Toelichting bij COM(2007)825 - Vierde voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl - september 2007

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0825

Verslag van de Commissie - Vierde voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl - september 2007 {SEC(2007) 1701} /* COM/2007/0825 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

2.

Brussel, 19.12.2007


COM(2007) 825 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Vierde voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl september 2007 {SEC(2007) 1701}

1.

Inleiding



De kerncentrale van Tsjernobyl, waarvan de bouw in de jaren zeventig van de vorige eeuw is begonnen, ligt 110 km ten noorden van Kiev. In 1983 waren vier eenheden operationeel, die goed waren voor de productie van circa 10% van de elektriciteit in Oekraïne. Toen het ongeval zich voordeed, waren nog eens twee reactoren in aanbouw. De nabijgelegen stad Tsjernobyl telde 12.500 inwoners.

Na het ongeval op 26 april 1986 werden 200.000 mensen uit de omgeving van Tsjernobyl geëvacueerd en werd onder bijzonder gevaarlijke omstandigheden een inkapseling (soms ook “sarcofaag” genoemd) rond de restanten van reactor 4 aangebracht. De reactoren 1, 2 en 3 (die naast reactor 4 gelegen waren) werden opnieuw in bedrijf gesteld, waardoor de vrees voor een tweede ongeval toenam.

De G7 en de Europese Commissie hebben het voortouw genomen bij het verlenen van bijstand om de gevolgen van het ongeval te verminderen. Het memorandum van overeenstemming tussen de G7, de Europese Commissie en Oekraïne over de sluiting van Tsjernobyl i uiterlijk in het jaar 2000 vormt de weerslag van dat engagement. De Commissie heeft via het Tacis-programma een belangrijke rol bij de implementatie gespeeld. De G7 (thans de G8) en de Commissie hebben op verschillende topontmoetingen het voornemen bevestigd om hun steun voort te zetten.

De inkapseling was niet bedoeld als permanente oplossing en werd steeds onstabieler en gevaarlijker, onder meer door de insijpeling van regenwater. Er bestond instortingsgevaar als gevolg van seismische trillingen, extreme weersomstandigheden en toenemende aantasting van de constructie. De mogelijkheid van besmetting van de omliggende zone zal blijven bestaan zolang het hoog radioactieve materiaal in de inkapseling niet adequaat van het milieu wordt geïsoleerd.

In mei 1997 heeft een groep internationale experts uit de EU, de VS, Japan en Oekraïne de laatste hand gelegd aan een multidisciplinair programma voor het beheer van de constructie, het zogenoemde Shelter Implementation Plan (SIP). Het SIP omvat reparatiewerkzaamheden aan de inkapseling met het oog op de materiële stabiliteit en de milieuveiligheid. Nog in 1997 verzochten de G7, de Commissie en andere donoren de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) het Fonds Inkapseling Tsjernobyl op te richten om het SIP te financieren.

In 2007, tien jaar na de overeenkomst tussen de G7, de Europese Commissie en Oekraïne over het SIP en de start van het plan, zijn de meeste taken voltooid. De vereiste infrastructuur en voorzieningen zijn gebouwd en de stabilisatie van de inkapseling is afgerond. Hierdoor kan een aanvang worden gemaakt met de bouw van de nieuwe veilige insluiting, die het laatste grote bouwproject op het terrein vormt.

De oorspronkelijke (in 1997 berekende) indicatieve kosten van het SIP beliepen circa 758 miljoen dollar (768 miljoen dollar inclusief steun voor vergunningen), en de bouwperiode werd op zeven jaar geschat (1998–2005). In november 1997 vond in New York een eerste donorconferentie plaats om de nodige middelen bijeen te brengen. Vijfentwintig landen zegden 400 miljoen dollar toe, met inbegrip van de 50 miljoen dollar die Oekraïne in natura zou bijdragen. Dat bedrag was voldoende voor de uitvoering van de werkzaamheden voor de eerste taken van het SIP. Het project is in april 1998 daadwerkelijk van start gegaan met de oprichting van de projectbeheerseenheid.

Besluit 98/381/EG van de Raad van 5 juni 1998 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl i vormde de rechtsgrond voor een bijdrage van de Gemeenschap tot de inkapseling op basis van een toezegging van 100 miljoen dollar op de top van de G7 van 1997 in Denver. Dit bedrag is in 1999 en 2000 betaald uit de toewijzing voor Tacis.

In juli 2000 heeft in Berlijn een tweede donorconferentie plaatsgevonden. Circa 320 miljoen dollar werd toegezegd door 22 landen, zodat het totale toegezegde bedrag van de twee conferenties het geraamde bedrag van 768 miljoen dollar benaderde. De Gemeenschap verbond zich tot een tweede bijdrage van 100 miljoen euro, die bij Besluit 2001/824/EG van de Raad i werd goedgekeurd.

In 2003 heeft de projectbeheerseenheid een herzien tijdschema voorgelegd, vergezeld van een eerste kostenraming van circa 1,091 miljard dollar, op basis van de feitelijke kosten van de voltooide projecten en de contractwaarden van de lopende projecten. Als beheerder van het Fonds heeft de EBWO erop gewezen dat een aanvulling van de middelen nodig was om het nieuwe tijdschema te kunnen naleven. De jongste raming diende als basis voor de aanvullende toezeggingen van de donoren in mei 2005. Op basis van de bestaande lastenverdeling heeft de Commissie 49,1 miljoen euro extra toegezegd, wat de totale bijdrage van de Commissie aan het Fonds tot nog toe op zo’n 240 miljoen euro brengt. Als gevolg van vertragingen, escalerende kosten en prijsstijgingen voor arbeid en materialen werd de vergadering van donoren echter medegedeeld dat de kosten opnieuw sterk waren verhoogd ten opzichte van de eerste kostenraming (zie hierna).

Overeenkomstig artikel 3 van Besluit 98/381/EG van de Raad en artikel 4 van Besluit 2006/908/EG van de Raad betreffende de bijdragen van de Gemeenschap aan de EBWO voor het Fonds Inkapseling Tsjernobyl moet de Commissie jaarlijks een voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van het Fonds bij het Europees Parlement en de Raad indienen. In oktober 1999 i, september 2001 i en december 2003 i is telkens een voortgangsverslag ingediend. In dit verslag worden de eerdere verslagen bijgewerkt, hoofdzakelijk op basis van de vorderingen die aan de vergadering van donoren zijn medegedeeld en andere door de EBWO verstrekte informatie i.

3.

2. POLITIEKE EN INSTITUTIONELE KWESTIES


Er is vaak gezegd dat een stabiel institutioneel klimaat en deskundig beheer van essentieel belang zijn voor de methodische en tijdige tenuitvoerlegging van het SIP. Gezien de politieke zichtbaarheid van de projecten, de benodigde bedragen en de uiteenlopende agenda’s waren moeilijkheden echter onvermijdelijk. Bovendien vereisten de unieke kenmerken van het SIP speciale vergunningenprocedures en wetgeving.

Al in een zeer vroege fase werd erkend dat de Oekraïense overheid op hoog niveau verantwoordelijkheid diende te dragen. Daartoe werden praktische maatregelen genomen: Oekraïne werd volwaardig lid van de donorenvergadering en het Gemengd Comité Oekraïne–EBWO werd opgenomen in het reglement van het Inkapselingsfonds Tsjernobyl. Met de kaderovereenkomst tussen de EBWO en Oekraïne, die in 1997 werd gesloten en in 1998 door het Oekraïense parlement werd geratificeerd, werd de rechtsgrond voor de werking van het Inkapselingsfonds in Oekraïne gecreëerd. Deze regelingen vormen een solide basis, maar door frequente wisselingen in de regering en de hogere niveaus van het overheidsapparaat bleek het onmogelijk de continuïteit van de leiding, het institutioneel geheugen en de nodige stabiliteit te handhaven.

Een factor die aanleiding tot ernstige bezorgdheid heeft gegeven, was de overdracht van de administratieve verantwoordelijkheid voor de kerncentrale van Tsjernobyl van het ministerie voor Brandstof en Energie naar het ministerie voor Noodsituaties in 2005. Hoewel deze maatregel een interne Oekraïense aangelegenheid was, had hij tot gevolg dat heel wat ervaring en institutioneel geheugen verloren ging, wat onvermijdelijk tot problemen heeft geleid.

In 2006 heeft de aanbestedingsprocedure voor de nieuwe veilige insluiting tot controverse geleid. Het onderzoek van de klachten en de langdurige discussies voor de gunning, vooral met Oekraïne, hadden een vertraging van meer dan een jaar tot gevolg, wat leidde tot een aanzienlijke kostenstijging als gevolg van escalerende prijzen en groeiende beheerskosten. De donoren hielden vast aan het standpunt dat de regels van het Inkapselingsfonds strikt moesten worden nageleefd en dat niet van de conclusies van de aanbestedingsprocedure kon worden afgeweken nadat was vastgesteld dat er geen onregelmatigheden begaan waren.

Ook de aanpak van de vergunningverlening voor het SIP wordt beschouwd als essentieel voor de methodische tenuitvoerlegging van de projecten. In 2003 heeft de regering het SIP-implementatiebesluit aangenomen, een besluit betreffende de toetsing en goedkeuring van de regelgeving inzake het SIP. Medio 2004 werd een tweede besluit goedgekeurd tot vereenvoudiging van de certificeringsprocedure voor uitrusting die uit het Inkapselingsfonds wordt betaald.

Het institutionele klimaat vormde een van de belangrijkste oorzaken van de vertraging bij de Tsjernobyl-projecten. Er wordt verwacht dat dankzij de ervaring die in de afgelopen jaren is opgedaan en het feit dat de meeste belangrijke beslissingen betreffende het SIP thans zijn genomen, de exploitatie van de projecten in de toekomst vlotter zal verlopen. Het project betreffende de nieuwe veilige insluiting, dat ongeveer de helft van de uitgaven voor het SIP uitmaakt, moet echter nog starten. Iedere vertraging, vooral tijdens de bouwfase, zou tot zeer hoge kosten leiden, zodat alle partijen zich ervoor moeten inzetten dat de gevolgen van eventuele problemen onmiddellijk worden aangepakt en tot een minimum beperkt blijven.

4.

3. STAND VAN TENUITVOERLEGGING VAN HET SIP


5.

3.1. Subsidieovereenkomsten


De financiële verbintenissen van het Inkapselingsfonds zijn vastgelegd in subsidieovereenkomsten tussen de Bank en de Oekraïense begunstigden. De begunstigde kan opdrachten gunnen conform overeengekomen toewijzingsplannen die voldoen aan de EBWO-beleidslijnen en -regels inzake overheidsopdrachten. De Bank controleert de naleving en betaalt de middelen direct uit aan de contractanten. De afdeling nucleaire veiligheid van de Bank en de projectbeheerseenheid van de begunstigde bieden een aanvullend controleniveau. Tot nog toe heeft de EBWO acht subsidieovereenkomsten gesloten.

Op 30 juni 2007 was een bedrag van 457 miljoen euro voor subsidieovereenkomsten toegekend. De vergadering van 17 juli 2007 hechtte haar goedkeuring aan de toewijzing van 330 miljoen euro voor subsidieovereenkomst nr. 8 en machtigde de Bank om voor deze subsidieovereenkomst nieuwe bijdragen ten belope van 490 miljoen euro toe te wijzen.

In juli 2007 waren in het kader van de eerste zeven subsidieovereenkomsten 138 contracten voor een bedrag van 356 miljoen euro gesloten. Er zijn al 86 contracten uitgevoerd.

6.

3.2. Stabilisatie en andere projecten


De inkapseling, waardoor de hoog radioactieve stralingsbronnen werden geïsoleerd en de restanten van de vernietigde reactor 4 werden begraven, was eind november 1986 voltooid. Sommige constructie-elementen waren vervormd en vertoonden barsten, wat een mogelijk instortingsgevaar inhoudt. Om dit risico te beperken is in juli 2004 een contract voor stabilisatiewerken gesloten met een Oekraïens-Russisch consortium (onder leiding van het Russische Atomstroyexport). Deze werken zullen het instortingsrisico in de komende tien tot vijftien jaar beperken, en tegen die tijd zal de inkapseling zijn omgeven door de nieuwe veilige insluiting en zal de afbraak van de meest onstabiele delen aan de gang zijn.

De stabilisatiewerken zijn in november 2004 gestart en overeenkomstig het tijds- en begrotingsplan begin 2007 voltooid. Dit was een groot succes gezien de moeilijke omstandigheden binnenin de inkapseling (moeilijke toegankelijkheid, puin, hoge stralingsniveaus en onvoorspelbaarheid van de verdere ontwikkeling). Het allerbelangrijkste was de blootstelling van het personeel aan straling tot een minimum te beperken; dit werd bereikt door zorgvuldige planning, opleiding, afscherming en de montage van constructie-elementen in een niet-besmette zone van het bouwterrein.

De EBWO rapporteerde eveneens dat bij de infrastructuurprojecten belangrijke vorderingen zijn behaald.

7.

3.3. Nieuwe veilige insluiting


De nieuwe veilige insluiting is de benaming van de boogvormige constructie die in een veilige zone nabij reactor 4 zal worden geassembleerd en vervolgens rondom de oude inkapseling zal worden aangebracht. De insluiting moet het radioactief materiaal gedurende zeker 100 jaar van het milieu isoleren. Zij zal ook uitrusting en installaties omvatten om waar passend de bestaande inkapseling af te breken en splijtstofhoudend materiaal te verwijderen.

De aanbesteding voor de nieuwe veilige insluiting heeft veel langer geduurd dan verwacht. Het ontwerpteam voltooide het aanbestedingspakket voor de gedetailleerde ontwerp- en bouwwerkzaamheden in juni 2003, maar pas in maart 2004 werd overeenstemming over de definitieve aanbesteding bereikt en werden de oproepen tot het indienen van technische voorstellen uitgeschreven. In november 2004 werden drie voorstellen ontvangen. Daarop volgde gezien de gevolgen voor het tijdschema en de prijs een uitzonderlijk grondige verduidelijking van de technische en regelgevingseisen. Vervolgens werd twee consortia (Novarka en CH2M Hill) verzocht commerciële voorstellen in te dienen. Het onderzoek en de evaluatie daarvan waren in februari 2006 afgerond.

De daaropvolgende evaluatie van de nieuwe veilige insluiting nam heel wat tijd in beslag, doordat een klacht in verband met de aanbesteding werd ingediend en sommige Oekraïense ambtenaren vraagtekens bij de resultaten plaatsten. Daardoor was een aanvullend onderzoek nodig overeenkomstig de regels van het Inkapselingsfonds en de EBWO-beleidslijnen en -regels inzake aanbestedingen.

Alle resterende kwesties werden tot tevredenheid van de betrokken partijen opgelost en de onafhankelijke waarnemers bevestigden dat de aan de gunning voorafgaande onderhandelingen naar behoren hadden plaatsgevonden. Op hun vergadering van 17 juli 2007 machtigden de donoren de Bank goedkeuring te verlenen voor subsidieovereenkomst nr. 8 voor de nieuwe veilige insluiting en keurden zij een eerste toewijzing van middelen goed. De Bank en de Oekraïense autoriteiten ondertekenden de subsidieovereenkomst begin augustus. Op 9 augustus heeft de kerncentrale Tsjernobyl de schriftelijke gunning aan Novarka doen toekomen en het eigenlijke contract is op 24 augustus 2007 ondertekend. Volgens het huidige tijdschema zal de nieuwe veilige insluiting uiterlijk in december 2011 worden voltooid.

8.

3.4. Gezondheid, veiligheid en milieu


In 1998 is volgens de standaardprocedures van de EBWO een milieuactieplan vastgesteld, dat regelmatig wordt bijgewerkt en periodiek door de afdeling milieu van de Bank en haar onafhankelijke consultants wordt gecontroleerd.

In 2004 zijn biomedische en screeningprogramma’s ingevoerd, en meer dan 3 000 mensen zijn onderzocht. Er zijn al 86 contracten uitgevoerd, en daarbij hebben zich geen ernstige radiologische of industriële ongevallen voorgedaan.

9.

3.5. Beheer van radioactief afval


De Oekraïense autoriteiten dienen ononderbroken de nodige aandacht te besteden aan afvalbeheer en de coördinatie van de internationale projecten betreffende radioactief afval, zodat het SIP geen onnodige vertraging oploopt. Er zijn buffervoorzieningen gecreëerd om de dringendste problemen op te lossen (inclusief bijkomende ruimte voor de opslag van hoog radioactief afval die ter beschikking wordt gesteld door het door Tacis gefinancierde industrieel complex voor het beheer van vast radioactief afval), zodat de afvalopslag op korte termijn geen weerslag op het kritieke pad voor de voltooiing van het SIP zal hebben.

10.

4. HERZIENING VAN HET TIJDSCHEMA EN DE KOSTENRAMING


11.

4.1. Tijdschema


De tenuitvoerlegging van het SIP is eind 1998 gestart met het in werking stellen van de projectbeheerseenheid, de gunning van opdrachten als vergunningenconsultant aan de Oekraïense nucleaire regelgevingsinstantie en de “early biddable projects” (“vroeg-biedbare projecten”). Ondanks vertragingen hebben noch de stabilisatie van de inkapseling noch de uitvoering van de SIP-taken een weerslag gehad op het kritieke pad van het SIP, dat volledig werd bepaald door de activiteiten in verband met de nieuwe veilige insluiting.

Medio 2003 ging de projectbeheerseenheid ervan uit dat de ingebruikname van de nieuwe veilige insluiting eind 2008 zou kunnen plaatsvinden, op basis van de veronderstelling dat de goedkeuring van het algemene concept en van het detailontwerp en de bouw vijf jaar in beslag zou nemen. Door vertragingen bij de aanbestedingsprocedure werd de projectbeheerseenheid echter genoopt een aantal opeenvolgende herzieningen toe te passen.

12.

Belangrijkste etappes van de nieuwe veilige insluiting


Voltooid:

13.

April Strategie voor een veilige insluiting (programmabesluit P10)


Juli Aanvang van de taakomschrijving van het algemene concept

Mei – oktober Gunning van de opdracht voor het algemene concept

14.

Juni Algemeen concept voltooid


December Algemeen concept ingediend voor toetsing aan de regelgeving

Maart Oproepen voor het indienen van detailontwerpen en bouwvoorstel

Juli Goedkeuring van het algemene concept door de ministerraad

November Fase 1: inontvangstneming van (technische) voorstellen

September Commerciële voorstellen van twee deelnemende consortia

November Herziening van de commerciële voorstellen

Februari Voltooiing van de evaluatie

September Het aanbestedings- en gunningscomité van de EBWO bevestigt na onderzoek de evaluatie

December 2006 – juni Aan de gunning van de nieuwe veilige insluiting voorafgaande besprekingen

15.

Augustus Gunning van de opdracht voor de nieuwe veilige insluiting


Gepland:

16.

December Voltooiing van het detailontwerp van de nieuwe veilige insluiting (zestien maanden)


December Voltooiing van de nieuwe veilige insluiting (bouw drie jaar)

17.

4.2. Kostenraming


De oorspronkelijke indicatieve kosten van het SIP werden in 1997 geraamd op 758 miljoen dollar, plus een vast bedrag van 10 miljoen dollar voor ondersteuning van de regelgevingsinstanties, zodat het totaal 768 miljoen dollar beliep. Dit cijfer werd gepresenteerd als een voorlopige kostenraming, waarop de internationale middelenverbintenissen konden worden gebaseerd.

De EBWO en de projectbeheerseenheid wezen de vergadering van donoren erop dat het SIP een ontwerpdocument was dat alleen de hoofdpunten van de projecten bevatte. In de loop van de tenuitvoerlegging van het SIP werd het toepassingsgebied gewijzigd om rekening te houden met nieuwe behoeften of overbodige taken af te stoten. Bij de opstelling van het SIP was ervan uitgegaan dat de meeste voorbereidende en infrastructuurwerken al uitgevoerd zouden zijn, maar in de praktijk moest een aantal van die projecten nog worden toegevoegd. Het SIP voorzag niet in de nodige tijd voor het regelgevingsproces, waardoor de kosten ook werden verhoogd, en omvatte evenmin de kosten van het beheer van het fonds. De hoogste extra kosten hielden evenwel verband met de onverwachte uitgaven en de escalerende kosten van de nieuwe veilige insluiting, die niet in de indicatieve kosten van 1997 waren opgenomen. Sommige van de belangrijkste kostenfactoren, met name staal, energie, beton en Oekraïense arbeidskosten, zijn sterk gestegen sinds 1997 (veel meer dan het gemiddelde inflatiepercentage).

In 2003 presenteerde de projectbeheerseenheid een kostenraming van 1.091.062.000 dollar. Dit was de eerste raming gebaseerd op de reële kosten van de voltooide projecten, de contractwaarden voor lopende projecten en de ramingen voor nog op te starten projecten. In februari 2006 werd een herziening aan de vergadering van donoren voorgelegd. Die herziening omvatte aanpassingen van de eerdere raming op basis van de vorderingen en de voltooiing van subprojecten en hield rekening met de prijzen die de twee bieders voor de nieuwe veilige insluiting hadden opgegeven. De herziening bleek aanzienlijk hoger dan verwacht uit te vallen en de kostenraming voor het SIP werd opgetrokken tot 1.204.103.000 dollar.

Aangezien de vertraging bij het aanbestedingsproces een weerslag had op de sluiting van het contract voor de nieuwe veilige insluiting, zullen de kosten stijgen in overeenstemming met de aanbestedingsbepalingen. Op de vergadering van donoren van 17 juli 2007 presenteerde de projectbeheerseenheid haar recentste kostenraming voor het SIP voor een bedrag van 1,390 miljard dollar, wat vergeleken met de voorgaande raming een stijging met 186 miljoen dollar betekent. Deze stijging was hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren: kostenescalatie als gevolg van vertraging bij de gunning van de nieuwe veilige insluiting (87,5 miljoen dollar), stijging van de dollar als gevolg van de wisselkoers euro-dollar (51,3 miljoen dollar) en kostenescalatie tijdens de uitvoering van de werkzaamheden voor de nieuwe veilige insluiting ( 47,3 miljoen dollar).

De volgende belangrijke stap in de kostenraming zal de voltooiing zijn van het detailontwerp van de nieuwe veilige insluiting, dat nadere gegevens zal omvatten over de hoeveelheden en de kosten van de werkelijk benodigde materialen. Deze gegevens worden tegen eind 2008 verwacht (ongeveer zestien maanden na de gunning).

18.

5. FINANCIEEL OVERZICHT


19.

5.1. Inkomsten en uitgaven


Eind juni 2007 noteerde de Bank een totaalbedrag van 739 miljoen euro aan bijdragen voor het Fonds Inkapseling Tsjernobyl, wat overeenstemt met de verbintenissen van bijdrageovereenkomsten, schenkingen en bijdragen in natura. Samen met de rente van 71 miljoen euro bedraagt het totaal 810 miljoen euro. Bovendien is (hoofdzakelijk op de donorconferentie in Londen in mei 2005) een aantal toezeggingen voor een bedrag van circa 100 miljoen euro gedaan, die nog moeten worden omgezet in bijdrageovereenkomsten en feitelijke betalingen.

Per 30 juni 2007 was 457 miljoen euro toegewezen uit hoofde van de zeven bestaande subsidieovereenkomsten. De totale waarde van de op grond van die subsidieovereenkomsten gesloten contracten beloopt 356 miljoen euro, waarvan 308 miljoen euro is betaald.

Het bedrag aan niet-toegewezen middelen beliep op 30 juni 2007 circa 300 miljoen euro. Dit bedrag zal stijgen tot zo’n 400 miljoen euro indien de uitstaande toezeggingen die nog moeten worden geformaliseerd, concrete vorm zullen aannemen.

20.

5.2. Nieuwe toezeggingen


De kostenraming voor het SIP voor een bedrag van 1,091 miljard dollar werd grondig geanalyseerd op de vergadering van donoren in april 2004. Daarbij bleek duidelijk dat de niet-vastgelegde middelen die voor het Fonds Inkapseling Tsjernobyl beschikbaar waren, onvoldoende waren voor een doeltreffende implementatie van de toekomstige subsidieovereenkomst voor de nieuwe veilige insluiting.

Nadat de donoren overeenstemming over hun respectieve bijdragen hadden bereikt, vond op 12 mei 2005 in de EBWO in Londen een bijeenkomst plaats waarop de donoren het equivalent van 181,496 miljoen euro toezegden, met inbegrip van 49,1 miljoen euro van de Commissie, 22 miljoen euro van Oekraïne en, voor het eerst, 10 miljoen euro van Rusland. De eerste tranche van de toezegging van de Commissie (14,4 miljoen euro) is aan het Fonds Inkapseling Tsjernobyl betaald overeenkomstig een besluit van de Raad van 4 december 2006 i. Een tweede tranche (10 miljoen euro) zal worden gefinancierd uit het instrument voor samenwerking inzake nucleaire veiligheid en in 2007 worden betaald. Het resterende bedrag van de toezegging van de Commissie zal in de periode 2008–2011 worden uitbetaald.

Op dit ogenblik beschikt het Fonds Inkapseling Tsjernobyl over voldoende middelen om de eerste fase van het contract voor de nieuwe veilige insluiting te sluiten, maar de bestaande middelen plus de resterende toezeggingen die nog in bijdrageovereenkomsten moeten worden omgezet, zullen niet voldoende zijn om de contractkosten volledig te dekken.

De leden van de G8 plus de Commissie, die de belangrijkste contribuanten van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl zijn, hebben hun engagement voor de voltooiing van het SIP bevestigd. Dit hebben zij uitdrukkelijk verklaard in het verslag van de groep nucleaire veiligheid van de G8 aan de politieke leiders met het oog op de topbijeenkomsten van de G8 in juli 2007 in St. Petersburg. Recenter nog hebben de G8 op de top van Heiligendamm in juni 2007 het volgende verklaard:

“… Ter herdenking van de ramp in Tsjernobyl in 1986 bevestigen wij de verbintenissen die wij in eerdere verklaringen en memoranda van overeenstemming op de G7/G8-topbijeenkomsten en via de programma’s van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl en de nucleaireveiligheidsrekening zijn aangegaan om samen met Oekraïne inspanningen te leveren om de veiligheid op het beschadigde reactorterrein te herstellen.”.

21.

6. FOLLOW-UP EN STEUNVERLENING DOOR DE EUROPESE COMMISSIE


Als belangrijkste contribuant van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl volgt de Commissie van nabij de ontwikkeling van de factoren die een effect op het Fonds hebben, vooral die met een weerslag op het tijdschema en de financiering. De Commissiediensten onderhouden regelmatig contact met andere belangrijke donoren, in het bijzonder in de EU, en met de EBWO. De Commissie heeft waar nodig haar politieke steun geboden, bijvoorbeeld door de toepassing van de (op de aanbestedingsregels van de EBWO geïnspireerde) regels van het Fonds bij de aanbestedingen voor de nieuwe veilige insluiting.

De steun van de Commissie voor de Tsjernobyl-projecten is niet beperkt tot het Fonds Inkapseling Tsjernobyl. Tacis heeft een belangrijke rol gespeeld in de tenuitvoerlegging van het memorandum van overeenstemming van 1995 tussen de G7, de EG en Oekraïne over de sluiting van Tsjernobyl. De EG heeft tot nog toe circa 470 miljoen euro voor Tsjernobyl en aanverwante projecten uitgetrokken, waarvan het grootste deel uit de Tacis-begroting komt. Deze projecten bestonden in het onderzoek, de evaluatie en de beperking van de gevolgen van het ongeval in Tsjernobyl en bijstand voor de sluiting van de reactoren 1, 2 en 3. De EG leverde ook een bijdrage aan de extra kosten van de vervangingsenergie na de sluiting van de laatste operationele eenheid in 2000. Via andere projecten werden de sociale en regionale gevolgen van de sluiting van Tsjernobyl aangepakt en is steun verleend voor de hervorming van de elektriciteitssector in Oekraïne.

De Commissie steunde de bouw van het industrieel complex voor het beheer van vast radioactief afval, dat zijn voltooiing nadert, alsook de projecten in het kader van de nucleaireveiligheidsrekening van de EBWO. Zij verleende ook steun aan Oekraïne voor de organisatie van de conferentie naar aanleiding van de twintigste herdenking van de ramp in 2006. Op sociaal en gezondheidsgebied ondersteunt de Commissie thans het CORE-programma. Er wordt ook steun overwogen voor een project ter verbetering van de levensomstandigheden van de kinderen in het door de ramp getroffen gebied.

De recentste – onvermijdelijke – kostenstijgingen geven aanleiding tot bezorgdheid. De Commissie blijft zich inzetten voor het project-Tsjernobyl en wil overeenkomstig de bestaande lastenverdeling extra inspanningen leveren. Er kan echter niet van haar worden verwacht dat zij uitsluitend uit de beperkte begroting van het instrument voor samenwerking inzake nucleaire veiligheid alle kostenstijgingen zal blijven dekken, want dit zou ten nadele van andere projecten voor nucleaire veiligheid gaan. De bijdrage van de Russische Federatie, een recente donor van het Fonds, en de aanvullende bijdrage van Oekraïne hebben bijgedragen tot het inkrimpen van het tekort. Er wordt echter verwacht dat Oekraïne in toenemende mate de verantwoordelijkheid voor de projecten op zich zal nemen en een grotere bijdrage aan de financiering zal leveren.

22.

7. CONCLUSIES


Er is grote vooruitgang geboekt bij de SIP-projecten, met name projecten voor de infrastructuur en stabilisatie van de bestaande inkapseling, die volgens tijdschema en binnen de perken van de begroting is voltooid.

De beheers- en milieucontroles van het SIP in 2007 bevestigden dat het bestaande beheer en de voorzieningen inzake exploitatie, gezondheid en veiligheid aan de eisen voldeden. Bij de beheerscontrole werd evenwel opnieuw gewezen op de noodzaak van een groter aantal gekwalificeerde Oekraïense personeelsleden bij de projectbeheerseenheid om de afhankelijkheid van westers personeel te verminderen en te zorgen voor stabiel beheer op lange termijn na de ingebruikname van de nieuwe veilige insluiting.

Op dit ogenblik is de termijn voor de voltooiing van het SIP vastgesteld op eind 2011. Het kritieke pad wordt bepaald door de belangrijkste etappes van het contract betreffende de nieuwe veilige insluiting. Verwacht wordt dat het risico van kostbare vertragingen tijdens de bouwfase door grondige analyse en voorbereiding zal worden beperkt. Goed beheer en samenwerking van alle partijen, in het bijzonder van de Oekraïense regering en de toezichthoudende instanties, zullen essentieel zijn voor de geslaagde voltooiing van het project.

De totale kosten van het SIP, rekening houdend met de kosten van voltooide of lopende projecten en de huidige kosten van de nieuwe veilige insluiting plus de kostenescalatie, worden begroot op 1,390 miljard dollar.

Rekening houdend met de toezeggingen die in 2005 in Londen zijn gedaan, beschikt het Fonds Inkapseling Tsjernobyl thans over voldoende middelen om het contract voor de nieuwe veilige insluiting te sluiten en de werkzaamheden te starten. Volgens de recentste ramingen zijn de thans beschikbare middelen echter onvoldoende om het project te voltooien. Er zullen aanvullende middelen nodig zijn voor de afronding van de Tsjernobyl-projecten die uit het Fonds Inkapseling Tsjernobyl en de nucleaireveiligheidsrekening worden gefinancierd.

Het SIP is van bij het begin ondergefinancierd en zal een beroep op de internationale solidariteit moeten blijven doen, wat gezien de conflicterende prioriteiten steeds moeilijker wordt.

Naar verwachting zal Oekraïne een belangrijker aandeel innemen bij het beheer en de financiering tijdens de voornaamste bouwfase op het terrein van Tsjernobyl, wat zou moeten leiden tot een duurzaam Oekraïens beheer van de installaties na de inbedrijfstelling van de nieuwe veilige insluiting.