Toelichting bij COM(2010)81 - Voedselfaciliteit: Tussentijds verslag over de genomen maatregelen SEC(2010)245

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52010DC0081

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Voedselfaciliteit: Tussentijds verslag over de genomen maatregelen SEC(2010)245 /* COM/2010/0081 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 12.3.2010


COM(2010)81 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voedselfaciliteit: Tussentijds verslag over de genomen maatregelen

SEC(2010)245

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voedselfaciliteit: Tussentijds verslag over de genomen maatregelen

1.

Inleiding



De scherpe stijging van de voedselprijzen in 2007 en 2008 vereiste snelle en krachtdadige maatregelen van de internationale gemeenschap om op de korte en middellange termijn een antwoord te bieden aan de gevolgen van de crisis voor de armen in de ontwikkelingslanden. De EU kwam onmiddellijk in actie door binnen de bestaande instrumenten voor ontwikkeling en humanitaire hulp middelen te verschuiven en vrij te maken. Het probleem was echter van dien aard dat verdere maatregelen en extra middelen nodig werden. Daarom keurden het Europees Parlement en de Raad in december 2008 op voorstel van de Commissie een verordening i goed tot vaststelling van een snelleresponsfaciliteit voor maatregelen tegen de scherpe stijging van de voedselprijzen in de ontwikkelingslanden.

In deze verordening wordt voorzien in de tenuitvoerlegging van de Voedselfaciliteit, goed voor 1 miljard euro. Dit is het voornaamste antwoord van de EU op de crisis met het oog op een overbrugging van de kloof tussen noodhulp en ontwikkeling op de lange termijn. In die zin biedt deze faciliteit een aanvulling op de maatregelen van de humanitaire instrumenten en de instrumenten voor ontwikkeling op de langere termijn zoals ontwikkelingsmaatregelen per land en het thematische programma Voedselzekerheid. Het initiatief heeft een beperkte looptijd. De verordening verstrijkt op 31 december 2010 en de maatregelen worden eind december 2011 beëindigd. Deze zeer strikte termijnen maken de planning, programmering en uitvoering van de maatregelen bijzonder moeilijk, zowel voor de Europese Commissie als voor de uitvoerende partners.

De voornaamste doelstellingen van de Voedselfaciliteit zijn: a) de landbouwsector in de doellanden en –regio’s aanmoedigen tot een positieve aanbodrespons; b) ondersteuning van activiteiten om snel en direct de negatieve effecten van de schommelende voedselprijzen voor de plaatselijke bevolking te verminderen, overeenkomstig de mondiale doelstellingen voor voedselzekerheid, met inbegrip van de VN-normen inzake voedingsbehoeften; en c) versterking van de productiecapaciteit en het goede bestuur in de landbouwsector om de duurzaamheid van steunmaatregelen te verbeteren. Overeenkomstig deze doelstellingen zijn er drie typen maatregelen subsidiabel uit hoofde van de Voedselfaciliteit:

a) maatregelen voor een betere toegang tot landbouwinputs en –diensten;

3.

b) maatregelen voor het creëren van vangnetten; en tevens


c) andere kleinschalige maatregelen om de productie overeenkomstig de behoeften van het land te verhogen.

De verslagleggingsverplichtingen van de Europese Commissie worden in artikel 11 van de verordening onder meer als volgt vastgesteld: “ In december 2009 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een eerste tussentijds verslag over de ondernomen maatregelen voor .”. Dit tussentijdse verslag wordt dienovereenkomstig ingediend. Het bestrijkt informatie tot eind 2009. Naast de algemene context van de genomen maatregelen verstrekt het verslag kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de verschillende tot dusver gezette stappen om de Voedselfaciliteitsverordening ten uitvoer te leggen (programmering, formulering, contracten, uitvoering), alsook de daarbij aansluitende administratieve en ondersteunende maatregelen (personeel, onderzoek). Deze mededeling gaat vergezeld van een document waarin meer details over de genomen maatregelen worden verstrekt i.

Dit verslag werd met een aantal weken uitgesteld vanwege de noodzaak om een groot aantal contracten van de Voedselfaciliteit nog voor het eind van het jaar af te sluiten en omdat er tijd nodig was om alle noodzakelijke (financiële) gegevens voor 2009 te verzamelen. Overeenkomstig de verordening zal de Europese Commissie vóór eind 2012 een eindverslag indienen.

4.

VOEDSELFACILITEIT EN MONDIALE CONTEXT


Voedselzekerheid heeft de voorbije jaren op de internationale ontwikkelingsagenda aan belang gewonnen, voornamelijk door de stijgingen van de voedselprijzen in 2007-2008 waardoor vele mensen verder onder de armoedegrens terechtkwamen. Volgens schattingen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) waren er in 2009 meer dan 1 miljard mensen op de hele wereld ondervoed, vergeleken met 915 miljoen in 2008. Dit is het hoogste cijfer sinds 1970, het eerste jaar waarvoor vergelijkbare statistieken beschikbaar zijn, en het is ook een omkering van de tendens om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling met betrekking tot armoede en honger (MDG 1) tegen 2015 (de helft van het percentage ondervoeden) te bereiken. Het probleem heeft inderdaad mondiale proporties: de meerderheid van de ondervoeden leven in Azië en Oceanië (642 miljoen), gevolgd door Afrika bezuiden de Sahara (265 miljoen), Latijns-Amerika en het Caribische gebied (53 miljoen), het Midden-Oosten en Noord-Afrika (42 miljoen) en de ontwikkelde landen (15 miljoen).

Na de piek van 2008 heeft de relatieve daling van de voedselprijzen weinig uitgericht, aangezien in vele ontwikkelingslanden problemen blijven bestaan. Op vele binnenlandse markten blijven de prijzen hoog en het aantal mensen dat te lijden heeft van voedselonzekerheid, blijft stijgen. De mondiale economische crisis heeft het probleem verder verscherpt en de gevolgen van de klimaatverandering, gepaard met de groei van de wereldbevolking, zijn een verdere bedreiging van de voedselzekerheid in vele ontwikkelingslanden.

Dit is de reden waarom in 2008 en 2009 de voedselzekerheid hoog op de internationale agenda is blijven staan. Op het niveau van de VN heeft de secretaris-generaal, naast de snelle en actieve inschakeling van de verschillende agentschappen, de VN-taskforce op hoog niveau (UNHLTF) voor de wereldvoedselcrisis opgericht. De UNHLTF stelde een omvattend actiekader op waarin het gemeenschappelijke standpunt van de leden van de taskforce over voorgestelde acties wordt uiteengezet, met als doel de directe noden van kwetsbare verbruikers en voedselproducenten te lenigen en enige weerbaarheid op te bouwen ten aanzien van vergelijkbare plotse prijsstijgingen in de toekomst. Dit omvattende actiekader is de aanleiding geweest voor de oprichting van de EU-Voedselfaciliteit als instrument op de middellange termijn, aanvullend bij andere vormen van steun.

Daarnaast besprak de FAO-Conferentie op hoog niveau over wereldvoedselzekerheid in juni 2008 de problemen van de klimaatverandering, de bio-energie en de stijgende voedselprijzen in verband met de wereldvoedselzekerheid. In de slotverklaring werd de internationale gemeenschap opgeroepen meer steun te bieden aan de ontwikkelingslanden, meer bepaald aan de minst ontwikkelde landen en die landen die het meest van de hoge voedselprijzen te lijden hebben. Deze oproep werd herhaald op de Top van de G8+ in Japan (juli 2008), de conferentie van Madrid (januari 2009), de G8/G20-ontmoetingen in L’Aquila (juli 2009) en de wereldtop van de FAO over voedselzekerheid (november 2009). Het voedselzekerheidsinitiatief van L’Aquila is van bijzonder belang, omdat het een verbintenis van 20 miljard dollar impliceert voor de aanpak van de voedselonzekerheid, gebaseerd op strategisch gecoördineerde processen per land. Het internationale engagement voor de strijd tegen de voedselonzekerheid werd opnieuw bevestigd op de vergadering van de G20 in Pittsburgh in september 2009.

In dezelfde internationale context werden voorts voorstellen gedaan om een mondiaal partnerschap voor de landbouw, voedselzekerheid en voeding (GPAFSN) op te zetten. Dit heeft onder meer geleid tot de hervorming van het comité voor de voedselzekerheid (CFS) dat in oktober 2009 werd opgericht. Het is de bedoeling dat het CFS een centraal platform wordt voor de belanghebbenden van het zich ontwikkelende mondiale partnerschap en als aanvulling dient bij de werkzaamheden van de deskundigengroep op hoog niveau (HLPE) en de UNHLTF.

De verhoogde activiteit op het internationale niveau maakt dat de verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp en de Actieagenda van Accra nog relevanter zijn geworden. Tegelijkertijd is het feit dat veel van de belangrijkste initiatieven afkomstig zijn van internationale fora een positieve aanwijzing voor het feit dat de internationale gemeenschap bereid is gezamenlijk een gemeenschappelijke en gecoördineerde respons te bespreken en te bieden. Het engagement voor de agenda van Parijs komt tot uiting in de Voedselfaciliteitsverordening en is voor de tenuitvoerlegging een richtsnoer geweest. Dit blijkt uit de volgende feiten:

- de meeste projecten en programma’s van de Voedselfaciliteit die door internationale organisaties ten uitvoer worden gelegd, zijn gebaseerd op gemeenschappelijke evaluaties en voorstellen van VN-agentschappen en de Wereldbank, gecoördineerd door UNHLTF;

- in 2009 vonden een aantal coördinatievergaderingen plaats tussen de Europese Commissie en UNHLTF;

- voor zover mogelijk binnen de agenda en de samenwerkingscontext, wordt gekozen voor begrotingssteun als uitvoeringsmodaliteit;

- in de meeste doellanden waar de oproep tot het indienen van voorstellen relevant was, werden binnenlandse werkvergaderingen opgezet om de coördinatie te verbeteren en oriëntering te bieden voor de responsvoorstellen.

5.

PROGRAMMERING


De Voedselfaciliteitsverordening voorzag erin dat de Commissie bij Raad en Parlement een algemeen plan zou indienen met een reeks doellanden die steun krijgen uit de Faciliteit, alsook met de verhouding tussen de entiteiten die in aanmerking komen voor tenuitvoerlegging. Dit algemene plan werd in maart 2009 ingediend en omvatte een overzicht van de indicatieve toewijzingen aan de begunstigde landen, aangegeven volgens de drie voornaamste categorieën van in aanmerking komende entiteiten en de modaliteiten voor tenuitvoerlegging: internationale organisaties via bijdrageovereenkomsten; niet-gouvernementele organisaties, de particuliere sector en de agentschappen van de lidstaten via een oproep tot het indienen van voorstellen; nationale regeringen via begrotingssteun. In het algemene plan waren de meeste indicatieve toewijzingen (920 miljoen euro) bestemd voor het landenniveau, terwijl 60 miljoen euro werd gereserveerd voor interventies in Afrika op regionaal niveau. De resterende 20 miljoen euro werd gereserveerd voor administratieve steun voor de uitvoering van de Voedselfaciliteitsverordening (tijdelijk personeel, onderzoek, audits, toezicht en evaluatie).

Volgens de indicatieve criteria van de bijlage bij de verordening i werden 50 doellanden uitgekozen. Voor elk land werd een indicatieve toewijzing vastgesteld op basis van deze criteria, alsook op basis van het bevolkingsaantal, en eventueel op basis van speciale omstandigheden. Een overzicht van de indicatieve toewijzingen, zoals aangegeven in het algemene plan en goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement, wordt verstrekt in deel I van het begeleidende document.

Voorts werd de regionale enveloppe van 60 miljoen euro voor Afrika verder gedefinieerd voor drie typen interventies, elk goed voor ongeveer 20 miljoen euro. Ten eerste een programma voor vaccinering en voor de verbetering van de productie en distributie van vaccins om de impact van vier aangemerkte ziekten in bepaalde delen van Afrika tegen te gaan (ziekte van Newcastle, besmettelijke capriene pleuropneumonie, pest bij kleine herkauwers en besmettelijke boviene pleuropneumonie). Het programma moet worden uitgevoerd via het Inter-Afrikaanse bureau voor dierlijke hulpbronnen (AU-IBAR). Ten tweede een programma in oostelijk en zuidelijk Afrika in samenwerking met COMESA en gericht op drie componenten: i) harmonisering van normen en regelgeving voor zaden met verbetering van de kwaliteit en de beschikbaarheid van zaden; ii) verbetering van de levering van landbouwinputs aan kleine boeren en versterking van de netwerken voor handelaren in producten voor de landbouw; en iii) capaciteitsopbouw voor financiële diensten voor kleine boeren, met inbegrip van weerindexverzekeringen. Ten derde een programma in de ECOWAS-regio ter ondersteuning van de strategische componenten van het regionale landbouwprogramma ECOWAP, zoals de productie van rijst, maïs en gierst, en de harmonisering van de normen. Het programma omvat maatregelen om de uitvoeringscapaciteit van ECOWAS te versterken.

In het algemene plan is erin voorzien dat wijzigingen die betrekking hebben op de toewijzingen per land, de subsidiabele entiteiten of de modaliteiten, in het licht van veranderde omstandigheden mogelijk zijn tot een cumulatief bedrag van maximaal 5%, mits deze wijzigingen de aard van het algemene plan niet substantieel veranderen. In de loop van 2009 zijn een aantal factoren aanleiding geweest tot wijzigingen van het algemene plan:

- verschillen tussen de indicatieve en de definitieve plannen en begrotingen die door de internationale organisaties werden ingediend;

- besparingen die door de Europese Commissie zijn bedongen door diverse activiteiten van internationale organisaties contractueel samen te voegen waardoor de algemene kosten werden teruggebracht;

- politieke ontwikkelingen die invloed hadden op de samenwerking en/of de geplande tenuitvoerlegging; meer specifiek, geanticipeerd gebruik van begrotingssteun dat in een aantal landen moest worden herzien;

- de cumulatieve kosten van de geselecteerde projecten in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen wijken doorgaans enkele honderdduizenden euro af van het indicatieve bedrag; en tevens

- voor een aantal landen werden in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen onvoldoende kwalitatief aanvaardbare voorstellen ingediend om het indicatieve bedrag te bereiken.

Over het algemeen bleven de wijzigingen aan het algemene plan echter beperkt. Eind december bedroegen de verwachte wijzigingen 2,7% voor toewijzingen per land en 3,0% voor wijzigingen tussen subsidiabele entiteiten of modaliteiten voor tenuitvoerlegging. Dit leidt tot een geraamde algemene wijziging van 4,97%[4]. Bijlage 1 biedt een vergelijking tussen de programmering in het algemene plan en de situatie in december 2009.

6.

FORMULERING EN CONTRACTERING


Het specifieke karakter van de Voedselfaciliteit vereiste een spoedeisende behandeling van de voorgestelde maatregelen. Binnen de Commissie werd een speciale taskforce ingesteld om de formulering van de projecten, de contractering en het toezicht snel af te handelen. Bij de voorbereiding van de Voedselfaciliteit had de Commissie overigens reeds de VN-agentschappen en de Wereldbank uitgenodigd (via de VN-taskforce op hoog niveau - UNHLTF) om acties voor te stellen die gemakkelijk konden worden uitgebreid. Deze voorstellen waren de eerste maatregelen die in detail werden geformuleerd en in twee pakketten voor discussie en goedkeuring door de begrotingsautoriteiten werden opgezet.

De actiebeschrijvingen voor het eerste pakket projecten werden ingediend op de vergadering van de werkgroep Kwaliteitsondersteuning (QSG) van 15 januari 2009 en daarna op de vergadering van het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking (DCI) van 17 februari 2009. Een eerste financieringsbesluit werd goedgekeurd op 30 maart 2009 voor een bedrag van 313,9 miljoen euro. De tweede reeks maatregelen werd aan de QSG gepresenteerd op 19 en 20 februari 2009 en aan het DCI voorgelegd op 23 maart 2009. Dit financieringsbesluit werd goedgekeurd op 29 april 2009 voor een bedrag van 393,8 miljoen euro. Het tweede pakket omvatte een oproep tot het indienen van voorstellen voor een bedrag van 200 miljoen euro.

Een derde reeks maatregelen voor een bedrag van 121,95 miljoen euro werd begin oktober aan de Raad en het Parlement voorgesteld. Op 9 december 2009 heeft de Europese Commissie het financieringsbesluit goedgekeurd. Ondertussen was een apart besluit genomen voor een steunprogramma voor Tadzjikistan ten bedrage van 7,75 miljoen euro.

Dankzij de flexibiliteit van het Europees Parlement, dat ingekorte termijnen voor het onderzoek van de voorgestelde maatregelen aanvaardde, kon het goedkeuringsproces bespoedigd worden.

Over het algemeen werd voor de formulering van projecten en programma’s die worden gefinancierd uit hoofde van de Voedselfaciliteit, rekening gehouden met de specifieke aard van de verordening (spoedige tenuitvoerlegging, korte termijnen, coördinatie en gerichtheid op één of meer van de drie typen subsidiabele activiteiten in het kader van de Faciliteit). De procedure van formulering verschilde naar gelang van de gekozen tenuitvoerleggingsmethode:

- Projecten met internationale organisaties werden gebaseerd op voorstellen van deze organisaties en onderworpen aan een reeks controles en toetsingen (zowel op delegatie- als op centraal niveau).

- Projecten op grond van de oproep tot het indienen van voorstellen werden gebaseerd op voorstellen van ngo’s, de particuliere sector en ontwikkelingsorganisaties uit de lidstaten en konden hun voordeel doen met vergaderingen in Brussel en de betrokken landen. De voorstellen werden in twee stadia ontwikkeld. Eerst werden korte beschrijvingen van het concept ingediend, die de basis waren voor een uitnodiging tot het indienen van volledige voorstellen waaruit dan de uiteindelijke groep projecten werd geselecteerd.

- Voor programma’s voor begrotingssteun was een dialoog vereist met de begunstigde nationale regeringen en met andere ontwikkelingspartners (inclusief IMF en Wereldbank); dit ging in sommige gevallen gepaard met een bijzondere missie voor de formulering van het programma.

- Steun op regionaal niveau in Afrika ging gepaard met bijzondere missies voor de formulering van het programma in westelijk en in oostelijk/zuidelijk Afrika, terwijl het programma voor de vaccinering van vee in Afrika gebaseerd was op een werkvergadering met het oog op de formulering.

Voor de oproep tot het indienen van voorstellen is ongeveer 200 miljoen euro gereserveerd. Uit een evaluatie van de voorstellen in het stadium van de beknopte conceptbeschrijving kon echter al worden afgeleid dat de oproep meer kwaliteitsvoorstellen zou opleveren dan er gefinancierd zouden kunnen worden uit de aanvankelijke begrotingstoewijzing. Bijgevolg werden er extra toewijzingen voor een totaal bedrag van 13,5 miljoen euro gedaan om een aanvullende financiering van voorstellen mogelijk te maken.

Na de oproep tot het indienen van voorstellen werden er 800 conceptbeschrijvingen ingediend. Daarna werden tegen 22 september 2009 275 gepreselecteerde voorstellen uitgewerkt tot volledige aanvragen, waarvan er dan aan 131 een subsidie werd toegekend na afsluiting van het evaluatieproces in oktober 2009. Bij de evaluatie van de voorstellen werd een hoge prioriteit toegekend aan de relevantie van de acties voor de doelstellingen van de Voedselfaciliteit, alsook voor de behoeften van de betrokken landen; de mogelijke doeltreffendheid, duurzaamheid en haalbaarheid van de acties binnen de toegekende tijdspanne (gemiddeld 22 maanden) waren ook een criterium bij de evaluatie.

De contracten voor de 131 geselecteerde voorstellen werden tezamen met de betaling van de voorschotten eind 2009 uitgevoerd. De tenuitvoerlegging zal spoedig daarop worden overgedragen aan de relevante EU-delegaties (begin 2010). De volledige lijst van de geselecteerde voorstellen wordt verstrekt in deel III van het begeleidende document.

Op 31 december 2009 was een totaalbedrag van nagenoeg 510 miljoen euro toegewezen voor internationale organisaties (zie tabel hieronder). De totale contractwaarde van de Voedselfaciliteit bedroeg eind 2009 meer dan 700 miljoen euro i. Op die datum bedroegen de betalingen 456 miljoen euro; de meeste hadden betrekking op projecten met internationale organisaties (325,2 miljoen euro), gevolgd door projecten uit de oproep tot het indienen van voorstellen (115 miljoen euro).

7.

Waarde van de contracten met internationale organisaties op datum van 31 december 2009


Organisatie Contractwaarde in euro Percentage

FAO 215 352 42,

Wereldbank 100 950 19,

Wereldvoedselprogramma (WFP) 83 864 16,

Internationaal fonds voor agrarische ontwikkeling (IFAD) 31 682 6,

Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA) 39 700 7,

Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) 13 193 2,

UNICEF 11 229 2,

Overige 14 000 2,

Totaal 509 970 100,

Voor de drie typen subsidiabele maatregelen uit hoofde van de Voedselfaciliteit kan een voorlopige verdeling i als volgt worden aangegeven:

8.

Subsidiabele maatregelen Percentage van de waarde van de projecten van de internationale organisaties


Maatregelen voor een betere toegang tot landbouwinputs en –diensten 40,4%

Maatregelen voor het creëren van vangnetten 36,4%

Andere kleinschalige maatregelen voor het vergroten van de productie (incl. microkredieten, infrastructuur, opslag, beroepsopleiding) 23,2%

Totaal 100%

UITVOERING

De meeste projecten van internationale organisaties, die binnen de pakketten 1 en 2 werden goedgekeurd, zijn nog steeds in een vroeg stadium van uitvoering. Momenteel worden projectteams en waar nodig stuurcomités ingesteld, aanbestedingsplannen ontwikkeld en begunstigden aangeschreven en geselecteerd. Informatie over de stand van zaken van de projecten van internationale organisaties wordt verstrekt in deel IV van het begeleidende document. Andere projecten en programma’s werden meer recent goedgekeurd (uit de oproep tot het indienen van voorstellen en uit pakket 3) en deze werden bijgevolg nog niet praktisch ten uitvoer gelegd.

Sommige projecten worden in een partnerschap met internationale organisaties sinds het voorjaar van 2009 ten uitvoer gelegd en deze beginnen nu concrete resultaten af te werpen. Zaden, meststoffen en landbouwgereedschap werden uitgedeeld; vangnetmechanismen werden ingesteld; kwetsbaarheidsanalysen werden uitgevoerd; opleidingen voor nationale capaciteitsopbouw werden ingericht; coördinatiemechanismen werden versterkt.

Er werd een aantal projecten gerealiseerd in landen met een conflictsituatie waar veiligheid nog steeds een groot probleem is, waardoor de vooruitgang van een aantal projecten kan worden beïnvloed (Somalië, Sri Lanka, Pakistan). Er bestaan ook problemen in landen die door natuurrampen werden getroffen (Filipijnen, Bangladesh, de Hoorn van Afrika, Guatemala, Haïti).

Voor zover mogelijk worden de projecten geïntegreerd met en afgestemd op de bestaande donorcoördinatiemechanismen op landenniveau. Voor de voorbereiding van de projecten kon met succes gebruik worden gemaakt van deze mechanismen met het oog op mogelijke synergieën met andere partners. De acties van de Voedselfaciliteit hebben ook sterk bijgedragen tot een betere coördinatie tussen de VN-agentschappen en andere nationale belanghebbenden.

De Europese Commissie doet regelmatig een beroep op het systeem van resultaatgerichte monitoring (ROM) om externe, onafhankelijke en objectieve reacties te krijgen over de uitvoering van de samenwerkingsprojecten. In de context van de Voedselfaciliteit werd een internationale aanbesteding uitgeschreven voor de resultaatgerichte monitoring en kwaliteitscontrole van ongeveer 120 projecten. Daarnaast zullen 12 projecten worden getoetst in het kader van het bestaande contract voor resultaatgerichte monitoring van thematische programma’s. In november 2009 werden reeds een aantal projecten met diverse internationale organisaties in Liberia en de bezette Palestijnse gebieden getoetst.

9.

STEUNMAATREGELEN


Maximaal 2% van de Voedselfaciliteit (d.w.z. maximaal 20 miljoen euro) kan voor steunmaatregelen worden gebruikt: personeel voor contractbeheer, toetsing, audit, evaluatie; adviesverlening en studies ter ondersteuning van de uitvoering. Dit was de basis voor de indienstneming van een deel van het personeel van de taskforce van de Voedselfaciliteit in Brussel.

Ter versterking van de capaciteit van bepaalde EU-delegaties met te weinig of helemaal geen personeel in de afdeling Voedselfaciliteit worden in 21 EU-delegaties posten voor ondersteunend personeel gefinancierd. Dit extra personeel heeft tot taak toezicht te houden op de projecten van de Voedselfaciliteit (contractbeheer voor projecten uit de oproep tot het indienen van voorstellen, monitoring, enz.). Voor zes delegaties werd lokaal personeel aangeworven of is deze procedure aan de gang. In andere gevallen wordt contractueel personeel aangeworven, waarvan een deel al werkzaam is in de delegaties.

Voorts werd ondersteunende adviesverlening gefinancierd met de administratieve kredieten van de Voedselfaciliteit. Er kunnen drie soorten adviesverlening worden onderscheiden. Ten eerste werden onafhankelijke deskundigen aangeworven voor de evaluatie van de conceptbeschrijvingen en de volledige voorstellen uit de oproep tot het indienen van voorstellen, aangezien dit een objectiviteitsvoorwaarde is voor de kwaliteit van de geselecteerde projecten. Ten tweede werd steun verleend aan een aantal delegaties die met personeelsgebrek kampten, of die meerdere projecten onder hun beheer hadden (Liberia, Nepal, Tadzjikistan), nl. externe deskundigen uit de administratieve kredieten, voor het beheer van de projecten van de Voedselfaciliteit en/of ter overbrugging van de periode tot de aankomst van de contractuele ambtenaar. Ten derde werden ook de missies voor de formulering van begrotingssteun in Togo en Bolivia, alsook voor regionale projecten in Afrika gefinancierd.

Ten slotte werd een aantal onderzoeken gefinancierd om de tenuitvoerlegging van de Voedselfaciliteit te ondersteunen. Deze maatregel zal in de toekomst worden voortgezet. Het gaat daarbij om het volgende: Reacties van instellingen uit het VN-systeem op de mondiale voedselprijscrisis en de Voedselfaciliteit van de EU; een onderzoek naar subsidies voor de levering van inputs; een evaluatie van de begunstigden; een studie over vangnetten; een studie over de aanbodrespons van de landbouwsector in het licht van de stijgende voedselprijzen.

10.

CONCLUSIE


Met de goedkeuring van de Voedselfaciliteitsverordening heeft de EU bewezen dat zij in staat is snel en doeltreffend te reageren op de voedselzekerheidsproblemen die in de ontwikkelingslanden zijn ontstaan ten gevolge van de schommelende voedselprijzen in 2007 en 2008. Tot dusver biedt de Voedselfaciliteit met 1 miljard euro wereldwijd de meest significante aanvullende bijdrage voor de landbouwontwikkeling en de strijd tegen de honger sinds de leiders van de G8 zich in juli 2008 in Tokio verbonden tot steun in dit verband. De Voedselfaciliteit heeft de EU dus internationaal meer geloofwaardigheid gegeven en haar invloed op de discussies over het mondiale beheer van de voedselzekerheid vergroot. Voorts heeft de specifieke manier waarop de Voedselfaciliteit ten uitvoer is gelegd, met de betrokkenheid van een reeks VN-agentschappen en andere actoren, door voort te bouwen op nationale behoeften en plannen, positief bijgedragen tot de doeltreffendheid van de hulpverlening.

Na de inwerkingtreding van de Voedselfaciliteitsverordening op 1 januari 2009 heeft de Europese Commissie spoed gezet achter de doeltreffende uitvoering ervan. De programmering voor het gebruik van de middelen werd in de vorm van een algemeen plan in februari ingediend en kreeg in april een positief advies van de Raad en het Parlement. Hoewel daarop een aantal kleinere wijzigingen werd doorgevoerd, bleef het plan geldig als basisdocument voor de uitvoering van de Faciliteit. Met de steun van een gedreven taskforce binnen de Commissie werden gedurende de eerste paar maanden van 2009 financieringsbesluiten voorbereid voor een bedrag van 707,7 miljoen euro. Samen met de financieringsbesluiten van later op het jaar werd in totaal een bedrag van 837,2 miljoen euro aan financieringsbesluiten bereikt (vergeleken met het streefcijfer van 820 miljoen euro), terwijl de uitkeringen 456 miljoen euro bedroegen. In totaal werden tegen het eind van het jaar ongeveer 150 contracten afgesloten met internationale organisaties, nationale regeringen en niet-gouvernementele organisaties, en waren de voorbereidingen sterk gevorderd voor de indiening van een laatste pakket financieringsbesluiten, voor een bedrag van 145,3 miljoen euro, begin 2010. De tenuitvoerlegging van de Voedselfaciliteit is dus goed op gang gekomen volgens de oorspronkelijke planning en overeenkomstig de begrotingsvooruitzichten.

Medio 2009 ging de tenuitvoerlegging van start in de eerste doellanden, terwijl de latere doellanden pas begin 2010 effectief steun zullen krijgen. Het is daarom nu nog te vroeg om het effect van de steunverlening te evalueren. Ondertussen is de basis gelegd voor een uitgebreid toezichts- en evaluatiekader waaruit de volgende paar jaar lessen zullen kunnen worden getrokken en effectbeoordelingen kunnen worden gedaan.

De maatregelen tot nog toe wijzen uit dat de uitvoering van de Voedselfaciliteit voorspoedig verloopt. Toch blijft nog een aantal problemen bestaan die de verdere doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging negatief kunnen beïnvloeden. Deze problemen zijn onder meer van politieke en/of veiligheidsaard in een aantal doellanden, naast de zeer strikte termijnen voor tenuitvoerlegging van de projecten en programma’s waaraan alle uitvoerende partners zich absoluut te houden hebben (verplichte afsluitingsdatum van de activiteiten: tweede helft 2011).

Overeenkomstig de verordening zal de Europese Commissie vóór eind 2012 een eindverslag indienen.