Toelichting bij COM(2007)604 - En het Comité van de Regio´s - Destructieve visserijpraktijken op volle zee en bescherming van kwetsbare diepzee-ecosystemen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0604


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

1.

Brussel, 17.10.2007


COM(2007) 604 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE HET EUROPEES PARLEMENT, AAN DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO´S

2.

Destructieve visserijpraktijken op volle zee en bescherming van kwetsbare diepzee-ecosystemen


{SEC(2007) 1314}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE HET EUROPEES PARLEMENT, AAN DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO´S

3.

Destructieve visserijpraktijken op volle zee en bescherming van kwetsbare diepzee-ecosystemen


Inleiding



4.

1.1. Toepassingsgebied en algemene context


De vernietiging van kwetsbare mariene habitats op volle zee door menselijke activiteiten is een van de 'verborgen' milieurampen van deze tijd. Hoewel de kennis over deze ecosystemen ontoereikend is (vele zijn nog niet gelokaliseerd, noch geïdentificeerd), zijn er steeds meer bewijzen voor de schade die ze kunnen oplopen, met name door bepaalde visserijpraktijken.

Uit beschikbare wetenschappelijke bewijzen kan ook worden opgemaakt dat de biodiversiteit van de volle zee niet gelijkmatig verdeeld is, doch geconcentreerd is in en rond bepaalde topografische elementen van de zeebodem, zoals onderzeese bergen, koraalriffen en warmwaterkraters. Die vormen echte hotspots voor biodiversiteit temidden van uitgebreide oppervlakten relatief kale zeebodem. Precies om die reden trekken deze ecosystemen tal van predatoren aan, inclusief vis, en zijn zij dan ook zeer gegeerd bij commerciële vissers en andere geïnteresseerden (zoals bioprospectoren of diepzeeduikers). Deze activiteiten leveren onmiskenbaar winst op, maar kunnen tegelijk onmeetbare schade aan rijkdommen aanrichten, zowel vanuit biologisch als uit economisch oogpunt. Inmiddels wordt ingezien dat deze continue aantasting van kwetsbare mariene habitats op volle zee de verwezenlijking in het gedrang brengt van de tijdens de top over duurzame ontwikkeling te Johannesburg overeengekomen algemene doelstelling om tegen 2010 het verlies aan biodiversiteit significant te reduceren.

Op 8 december 2006 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties haar resolutie 61/105 inzake duurzame visserij aangenomen. In deze resolutie doen de VN een dringende oproep aan staten en organisaties met regelingsbevoegdheid voor de volle zee om de visserij op plaatsen met kwetsbare mariene ecosystemen zo te regelen dat deze laatste tegen beschadiging worden beschermd. De Europese Commissie heeft een leidende rol gespeeld bij de vaststelling van deze resolutie, en onmiddellijk na de goedkeuring ervan heeft zij aangekondigd dat zij spoedig een strategie zou voorstellen om deze oproep om te zetten in maatregelen.

5.

1.2. Bestaande governancemechanismen


In kustgebieden zijn de kuststaten gemachtigd om maatregelen te nemen om fragiele ecosystemen te beschermen tegen de effecten van de bodemvisserij. Veel van die kuststaten, waaronder de Europese Unie en haar lidstaten, hebben reeds een aantal initiatieven hiertoe genomen. In internationale wateren wordt het mariene milieu beschermd door regionale mariene overeenkomsten (voor zover die bestaan), terwijl regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) maatregelen vaststellen voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee en de effecten van de visserij op kwetsbare ecosystemen regelen. Hoewel soms kritiek wordt geleverd op hun procedures, en hun doeltreffendheid wel eens wordt betwist, hebben ROVB's een onschatbaar voordeel ten opzichte van concurrerende regelingen: zij hebben de nodige autoriteit uit hoofde van het zeerecht om concrete en bindende maatregelen te nemen, en deze te ondersteunen met een nalevings- en handhavingsregeling. De Europese Unie is dan ook fervent, zij het niet onkritisch voorstander van ROVB's en zet zich in om hen meer verantwoordelijkheden te geven. De meeste door ROVB's over de hele wereld vastgestelde gebiedsgebonden maatregelen ter bescherming van diepzee-ecosystemen zijn gestoeld op voorstellen van de EU.

Het feit dat er nog steeds gebieden op volle zee zijn waarvoor nog geen regelgevende instantie is opgericht, is evenwel een zwak punt in het internationale systeem van mariene governance. Het is bijna een open uitnodiging tot de voortzetting en mogelijke intensivering van destructieve visserijpraktijken, vooral gezien het risico dat activiteiten zich gaan verplaatsen wanneer ze elders effectief werden verboden. In resolutie 61/105 van de VN wordt expliciet een oproep gedaan aan individuele staten om de oprichting van ROVB's in deze gebieden te bespoedigen en tijdelijke maatregelen ten aanzien van de eigen vaartuigen ten uitvoer te leggen om kwetsbare ecosystemen te beschermen. De EU wil derhalve het voortouw nemen en de oprichting bespoedigen van ROVB's in alle niet-geregelde gebieden waar haar vaartuigen actief zijn (hoofdzakelijk het zuidwestelijke deel van de Atlantische Oceaan), alsook onverwijld voorlopige ruimtelijke beperkingen overeenkomen om de mariene biodiversiteit in deze gebieden te beschermen zolang geen regelgevende instanties zijn ingesteld. Op een kaart in de bijlage is aangegeven welke wereldoceanen momenteel worden geregeld door een ROVB.

6.

1.3. Doelstellingen en uitdagingen


Deze mededeling bevat een overzicht en een analyse van de beginselen die recentelijk zijn gekristalliseerd uit het internationale debat over destructieve visserijpraktijken op volle zee. Voorts worden de tekortkomingen van de huidige situatie beschreven en wordt een ambitieuze aanpak geschetst waarbij rekening wordt gehouden met het multilaterale en het regionale perspectief en de context van de volle zee, teneinde de internationale verbintenissen van de Gemeenschap na te komen.

7.

2. DESTRUCTIEVE VISSERIJ OP VOLLE ZEE: BEDREIGDE DIEPZEE-ECOSYSTEMEN


Op de wereldtop te Johannesburg in 2002 heeft de internationale gemeenschap de eliminatie van destructieve visserijpraktijken als een essentieel onderdeel van elke serieuze strategie voor duurzame ontwikkeling aangemerkt.

De verbintenis van Johannesburg plaatst het probleem van destructieve visserijpraktijken in een algemene context en maakt het tot een gezamenlijke uitdaging voor alle naties van de wereld. Visserijaangelegenheden dienen niet langer afzonderlijk te worden geregeld, doch moeten in een breder perspectief van duurzaamheid van wereldoceanen worden geplaatst. De Commissie heeft deze holistische aanpak formeel goedgekeurd met haar recente voorstellen voor een geïntegreerd maritiem beleid i.

Het mondiale karakter van de uitdaging waarmee we worden geconfronteerd, is met name duidelijk in het geval van de volle zee. De grondbeginselen die aan de basis liggen van de vrijheden en plichten met betrekking tot de volle zee, zoals neergelegd in het Zeerechtverdrag van de VN (UNCLOS), vereisen internationaal overeengekomen maatregelen voor de instandhouding van de levende rijkdommen van de zee in wateren buiten nationale jurisdictie.

Door de aandacht voor de volle zee komen de unieke mariene ecosystemen in diepe wateren ook in de belangstelling te staan, aangezien het overgrote deel van de maritieme ruimte buiten nationale jurisdictie van de kuststaten juist uit diepe wateren bestaat. Andere als destructief beschouwde visserijpraktijken, zoals het gebruik van explosieven of cyanide, zijn in principe beperkt tot ondiepe kustgebieden en werden reeds verboden door de EU.

Over diepzee-ecosystemen valt nog veel te leren, onderzoek daarover is volop aan de gang, met onder andere belangrijke initiatieven onder auspiciën van de EU i. We weten genoeg om te kunnen stellen dat bepaalde diepzee-ecosystemen echte hotspots voor mariene biodiversiteit kunnen vormen. We weten ook dat deze ecosystemen extreem kwetsbaar zijn vanwege het lage groeitempo van het leven op grote diepten. Deze fragiliteit is met name duidelijk in het geval van organismen die de habitat structureel in stand houden, zoals koudwaterkoralen, structuurvormende sponzen en invertebratengemeenschappen die zich rond warmwaterkraters ontwikkelen. De visserij met bodemvistuig kan uiterst schadelijk zijn voor de integriteit van deze ecosystemen, zoals wordt aangetoond door een groeiende corpus van wetenschappelijke studies. Vastgestelde en potentiële bronnen van schade zijn onder andere bodemtrawls, dreggen, geankerde kieuwnetten, grondbeugen, korven en vallen. De effecten daarvan worden nog versterkt in combinatie met die van andere dan visserijactiviteiten, zoals koolwaterstofprospectie, het leggen van onderzeese kabels of het dumpen van afval. Daadwerkelijke schade aan diepzeekoraalriffen is vastgesteld in het noordoostelijke en het westelijke deel van de Atlantische Oceaan, de Tasmanzee en andere gebieden. Vernietigde riffen hebben extreem veel tijd nodig om te herstellen, als ze al herstellen. Dergelijke studies leveren een onweerlegbaar bewijs van de ernst van het probleem en de dringende noodzaak om effectief beschermende maatregelen te nemen.

8.

3. INTERNATIONALE REACTIE EN ROL VAN DE EU


Reeds in 2004 werd in resolutie 59/25 van de Algemene Vergadering van de VN expliciet opgeroepen tot maatregelen tot afschaffing van destructieve visserijpraktijken op volle zee en werd de verbintenis aangegaan om in 2006 na te gaan welke maatregelen landen en ROVB's hebben genomen als reactie op de oproep. De EU heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd, onder andere met haar verslag van april 2006 i over maatregelen die zij heeft genomen naar aanleiding van de oproep van de VN, zowel op het vlak van internationale samenwerking als in Europese wateren.

Na dit onderzoek heeft de Algemene Vergadering op 8 december 2006 resolutie 61/105 aangenomen. In de punten 80 tot en met 95 worden aan landen en ROVB's richtsnoeren gegeven over de essentiële punten die in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van maatregelen tegen destructieve visserijpraktijken die een bedreiging vormen voor kwetsbare mariene ecosystemen.

In dit verband zij ook gewezen op de werkzaamheden in het kader van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit (CBD). Reeds in 2004 erkenden de partijen bij het CBD in de COP-besluiten VII/5 en VIII/21 de ernstige bedreigingen voor de biodiversiteit in mariene gebieden buiten nationale jurisdictie en wezen zij op de noodzaak van snelle actie, met name in gebieden met onderzeese bergen, warmwaterkraters of koudwaterkoralen. Voorts werd in het kader van regionale mariene verdragen overeengekomen om dergelijke diepzeehabitats te inventariseren met het oog op adequate maatregelen ter bescherming ervan op de toepassingsgebieden van de diverse verdragen.

Tot slot heeft ook de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) bijgedragen aan de ontwikkeling van technische richtsnoeren voor de diepzeevisserij in het kader van de gedragscode voor een verantwoorde visserij. Met het oog hierop is in maart 2007 een gedetailleerd werkprogramma overeengekomen.

In al deze organisaties heeft de EU een leidende rol gespeeld en heeft zij actief en constructief bijgedragen aan een uiterst complex en bijwijlen controversieel debat. Zo hoort het ook. De EU-vloot oefent visserijactiviteiten uit in het merendeel van de wereldzeeën. Door deze grootschalige betrokkenheid heeft de Gemeenschap de bijzondere verantwoordelijkheid om de voortgang van internationale processen te bevorderen en een voorbeeldfunctie te vervullen via de discipline die zij zelf aan haar internationale vloot oplegt. Dankzij de stimulerende inbreng van de EU is de huidige internationale consensus een afspiegeling geworden van de door de EU gepromote evenwichtige aanpak. Deze aanpak is gebaseerd op regulerende maatregelen in alle wateren, ongeacht hun juridische status (binnen of buiten de nationale jurisdictie), die evenwel niet nadelig uitvallen voor vissers die hun visserijactiviteiten uitoefenen met respect voor het milieu en de rijkdommen van de zee.

VN-resolutie 61/105 bouwt voort op deze diverse internationale initiatieven en verschaft de internationale gemeenschap dan ook een uitstekende werkbasis. Het is bemoedigend dat de aanbevelingen van die resolutie tot een consensus konden leiden, ondanks de moeizame onderhandelingen. Een aantal maatregelen waarover de EU zich positief uitsprak, zoals een onmiddellijke stabilisering van de 'voetafdruk' (ruimtelijk bereik) van de huidige bodemvisserijactiviteiten, is niet in aanmerking genomen. De overige consensuselementen leggen evenwel genoeg gewicht in de schaal en zullen sterk genoeg zijn om radicale veranderingen in het beheer van de bodemvisserij teweeg te brengen en met name in de manier waarop het voorzorgsbeginsel in de praktijk wordt omgezet.

De belangrijkste uitdaging is thans de praktische uitvoering van deze maatregelen.

9.

4. DE AANBEVELINGEN VAN DE ALGEMENE VERGADERING: EEN EVENWICHTIGE, EFFICIËNTE AANPAK


In resolutie 61/105 worden ROVB's en staten opgeroepen om prioritair maatregelen vast te stellen en uit te voeren, overeenkomstig de voorzorgsaanpak, de ecosysteemaanpak en het internationaal recht, in overeenstemming met een pakket essentiële elementen dat een stringente beheersregeling voor de bodemvisserij op volle zee vormt. De Algemene Vergadering pleit voor de vaststelling en tenuitvoerlegging van deze maatregelen op uiterlijk 31 december 2008 (31 december 2007 in het geval van tijdelijke regelingen, zie punt 5.3).

De volledige tekst van de resolutie kan worden gedownload van de volgende website: www.un.org/Depts/los/general_assembly

In dit punt worden deze verschillende elementen geanalyseerd om maatregelen vast te stellen voor de praktische uitvoering ervan.

10.

4.1. Voorafgaande evaluatie van de effecten van de visserij: een radicale innovatie in het visserijbeheer


De verplichte uitvoering van een milieueffectbeoordeling als voorwaarde om individuele visserijactiviteiten te mogen uitoefenen, is de eerste en meteen ook de belangrijkste aanbeveling van de Algemene Vergadering. Dit is een radicale innovatie in het visserijbeheer. In tegenstelling tot andere activiteiten voor de exploitatie van rijkdommen in oceanen en zeeën, waar doorgaans voorafgaande effectbeoordelingen worden verlangd (b.v. bij de installatie van offshore-platforms voor olie- of gaswinning), worden de effecten van de visserij op mariene habitiats meestal slechts achteraf of helemaal niet geëvalueerd. De aanbevelingen van de Algemene Vergadering zullen er dan ook toe bijdragen dat het beheer van de bodemvisserij in kwetsbare gebieden in overeenstemming wordt gebracht met de milieunormen voor andere maritieme activiteiten.

In de praktijk zullen visserijondernemingen visserijplannen moeten indienen waarin zo nauwkeurig mogelijk wordt aangegeven in welke gebieden zij voornemens zijn te gaan vissen. Op basis hiervan zullen de autoriteiten van de vlaggenstaat vervolgens de ruimtelijke dekking van de geplande activiteiten moeten onderzoeken en in het licht van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en informatie de potentiële risico's moeten inschatten voor de kwetsbare ecosystemen die op de betrokken visgronden voorkomen of kunnen voorkomen.

11.

4.2. Identificatie van kwetsbare mariene ecosystemen door verbetering van het onderzoek en de gegevensverzameling


Om adequate effectbeoordelingen te kunnen verstrekken, moeten de gegevens en analyses waartoe de autoriteiten toegang hebben, worden verbeterd. Het identificeren van kwetsbare mariene ecosystemen betekent niet alleen het bepalen van hun locatie, maar ook het verbeteren van de kennis over hun samenstelling, ecologische kenmerken en de dynamiek van de daaruit voortvloeiende milieu-eisen, en bijgevolg van hun vermoedelijke reactie op diverse effecten. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de ontwikkeling van op modellen gebaseerde technieken die de locatie van diepzeekoralen en andere kwetsbare mariene ecosystemen kunnen helpen voorspellen.

Een ander belangrijk punt in de aanbeveling is dat nieuwe en experimentele visserij zo moet worden geregeld dat adequate regelingen inzake onderzoek en gegevensverzameling worden ingesteld met het oog op identificatie.

12.

4.3. Sluiting van kwetsbare gebieden voor de bodemvisserij


Uit de aanbevelingen van de Algemene Vergadering blijkt ten slotte duidelijk dat het sluiten van gebieden of bijzondere beheersgebieden het beste instrument is om kwetsbare mariene ecosystemen te beschermen. Dergelijke sluitingen kunnen worden vastgesteld en uitgevoerd bij een collectief besluit van staten in het kader van een ROVB. ROVB's met regelingsbevoegdheid voor de bodemvisserij (zie aanhangsel) hebben de laatste jaren hun inspanningen op het gebied van sluitingen van gebieden aanzienlijk verhoogd. Zij zullen de doeltreffendheid van deze maatregelen grondig moeten evalueren en nagaan of de tot dusver overeengekomen maatregelen wel degelijk toereikend zijn in aantal en in reikwijdte om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. Dit is ook heel belangrijk voor vissers, omdat op deze manier de huidige onzekerheden in verband met veilige visgronden kunnen worden weggewerkt. Door de bescherming van habitats tegen destructieve visserijpraktijken tot integrerend deel van een deugdelijke regeling voor visserijbeheer te maken, zullen ROVB's hun traditionele mandaat aanzienlijk uitbreiden en hun normen om de huidige maatschappelijke verwachtingen in te lossen, aanpassen. Dit is een ontwikkeling die de EU onvoorwaardelijk steunt en zij zal ook alles doen wat in haar vermogen ligt om dit te stimuleren.

Met betrekking tot gebieden buiten nationale jurisdictie die momenteel niet door een ROVB worden geregeld, is het bij gebrek aan een collectieve internationale autoriteit om te besluiten over sluitingen, overeenkomstig artikel 117 van het UNCLOS aan de individuele staten om ruimtelijke beperkingen toe te passen ten aanzien van hun vlag voerende vaartuigen door de geldigheid van hun visdocumenten afhankelijk te stellen van de naleving van deze beperkingen. Bij gebrek aan specifieke mechanismen voor controle op de naleving, zoals die in het kader van ROVB's, heeft de Algemene Vergadering de FAO opgeroepen om de transparantie van de door de vlaggenstaten vastgestelde maatregelen te garanderen door een uitgebreide databank over de locatie van kwetsbare mariene ecosystemen bij te houden. Zo zullen de staten gebruik kunnen maken van deze gegevens over de locatie van ecosystemen die zij in een bepaald gebied delen met andere vlaggenstaten en de door de andere staten vastgestelde maatregelen ter beperking van de vloot kunnen beoordelen in het kader van een peer review.

13.

5. TENUITVOERLEGGING VAN DE AANBEVELINGEN VAN DE ALGEMENE VERGADERING


14.

5.1. De EU moet het internationale debat verder stimuleren


- De komende twee jaar zullen de politieke bereidheid en het politieke vermogen van de staten op de proef worden gesteld aangezien hun reactie op de VN-oproep tot maatregelen bij de evaluatie in 2009 onder de loep zal worden genomen. De EU moet gebruik maken van haar leidende positie op wereldvlak in visserijaangelegenheden om er door een grondig en eerlijk onderzoek voor te zorgen dat de legitieme verwachtingen van de burger zullen worden ingelost.

- Met het oog op een continue reactie op de oproepen van de Algemene Vergadering zullen transparantie en peer reviews van de door staten en ROVB's genomen maatregelen van essentieel belang zijn. De AVVN heeft gewezen op het belang van deze aspecten en van de rol die de FAO zou moeten toekomen bij de vaststelling van technische richtsnoeren en de verzameling en verspreiding van informatie. De EU moet deze processen steunen en vergemakkelijken, in de eerste plaats door een adequate toegang tot informatie over haar eigen inititatieven en maatregelen te garanderen.

- De EU moet de werkzaamheden van het verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) en van regionale mariene overeenkomsten met betrekking tot de vaststelling van beschermde mariene gebieden in wateren buiten nationale jurisdictie verder steunen en er actief aan bijdragen.

Maatregelen:

- Indiening (begin 2009) van een verslag aan de VN-secretaris-generaal met de standpunten van de EU over de vooruitgang in de strijd tegen destructieve visserijpraktijken en voorstellen voor verdere vooruitgang. Bij de voorbereidende werkzaamheden dienen ook de belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld te worden geraadpleegd.

- De FAO bijstaan bij de verzameling en verspreiding van informatie over maatregelen van staten, de oprichting van databanken over beschermde gebieden of sluitingen van gebieden, en de ontwikkeling van technische richtsnoeren inzake de diepzeevisserij.

- Ondersteuning van werkzaamheden in het kader van het CBD en regionale mariene overeenkomsten voor de identificatie van ecologisch of biologisch belangrijke in open oceaanwateren gelegen mariene habitats en diepzeehabitats, die bescherming behoeven.

- Raadplegingen en initiatieven organiseren met VN-tegenhangers met het oog op een grondige evaluatie in 2009.

15.

5.2. Tenuitvoerlegging op het niveau van ROVB's


De meeste tot dusver door ROVB's vastgestelde gebiedsgebonden maatregelen ter bescherming van ecosystemen zijn gebaseerd op voorstellen van de EU. Deze proactieve aanpak moet worden voortgezet. De Algemene Vergadering doet evenwel duidelijk een oproep aan de internationale gemeenschap om nog verder te gaan dan dit soort maatregelen. ROVB's zouden regelingen in overweging moeten nemen om de opneming van effectbeoordelingen in hun regelgeving te vergemakkelijken. Zij moeten ook hun gezamenlijke inspanningen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek intensiveren om geleidelijk aan een betrouwbare basis voor ruimtelijk beheer te creëren. Nieuwe of experimentele visserij moet strikt worden geregeld, met strenge voorschriften op wetenschappelijk gebied en inzake gegevensverzameling en controle. Tegen 2009 zou de strategie van de ROVB's inzake het beheer van milieurisico's op hun bevoegdheidsterreinen de beginselen en doelstellingen moeten omvatten die door de Algemene Vergadering als integrerend deel van elk bevredigend regelgevingssysteem zijn aangemerkt. De EU moet bijdragen aan de totstandbrenging van deze veranderingen.

Er zij op gewezen dat ROVB-leden desgewenst strengere voorschriften kunnen toepassen ten aanzien van hun vaartuigen en bedrijven. De EU moet ernaar streven dat ROVB-maatregelen een hoge mate van bescherming en doeltreffendheid bereiken wat het voorkomen van destructieve visserijpraktijken betreft. Zij moet zich evenwel het recht voorbehouden om voor zichzelf strengere voorschriften vast te stellen indien zij van oordeel is dat de ROVB-maatregelen niet ver genoeg gaan.

Maatregelen:

De onderstaande maatregelen zouden een integrerend deel moeten worden van een standvastig beleid voor de EU in de komende jaren, onder voorbehoud van een eerste evaluatie in 2009:

- Uitvoering van een consistent programma in alle ROVB's waar de EU deel van uitmaakt, met het oog op de tenuitvoerlegging van een ecosysteemaanpak in het visserijbeheer. Essentiële elementen hierbij zijn a) de versterking van het mechanisme voor het verstrekken van wetenschappelijk advies met het oog op de invoering van milieuoverwegingen en specifieke maatregelen ter bescherming van ecosystemen en b) de invoering van het milieubeoordelingsconcept in het beheer van de bodemvisserij.

- Bevordering van de voltooiing van procedures voor de evaluatie van de werkzaamheden van ROVB's en de identificatie van kwetsbare mariene ecosystemen in elk gereglementeerd gebied met het oog op de bescherming ervan.

16.

5.3. Tijdelijke regelingen


De afgelopen jaren is een wereldwijde dekking van de wereldoceanen door ROVB's met regelingsbevoegdheid voor de bodemvisserij steeds dichterbij gekomen. met name dankzij de oprichting van de Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO), die reeds operationeel is in haar gebied, de goedkeuring van de visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan (SIOFA), en het lopende proces voor de oprichting van nieuwe ROVB's in het zuidelijke en het noordelijke deel van de Stille Oceaan.

Gezien de duur van de gerechtelijke procedures die moeten worden gevolgd voordat internationale overeenkomsten in werking kunnen treden, dienen de staten hun verantwoordelijkheden onverwijld op te nemen en overeen te komen om op tijdelijke basis samen te werken aan de instandhouding en het beheer van de betrokken gebieden. De EU heeft haar volle steun betuigd aan dit concept, dat nu volledig wordt onderschreven door de Algemene Vergadering.

De recentelijk (april 2007) in het kader van de onderhandelingen voor de ROVB voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan vastgestelde tijdelijke maatregelen tonen aan hoe gemakkelijk deze aanpak in de praktijk kan worden omgezet. De deelnemers hebben met volledige kennis en aanvaarding van de aanbevelingen van de Algemene Vergadering tot deze maatregelen besloten. De EU moet nu verder gaan op deze weg en actief bijdragen aan de ontwikkeling van tijdelijke regelingen voor de Indische Oceaan. Zij moet zich er vervolgens toe verbinden de in dat kader overeengekomen maatregelen uit te voeren, ondanks het vrijwillige karakter ervan. Parallel hiermee moet de EU er actief naar streven dat de nodige formele procedures worden afgerond, zodat deze organisaties zo spoedig mogelijk operationeel kunnen worden.

Maatregelen:

- De tijdelijke maatregelen voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan omzetten in Gemeenschapsrecht tegen eind 2007.

- Onderhandelen over tijdelijke maatregelen voor het zuidelijke deel van de Indische Oceaan in afwachting van de inwerkingtreding van de SIOFA-overeenkomst, eind 2007/begin 2008. Sluiten van de overeenkomst in 2008. Opstarten van initiatieven ter bevordering van de deelname aan dit instrument en ter bespoediging van de inwerkingtreding ervan.

- Nieuwe verkennende gesprekken met potentieel belanghebbende derde landen met het oog op de instelling van regionale regelingen in gebieden waarvoor nog geen ROVB is ingevoerd.

17.

5.4. Europese vaartuigen die de bodemvisserij uitoefenen in gebieden op volle zee die niet door een ROVB worden geregeld


18.

5.4.1. Omschrijving van het probleem


De EU-vloot die op diepzeebestanden op volle zee vist, is hoofdzakelijk actief in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, en deels ook in het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Deze visserij valt onder een communautaire beheersregeling voor diepzeebestanden die voorziet in totaal toegestane vangsten (TAC's), beperkingen van de visserij-inspanning, technische maatregelen en specifieke controle- en handhavingsbepalingen i. Deze visserijactiviteiten zijn derhalve uitgebreid geregeld, en de doeltreffendheid van de beheersregeling wordt momenteel geëvalueerd[5]. Het milieu-effect van deze visserijen valt onder de werkingssfeer van diverse EU-maatregelen, waaronder met name maatregelen tot sluiting van gebieden, alsook andere technische voorschriften die door de NEAFC sinds 2004 zijn vastgesteld.

Buiten deze gebieden is de visserij van de EU-vloten op diepzeesoorten op volle zee relatief beperkt, en vindt zij plaats in gebieden waarvoor een bevoegde ROVB is ingesteld (SEAFO en CCAMLR).

In het zuidwestelijke deel van de Atlantische Oceaan zijn evenwel zeer veel EU-bodemtrawls actief. Door het langdurige conflict tussen het Verenigd Koninkrijk en Argentinië over de Falkland/Malvinas-eilanden kon geen overeenstemming worden bereikt over de invoering van een regionale beheersregeling voor over grote afstanden trekkende bestanden in dit gebied en het lijkt weinig waarschijnlijk dat deze problemen op korte termijn kunnen worden opgelost.

Het bodemvistuig dat in dit gebied door EU-vaartuigen wordt gebruikt, kan een risico vormen voor diepzeekoralen en structuurvormende sponzen die kunnen voorkomen aan de buitenrand van de continentale helling. Zoals reeds vermeld in punt 1.2 is dit een gebied met een zwak internationaal governancesysteem, dat derhalve strenge maatregelen door de vlaggenstaten vereist om deze risico's te voorkomen, in afwachting van de invoering van een regionale organisatie of regeling voor visserijbeheer. De EU moet derhalve reageren op de oproepen van de VN via verordeningen ten aanzien van haar vloten.

19.

5.4.2. Beleidsvoorstel


De EU moet ervoor zorgen dat de instandhoudings- en beheersregeling in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid betrekking heeft op alle visserijactiviteiten van haar vaartuigen in diepzeewateren die niet worden geregeld door een ROVB of waarvoor een ROVB geen relevante beheersmaatregelen heeft vastgesteld. Met het oog hierop dient de Commissie een voorstel voor een verordening van de Raad in betreffende de tenuitvoerlegging, ten aanzien van deze vaartuigen, van de door de Algemene Vergadering vastgestelde principes, waarbij zij zich baseert op de algemene GVB-voorschriften en passende bepalingen inzake machtiging, controle en toezicht vaststelt.

De verordening zal met name de aanbevelingen van de Algemene Vergadering inzake de voorafgaande milieueffectbeoordeling als voorwaarde voor de afgifte van visdocumenten strikt ten uitvoer leggen. Zij zal ook voorzien in bijkomende verplichtingen, met name met betrekking tot toezicht en controle op visserijactiviteiten. De Commissie is van mening dat deze verplichtingen de aanwezigheid van een waarnemer aan boord van alle vaartuigen moeten omvatten, alsook stringente VMS-bepalingen. Voorts dient een maximumdiepte van 1000 m te worden vastgesteld voor het gebruik van bodemvistuig om als voorzorgsmaatregel een beschermd gebied op basis van dieptecriteria iin te stellen. Hoewel deze bepalingen niet zijn opgenomen in de aanbevelingen van de Algemene Vergadering, is de Commissie van oordeel dat zij nodig zijn om te garanderen dat EU-maatregelen op dit gebied een effectieve bescherming bieden voor kwetsbare ecosystemen die nog nader moeten worden gelokaliseerd.

Maatregelen:

- Goedkeuring – zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk in december 2008 – van een verordening van de Raad betreffende de uitvoering van de aanbevelingen van de Algemene Vergadering ten aanzien van EU-vaartuigen die actief zijn in gebieden op volle zee die niet door een regionale organisatie voor visserijbeheer worden geregeld. Het voorstel voor deze verordening zal door de Commissie op het ogenblik van de goedkeuring van deze mededeling worden ingediend.

20.

6. CONCLUSIE: UITDAGINGEN


De Algemene Vergadering van de VN zal in 2009 nagaan in hoeverre het probleem van destructieve visserijpraktijken is geregeld na haar oproep tot maatregelen in resolutie 61/105. De EU zou zichzelf moeten opleggen om rond diezelfde periode de doeltreffendheid van het beleid en specifieke in deze mededeling voorgestelde maatregelen na te gaan. Het in punt 5.4.2 bedoelde voorstel voor een verordening van de Raad zal dan ook voorzien in een herzieningsclausule. De Commissie zal de resultaten van deze diverse maatregelen in 2009 bijgevolg evalueren, haar bevindingen meedelen aan de Raad, het Europees Parlement, belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld, en voorstellen doen om dit beleid voort te zetten in het licht van deze bevindingen en de standpunten van de verschillende betrokkenen bij dit herzieningsproces.

Met grote intentieverklaringen zal geen einde worden gemaakt aan de vernietiging van fragiele en kostbare diepzee-ecosystemen. De overwegingen in deze mededeling zijn bedoeld om de voorwaarden te creëren waarmee de Europese Unie een impuls aan het beleid kan geven. In 2009 zal de EU de internationale gemeenschap kunnen en moeten tonen dat zij haar verbintenissen kan nakomen en dat zij echt een leidende rol kan spelen bij de afschaffing van destructieve visserijpraktijken. Dit kan alleen door middel van concrete maatregelen, zowel in de eigen wateren als op volle zee.

De Commissie roept de Raad en het Europees Parlement dan ook op om de in deze mededeling uiteengezette beleidsrichtsnoeren en specifieke maatregelen goed te keuren. Voorts roept zij alle Europese instellingen en belanghebbenden op om zich bij haar aan te sluiten om deze uitdaging aan te gaan.

21.

Aanhangsel


Wereldoceanen die worden geregeld door regionale organisaties voor visserijbeheer met bevoegdheid voor de bodemvisserij (demersale visserij) op volle zee.

[afbeelding - zie origineel document]

Bovenstaande kaart geeft de grenzen van de verschillende ROVB's aan, alsook de statistische gebieden die de FAO hanteert voor de verzameling van statistische visserijgegevens.

- NAFO: Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

- NEAFC: Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

- WECAFC: Commissie voor de visserij in het centraal-westelijk deel van de Atlantische Oceaan (raadgevend)

- CECAF: Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan

- CCAMLR: Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische Wateren.

- SEAFO: Visserijorganisatie voor het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

- SIOFA: Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan

b3 [afbeelding - zie origineel document]zondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en b3 [afbeelding - zie origineel document] de visser3 [afbeelding - zie origineel document] daarop in acht te nemen voorschriften (PB L 351 van 28.12.2002).

[5] Mededelingijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (PB L 351 van 28.12.2002).