Toelichting bij COM(2007)540 - Naar een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering tussen de EU en de arme ontwikkelingslanden die het ergst door de klimaatverandering worden getroffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0540

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Naar een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering tussen de Europese Unie en de arme ontwikkelingslanden die het ergst door de klimaatverandering worden getroffen /* COM/2007/0540 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 18.9.2007

COM(2007) 540 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Naar een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering tussen de Europese Unie en de arme ontwikkelingslanden die het ergst door de klimaatverandering worden getroffen

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Naar een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering tussen de Europese Unie en de arme ontwikkelingslanden die het ergst door de klimaatverandering worden getroffen

1.

Inleiding



De wetenschappelijke gegevens die door de Intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) zijn geanalyseerd i, confronteren de internationale gemeenschap met drie alarmerende conclusies: ten eerste vindt er een klimaatverandering plaats; ten tweede is de recente versnelling van de klimaatverandering het resultaat van menselijke activiteit die de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer tot gevolg heeft; ten derde zullen de meeste gebieden in de wereld, en vooral de ontwikkelingslanden, in toenemende mate door de klimaatverandering worden getroffen.

De Europese Unie heeft het voortouw genomen bij de bevordering van internationale maatregelen tegen de klimaatverandering. In maart 2007 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de EU voorstellen gepresenteerd voor een mondiale en alomvattende overeenkomst inzake klimaatverandering voor de periode na 2012. Het doel daarvan is de opwarming van de aarde te beperken tot ten hoogste 2°C boven het pre-industriële peil en de broeikasgassen in de EU sterk te verminderen, zelfs bij het ontbreken van een internationale overeenkomst i. Als grootste donor van officiële ontwikkelingshulp heeft de EU ook de leiding genomen bij de internationale ontwikkelingsmaatregelen die zijn vastgelegd in de Europese consensus i, de ambitieuze verbintenissen inzake officiële ontwikkelingshulp en het bevorderen van de doeltreffendheid en coherentie van de hulp. De EU heeft al in 2003 gewezen op het uitgesproken verband tussen klimaatverandering en armoede i, maar gezien de urgentie en de omvang van het probleem is naast de verantwoordelijkheid en de inzet van Europa in de strijd tegen armoede een initiatief in ruimer verband nodig.

Volgens ramingen van de effecten van de klimaatverandering zullen de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden het eerst en het hardst worden getroffen. Bovendien beschikken precies die landen over het kleinste potentieel om zich op deze wijzigingen voor te bereiden en hun levenswijze aan te passen. Het is dus waarschijnlijk dat de klimaatverandering het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in vele van deze landen nog verder zal vertragen.

Deze mededeling beoogt de vaststelling van een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering tussen de EU en de arme ontwikkelingslanden die het meest aan de klimaatverandering blootstaan, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden, en bevat een overzicht van de doelstellingen en de werking van het initiatief i. Het bondgenootschap zal een platform bieden voor dialoog en uitwisseling alsook praktische samenwerking bij de gelijktijdige strijd tegen armoede en klimaatverandering, ter ondersteuning van de internationale onderhandelingen over een overeenkomst inzake klimaatverandering na 2012 en de vaststelling van doeltreffende maatregelen op nationaal niveau.

Dit bondgenootschap moet worden ondersteund door een krachtig engagement van de EU ter verhoging van de financiële steun voor aanpassingsmaatregelen in de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden en voor impactbeperkende maatregelen ten gunste van het armoedebestrijdingsprogramma van deze landen. Het bondgenootschap zal een essentieel element vormen van het gezamenlijke externe optreden van de EU op het gebied van de klimaatverandering en zal andere dialogen en samenwerkingsvormen aanvullen en versterken.

2. MOTIVERING

Het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering bevat een regionale analyse van de effecten die van de klimaatverandering kunnen worden verwacht. Het rapport concludeert dat Afrika, waar het grootste deel van de minst ontwikkelde landen is gelegen, een van de continenten is die het meest onderhevig zijn aan klimaatschommelingen en klimaatverandering, en wel als gevolg van talrijke belastende factoren en een gering aanpassingsvermogen. Sommige van de verwachte gevolgen zijn watertekort, onzekere voedselvoorziening door droogte en woestijnvorming, stijging van het zeewaterpeil, nieuwe gezondheidsrisico's, extreme weersomstandigheden en migratiedruk. Andere delen van de wereld zoals Azië, Latijns-Amerika en kleine insulaire ontwikkelingslanden worden met soortgelijke problemen geconfronteerd. In de meeste gevallen komt klimaatverandering bovenop bestaande moeilijkheden. In vele minst ontwikkelde landen en kleine insulaire ontwikkelingslanden komen de voedselzekerheid en de voorziening met schoon water nu al in het gedrang als gevolg van de geleidelijke erosie van de natuurlijke hulpbronnen. Deze landen zijn ook dikwijls slecht voorbereid op rampen, die vaak een spoor van vernieling achter zich laten i. Daartegenover staat dat de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden door hun beperkte economische ontwikkeling het minst verantwoordelijk zijn voor de accumulatie van broeikasgassen in de atmosfeer en dus de klimaatverandering.

In oktober 2006 werd in het verslag-Stern i beklemtoond dat het er niet om gaat een keuze te maken tussen het afwenden van de klimaatverandering en het bevorderen van groei en ontwikkeling. Het uitblijven van maatregelen tegen klimaatverandering zal op lange termijn veel duurder uitvallen voor de wereldeconomie dan thans tot actie over te gaan. Stern gaat uitgebreid in op de hoge kosten van de klimaatverandering voor de armste landen en roept de internationale gemeenschap op die landen te steunen.

In de conclusies van de Europese Raad van maart 2007 heeft de EU de noodzaak van een bondgenootschap met de ontwikkelingslanden beklemtoond. De voorstellen onderstrepen het belang van een bredere samenwerking tussen de EU en de minst ontwikkelde landen, in het bijzonder op de volgende terreinen: aanpassing, controle van klimaatverandering, voedselzekerheid, risicobeperking bij rampen, en een betere toegang tot het mechanisme voor schone ontwikkeling. De EU pleit er ook voor de emissies als gevolg van ontbossing in de ontwikkelingslanden op het huidige peil te stabiliseren en vervolgens binnen twee à drie decennia te verminderen. De Top van de G8 in Heiligendamm heeft herhaald dat het terugschroeven van door emissies veroorzaakte ontbossing en verbetering van het aanpassingsvermogen de prioritaire terreinen voor de samenwerking van de G8 met de ontwikkelingslanden op het gebied van de klimaatverandering zijn i.

Het onlangs goedgekeurde groenboek over de mogelijkheden voor EU-actie inzake aanpassing aan klimaatverandering in Europa i omvat een pijler over 'de aanpassing integreren in het externe optreden van de EU'. Het groenboek bevat een uitdrukkelijke oproep om dialoog en samenwerking tussen de EU en de ontwikkelingslanden over klimaatverandering te versterken door de opbouw van een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering.

3. TOTSTANDBRENGING VAN EEN WERELDWIJD BONDGENOOTSCHAP TEGEN KLIMAATVERANDERING TUSSEN DE EU EN DE ARME ONTWIKKELINGSLANDEN DIE HET ERGST DOOR DE KLIMAATVERANDERING WORDEN GETROFFEN

3.1. Algemene doelstelling

Door het bevorderen van een doeltreffende dialoog en samenwerking in verband met klimaatverandering zal het bondgenootschap ertoe bijdragen dat de arme ontwikkelingslanden die het meest onder de klimaatverandering te lijden hebben, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden, hun capaciteit verbeteren om zich aan de effecten van de klimaatverandering aan te passen, wat op zijn beurt zal helpen om de millenniumdoelstellingen te bereiken. Voor zover dit bijdraagt tot de armoedebestrijding in die landen, zal het bondgenootschap hen ook helpen deel te nemen aan de inspanningen voor het beperken van de effecten van de klimaatverandering, ook al zal van de minst ontwikkelde landen niet worden gevraagd verbintenissen tot vermindering van de emissies aan te gaan in het kader van een overeenkomst na 2012.

3.2. Een bondgenootschap voor dialoog en uitwisseling

Het wereldwijde bondgenootschap tegen klimaatverandering zal een platform voor dialoog en uitwisseling vormen tussen de EU en de arme ontwikkelingslanden die het meest aan de klimaatverandering onderhevig zijn - in het bijzonder de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden - over praktische benaderingen voor het integreren van de klimaatverandering in ontwikkelingsstrategieën. De resultaten van deze dialoog en uitwisseling zullen worden gebruikt bij de uitwerking van een klimaatovereenkomst post-2012 en de grondslag vormen voor het nader tot elkaar brengen van de visie van Europa en die van de ontwikkelingslanden op de overeenkomst.

Het bondgenootschap is opgevat als aanvulling en ondersteuning van het lopende proces binnen het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Kyoto-protocol. De EU meent dat het creëren van een forum om buiten de onderhandelingscontext met de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden gedachten en ervaringen uit te wisselen, zal bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de UNFCCC en aanverwante overeenkomsten.

Deelname aan het bondgenootschap is bedoeld voor landen die zich daadwerkelijk inzetten om maatregelen tegen de klimaatverandering te nemen. Er zullen regelmatig bijeenkomsten plaatsvinden tussen de EU en die landen met het oog op de implementatie van het bondgenootschap, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande regionale dialoogstructuren en partnerschappen zoals de ACS-groep, de Afrikaanse Unie i, de kleine insulaire ontwikkelingslanden en de ontmoetingen Azië-Europa (ASEM). Het bondgenootschap zal ook de dialoog en uitwisselingen in Zuid-Zuid-verband ondersteunen.

3.3 Een bondgenootschap voor effectieve samenwerking

Afgezien van dialoog en uitwisseling zal het bondgenootschap tegen klimaatverandering voorzien in technische en financiële steun voor maatregelen inzake aanpassing en impactbeperking en voor de integratie van de klimaatverandering in ontwikkelingsstrategieën. Hierna worden vijf prioritaire terreinen en aanverwante maatregelen voorgesteld, die in het kader van de dialoog over het bondgenootschap nader zullen moeten worden besproken en verfijnd. Het laatste prioriteitsterrein, de integratie van de klimaatverandering in armoedebestrijding, heeft een horizontaal karakter en is dus ook relevant voor de andere prioritaire terreinen.

1. Aanpassing aan de klimaatverandering

Doelstelling: De ontwikkelingslanden helpen hun kennis over de effecten van de klimaatverandering te verbeteren en aanpassingsstrategieën uit te werken en uit te voeren.

- Voor alle aanpassingsmaatregelen zijn grondig onderzoek over de waarschijnlijke gevolgen van de klimaatverandering voor een bepaald land of gebied en betrouwbare klimaatwaarnemingsgegevens noodzakelijk. Die gegevens moeten worden omgezet in praktische informatie waarvan beleids- en besluitvormers gebruik kunnen maken. Onderzoek is essentieel in klimaatgevoelige sectoren zoals water en landbouw, die de grondslag voor de voedselzekerheid vormen, en over de mogelijke effecten van de klimaatverandering op zeeën en oceanen.

- Voor de minst ontwikkelde landen worden de aanpassingsbehoeften vastgesteld in de nationale actieprogramma's voor aanpassing. Tot nog toe hebben twintig minst ontwikkelde landen een dergelijk programma afgerond[11], en het proces is aan de gang in het merendeel van de resterende minst ontwikkelde landen, met de financiële steun van het Fonds voor de minst ontwikkelde landen, dat wordt beheerd door het Wereldmilieufonds. Nu moeten deze programma's worden uitgevoerd en moeten actieplannen voor aanpassing worden opgesteld in landen die niet tot de groep van minst ontwikkelde landen behoren maar even kwetsbaar zijn. De aanpassingsprogramma's houden meestal de volgende gebieden in: bijstand in de sectoren water (bv. efficiënter watergebruik), landbouw (bv. onderzoek naar droogteresistente variëteiten), gezondheid (bv. malariapreventie in recent blootgestelde bevolkingsgroepen), duurzaamheid van energieproductie en –gebruik; niet-sectorgebonden bijstand, bv. bewustmaking, verspreiding van kennis, ontwikkeling van studieprogramma's en wegwerken van barrières voor technologieoverdracht.

- De aanpassing aan de klimaatverandering biedt de EU, de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden ruime mogelijkheden voor samenwerking. Het Groenboek van de Commissie over aanpassing heeft tot doel een debat aan te zwengelen over de meest doeltreffende aanpassingsmaatregelen in Europa. De EU zal de resultaten van haar maatregelen voor de follow-up van het Groenboek delen met haar partners in de ontwikkelingslanden en hen steunen bij de uitwerking van even omvattende benaderingen van de aanpassing in het kader van het bondgenootschap tegen klimaatverandering.

Voorgestelde steungebieden ►Steun voor de uitwerking van actieplannen voor aanpassing in kwetsbare landen die niet tot de groep van minst ontwikkelde landen behoren, via technische bijstand, capaciteitsondersteuning en bevordering van de samenwerking tussen actoren. ►Steun voor de uitvoering van actieplannen voor aanpassing in de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden die daadwerkelijk maatregelen tegen de klimaatverandering willen nemen. ►Financiering van proefprojecten inzake aanpassing in de sectoren water en landbouw en inzake het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen. ►Steun voor internationale samenwerking bij onderzoek naar de effecten van klimaatverandering in de ontwikkelingslanden en –regio's en naar de vaststelling en uitwerking van innovatieve oplossingen voor aanpassing, bv. via het zevende EU-kaderprogramma voor onderzoek en het thematisch programma voedselzekerheid.

2. Vermindering van door emissies veroorzaakte ontbossing

Doel:


Vermindering van door CO2-emissies veroorzaakte ontbossing in ontwikkelingslanden, door economische stimulansen voor bosbescherming te geven en tegelijk de van bossen afhankelijke bestaansmiddelen en ecosystemen te beschermen.

- Circa 20% van de CO2-emissies wereldwijd is het gevolg van ontbossing. In de minst ontwikkelde landen wordt 62% van de totale emissies veroorzaakt door wijziging van het landgebruik, in hoofdzaak ontbossing. De regio's met de hoogste ontbossingsgraad in de wereld zijn Afrika, Latijns-Amerika en Zuidoost-Azië/de Stille Oceaan i. Ontbossing heeft talrijke economische, sociaal-politieke, demografische en ecologische oorzaken, zoals houtkap, uitbreiding van de landbouw, infrastructuurontwikkeling en gebruik van biomassa als belangrijkste energiebron, maar ook tekortkomingen van het beleid en de instellingen en culturele factoren.

- Het belang van adequate maatregelen voor de bestrijding van ontbossing wordt binnen het UNFCCC erkend, en de partijen bespreken beleidslijnen en benaderingen voor het verminderen van door emissies veroorzaakte ontbossing door een internationale overeenkomst over klimaatverandering post-2012. De besprekingen zijn gericht op vrijwillige verbintenissen van de ontwikkelingslanden, die maatregelen zouden nemen om hun huidige ontbossing terug te schroeven en op basis van de daardoor vermeden emissies zouden worden beloond. De partijen zullen naar verwachting in december 2007 op Bali afspreken om proefprojecten op te starten die de landen zullen helpen zich voor te bereiden op het toekomstige programma voor het verminderen van door emissies veroorzaakte ontbossing.

- Het EU-programma inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) biedt een krachtige stimulans - uitvoer naar de EU van hout met een certificaat van uitsluitend legale kap - om illegale houtkap te bestrijden en duurzaam bosbeheer te bevorderen, wat indirect bijdraagt tot het verminderen van emissies. Thans zijn in ongeveer vijftien houtproducerende landen discussies in het kader van FLEGT aan de gang.

Voorgestelde steungebieden ►In de periode tot 2012, bijdragen tot de opbouw van rapportagesystemen en nationale capaciteit voor de controle van ontbossing, versterking van de instellingen en ontwikkeling van nationale strategieën tegen ontbossing. ►Steun voor experimentele, innovatieve en prestatiegerichte mechanismen die positieve stimulansen moeten verstrekken voor het terugschroeven van door emissies veroorzaakte ontbossing in ontwikkelingslanden. ►Uitbreiding van programma's zoals FLEGT, die bijdragen tot het verbeteren van duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen, het verminderen van emissies en het beschermen van ecosystemen en bestaansmiddelen.

3. Versterkte deelname aan het mechanisme voor schone ontwikkeling

Doel:


De ontwikkelingslanden helpen om via het mechanisme voor schone ontwikkeling deel te nemen aan en te profiteren van de mondiale koolstofmarkt.

- Het mechanisme voor schone ontwikkeling biedt bedrijven of landen die krachtens het Kyoto-protocol hun emissies moeten verlagen, de mogelijkheid te investeren in projecten voor emissieverlaging in ontwikkelingslanden. Die projecten moeten bijdragen tot duurzame ontwikkeling. Het mechanisme voor schone ontwikkeling leidt tot aanzienlijke langetermijninvesteringen, schept banen en inkomsten, stimuleert de overdracht van technologie en helpt de ontwikkelingslanden te kiezen voor koolstofarme ontwikkelingsvormen die niet tot de klimaatverandering bijdragen. Projecten voor schone ontwikkeling bestrijken talrijke sectoren, onder meer productie en gebruik van duurzame energie, afvalverwerking, herbebossing en biobrandstoffen.

- De geografische spreiding van projecten voor schone ontwikkeling blijft ongelijk. Het merendeel van de projecten is op dit ogenblik gesitueerd in Azië en Midden- en Zuid-Amerika i. Daarvoor zijn talrijke redenen, zoals de complexiteit en hoge transactiekosten van de registratie, maar ook een gebrek aan institutionele capaciteit en een ongunstig investeringsklimaat. Om de deelname van de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden aan het mechanisme voor schone ontwikkeling te versterken zijn capaciteitsopbouw en technische ondersteuning noodzakelijk.

Voorgestelde steungebieden ►Verhoging van de capaciteitsopbouw voor deelname aan het mechanisme voor schone ontwikkeling en technische steun voor kosteneffectieve projectontwikkeling. ►Onderzoek van mogelijkheden voor demonstratieprojecten en projecttypes die beter geschikt zijn voor de specifieke omstandigheden in de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden, onder meer door het ontwikkelen van een methodologie voor dergelijke projecten.

4. Bevordering van rampenpreventie

Doel:


Verbetering van de paraatheid van landen en samenlevingen in de derde wereld bij klimaatgebonden natuurrampen, risicobeperking en vermindering van de gevolgen.

- Volgens de voorspellingen zal de klimaatverandering leiden tot grotere klimaatschommelingen en steeds extremere weersomstandigheden zoals orkanen, overstromingen en droogte alsook daarmee verband houdende gevaren zoals lawines, aardverschuivingen en modderstromen. Gezien het onvoorspelbare karakter van vele risico's moet voorrang worden verleend aan doeltreffende risicobeperkende maatregelen in de landen en gebieden die het meest aan die risico's zijn blootgesteld. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan maatregelen die direct ten goede komen aan kwetsbare bevolkingsgroepen i.

- De Wereldconferentie voor rampenpreventie in 2005 in Japan heeft geleid tot de goedkeuring van het actiekader van Hyogo 2005-2015 voor het opbouwen van de herstelcapaciteit van landen en gemeenschappen na rampen. Het kader van Hyogo voorziet onder meer in een sterkere integratie van de klimaatverandering in strategieën voor rampenpreventie, gezien de nauwe samenhang tussen rampenpreventie en aanpassing aan de klimaatverandering i. De EU schaart zich volledig achter het kader van Hyogo en zal binnenkort haar bijdrage bepalen in de EU-strategie voor rampenpreventie in ontwikkelingslanden.

Voorgestelde steungebieden ►Verbetering en uitbreiding van klimatologische controle, voorspellingen en informatiesystemen en omzetting van de verzamelde gegevens in daadwerkelijke paraatheidsmaatregelen zoals vroegtijdige waarschuwingssystemen die ten goede komen aan rampenpreventiestrategieën en andere terreinen van het ontwikkelingsbeleid. ►Versterking van de regionale capaciteit voor klimaatgebonden rampenpreventie, onder meer inzake informatiedeling, kennisbeheer, vroegtijdige waarschuwing en noodplanning. ►Vaststelling van maatregelen om ontwikkelingslanden waar vaak natuurrampen voorkomen te helpen bij de tenuitvoerlegging van het kader van Hyogo, onder meer door het aanpakken van onderliggende risicofactoren, het opbouwen van herstelcapaciteit en risicospreiding (bv. door verzekeringsregelingen).

5. Integratie van de klimaatverandering in armoedebestrijding

Doel:


De ontwikkelingslanden bijstaan bij het systematisch integreren van klimaatverandering in strategieën, investeringen en samenwerking op ontwikkelingsgebied.

- De klimaatverandering treft talrijke sectoren en moet met het oog op duurzaamheid in de armoedebestrijding worden geïntegreerd. De regeringen van de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden hebben steun nodig voor de volledige integratie van de klimaatverandering in hun bestaande en nieuwe beleidslijnen. Ook de samenwerkingsverbanden tussen EU-donoren en partnerlanden moeten de klimaatverandering omvatten i. Indien geen rekening wordt gehouden met de klimaatverandering, zouden de ontwikkelingsinvesteringen van vandaag kunnen bijdragen tot de opwarming van de aarde of door klimaatveranderingen kunnen worden uitgehold.

- Uit de huidige toetsing i van het EU-Actieplan i inzake klimaatverandering en ontwikkeling kunnen een aantal lessen worden getrokken. Het beleidsprofiel en het bewustzijn van de klimaatverandering bij de ontwikkelingsactoren zijn sterk verbeterd. De Europese Commissie en de EU-lidstaten steunen een hele waaier aan activiteiten tegen klimaatverandering in de partnerlanden. Systematische klimatologische risicobeoordeling en integratie van klimaatverandering in ontwikkelingsstrategieën en –programma's (zorg voor 'klimaatbestendigheid') bevinden zich echter nog in een aanvangsfase, zowel in de ontwikkelingslanden als in de ontwikkelingsorganisaties.

Voorgestelde steungebieden ►Bevordering van de integratie van actieplannen voor aanpassing in de armoedebestrijding en andere ontwikkelingsstrategieën. ►Steun voor de ontwikkeling van de institutionele capaciteit van de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden voor de integratie van klimaatverandering in hun beleid. ►Onderzoek naar de potentiële milieueffecten van door de EU gefinancierde ontwikkelingsprojecten en –programma's, ook op het niveau van sectorale of begrotingssteun, en uitvoering van strategische milieueffectbeoordelingen. De Europese Commissie zal de aspecten impactbeperking en aanpassing van de klimaatverandering systematisch onderzoeken bij de toetsing halverwege van de nationale en regionale strategiedocumenten. Ook bij de opstelling van de nieuwe nationale en regionale strategiedocumenten voor de programmeringscyclus vanaf 2012 zullen die aspecten volledig in aanmerking worden genomen.

4. Financiering van het wereldwijde bondgenootschap tegen klimaatverandering

De Europese Commissie zal substantiële middelen inzetten voor de tenuitvoerlegging van het wereldwijde bondgenootschap tegen klimaatverandering op de hierboven besproken prioritaire terreinen. Het is zeer moeilijk de kosten van maatregelen tegen de klimaatverandering in de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden nauwkeurig te becijferen, maar uit de eerste ramingen blijkt dat aanzienlijke middelen nodig zullen zijn i.

Binnen de Europese Commissie vormt het thematisch programma 'Milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder energie' (ENRTP) het belangrijkste instrument voor de uitvoering van het wereldwijde bondgenootschap tegen klimaatverandering. Een bedrag van 50 miljoen euro aanvullende middelen is in het ENRTP opgenomen en gereserveerd voor het wereldwijde bondgenootschap tegen klimaatverandering over de periode 2008-2010. Andere ENRTP-middelen die tot de doelstellingen van het wereldwijde bondgenootschap kunnen bijdragen zijn: een deel van de toewijzing van 25 miljoen euro voor het EU-actieplan inzake klimaatverandering en ontwikkeling en de mededeling ' De wereldwijde klimaatverandering beperken tot 2 graden Celsius: het beleid tot 2020 en daarna'  i; en de 70 miljoen euro voor bosbeheer.

Afgezien van de ENRTP-middelen zal de EG zoeken naar aanvullende steun via de geografische programma's. In het kader van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds zijn naast de nationale en regionale toewijzingen die tot het wereldwijde bondgenootschap kunnen bijdragen, de volgende indicatieve bedragen voorgesteld voor programma's die alle ACS-landen bestrijken i: 100 miljoen euro voor klimaatverandering en milieu, en 100 miljoen euro voor rampenpreventie. Ook voor Azië, Latijns-Amerika en andere regio's die onder het instrument voor ontwikkelingssamenwerking vallen, zullen mogelijkheden tot aanvulling van de doelstellingen van het wereldwijde bondgenootschap worden geëvalueerd.

Het is duidelijk dat de EG-middelen slechts in een zeer klein aandeel van de totale behoeften kunnen voorzien. De EU-lidstaten hebben voor zichzelf de ambitieuze doelstelling vastgesteld om de officiële ontwikkelingshulp tegen 2010 op te trekken tot 0,56% van het BBP. Voor de EU betekent dit een stijging met meer dan 20 miljard euro. Opdat het wereldwijde bondgenootschap tot een aantrekkelijk en geloofwaardig initiatief zou uitgroeien, is het van essentieel belang dat de lidstaten een bijdrage leveren.

De Europese Commissie roept de EU-lidstaten op de rangen te sluiten voor de tenuitvoerlegging van het wereldwijde bondgenootschap en te streven naar gemeenschappelijke uitvoeringsregelingen. Deze gezamenlijke inspanning zou kunnen geschieden in de vorm van een gemeenschappelijk financieringsmechanisme voor het wereldwijde bondgenootschap, waarbij uit het beheer en het bestuur door de Commissie duidelijk blijkt wat het aandeel van de Commissie en de lidstaten is.

De betalingen in het kader van het wereldwijde bondgenootschap zijn bestemd ter ondersteuning en aanvulling van andere bilaterale of multilaterale initiatieven en fondsen. Binnen UNFCCC zijn verschillende fondsen voor de financiering van klimaatveranderingsprojecten gecreëerd i. Daarbij wordt in de eerste plaats uitgegaan van een projectgerichte benadering van de financiering van marginale/extra kosten die het gevolg zijn van maatregelen tegen klimaatverandering. Het wereldwijde bondgenootschap tegen klimaatverandering bouwt voort op en versterkt de bestaande dialoog en samenwerking inzake klimaatverandering tussen de EU en de arme ontwikkelingslanden die het meest aan klimaatverandering blootstaan, met name de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden, en moet de integratie van maatregelen tegen klimaatverandering in nationale ontwikkelingsstrategieën en -investeringen en in de ontwikkelingssamenwerking bevorderen. Waar passend kan ook begrotingssteun worden verleend om de klimaatverandering intersectoraal aan te pakken.

5. Conclusies

De EU is de grootste donor van officiële ontwikkelingshulp in de wereld en heeft concrete voorstellen gedaan om de emissie van broeikasgassen te verminderen teneinde de temperatuurstijging te beperken tot maximum 2°C. Het wereldwijde bondgenootschap zal concrete vorm aan dit idee geven door een gezamenlijk optreden dat een antwoord moet bieden op de legitieme vraag van de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden dat de klimaatverandering hun ontwikkeling en hun strijd tegen de armoede niet in gevaar brengt.

Door een versterkte dialoog die geschraagd wordt door substantiële ontwikkelingssteun van de EG en de lidstaten, zal het wereldwijde bondgenootschap de EU een unieke kans bieden om blijk te geven van internationaal leiderschap en haar gehechtheid te bevestigen aan de beginselen van multilateralisme en mondiale verantwoordelijkheid die aan haar internationale betrekkingen ten grondslag liggen.
– het beleid tot 2020 en daarna, 10.1.2007, en conclusies van de Europese Raad (7224/07) van 9.3.2007.
[11]9[\]{|}~Áo p ± ² ³ .8O_`elmp‹“—˜ÏÖ×èéêë÷H

Q

©

ª

u



ò

õ

#

/

3

8

Á

Â

Ã

Ä

I_uvx

\]^_áùòîãÜîÜãruimere kader van het wereldwijde bondgenootschap tegen klimaatverandering een partnerschap EU-Afrika op het gebied van klimaatverandering voorgesteld. Zie COM (2007) 357.