milieu geres-pecteerd wordt. Tevens dient sociaal beleid de economie te ondersteunen en moet het milieubeleid kosteneffectief zijn (4). In verband met overheidsopdrachten betekent dit dat in het wettelijk kader niet alleen rekening moet worden gehouden met het primaire economische doel van de opdracht, maar ook met milieuoverwegingen. | rijke consumentengroep. Door hun aankopen, met een waarde van meer dan 1 000 miljard euro of circa 14 % van het BBP van de Unie, kunnen aanbestedende diensten een aanzienlijke bijdrage aan een duurzame ontwikkeling leveren. In een aantal lidstaten, die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid om een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen, zijn al initiatieven genomen om de nationale en plaatselijke markten voor overheidsopdrachten te „vergroenen”. Hoewel de Commissie in haar mededeling van maart 1998 (6) al enkele van de belangrijkste mogelijkheden heeft aangewezen, is het voor de aanbestedende diensten vaak niet duidelijk in welke mate milieuoverwegingen verenigbaar zijn met de be-staande communautaire wetgeving inzake overheidsopdrachten. De Commissie heeft dan ook toegezegd om nader uit te leggen welke mogelijkheden de bestaande wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten biedt om bij overheidsaankopen met mi-lieuoverwegingen rekening te houden. |
Er bestaat geen intrinsieke tegenstelling tussen economische groei en het behoud van een aanvaardbare milieukwaliteit. Het gaat dus niet om een keuze tussen economische groei en milieu, maar om het bereiken van synergie tussen de twee. In haar mededeling over de interne markt en het milieu (5) heeft de Commissie erkend dat de combinatie van steeds verder opengaande markten, groeiende milieuproblematiek en toene-mend milieubewustzijn bepaalde synergie-effecten heeft opge-leverd, maar dat er onvermijdelijk ook spanningen tussen de werking van de interne markt en de uitvoering van het milieubeleid zijn. De Gemeenschap moet derhalve zorgen voor een samenhangend beleid inzake de doelstellingen van het Verdrag ten aanzien van de interne markt en het milieu en tegelijkertijd ook haar internationale verplichtingen nakomen. | Naast deze interpretatieve mededeling heeft de Commissie plannen voor de uitgave van een handboek inzake groene overheidsopdrachten met praktijkvoorbeelden van hoe in over-eenstemming met de EU-wetgeving een groene aanbesteding kan worden opgesteld (7). Zoals in de mededeling van 11 maart 1998 uitdrukkelijk wordt uiteengezet, kan de Commissie in een interpretatief document als dit geen oplossingen aandragen die verder gaan dan de bestaande regelingen inzake overheidsopdrachten. Bovendien is het Hof van Justitie uiteindelijk de enige die bevoegd is het Gemeenschapsrecht uit te leggen. |
Ook op mondiaal niveau is er belangrijke vooruitgang geboekt op milieugebied. Een voorbeeld hiervan is de goedkeuring van het Protocol van Kyoto. De Europese Unie is in het in Kyoto overeengekomen protocol bij het wereldklimaatverdrag de ver-plichting aangegaan om zich te houden aan de in dit protocol opgenomen ambitieuze doelstelling voor de vermindering van de broeikasgassen in de periode 2008-2012. | Indien men van mening is dat de huidige regeling inzake over-heidsopdrachten niet voldoende mogelijkheden biedt om met milieuaspecten rekening te houden, dan is een wijziging van de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten noodzakelijk. In de voorstellen tot wijziging van deze richtlijnen, die op 10 mei 2000 door de Commissie werden aangenomen, worden milieu-kenmerken expliciet genoemd bij de criteria aan de hand waar-van kan worden vastgesteld welke de economisch voordeligste inschrijving is (8). |
Door de groeiende wetenschappelijke informatie over de oor-zaken en gevolgen van milieuvervuiling en het steeds grotere publieke bewustzijn ten aanzien van deze problematiek is de belangstelling voor de preventie van milieuverontreiniging en de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling de afgelopen decennia toegenomen. Steeds meer consumenten in de Euro-pese Unie, in zowel de particuliere als openbare sector, kopen steeds vaker milieuvriendelijke goederen en diensten. Aanbestedende diensten en andere instanties die onder de richt-lijnen betreffende overheidsopdrachten vallen, zijn een belang- Met dit document wordt dan ook getracht om nader te onderzoeken en te verduidelijken welke mogelijkheden door de bestaande regeling inzake overheidsopdrachten worden geboden om bij overheidsopdrachten optimaal rekening te houden met de milieubescherming. De ver-schillende fasen van de aanbestedingsprocedure zullen stuk voor stuk worden behandeld en voor elke fase zal worden gekeken hoe met milieuoverwegingen rekening kan worden gehouden. I. VASTSTELLING VAN HET VOORWERP VAN DE OPDRACHT De eerste gelegenheid om bij overheidsopdrachten met milieu-overwegingen rekening te houden doet zich voor in de fase die voorafgaat aan het moment waarop de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten van toepassing worden: als over het voor-werp van de opdracht wordt beslist, dus als men zich de vraag stelt: „wat wil ik als overheidsorgaan gaan bouwen of kopen?” Aanbestedende diensten hebben in deze fase een ruime gele-genheid om met milieuoverwegingen rekening te houden en voor een ecologisch verantwoord product of een ecologisch verantwoorde dienst te kiezen. In welke mate dit ook echt wordt gedaan, hangt grotendeels af van het milieubewustzijn en de kennis van de aanbestedende dienst. Deze keuzevrijheid kan worden beperkt en de keuze wordt bei'nvloed door bestaande wetgeving op milieu- of ander gebied — zowel communautaire wetgeving als met het Gemeen-schapsrecht verenigbare nationale voorschriften (9). Welke mogelijkheden er precies zijn om met milieuoverwegin-gen rekening te houden, hangt af van het type opdracht. | vloeit, bei'nvloedt de keuze van de aanbestedende dienst. Het feit dat de bevoegde autoriteiten rekening moeten houden met de resultaten van de milieueffectbeoordeling wanneer zij over toestemming voor een project beslissen, heeft in het algemeen tot gevolg dat de eisen die aan de uitvoering van een werk worden gesteld ecologisch beter verantwoord zijn. Ook bij opdrachten voor diensten bestaat de mogelijkheid om te bepalen hoe de opdracht moet worden uitgevoerd. Een aanbestedende dienst kan bijvoorbeeld eisen dat gebouwen vol-gens een specifieke methode worden gereinigd, met producten die het milieu het minst belasten. Hij kan ook voorschrijven dat voor het openbaar vervoer elektrische bussen worden gebruikt, of welke methode voor de inzameling van huishoudelijk afval wordt gebruikt. Opdrachten voor leveringen hebben gewoonlijk betrekking op de aankoop van eindproducten. Afgezien van de fundamen-tele, maar daarom niet minder belangrijke beslissing over het voorwerp van de opdracht („wat zal ik kopen?”) zijn er bij deze opdrachten dus minder mogelijkheden om met milieuaspecten rekening te houden dan bij opdrachten voor werken en diensten. De fundamentele beslissing zal worden bei'nvloed door de mate van milieubewustzijn. |
Opdrachten voor werken betreffen niet alleen het eindpro-duct, het werk, maar ook het ontwerp en de uitvoering van de werkzaamheden. De beste mogelijkheden om met milieubelan-gen rekening te houden heeft de aanbestedende dienst in de ontwerp- en planningsfase. Aanbestedende diensten kunnen architecten en/of ingenieurs in duidelijke bewoordingen opdra-gen om bijvoorbeeld een weinig energie verbruikend admini-stratief gebouw te ontwerpen en daarbij niet alleen een goede isolatie en het gebruik van specifieke bouwmaterialen eisen, maar ook verlangen dat zonnecollectoren voor de verwarming worden gei'nstalleerd. Ze kunnen eveneens verlangen dat een gebouw zo wordt ontworpen, dat slechts op beperkte schaal liften nodig zijn en waarbij kantoren en tafels zodanig zijn geplaatst dat weinig gebruik moet worden gemaakt van kunst-licht (10). De aanbestedende dienst is niet alleen verantwoordelijk voor de keuze van het werk of het plan/ontwerp, maar ook voor de algemene uitvoering van de werken en voor alles wat op en rond de bouwplaats gebeurt. Aanbestedende diensten kunnen derhalve eisen stellen aan de uitvoering van de werken, waarbij zich een aantal mogelijkheden voordoet om milieuoverwegin-gen een rol te laten spelen, door bijvoorbeeld eisen te stellen ten aanzien van het energie- en waterverbruik of het afvalbe-heer op en rond de bouwplaats. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de bouw van bruggen over rivieren in natuur-reservaten of in gebieden waar de getijstromen niet mogen worden verstoord wegens de specifieke situatie van de plaats waar het werk moet worden uitgevoerd (n). Bij een bijzondere categorie opdrachten voor werken moet overeenkomstig het Gemeenschapsrecht eerst een milieueffect-beoordeling worden verricht voordat men besluit een werk uit te voeren (12). Deze verplichting, die uit de milieuwetgeving en niet uit de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten voort- | De richtlijnen betreffende overheidsopdrachten schrijven niet voor wat de aanbestedende diensten moeten kopen en zijn op dit punt dus neutraal. Indien er verschillende manieren zijn waarop de aanbestedende diensten in hun behoeften kunnen voorzien, staat het hen vrij het voorwerp van de aanbesteding op de huns inziens ecolo-gisch meest verantwoorde wijze te definieren (13), ook door gebruik te maken van varianten (zie punt II.1.4). Deze keuzevrijheid is evenwel niet geheel zonder beperkingen. Een aanbestedende dienst moet als overheidsorgaan de alge-mene regels en beginselen van het Gemeenschapsrecht in acht nemen, en met name de beginselen betreffende het vrije verkeer van goederen en diensten, zoals neergelegd in de ar-tikelen 28 tot en met 30 (ex 30 tot en met 36) en 43 tot en met 55 (ex 52 tot en met 66) van het EG-Verdrag (14). Dit houdt in dat het voorwerp van een overheidsopdracht niet mag worden vastgesteld met het doel of het resultaat dat alleen binnenlandse bedrijven toegang tot de opdracht hebben, en inschrijvers uit andere lidstaten niet. Het staat de aanbestedende diensten vrij om het voor-werp van de aanbesteding op de huns inziens ecolo-gisch meest verantwoorde wijze te definieren, of alternative voorwerpen te definieren door het gebruik van varianten, mits deze keuze niet leidt tot een beperkte toegang tot de desbetreffende opdracht, die ten koste gaat van inschrijvers uit andere lidstaten. |
De verordening stelt een vrijwillig milieubeheersysteem vast op basis van geharmoniseerde, voor de gehele Europese Unie gel-dende richtsnoeren en beginselen. Aan dit systeem kan door organisaties worden deelgenomen die in de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte actief zijn, ongeacht hun economische activiteit. | lijst in de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten is opge-nomen. Of een specifiek milieubeheer- en milieuauditsysteem als een van die referenties kan worden beschouwd, hangt af van de inhoud van het systeem in kwestie. |
Het Europese milieubeheersysteem beoogt een gestage verbete-ring van de milieuprestaties van activiteiten, goederen en dien-sten door organisaties zich hard te laten maken hun signifi-cante milieueffecten te beoordelen en te beheren. | Alle milieubeheer- en milieuauditsystemen hebben evenwel met elkaar gemeen dat de onderneming of organisatie aan een aan-tal minimumcriteria voldoet en dat al dergelijke systemen staan voor een hoog niveau van milieuprestaties en milieubeheer. |
Uitvoering van de EMAS-verordening omvat de volgende stap-pen. De milieuanalyse is de eerste stap. Deze geeft organisaties de mogelijkheid de stand van zaken op milieugebied te evalu-eren, zodat ze een goed beheersysteem kunnen opzetten en door middel van duidelijke milieudoelstellingen betere milieu-prestaties kunnen behalen. Door regelmatige milieuaudits kan worden nagegaan of het milieubeheersysteem werkt en kunnen de vorderingen van de organisatie bij haar milieuprestaties worden gevolgd. Een van de stappen is EMAS-registratie, waarvoor een organi-satie in aanmerking komt wanneer zij een milieubeleid opstelt en daarbij in het bijzonder de volgende belangrijke verplichtin-gen aangaat: Om als bewijs voor de technische bekwaamheid te kunnen dienen, moet het systeem van invloed zijn op de kwaliteit van de levering of op het vermogen van de onderneming (bv. uitrusting en technisch per-soneel) om een opdracht met milieueisen uit te voeren, bijvoorbeeld een opdracht voor een werk waarbij de aannemer met afval op de bouwplaats te maken heeft). EMAS-registratie kan dus altijd als bewijs dienen wan-neer onderdelen van een milieuprogramma en milieu-beheersysteem van een onderneming of organisatie tot de referenties voor de technische bekwaamheid (40) van een onderneming kunnen worden gerekend. |
— naleving van alle relevante milieuvoorschriften; — voorkoming van milieuvervuiling; en — gestage verbetering van de milieuprestaties. In het kader van EMAS hebben alle deelnemende landen ve-rificatiemechanismen opgezet, waarbij naleving van EMAS wordt geverifieerd en de informatie wordt gevalideerd door onafhankelijke milieuverificateurs, die door erkenningsinstanties zijn erkend. Deze validering leidt tot een verzoek om registratie door de door de lidstaat aangewezen bevoegde instanties. | In dit verband is in artikel 11, lid 2, van de EMAS-verordening het volgende bepaald: „Teneinde de deelneming van organisaties aan EMAS te bevorderen, onderzoeken de Commissie en andere instellin-gen van de Gemeenschap, alsmede andere nationale openbare instan-ties op welke wijze, onverminderd de Gemeenschapswetgeving, met de EMAS-registratie rekening kan worden gehouden bij de vaststelling van criteria voor hun beleid inzake overheidsopdrachten.” Aanbeste-dende diensten zouden dus expliciet in het bestek of in de aankondiging van de opdracht kunnen vermelden dat milieu-beheer- en milieuauditsystemen van ondernemingen die de ei-sen voor technische bekwaamheid omvatten, als bewijs worden aanvaard. Tegelijkertijd mogen de aanbestedende diensten an-dere bewijsmiddelen niet uitsluiten door alleen een EMAS-re-gistratie te aanvaarden. Ook andere certificaten (bv. ISO 14001) of andere documenten moeten als bewijsmiddel kunnen dienen. |
De lijst van geregistreerde organisaties uit de EU- en EER-lan-den wordt regelmatig aan de Commissie meegedeeld. Een vol-ledige lijst is beschikbaar bij de diensten van de Commissie (39). | 3. GUNNING VAN DE OPDRACHT Zodra de gegadigden zijn geselecteerd, worden de inschrijvin-gen door de aanbestedende dienst beoordeeld, waarna de op-dracht wordt gegund. |
De inhoud van het milieuprogramma en milieubeheersysteem kan van onderneming tot onderneming en van organisatie tot organisatie uiteenlopen, omdat zij „op maat” zijn gemaakt. Er kan dan ook geen algemeen geldend antwoord worden gegeven op de vraag of EMAS kan worden beschouwd als een van de referenties voor het aantonen van de technische bekwaamheid van een onderneming of organisatie, waarvan een uitputtende | In de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten worden twee mogelijkheden genoemd op basis waarvan de opdracht kan worden gegund, namelijk de laagste prijs of de „economisch voordeligste aanbieding”. Doel van deze tweede mogelijkheid is om de aanbestedende dienst in staat te stellen de beste prijs-kwaliteitverhouding te verkrijgen. |
— levering/verpakking van goederen in bulk in plaats van per stuk; — terugname of hergebruik van verpakkingsmateriaal en de gebruikte producten door de leverancier; — levering van goederen in herbruikbare bakken, flessen, kis-ten, enz.; — verzameling, terugname, recycling of hergebruik door de leverancier van het afval bij of na het gebruik of verbruik van een product; — vervoer en levering van chemicalien (zoals schoonmaakpro-ducten) in geconcentreerde vorm en verdunning op de plaats van gebruik. Ten aanzien van de vraag of voor de levering van de goederen een bepaalde ecologisch verantwoorde wijze van vervoer mag worden geeist, geldt dat een dergelijke eis zodanig moet zijn geformuleerd dat hij van invloed is op de prestatie of de uit-voering van de opdracht en in overeenstemming is met de beginselen van het Gemeenschapsrecht. Een aanbestedende dienst kan dus eisen dat een bepaald vervoermiddel voor het transport van de goederen wordt gebruikt, op voorwaarde dat dit bij de opdracht in kwestie niet tot discriminatie leidt. III. OPDRACHTEN DIE NIET ONDER DE RICHTLIJNEN BETREF-FENDE OVERHEIDSOPDRACHTEN VALLEN De gedetailleerde regels die uit de richtlijnen betreffende over-heidsopdrachten voortvloeien en in de voorgaande hoofdstuk-ken zijn uiteengezet, zijn niet van toepassing op opdrachten die niet onder deze richtlijnen vallen. Overeenkomstig het Gemeenschapsrecht kunnen de lidstaten zelf beslissen over nationale regels voor overheidsopdrachten die niet onder de communautaire richtlijnen vallen. Binnen de grenzen van het Verdrag en het Gemeenschapsrecht staat het de lidstaten vrij hun eigen wetgeving vast te stellen. Het hangt dus van de nationale voorschriften af of overheids-opdrachten mogen of zelfs moeten worden gebruikt om andere doelen te bereiken dan de in de richtlijnen vastgelegde beste prijs-kwaliteitverhouding. | Bij de vaststelling van het voorwerp van een dergelijke op-dracht kan een groot aantal verschillende eisen en voorwaarden worden gesteld, zelfs als deze waarschijnlijk niet direct verband houden met het voorwerp van de opdracht. Ze moeten natuur-lijk wel in overeenstemming zijn met de Verdragsregels en met de uit het Verdrag voortvloeiende beginselen. Zo heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de opname van clausules in een aanbesteding dat producten aan nationale normen moeten vol-doen, ertoe kan leiden dat ondernemers van wie de producten gelijkwaardig zijn aan producten met een certificaat van con-formiteit met de nationale norm, niet op de aanbesteding in-schrijven (57). Maatregelen die aan de onderdanen van een lid-staat strengere regels opleggen of die hen juridisch of feitelijk benadelen ten opzichte van de onderdanen van de lidstaat die de maatregel oplegt, kunnen in strijd zijn met de Verdragsregels inzake het vrij verkeer van goederen en diensten. Wat de geschiktheid van gegadigden betreft, kunnen de aan-bestedende diensten eisen en voorwaarden stellen die verder gaan dan wat op grond van de richtlijnen betreffende over-heidsopdrachten mogelijk is. De criteria hoeven niet te worden beperkt tot de economische en financiele draagkracht of de technische bekwaamheid van de gegadigde. Dat neemt natuur-lijk niet weg dat de eisen ten aanzien van de geschiktheid van de gegadigde verenigbaar moeten zijn met het Gemeenschaps-recht en de beginselen van het Gemeenschapsrecht, met name de regels en beginselen betreffende het vrij verrichten van dien-sten, zoals niet-discriminatie en wederzijdse erkenning. Wat de beoordeling van de inschrijvingen betreft, zijn de aan-bestedende diensten vrij om hun eigen gunningscriteria vast te stellen, op voorwaarde dat deze niet indruisen tegen de Ver-dragsregels en de beginselen van het Gemeenschapsrecht en deze criteria objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. Of de Verdragsregels of de beginselen van het Gemeenschaps-recht worden nageleefd, moet per geval worden beoordeeld. |
Richtlijn 71/305/EEG van de Raad van 26 juli 1971 betreffende de coordinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 185 van 16.8.1971, blz.
5), vervangen door Richtlijn 93/37/EEG (PB L 199 van 9.8.1993, blz. 54), zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 28.11.1997, blz 1);
Richtlijn 77/62/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de coordinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (PB L 13 van 15.1.1977, blz.
1), vervangen door Richtlijn 93/36/EEG (PB L 199 van 9.8.1993, blz.
1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG van het Europees Parlement en de Raad;
Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coordinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209 van 24.7.1992, blz.
1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG van het Europees Parlement en de Raad;
Richtlijn 93/38/EEG van de Raad van 14 juni 1993 houdende coordinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 199 van 9.8.1993, blz. 84), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 1.4.1998, blz.
1).
Artikel 6 van de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaalt dat ,,de eisen inzake milieu-bescherming moeten worden gei'ntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 3, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling”.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's betreffende het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap: ,,Milieu 2010: onze toekomst, onze keuze”, op 24 januari 2001 door de Commissie goedgekeurd (COM(2001) 31 def).
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(13)
Mededeling van de Commissie: ,,Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling”. Voorstel van de Commissie aan de Europese Raad van Goteborg (COM(2001) 264 def.), goedgekeurd op 15 mei 2001.
Goedgekeurd door de Commissie op 8 juni 1999 (COM(1999) 263 def., blz.
4).
Mededeling van de Commissie over ,,De overheidsopdrachten in de Europese Unie”, op 11 maart 1998 door de Commissie goedgekeurd (COM(1998) 143 def.).
Mededeling van de Commissie over „Gei'ntegreerd productbeleid”, op 7 februari 2001 door de Commissie goedgekeurd (COM(2001) 68 def.).
Artikel 53 van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coordinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, diensten en werken (COM(2000) 275 def. van 10 mei 2000) en artikel 54 van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende coordinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening en vervoer (COM(2000) 276 def. van 10 mei 2000).
Zoals bijvoorbeeld de verplichting om een milieueffectbeoordeling uit te voeren voor bepaalde categorieen werken. Zie voetnoot 11.
Diverse nationale overheden hebben hun aanbestedende diensten reeds richtsnoeren gegeven met betrekking tot een ,,duurzame bouw”. Bijvoorbeeld de bouw van de Oresundbrug of de Vasco de Gama-brug in Lissabon.
Projecten die vallen onder Richtlijn 85/337/EEG van de Raad (PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40), zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG (PB L 73 van 14.3.1997, blz.
5).
(14)
(15)
(16)
(17)
(18)
(19)
(21)
(22)
(23)
(24)
De aanbestedende diensten hebben de mogelijkheid de gekozen oplossing voor te schrijven, maar zij kunnen ook vermijden eisen te stellen die inschrijvers ertoe brengen producten aan te bieden, waarvan de productie het milieu meer schade berokkent. Aanbestedende diensten kunnen bijvoorbeeld ongebleekt gerecycleerd papier verlangen.
COM(1999) 263 def. van 8 juni 1999, blz. 8.
Met uitzondering van de aanbestedende diensten die weliswaar onder de richtlijn „nutsbedrijven” (Richtlijn 93/38/EEG) vallen, maar die geen overheidsinstantie zijn.
Dit zijn technische specificaties die volgens de wet of regelgeving moeten worden nageleefd wanneer men een product in de handel wil brengen of wil gebruiken.
Zie de bijlagen bij deze mededeling.
De Commissie steunt Europese normalisatieorganisaties bij de integratie van milieuaspecten in het normalisatieproces.
In dit verband zij erop gewezen dat in de overeenkomst inzake overheidsopdrachten het productieproces wel expliciet in de definitie van de technische specificatie wordt vermeld.
Zie bijvoorbeeld artikel 8, lid 6, van Richtlijn 93/36/EEG.
De aanbestedende diensten kunnen voor de beschrijving van wat zij als biologisch geteelde gewassen beschouwen, bijvoorbeeld gebruikmaken van de technische specificaties in Verordening (EG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aan-duidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 198 van 22.7.1991, blz.
1).
Zij mogen niet voorschrijven dat groene elektriciteit alleen door middel van windenergie mag zijn gegenereerd; ook waterkracht- en zonne-energie kunnen immers voor de productie van groene elektriciteit worden gebruikt, zodat het technische voorschrift moet luiden dat de groene elektriciteit met behulp van hernieuwbare energiebronnen moet zijn geproduceerd.
Bijvoorbeeld het gebruik van gerecycleerd papier in kantoren, de toepassing van bepaalde afvalverwijderingsmethoden bij de inschrijver, het aantrekken van bepaalde groepen werknemers (etnische minderheden, gehandicapten, vrouwen).
Het Europese milieukeurensysteem vond zijn oorsprong in Verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een com-munautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (PB L 99 van 11.4.1992, blz.
1). Deze verordening werd ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (PB L 237 van 21.9.2000, blz.
1).
Een lijst van alle productgroepen waarvoor een Europese milieukeur bestaat dan wel wordt ontwikkeld of herzien, vindt u op het volgende internetadres: europa.eu.int/comm/environment/ecolabel/prodgr.
(25)
(26)
Een belangrijke groep van particuliere milieukeuren betreft de keuren die hout identificeren als product van duurzame bosbouw.
Zo worden de criteria voor een Europees milieukeur voor pc's gespecificeerd in Beschikking 1999/205/EG van de Commissie van 26 februari 1999 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor personal computers (PB L 70 van 17.3.1999, blz. 46).
(27)
(28)
(29)
(30)
(31)
Europese milieukeuren worden volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 1980/2000 toegekend en (inter)nationale milieukeuren op basis van de procedures die in de nationale regelgeving zijn vastgesteld. Artikel 10 van de communautaire verordening inzake milieukeuren luidt als volgt: ,,Ter bevordering van het gebruik van producten met een milieukeur geven de Commissie, de andere instellingen van de Gemeenschap en de nationale autoriteiten een voorbeeld wanneer zij hun producteisen specificeren, doch zonder daarbij het Gemeenschapsrecht te schenden”.
Bijvoorbeeld een Europese, internationale of nationale norm die ook de milieuaspecten van een product omvat — zie punt II.1.
Producten met een milieukeur vertegenwoordigen vaak maar een klein deel van een productmarkt; die met een Europese milieukeur maken gewoonlijk minder dan 20 % en in sommige gevallen zelfs minder dan 5 % van de betrokken markt uit.
Alle richtlijnen inzake overheidsopdrachten voorzien in de mogelijkheid dat waar de economisch meest voordelige aanbieding het criterium voor de gunning van opdracht is, de aanbestedende diensten rekening kunnen houden met varianten die door een inschrijver worden voorgelegd en die voldoen aan de minimumspecificaties die zijn vastgesteld door de aanbestedende diensten. De aanbestedende diensten vermelden in het bestek aan welke voorwaarden deze varianten ten minste moeten voldoen, alsmede hoe zij moeten worden ingediend. Zij geven in de aankondiging van de aanbesteding aan of varianten niet zijn toegestaan. Artikel 24 van Richtlijn 92/50/EEG; artikel 16 van Richtlijn 93/36/EEG; artikel 19 van Richtlijn 93/37/EEG en artikel 34, lid 3, van Richtlijn 93/38/EEG.
Zie bijvoorbeeld artikel 23, lid 3, van Richtlijn 93/36/EEG.
(32)
(33)
(34)
(35)
(36)
(37)
(38)
(39)
(40)
(41)
(42)
(43)
(44)
(45)
(46)
(47)
(48)
(49)
(50)
(51)
(52)
(53)
(54)
(55)
(56)
(57)
Sommige landen hebben milieudelicten in hun wetboek van strafrecht opgenomen. Artikel 325 van het Spaanse wetboek van strafrecht (organieke wet nr. 10/1995 van 23 november 1995) luidt als volgt: ,,Eenieder die in strijd met de wetten of andere algemene bepalingen ter bescherming van het milieu, direct of indirect de oorzaak is van emissies, lozingen, straling, winning of uitgraving, dichtslibbing, lawaai, trillingen, inspuiting of afzetting in de atmosfeer, de bodem, de ondergrond, de binnenwateren, in zeewater of in grondwater, ook in grensgebieden, of die door wateronttrekking het natuurlijk evenwicht ernstig in gevaar brengt, kan met een gevangenisstraf tussen zes maanden en vier jaar, met boetes over acht tot 24 maanden en met een beroepsverbod van een tot drie jaar worden bestraft. Indien er ernstig risico bestaat voor de menselijke gezondheid, zal de gevangenisstraf ten minste twee jaar bedragen”.
Een geharmoniseerde minimale reeks van milieudelicten, zoals in het voorstel van de Commissie wordt beoogd, belet niet dat de lidstaten ook andere delicten en/of hogere straffen vaststellen als verdergaande beschermende maatregelen (artikel 176 van het EG-Verdrag).
Final Report on the Falcone Study on procurement and organised crime (1998) — Volume I: 24.5.1999 — Institute of Advanced Legal Studies — University of London.
Arrest van 10 februari 1982 in zaak 76/81, Transporoute et travaux/ministerie van Openbare Werken, Jurisprudentie 1982, blz. 417.
In de richtlijn inzake overheidsopdrachten voor diensten (92/50/EEG) is uitdrukkelijk bepaald dat deze eisen afhankelijk van de aard, de hoeveelheid en het gebruik van de te verlenen diensten moeten worden vastgesteld.
Arrest van 20 september 1988 in zaak 31/87, Gebroeders Beentjes BV/Staat der Nederlanden, Jurisprudentie 1988, blz. 4635.
De aanstoot tot de ontwikkeling van een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem werd gegeven door Verordening (EEG) nr. 1836/93 van de Raad (PB L 168 van 10.7.1993, blz.
1). De verordening is herzien en vervangen door Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieu-auditsysteem (EMAS (PB L 114 van 24.4.2001, blz.
1).
Een lijst van de meer dan 3 000 geregistreerde vestigingen (stand: begin 2001) wordt ook op internet gepubliceerd: europa.eu.int/comm/ environment/emas.
Zie punt 2.2: a) een verklaring welke de outillage, het materieel en de technische uitrusting vermeldt, waarover de aannemer voor de uitvoering van het werk beschikt; b) een beschrijving van de technische voorzieningen en maatregelen van de dienstverlener voor waarborging van de kwaliteit en de mogelijkheden die hij biedt ten aanzien van ontwerpen en onderzoek; of c) een opgave van de al dan niet tot de onderneming van de gegadigde behorende technici of technische organen waarop deze voor de uitvoering van de opdracht een beroep kan doen, met name die welke belast zijn met de kwaliteitscontrole.
Prijs, datum van levering, termijn voor levering of uitvoering, gebruikskosten, rentabiliteit, kwaliteit, esthetische en functionele kenmerken van de goederen of diensten, klantenservice, technische bijstand, technische waarde.
Arrest van 3 oktober 2000 in zaak C-380/98, The Queen/H.M. Treasury, ex parte University of Cambridge; verzoek om een prejudiciele beslissing (Jurisprudentie 2001, blz. I-8035) en arrest van 1 februari 2001 in zaak C-237/99, Commissie/Frankrijk (HLM) (nog niet gepubliceerd).
Zaak 31/87, Gebroeders Beentjes/Staat der Nederlanden, zie boven, conclusie van de advocaat-generaal.
Zaak 31/87, Gebroeders Beentjes/Staat der Nederlanden, zie boven, rechtsoverweging 27.
Zie bijvoorbeeld artikel 26, lid 1, onder b), van Richtlijn 93/36/EEG: ,,verscheidene criteria die varieren naar gelang van de aard van de opdracht”.
In de voorstellen tot wijziging van de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten, die op 10 mei 2000 door de Commissie werden goedgekeurd, worden milieukenmerken wel expliciet vermeld bij de criteria op basis waarvan de economisch voordeligste inschrijving kan worden aangewezen (zie voetnoot 8).
Om de economisch meest voordelige inschrijving vast te stellen kunnen op het milieukeur gebaseerde criteria worden gebruikt, mits deze aan de in deze sectie uiteengezette voorwaarden voldoen.
Zaak C 531/99: Stagecoach Finland Oy Ab, voorheen Oy Swebus Finland Ab, van Espoo (verzoek om een prejudiciele beslissing) (PB C 102 van 8.4.2000, blz. 10).
Groenboek — De overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid, goedgekeurd door de Commissie op 27 november 1996 (COM(96) 583 def.).
Mededeling van de Commissie „De overheidsopdrachten in de Europese Unie”, goedgekeurd door de Commissie op 11 maart 1998 (COM(1998) 143 def.).
De levenscyclus van een product bestaat doorgaans uit de volgende fasen (maar niet noodzakelijkerwijs in deze volgorde): ontwerp van het product; aankoop van materialen; productie; vervoer; tests; gebruik; verwijdering; recycling.
Vervoerskosten of kosten voor het testen van een product mogen, indien zij door de leverancier worden gedragen en in de prijs tot uiting komen, niet een tweede maal door de aanbestedende dienst in aanmerking worden genomen door ze toe te voegen aan de prijs die aan de leverancier wordt betaald.
European Commission, DG Environment: A study on the economic valuation of environmental externalities from landfill disposal and incineration of waste. Final main report, oktober 2000, blz. 9.
Zaak 31/87: Gebroeders Beentjes (zie hierboven) en Arrest van het Hof van 26 september 2000 in zaak C-225/98, Commissie van de Europese Gemeenschappen/Franse Republiek — Bouw en onderhoud van schoolgebouwen aanbesteed door Region Nord-Pas-de-Calais en door departement du Nord, Jurisprudentie 2000, blz. I-7445.
Zie het Algemeen verslag over de werkzaamheden van de Europese Unie in 2000, punt 1119, blz. 407.
OESO-document ENV/EPOC/PPC(98)17REV1.
Arrest van 22 september 1988 in zaak 45/87, Commissie/Ierland (Dundalk), Jurisprudentie 1988, blz. 4929, en Arrest van 22 juni 1993 in zaak C-243/89, Commissie/Denemarken (Brug over de Grote Belt), Jurisprudentie 1993, blz. I-3353.
BIJLAGE I
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP TECHNISCH GEBIED
De gemeenschappelijke regels op technisch gebied zijn neergelegd in artikel 14 van Richtlijn 92/50/EEG (diensten), artikel 8 van Richtlijn 93/36/EEG (leveringen) en artikel 10 van Richtlijn 93/37/EEG (werken). Ook al hebben deze artikelen niet precies dezelfde bewoordingen, inhoudelijk zijn ze wel gelijk. Daarom staat hieronder bij wijze van voorbeeld artikel 14 van Richtlijn 92/50/EEG.
Inhoudsopgave
Gemeenschappelijke regels op technisch gebied
Artikel 14
1. De in bijlage II bedoelde technische specificaties worden in de algemene documenten of in de contractuele docu-menten die bij iedere opdracht behoren, opgenomen.
2. Onverminderd de verplichte nationale technische voorschriften, voorzover deze met het Gemeenschapsrecht ver-enigbaar zijn, worden deze technische specificaties door de aanbestedende dienst aangegeven door verwijzing naar de nationale normen ter omzetting van de Europese normen, door verwijzing naar Europese technische goedkeuringen of door verwijzing naar gemeenschappelijke technische specificaties.
3. Een aanbestedende dienst kan van lid 2 afwijken, indien:
a) de normen, de Europese technische goedkeuringen of de gemeenschappelijke technische specificaties geen bepa-lingen bevatten inzake de vaststelling van overeenstemming of indien er geen technische middelen zijn om de overeenstemming van een product met deze normen, deze Europese technische goedkeuringen of deze gemeen-schappelijke technische specificaties op bevredigende wijze vast te stellen;
b) de toepassing van lid 2 afbreuk doet aan de toepassing van Richtlijn 86/361/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de eerste fase van de wederzijdse erkenning van goedkeuringen van eindapparatuur voor telecom-municatie of van Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van de informatietechnologieen en de telecommunicate of van andere communautaire besluiten betref-fende diensten of producten op specifieke gebieden;
c) de toepassing van de normen, Europese technische goedkeuringen of gemeenschappelijke technische specificaties de aanbestedende dienst verplicht tot het gebruik van producten of van materiaal dat met de reeds door de aanbestedende dienst gebruikte apparatuur onverenigbaar is, dan wel tot buitensporig hoge kosten of tot on-evenredig grote technische moeilijkheden leidt; hij kan dit echter slechts doen in het kader van een welom-schreven en schriftelijk vastgelegde strategie met het oog op overgang binnen een vastgestelde termijn naar Europese normen, Europese technische goedkeuringen of gemeenschappelijke technische specificaties;
d) het betrokken project werkelijk innoverend is, waardoor het gebruik van bestaande normen, Europese technische goedkeuringen of gemeenschappelijke technische specificaties niet dienstig zou zijn.
4. Aanbestedende diensten die van lid 3 gebruikmaken, vermelden, wanneer enigszins mogelijk, de redenen daarvoor in de in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte aankondiging van opdracht of in het bestek en in elk geval in hun interne documentatie; zij verstrekken deze informatie desgevraagd aan de lidstaten en aan de Commissie.
5. Indien terzake geen Europese normen, Europese technische goedkeuringen of gemeenschappelijke technische speci-ficaties bestaan:
a) worden de technische specificaties omschreven door verwijzing naar de nationale technische specificaties waarvan is erkend dat zij aan de wezenlijke voorschriften van de Gemeenschapsrichtlijnen inzake de technische harmoni-satie voldoen, volgens de in die richtlijnen bepaalde procedures en met name volgens die van Richtlijn 89/106/ EEG;
b) kunnen de technische specificaties worden omschreven door verwijzing naar de nationale technische specificaties inzake het ontwerpen, het berekenen en het uitvoeren van het werk en het gebruik van de producten;
c) kunnen de technische specificaties worden omschreven door verwijzing naar andere documenten.
In dit geval dient in volgorde van voorkeur te worden verwezen naar:
i) nationale normen ter omzetting van de door het land van de aanbestedende dienst aanvaarde internationale normen;
ii) andere nationale normen en nationale technische goedkeuringen van het land van de aanbestedende dienst;
iii) andere nationale normen en nationale technische goedkeuringen van het land van de aanbestedende dienst.
6. Tenzij dergelijke specificaties door het voorwerp van de opdracht zijn gerechtvaardigd, verbieden de lidstaten het opnemen in de contractbepalingen die voor een bepaalde opdracht gelden, van technische specificaties die producten van een bepaald fabrikaat of van een bepaalde herkomst dan wel bijzondere werkwijzen vermelden, waardoor bepaalde dienstverleners worden begunstigd of uitgeschakeld. Het is met name verboden merken, octrooien of typen, of een bepaalde oorsprong of productie aan te duiden. Een dergelijke aanduiding, vergezeld van de vermelding ,,of daarmee overeenstemmend”, is evenwel toegestaan wanneer het de aanbestedende diensten niet mogelijk is door middel van voldoende nauwkeurige en voor alle betrokkenen begrijpelijke technische specificaties het voorwerp van de opdracht te omschrijven.
Voor de nutssector zijn de gemeenschappelijke regels op technisch gebied neergelegd in artikel 18 van Richtlijn 93/38/EEG (zie hieronder). Deze regels wijken af van die in de Richtlijnen 92/50/EEG, 93/36/EEG en 93/37/EEG: ze zijn minder gedetailleerd en uitputtend.
Technische specificaties en normen
Artikel 18
1. De aanbestedende diensten vermelden de technische specificaties in de algemene stukken of in het bestek voor elke opdracht.
2. De technische specificaties worden vastgesteld door verwijzing naar Europese specificaties, indien deze bestaan.
3. Bij gebreke van Europese specificaties moeten de technische specificaties, voorzover mogelijk, worden vastgesteld door verwijzing naar andere in de Gemeenschap gebruikte normen.
4. De aanbestedende diensten stellen de extra specificaties vast die nodig zijn ter aanvulling van de Europese specificaties of de andere normen. Daartoe geven zij de voorkeur aan specificaties die betrekking hebben op eisen inzake prestaties in plaats van conceptuele of beschrijvende eigenschappen, tenzij zij deze specificaties om objectieve redenen voor de uitvoering van de opdracht niet geschikt achten.
5. Tenzij dergelijke specificaties voor het ontwerp van de opdracht strikt noodzakelijk zijn, kunnen geen technische specificaties worden gebruikt die producten van een bepaald fabrikaat of een bepaalde herkomst, dan wel bijzondere werkwijzen vermelden, waardoor bepaalde ondernemingen worden begunstigd of uitgeschakeld. Het is met name verboden te verwijzen naar merken, octrooien of typen, of een bepaalde oorsprong of herkomst; een dergelijke verwijzing, vergezeld van de vermelding ,,of daaraan gelijkwaardig” is evenwel toegestaan wanneer het voorwerp van de opdracht niet op een andere wijze met voldoende nauwkeurige, voor alle betrokkenen volkomen begrijpelijke specificaties omschreven kan worden.
6. De aanbestedende diensten kunnen afwijken van lid 2 indien:
a) het technisch onmogelijk is om de overeenstemming van een product met die Europese specificaties afdoende vast te stellen;
b) de toepassing van lid 2 afbreuk doet aan de toepassing van Richtlijn 86/361/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de eerste fase van de wederzijdse erkenning van goedkeuringen van eindapparatuur voor telecommunicate of van Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van de informatietechnologieen en de telecommunicatie;
c) bij de aanpassing van de bestaande praktijken aan de Europese specificaties, deze Europese specificaties de aanbestedende dienst zouden verplichten tot de aanschaf van materiaal dat incompatibel is met de reeds in gebruik zijnde apparatuur of zou leiden tot buitensporig hoge kosten of tot onevenredig grote technische moeilijkheden. De aanbestedende diensten kunnen echter slechts gebruikmaken van deze afwijking in het kader van een welomschreven en schriftelijk vastgestelde strategie met het oog op een overgang naar Europese specificaties;
d) de betrokken Europese specificatie ongeschikt is voor de overwogen bijzondere toepassing of indien daarin geen rekening is gehouden met de technische ontwikkelingen die zich sinds de vaststelling van die specificatie hebben voorgedaan. De aanbestedende diensten die deze afwijking toepassen, delen aan de bevoegde normalisatie-instel-ling of aan een andere instelling die bevoegd is tot herziening van de Europese specificaties de redenen mede waarom zij de Europese specificaties niet geschikt achten en verzoeken deze te herzien;
e) het betrokken project werkelijk innoverend van aard is en daarvoor het gebruik van bestaande Europese speci-ficaties niet dienstig zou zijn.
7. De overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder a), of artikel 21, lid 2, onder a), bekendgemaakte aankondigingen vermelden de toepassing van lid 6.
8. Dit artikel laat de verplichte technische voorschriften, voorzover deze verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, onverlet.
BIJLAGE II
DEFINITIE VAN ENKELE TECHNISCHE SPECIFICATIES
De inhoud van de definitie van enkele technische specificaties in bijlage II bij Richtlijn 92/50/EEG (diensten), bijlage III bij Richtlijn 93/36/EEG (leveringen), bijlage II bij Richtlijn 93/37/EEG (werken) en artikel 1, leden 8 tot en met 13, van Richtlijn 93/38/EEG (nutsbedrijven) is gelijk, ook al geldt dit niet voor de bewoordingen. Daarom staat hieronder bij wijze van voorbeeld bijlage II bij Richtlijn 92/50/EEG.
BIJLAGE II
DEFINITIE VAN ENKELE TECHNISCHE SPECIFICATIES
In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. ..technische specificatie”: alle technische voorschriften, met name die welke zijn opgenomen in het bestek, die een omschrijving geven van de vereiste kenmerken van een werk, een materiaal, een product of een levering en aan de hand waarvan op objectieve wijze een werk, een materiaal, een product of een levering zodanig kan worden omschreven dat dit beantwoordt aan het gebruik waarvoor het door de aanbestedende dienst is bestemd. Deze voorschriften omvatten het niveau van kwaliteit en gebruiksgeschiktheid, veiligheid en afmetingen met inbegrip van de voorschriften voor het materiaal, het product of de levering inzake het systeem voor het waarborgen van de kwaliteit, de terminologie, de symbolen, de proefnemingen en proefnemingsmethoden, de verpakking en het merken of etiketteren. Zij omvatten eveneens de voorschriften voor het berekenen en het ontwerpen van het werk, de voorwaarden voor de proefnemingen, controle en oplevering van de werken, alsmede de bouwtechnieken of bouw-wijzen en alle andere voorwaarden van technische aard die de aanbestedende dienst bij algemene dan wel bijzondere maatregel kan voorschrijven met betrekking tot de voltooide werken en tot de materialen of bestanddelen waaruit deze werken zijn samengesteld;
2. .norm”: technische specificatie die door een erkende normaliseringsinstelling voor herhaalde of voortdurende toepassing is goedgekeurd, waarvan de inachtneming in beginsel niet verplicht is;
3. .Europese norm”: norm die door het Europees Comite voor normalisatie (CEN) of het Europees Comite voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) als .Europese norm (EN)” of .harmonisatiebescheid (HD)” is goedgekeurd volgens de gemeenschappelijke regels van deze organisaties of die is goedgekeurd door het Europees Normalisatie-instituut voor de telecommunicatie (ETSI) als een .Europese telecommunicatienorm (NET)”;
4. .Europese technische goedkeuring”: op de bevinding dat aan de fundamentele voorschriften wordt voldaan, geba-seerde, gunstig uitvallende technische beoordeling waarbij een product geschikt wordt verklaard voor het gebruik voor bouwdoeleinden volgens zijn intrinsieke eigenschappen en de voor de toepassing en het gebruik ervan vast-gestelde voorwaarden. De Europese technische goedkeuring wordt afgegeven door de te dien einde door de lidstaat erkende instelling;
5. .gemeenschappelijke technische specificatie”: de technische specificatie die volgens een door de lidstaten erkende procedure is opgesteld met het oog op een uniforme toepassing in alle lidstaten en die in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is bekendgemaakt;
6. .fundamentele voorschriften”: voorschriften met betrekking tot de veiligheid, de gezondheid en andere aspecten van algemeen belang waaraan de werken kunnen voldoen.