Toelichting bij COM(2007)13 - Voorstel voor het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie 2007

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0013

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Voorstel voor het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie 2007 /* COM/2007/0013 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

2.

Brussel, 19.1.2007


COM(2007) 13 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Voorstel voor het g ezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie 2007

BELANGRIJKSTE CONCLUSIES

Tegen de achtergrond van de demografische vergrijzing en de toegenomen globalisering hebben de lidstaten voor het eerst geïntegreerde nationale verslagen over hun strategieën op het gebied van sociale integratie, pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg ingediend i. Alle lidstaten worden nog steeds met uitsluiting en ongelijkheid geconfronteerd en moeten hun sociale beschermingsstelsels moderniseren. De uitgangssituaties verschillen van lidstaat tot lidstaat maar de analyse van de verslagen heeft toch de volgende belangrijke conclusies opgeleverd:

- De lidstaten hebben gehoor gegeven aan de oproep van de Europese Voorjaarsraad in 2006 om de kinderarmoede te bestrijden en ze zijn vastbesloten de vicieuze cirkel van de armoede te doorbreken. Op die manier dragen ze bij aan meer en duurzamere sociale samenhang. Het is van vitaal belang iedereen toegang tot kwaliteitsonderwijs en kwaliteitsopleidingen te bieden en bijzondere aandacht aan het kleuteronderwijs en het probleem van de vroegtijdige schoolverlaters te schenken. De situatie van immigranten en etnische minderheden vergt extra aandacht.

- Actieve integratie is een krachtig instrument om de sociale en arbeidsintegratie van de meest achtergestelde groepen te bevorderen. Het verbinden van meer voorwaarden aan uitkeringen is erg belangrijk, maar dit moet niet het effect hebben dat diegenen die niet kunnen werken sociaal nog meer uitgesloten raken. De meeste lidstaten pleiten voor een evenwichtige aanpak op basis van gepersonaliseerde arbeidsmarktsteun en toegankelijke sociale diensten van hoge kwaliteit. Het is echter ook zaak toereikende minimuminkomens te waarborgen.

- In hun eerste Europese plannen inzake gezondheidszorg en langdurige zorg vermelden de lidstaten dat het van prioritair belang is gelijke toegang voor iedereen te waarborgen, de ongelijkheden op het gebied van de gezondheidszorg te verkleinen, een veilige zorgverlening van hoge kwaliteit te waarborgen en nieuwe technologieën op het gebied van gezondheidszorg en zelfstandig wonen te introduceren. Een rationeler gebruik van de middelen is van essentieel belang voor een duurzame gezondheidszorg van hoge kwaliteit. Sommige landen moeten wellicht meer financiële en menselijke middelen ter beschikking stellen om een adequate zorgverlening voor de hele bevolking te waarborgen. Betere coördinatie en de bevordering van gezonde levensstijlen en preventie kunnen win-win situaties zijn, die ervoor zorgen dat de gezondheidstoestand verbetert en de stijging van de onkosten beperkt blijft.

- De meeste lidstaten moeten maatregelen nemen met het oog op meer en financieel duurzame langdurige zorg.Betere coördinatie tussen de gezondheidszorg en de sociale diensten, steun voor informele zorgverleners en nieuwe technologieën kanmensen helpen zo lang mogelijk thuis te worden verzorgd.

- Veel landen passen hun pensioenstelsels aan de stijging van de levensverwachting aan en creëren een transparante relatie tussen bijdragen en uitkeringen. Ouderen lopen vaak een groter risico om het slachtoffer van armoede te worden. Via hervormingen wordt gestreefd naar toereikende en duurzame pensioenstelsels. Als gevolg van de vergrijzing kunnen alleen toereikende pensioenen worden gewaarborgd als meer mensen – en vooral meer oudere werknemers – langer werken. Er moet nauwgezet worden toegezien op de gevolgen van de hervormingen voor de toereikendheid van pensioenen.

- Ondanks de hervormingen zullen de uitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg als gevolg van de vergrijzing tegen 2050 met vier procentpunten van het BBP stijgen. De duurzaamheid van de openbare financiën op lange termijn is nog steeds niet verzekerd: uit een recent verslag van de Commissie i blijkt dat zes lidstaten op dit punt een hoog risico lopen, tien een middelgroot risico en negen een klein risico. Het is van cruciaal belang dit probleem aan te pakken door de openbare schuld te verlagen, de werkgelegenheid te verhogen en de stelsels voor sociale bescherming te hervormen. Uit het verslag blijkt ook dat ontoereikende pensioenen kunnen leiden tot een onvoorziene vraag naar ad-hocverhogingen van de pensioenen of een grotere vraag naar andere uitkeringen. Toereikende pensioenen, duurzaamheid en moderniseringen kunnen bijgevolg niet los van elkaar worden gezien.

- De lidstaten houden meer rekening met het verband tussen hun sociaal, economisch en werkgelegenheidsbeleid. Ze hervormen de pensioenstelsels om het aantal vervroegde uittredingen te beperken en mensen te stimuleren en de mogelijkheid te geven langer te werken. Het gevolg is dat de arbeidsparticipatie van oudere werknemers toeneemt. Door bij de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's voor groei en werkgelegenheid i en de strategieën voor sociale bescherming en sociale integratie op deze wisselwerking voort te bouwen kunnen gemakkelijker resultaten worden behaald.

- De governance van Europese en nationale sociale beleidsmaatregelen wordt versterkt. De betrokken partijen – met inbegrip van de rechtstreeks betrokkenen – worden steeds meer bij de voorbereiding van sociale hervormingen betrokken. Er kan op dit punt echter nog meer worden gedaan. De rol van de betrokken partijen moet worden verruimd tot de uitvoering en de follow-up van de hervormingen. De wisselwerking tussen de nationale en Europese beleidsniveaus enerzijds en de regionale en plaatselijke niveaus – waar de hervormingen grotendeels worden uitgevoerd – anderzijds moet worden versterkt. Op alle gebieden van de Europese samenwerking kan veel van elkaar geleerd worden.

1.

Inleiding



Dankzij de in 2006 ingevoerde geïntegreerde open coördinatiemethode (OCM) i kan de EU de lidstaten beter steunen in hun streven naar meer sociale samenhang in Europa. Dit levert concrete resultaten op die de Europese burgers laten zien dat de EU veel belang aan sociale waarden hecht. Dankzij de OCM kunnen de lidstaten van elkaar leren en de betrokken partijen op nationaal en Europees vlak intensiever bij de problematiek worden betrokken. Hierdoor is het besef gegroeid dat uitsluiting en armoede een multidimensionaal karakter hebben en de hervormingen van de sociale bescherming een gemeenschappelijke aanpak vergen op basis van beginselen als toegankelijkheid, toereikendheid, kwaliteit, modernisering en duurzaamheid. Voor het eerst is aangetoond dat bij de aanpak van de gezondheidszorg en de langdurige zorg beleidsmaatregelen met succes kunnen worden uitgewisseld. De nationale verslagen illustreren hoe het beleid kan worden verbeterd en de overheidsmiddelen doelgerichter kunnen worden ingezet door gezamenlijk aandacht aan alle doelstellingen te schenken. Hoewel de nieuwe werkmethoden van de OCM resultaten beginnen op te leveren, moeten op EU- en nationaal niveau meer inspanningen worden geleverd om het volledige potentieel van de OCM te benutten.

3.

2. OVERKOEPELENDE THEMA'S VOOR HET BELEID INZAKE SOCIALE BESCHERMING EN SOCIALE INTEGRATIE


Meer sociale samenhang

De recente ontwikkelingen zijn bemoedigend: in nagenoeg alle lidstaten zijn of worden hervormingen doorgevoerd om de stelsels fiscaal en sociaal duurzamer te maken en beter op de veranderende behoeften van de bevolking af te stemmen. Lidstaten streven meer en meer naar actieve integratie, erkennend dat het recht van mensen een actieve rol in de samenleving te spelen bevorderd moet worden. De lidstaten zijn bereid hervormingen door te voeren om toereikende en duurzame pensioenen te waarborgen. Op het punt van gezondheidszorg en langdurige zorg wordt vooral gestreefd naar een betere toegankelijkheid en meer kwaliteit en duurzaamheid.

Overeenkomstig de doelstellingen van de OCM is het bij al deze thema's van essentieel belang de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. De lidstaten houden doorgaans beter rekening met gender kwesties en gegevens worden vaker naar geslacht uitgesplitst. Sommige lidstaten spelen een voortrekkersrol en integreren de genderdimensie systematisch in het beleid. Toch moet bij de ontwikkeling van het beleid op de drie samenwerkingsgebieden nog beter met de genderdimensie rekening worden gehouden.

4.

Wisselwerking met werkgelegenheid en groei


De lidstaten zijn zich er duidelijker van bewust dat hervormingen van de economie en de arbeidsmarkt de sociale samenhang moeten bevorderen en dat sociale beleidsmaatregelen de economische groei en de groei van de werkgelegenheid moeten ondersteunen. Actieve integratiemaatregelen kunnen het arbeidsaanbod vergroten en de sociale samenhang versterken. Het verhogen van het kinderwelzijn zal er aan bijdragen dat k meer mensen al hun mogelijkheden kunnnen ontwikkelen en sociaal en economisch ten volle participeren. De hervormingen van de pensioenen en de gezondheidszorg hebben duidelijke gevolgen voor de duurzaamheid van de overheidsfinanciën en voor de arbeidsmarkt. Maatregelen op het gebied van de gezondheidszorg maken het mogelijk de levenskwaliteit en de productiviteit te verbeteren en helpen de financiële duurzaamheid t vrijwaren.

De lidstaten erkennen nochtans dat gezonde economische groei en het scheppen van werkgelegenheid er niet automatisch toe leiden dat inkomensongelijkheden en regionale verschillen kleiner worden en mensen met een baan voor armoede worden gevrijwaard. Sommige nationale hervormingsprogramma's schenken meer aandacht aan de meest achtergestelde sociale groepen door bijvoorbeeld de segmentatie en de onzekerheid op de arbeidsmarkt aan te pakken en arme gezinnen te helpen meer van de werkgelegenheidsgroei te profiteren. Maatregelen om de duurzaamheid van de overheidsfinanciën te waarborgen gaan gepaard met hervormingen om de meest kwetsbare groepen te beschermen. Er is op Europees en nationaal vlak behoefte aan een hechtere en meer zichtbare wisselwerking.

5.

Governance


De civiele samenleving en de sociale partners worden steeds meer betrokken bij de voorbereiding van nationale strategieën en de modernisering van de sociale bescherming. De hervormingen van de pensioenen leiden tot meer transparantie en geven de burgers een beter inzicht in hun situatie. Toch kunnen de partijen er nog beter bij worden betrokken, vooral bij de uitvoering en de follow-up.. Er moet voor meer coördinatie tussen de Europese, nationale, regionale en plaatselijke niveaus worden gezorgd. Het belang van monitoring en evaluatie wordt algemeen erkend, maar er worden weinig details over de concrete invulling ervan gegeven. Er wordt meer van indicatoren en streefcijfers gebruikgemaakt en de nationale strategieën wijzen steeds meer middelen en belang toe aan maatregelen die op de streefcijfers en de doelstellingen zijn afgestemd, maar dit gebeurt nog niet systematisch. De coördinatie tussen de maatregelen op het gebied van sociale integratie en gezondheidszorg enerzijds en de structuurfondsen – en vooral het Europees Sociaal Fonds – anderzijds is versterkt, maar de zichtbaarheid ervan kan op dit gebied nog worden verbeterd.

6.

3. BELANGRIJKSTE UITDAGINGEN OP DE GEBIEDEN WAAROP DE OCM ACTIEF IS


7.

3.1 De strijd tegen armoede en uitsluiting


De verslagen van de lidstaten zijn strategischer dan de voorbije jaren en op een beperkter aantal prioriteiten toegespitst. Het multidimensionale karakter van uitsluiting wordt echter nog steeds erkend en de prioritaire problemen worden vanuit taltijke invalshoeken benaderd.

8.

Voorkomen dat armoede zich van de ene generatie op de andere voortzet


In de meeste lidstaten lopen kinderen een hoger armoederisico dan de gemiddelde burger. In sommige lidstaten wordt bijna een derde van de kinderen met armoede bedreigd. Kinderen die opgroeien in eenoudergezinnen of gezinnen waar geen van de gezinsleden werkt, lopen een bijzonder hoog risico. De sociale samenhang en de duurzame ontwikkeling worden hierdoor bedreigd. Arme kinderen behalen doorgaans minder goede schoolresultaten, komen vaker in aanraking met het gerecht, zijn minder gezond en hebben meer moeite om zich in de maatschappij en op de arbeidsmarkt te integreren.

In maart 2006 heeft de Europese Raad de lidstaten opgeroepen 'de nodige maatregelen te treffen om het aantal kinderen dat in armoede leeft snel aanzienlijk te verminderen, waarbij alle kinderen ongeacht hun sociale achtergrond gelijke kansen worden geboden'. De overgrote meerderheid van de lidstaten heeft prioriteit verleend aan een geïntegreerde strategie op lange termijn om kinderarmoede en uitsluiting van kinderen te voorkomen en te bestrijden.

De strategie van de lidstaten bestaat uit een mix van beleidsmaatregelen die het probleem vanuit verschillende invalshoeken benaderen: de gezinsinkomens worden verhoogd, de toegang tot diensten – inclusief degelijke huisvesting – wordt verbeterd en de rechten van kinderen worden beschermd. De lidstaten proberen doorgaans de situatie van de meest achtergestelde kinderen en gezinnen te verbeteren in het kader van een ruimere universele strategie.

Twee doelstellingen krijgen bijzondere aandacht: gelijke kansen op het gebied van onderwijs (inclusief kleuter- en volwassenenonderwijs) en de participatie van de ouders aan de arbeidsmarkt. Dankzij een betere toegang tot degelijke kinderopvang en flexibele arbeidspatronen kunnen werk en gezin gemakkelijker worden gecombineerd. Het is in dit verband ook belangrijk dat het huishoudelijk werk en de zorg voor de kinderen evenwichtiger worden verdeeld.

Gemiddeld verlaat 15% van de jongeren de school vroegtijdig, maar in sommige landen loopt dit cijfer op tot meer dan een derde van de jongeren. Door vroegtijdig schoolverlaten aan te pakken en jongeren met betere kwalificaties uit te rusten neemt het gevaar voor sociale uitsluiting af en verbeteren de vooruitzichten op de arbeidsmarkt. Sommige lidstaten hebben specifieke streefcijfers geformuleerd en nemen preventieve maatregelen (kleuteronderwijs, advies en counseling, studiebegeleiding, beurzen) en compenserende maatregelen (bijvoorbeeld tweedekansonderwijs). Als deze maatregelen worden ontwikkeld tot grootschalige strategieën, kunnen significante resultaten worden behaald.

In alle lidstaten is de jeugdwerkloosheid – vooral bij jonge migranten – twee keer zo hoog als het totale werkloosheidscijfer (18,7% voor de EU-25 in 2004). Jongeren bevinden zich vaak in een vicieuze cirkel van "laag loon – geen loon". Veel lidstaten breiden het leerlingwezen uit, bieden geïndividualiseerde hulp of actieve alternatieven na korte perioden van werkloosheid, schenken bijzondere aandacht aan sociaal achtergestelde gebieden of verbeteren de toegang tot mainstreammaatregelen.

9.

Actieve integratie bevorderen


Een goede baan biedt een duurzame uitweg uit armoede en sociale uitsluiting, verbetert de arbeidsperspectieven en versterkt het menselijk en sociaal kapitaal. Als voor gezonde en goede arbeidsomstandigheden wordt gezorgd, kunnen meer mensen langer werken.

De lidstaten schenken steeds meer aandacht aan 'actieve integratie' i om de sociale integratie te versterken. Er tekent zich een duidelijke trend af waarbij alleen wie bereid is te werken nog voor uitkeringen in aanmerking komt en waarbij arbeid aantrekkelijker wordt gemaakt door de belasting- en uitkeringsstelsels te hervormen. In sommige lidstaten wordt het verbinden van voorwaarden aan uitkeringen succesvol gecombineerd met de geleidelijke verlaging van uitkeringen bij de herintegratie op de arbeidsmarkt en met belastingkredieten voor laagbetaalde banen, zodat achtergestelde groepen aan de arbeidsmarkt kunnen participeren. Voor een evenwichtige beleidsmix ter bevordering van de actieve integratie is het ook van vitaal belang het actieve arbeidsmarktbeleid te versterken, mensen de mogelijkheid te geven vaardigheden (o.m. IT-vaardigheden) bij te schaven, onderwijsachterstanden weg te werken en voor geschikte counseling te zorgen. Belangrijk is dat sommige lidstaten hun uitkeringsstelsels verbeteren om ervoor te zorgen dat de strengere voorwaarden voor uitkeringen niet ten koste gaan van diegenen die niet in staat zijn te werken. In veel strategieën wordt echter te weinig aandacht geschonken aan de noodzaak toereikende minimuminkomens te waarborgen.

Economische groei en banengroei leiden niet automatisch tot de integratie van mensen die het meest van de arbeidsmarkt zijn afgesneden. Sommige lidstaten helpen mensen hun baan te behouden of een betere baan te vinden. Ze hebben ook opleidingen op de werkplek bevorderd en de minimumlonen verhoogd om ervoor te zorgen dat werken lonend is. De sociale economie is een belangrijke bron van werkgelegenheid – onder meer voor mensen met weinig kwalificaties of een verminderde arbeidscapaciteit – en verleent sociale diensten waarin de markteconomie niet voorziet. Het is ook van cruciaal belang discriminatie, financiële uitsluiting en overmatige schuldenlasten te bestrijden, ondernemerschap en flexibiliteit te bevorderen, het arbeidsrecht aan de sociale dialoog te koppelen en de voordelen van integratie op de arbeidsmarkt te promoten.

De integratie op de arbeidsmarkt moet vaak aan een aantal andere diensten worden gekoppeld. Sommige lidstaten proberen de uitsluiting op huisvestingsgebied en de problemen van daklozen structureler aan te pakken door vooral aandacht aan preventie en degelijke huisvesting te schenken in plaats van vooral voor opvang te zorgen. Het zal echter niet eenvoudig zijn de universele toegang tot een degelijke dienstverlening te verzoenen met kostenbeperkingen.

Volgens de Europese Raad is het van prioritair belang de arbeidsparticipatie van gehandicapten te vergroten. Sommige lidstaten vergemakkelijken de toegang van lichamelijk gehandicapten tot de arbeidsmarkt; andere lidstaten bevorderen de integratie van gehandicapten vanuit een ruimer perspectief door beleidsmaatregelen te mainstreamen, zelfstandig wonen te bevorderen en de toegang tot een degelijke dienstverlening te verbeteren. Aan geesteszieken en geestelijk gehandicapten wordt echter minder aandacht geschonken.

Een aantal lidstaten benadert de sociale integratie van migranten en etnische minderheden – twee andere prioritaire bevolkingsgroepen – vanuit een meer holistisch perspectief. Daarbij worden maatregelen genomen om onderwijsachterstanden weg te werken, taalvaardigheden te ontwikkelen, discriminatie te bestrijden en de betrokkenen beter als burgers bij de samenleving te betrekken.

Een specifieke prioriteit van het ESF bestaat erin de sociale integratie van achtergestelde groepen te bevorderen met het oog op hun duurzame integratie op de arbeidsmarkt. Er kan steun worden verleend in het kader van alle prioriteiten van het ESF voor 2007-2013 en de plannen geven meer zichtbaarheid aan de structuurfondsen. Het EFRO zal steun verlenen aan infrastructuurwerken die de sociale integratie bevorderen en de armoede in steden helpen bestrijden.

10.

3.2 Gezondheidszorg en langdurige zorg


In dit eerste coördinatiejaar laten de verslagen opmerkelijke verschillen op het gebied van gezondheid tussen en binnen lidstaten zien. De levensverwachting varieert van 65,7 tot 77,9 jaar voor mannen en van 75,9 tot 82,5 jaar voor vrouwen. In veel landen doen zich ook aanzienlijke sociaaleconomische verschillen voor. De resultaten zijn het gevolg van tal van factoren (onder meer de leef- en arbeidsomstandigheden). De lidstaten proberen de verschillen te verkleinen door het preventiebeleid en de gezondheidseducatie te verbeteren en de toegang tot gezondheidszorg te vergemakkelijken.

(Ongelijke) toegang tot gezondheidszorg en langdurige zorg

Alle landen hechten veel belang aan toegang tot degelijke gezondheidzorg en langdurige zorg. Dit betekent echter niet noodzakelijk dat iedereen toegang tot gezondheidszorg en langdurige zorg heeft: er bestaan nog steeds aanzienlijke ongelijkheden . Het aantal contante betalingen is constant gestegen doordat bepaalde vormen van zorgverlening niet meer worden vergoed en de eigen bijdragen (het remgeld) zijn gestegen om de inkomsten te verhogen en overmatig gebruik te beperken. Om te vermijden dat de toegang voor de meest kwetsbare groepen belemmerd raakt, zorgen de lidstaten voor vrijstellingen, vooruitbetalingen en uitgavenplafonds.

De zorgverlening is niet overal gelijk. Regionale verschillen zijn zowel het gevolg van geografische als institutionele factoren. Een gedecentraliseerd beleid biedt de mogelijkheid de zorgverlening aan plaatselijke omstandigheden aan te passen maar leidt ook tot onderlinge verschillen in vergoeding en behandeling. Ook de financiële mogelijkheden van regio's kunnen verschillen. Dankzij de Europese structuurfondsen is het mogelijk de gezondheidsinfrastructuur te verbeteren en de verschillen te verkleinen.

Er moeten systemen voor langdurige zorg worden ontwikkeld om aan de stijgende vraag te voldoen. De bestaande voorzieningen volstaan vaak niet, wat resulteert in hoge persoonlijke onkosten en lange wachttijden. De veranderende gezinsstructuren, de toenemende geografische mobiliteit en de stijging van het percentage werkende vrouwen vereisen een meer geformaliseerde zorgverlening voor ouderen en gehandicapten. Iedereen is het erover eens dat prioriteit moet worden verleend aan thuiszorg en nieuwe technologieën (bijvoorbeeld systemen voor zelfstandig wonen) die mensen in staat stellen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. De lidstaten beklemtonen ook het belang van rehabilitatie waardoor afhankelijke personen opnieuw een actief leven kunnen leiden. Een duurzame financiering van de langdurige zorg wordt steeds meer van essentieel belang geacht en sommige lidstaten nemen daartoe reeds de nodige maatregelen.

11.

Betere kwaliteit dankzij normen, evidence-based medicine en geïntegreerde zorgverlening


Om een zorgverlening van hoge kwaliteit te waarborgen maken de lidstaten gebruik van tal van instrumenten: kwaliteitsnormen (bijvoorbeeld structurele en procedurele minimumeisen voor zorgverleners), accreditering en certificering van zorgverleners, en degelijke monitoringsystemen op basis van rapportage en inspecties. Gezondheidswerkers worden aangemoedigd centraal geëvalueerde en toegankelijke klinische richtsnoeren te gebruiken op basis van het beste beschikbare bewijsmateriaal. Er zijn nationale agentschappen voor de beoordeling van gezondheidstechnologie opgericht: ze werken Europees samen (Europees netwerk voor de beoordeling van gezondheidstechnologie) en dragen ertoe bij dat nieuwe ingrepen doeltreffend, veilig en kosteneffectief zijn.

Om het systeem beter op de behoeften af te stemmen en de patiënt beter tevreden te stellen komt de patiënt bij de zorgverlening een steeds centralere rol toe. De zorgverlening wordt aan de patiënt aangepast (vooral bij langdurige zorg), zijn rechten en keuzemogelijkheden worden gewaarborgd, hij wordt bij de besluitvorming betrokken en kan via enquêtes feedback geven.

De lidstaten streven naar een betere coördinatie tussen primaire, interne en externe secundaire en tertiaire zorg en tussen medische, verpleegkundige, sociale en palliatieve zorg. Daarbij kan e-gezondheid van pas komen. Naar verwachting zal de patiëntenstroom hierdoor efficiënter door het systeem worden geloodst, het aantal ongepaste ingrepen afnemen, zelfstandig wonen worden bevorderd en de tevredenheid en de veiligheid van de patiënten toenemen.

Er worden promotie- en preventieprogramma's uitgevoerd om niet-overdraagbare ziekten en gezondheids ongelijkheden te bestrijden (bijvoorbeeld kanker, hart- en vaatziekten en vaccinatieprogramma's).

12.

Financiële duurzaamheid op lange termijn


Duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg vergt financiële en menselijke middelen. Er worden aanzienlijke middelen beschikbaar gesteld maar de verschillen in uitgaven (variërend van 5% tot 11% van het BBP in 2003) en personeel (tussen 3% en 10% van de bevolking in de werkende leeftijd) zijn opmerkelijk.

Uit de verslagen blijkt dat het zaak is de onkosten – die aanzienlijk sneller stijgen dan het BBP – te beheersen . Vooral door nieuwe technologieën, prijsontwikkelingen, de steeds hogere verwachtingen van de patiënten en de vergrijzing van de bevolking staan de uitgaven onder druk. Het is van cruciaal belang ervoor te zorgen dat iedereen snel en in gelijke mate van de medische vooruitgang kan profiteren. De meeste lidstaten pleiten voor een rationeler gebruik van de middelen (bijvoorbeeld door de vaststelling van limieten voor de totale uitgaven; eigen bijdragen; en het gebruik van generische geneesmiddelen, richtsnoeren voor het personeel en beoordelingen van gezondheidstechnologie). Met het oog op meer efficiëntie koppelen sommige lidstaten de zorgverlening los van de financiering en bevorderen ze de competitie tussen zorgverleners. De particuliere uitgaven bedragen gemiddeld 26% van de totale uitgaven voor gezondheidszorg als gevolg van de kostenbeheersing en de stijging van de vraag door het hogere inkomen per hoofd van de bevolking. De lidstaten herstructureren de gezondheidszorg in versneld tempo – vaak door in te gaan tegen aloude belangen – door een beroep op verwijzingssystemen te doen, de primaire zorgverlening te versterken en territoriaal te binden, het aantal ziekenhuisbedden te verminderen, day case surgery te stimuleren (waarbij patiënten na een heelkundige ingreep de nacht niet in het ziekenhuis hoeven door te brengen) en gespecialiseerde zorg te rationaliseren en tot een paar hooggeavanceerde centra te beperken.

Dankzij de verwachte toename van de zorgconsumptie kunnen heel wat banen worden gecreëerd. Er is echter een algemeen overschot aan specialisten en een gebrek aan generalisten en verpleegkundigen. De grote vraag naar personeel in sommige landen leidt tot een leegloop in andere landen, wat bewijst dat er behoefte is aan een gemeenschappelijke aanpak. Er moeten maatregelen worden genomen om het verloop van medisch personeel tegen te gaan en het aanbod op lange termijn te vergroten. Ook de langdurige zorg wordt met een tekort aan personeel geconfronteerd. Informele zorgverleners hebben behoefte aan opleiding, toezicht door collega's, counseling, respijtzorg en de mogelijkheid om zorg voor familieleden en arbeid in loondienst te combineren.

De problemen verschillen sterk van lidstaat tot lidstaat. Sommige lidstaten moeten meer middelen aan gezondheidszorg en langdurige zorg besteden om aan de vraag te voldoen en tegelijkertijd de efficiëntie vergroten. In andere lidstaten is efficiëntie zelf de sleutel tot het behoud van duurzame systemen.

13.

Op zoek naar een win-winstrategie


De lidstaten beseffen dat toegang, kwaliteit en financiële duurzaamheid onderling verbonden zijn: maatregelen om de toegang tot de zorgverlening te verbreden moeten verenigbaar zijn met het streven naar meer financiële duurzaamheid, en duurzaamheid op lange termijn mag niet ten koste gaan van een zorgverlening van hoge kwaliteit voor iedereen. Er bestaan trade-offs, maar ook synergieën tussen de verschillende beleidsmaatregelen. Met behulp van transparante trade-offs en het ontwikkelen van synergieën kan een adequate sociale bescherming worden gewaarborgd tegen risico's op het gebied van gezondheidszorg en langdurige zorg. Het bevorderen van gezonde en actieve leefstijlen, gezondheid en veiligheid op het werk en een meer preventieve zorgverlening, door bij alle beleidsmaatregelen met gezondheidsoverwegingen rekening te houden, wordt gezien als een win-win strategie. Het verbeteren van coördinatie – zowel tussen soorten zorgverlening als bevoegdheidsniveaus (nationaal, regionaal, plaatselijk) – en een groter gebruik van evidence-based medicine en technologiebeoordelingen maakt het mogelijk de kwaliteit van de zorgverlening en de veiligheid van de patiënt te verbeteren en de uitgaven te helpen beheersen.

14.

3.3 Toereikende en duurzame pensioenen


In 2006 is al verslag over het thema pensioenen uitgebracht. Het uitgebreide samenvattende verslag over toereikende en duurzame pensioenen i maakt duidelijk dat bij de hervormingen rekening moet worden gehouden met de synergieën en trade-offs tussen de algemene doelstellingen (toereikendheid, duurzaamheid en modernisering). De afgelopen tien jaar zijn in de meeste landen algemene structurele hervormingen doorgevoerd (in sommige lidstaten waren de hervormingen in 2006 nog steeds aan de gang). Ze zijn gebaseerd op een levensloopbenadering – waarbij het verband tussen bijdragen en uitkeringen wordt versterkt en de toenemende levensduur wordt beheerd – en op strategieën voor actief ouder worden – waarbij de toegang tot vervroegde pensioenregelingen wordt beperkt en werknemers worden gestimuleerd om langer te werken. De hervormingen moeten gepaard gaan met de opening van de arbeidsmarkt voor oudere werknemers. Om toereikende en duurzame pensioenen te waarborgen moeten meer mensen werken en moeten mensen langer werken. De constante stijging van het percentage oudere werknemers is bemoedigend maar geen reden tot zelfgenoegzaamheid.

Duurzaamheid en toereikendheid kunnen niet los van elkaar worden gezien. Enerzijds leggen pensioenstelsels die niet duurzaam zijn, een hypotheek op de toekomst van de pensioenen; anderzijds leiden ontoereikende pensioenen tot onvoorziene behoeften om te voorkomen dat gepensioneerden het slachtoffer van armoede worden. Uit theoretische vervangingsratio's die laten zien hoe het pensioen van een typische werknemer in de periode tot 2050 zal evolueren, blijkt dat er zich in de meeste landen – en vooral in landen die grootschalige hervormingen hebben doorgevoerd (en de duurzaamheid hebben verbeterd) – op een bepaalde pensioenleeftijd dalingen voordoen. De lidstaten zijn van plan deze dalingen op te vangen door werknemers langer te laten werken of aanvullend pensioensparen te bevorderen. In landen die op aanvullende pensioenvoorzieningen rekenen, is het van essentieel belang de betaling van privépensioenen te verzekeren en het bereik te verruimen.

Er is in 2006 vooral aandacht geschonken aan specifieke thema's, zoals het hogere armoederisico van oudere vrouwen, minimumpensioenen en minimuminkomens in het kader van bijstandsregelingen. De regelingen vertonen onderling grote verschillen: in sommige landen is het bereik van bijstandsregelingen de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd, terwijl in andere landen minder mensen van een minimumpensioen afhankelijk zijn als gevolg van de ontwikkeling van inkomensgebonden pensioenen en de toegenomen arbeidsparticipatie. De lidstaten moeten toekomstige aanpassingen overwegen – onder meer de indexering van deze uitkeringen – om te vermijden dat de kloof met het gemiddeld inkomensniveau te groot wordt. Tegelijkertijd moeten de lidstaten mensen blijven stimuleren langer te werken en te sparen.

Er is ook bijzondere aandacht geschonken aan flexibele regelingen aan het einde van het beroepsleven. Het is van cruciaal belang langer werken financieel aantrekkelijker te maken. Het effect van dergelijke stimuleringsmaatregelen kan verschillen naargelang van de normale pensioenleeftijd en het inkomensniveau. Deze regelingen zijn doorgaans gecompliceerd en het is belangrijk de transparantie te bevorderen en de burgers beter in te lichten.