Toelichting bij COM(2010)296 - Nieuwe impuls voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52010DC0296


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 9.6.2010


COM(2010) 296 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Een nieuwe impuls voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie

2.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S


Een nieuwe impuls voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie

Inleiding



De kwaliteit van menselijk kapitaal is cruciaal voor het welslagen van Europa. De Europa 2020-strategie i legt sterk de nadruk op onderwijs en opleiding ter bevordering van 'slimme, duurzame en inclusieve groei'. Deze mededeling is een antwoord op de oproep in de Europa 2020-strategie om beroepsonderwijs en –opleiding aantrekkelijker te maken, en brengt de mogelijkheden in kaart met betrekking tot de kerninitiatieven 'Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen' en 'Jeugd in beweging', waaronder het kader voor jeugdwerkgelegenheid.

Beroepsonderwijs en –opleiding moet een tweeledige rol vervullen: als instrument om te helpen voorzien in de directe en toekomstige vaardigheidsbehoeften van Europa en tegelijk de sociale gevolgen van de crisis te beperken en het economisch herstel te vergemakkelijken. Deze tweeledige uitdaging noopt tot dringende hervormingen. De ontwikkeling van betere vaardigheden i in Europa is zelfs nog urgenter in het licht van de wereldwijde race om talent en de snelle ontwikkeling van de onderwijs- en opleidingsstelsels in opkomende economieën als China, Brazilië en India.

Prognoses van de toekomstige vaardigheidsbehoeften wijzen uit dat er tot 2020 meer vraag zal zijn naar middelhoog- en hooggeschoolden i. De voortgaande ICT-gestuurde ontwikkeling van producten en processen, in combinatie met de noodzaak van een koolstofarme economie en de vergrijzing van de bevolking, zal tot andere banen en sociale structuren leiden: onderwijs en opleiding, waaronder beroepsonderwijs en -opleiding, moeten daarop inspelen. Het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding moeten jonge lerenden toerusten met vaardigheden die direct relevant zijn voor de veranderende arbeidsmarkten, zoals e-vaardigheden i, en met hoog ontwikkelde sleutelcompetenties i, zoals digitale en mediageletterdheid om digitale competentie te verwezenlijken i; zij spelen een bijzondere rol bij de aanpak van de hoge jeugdwerkloosheid in Europa. Daarnaast moeten volwassenen in staat zijn hun vaardigheden en competenties via bij- en nascholing op peil te houden aangezien het traditionele levenspatroon van 'opleiding-werk-pensioen' doorbroken zal worden door tussentijdse veranderingen van loopbaan en beroep. Het recente deskundigenverslag over nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen i bevat een reeks aanbevelingen voor beide takken van beroepsonderwijs en -opleiding.

Het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding moeten inspelen op bredere maatschappelijke uitdagingen, met name om de sociale inclusie te bevorderen. Het is cruciaal dat alle mensen in de werkende leeftijd in staat worden gesteld deel te nemen aan het economisch en maatschappelijk leven door middel van voor iedereen toegankelijke opleidingsmogelijkheden.

Vergroening van onze economie levert nieuwe banen op die nieuwe vaardigheden vereisen. De beroepsonderwijs- en –opleidingsstelsels moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking haar vaardigheden kan afstemmen op de arbeidsmarktbehoeften van een uit milieuoogpunt duurzame economie op grond van op vaardigheden gebaseerde opleidingsconcepten.

Het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding in Europa omvatten diverse nationale stelsels die wortelen in hun specifieke economische en sociale omgeving. Het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding maken in de regel deel uit van het hoger middelbaar onderwijs i, maar omvatten ook het tertiair niveau (in veel landen Fachhochschulen, gespecialiseerde hogescholen of vakscholen genaamd) i. Bij- en nascholing omvat een reeks beroepsgerichte opleidingen die door uiteenlopende aanbieders worden verstrekt. Initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding vinden plaats binnen relatief gereguleerde kaders, terwijl bij- en nascholing vaak ongereguleerd is. Beide hebben zij gemeen dat zij voor uitdagingen staan en gemoderniseerd moeten worden.

Artikel 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat de " Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer legt waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld… ". Het in 2002 gestarte Kopenhagenproces i heeft de lidstaten bij de modernisering van de beroepsonderwijs- en –opleidingsstelsels geholpen. Het heeft de ontwikkeling van de leerresultatenaanpak en het perspectief van een leven lang leren gestimuleerd en de ontwikkeling van gemeenschappelijke referentie-instrumenten ondersteund (Europass, Europees kwalificatiekader – EKK, Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding – ECVET – en Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding – EQAVET).

De EU-ministers belast met beroepsonderwijs en –opleiding, de Europese sociale partners en de Europese Commissie zullen de prioriteiten in het kader van het Kopenhagenproces in december 2010 opnieuw bekijken. Het doel van deze mededeling is daarom een visie voor de toekomst van beroepsonderwijs en –opleiding voor te stellen. Zij bouwt voort op en draagt bij tot de Europa 2020-strategie en het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding tot 2020 i. Zij houdt ook rekening met de vernieuwde sociale agenda van de EU i en de EU-strategie voor jongeren i.

3.

2. Een nieuwe impuls voor beroepsonderwijs en -opleiding


Het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding in Europa moeten tegen 2020 bijdragen tot zowel excellentie als kansengelijkheid in de EU-stelsels voor een leven lang leren en zo tot de Europa 2020-doelstellingen van slimme en inclusieve groei, met:

- initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding als een aantrekkelijke leeroptie met een hoge relevantie voor de arbeidsmarktbehoeften en trajecten naar het hoger onderwijs;

- gemakkelijk toegankelijke bij- en nascholing voor mensen in verschillende levenssituaties die de ontwikkeling van vaardigheden en loopbaanveranderingen vergemakkelijkt;

- flexibele stelsels die gebaseerd zijn op de erkenning van leerresultaten, waaronder diploma's, en die individuele leertrajecten ondersteunen;

- adequate ondersteuning voor mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie, en

- grensoverschrijdende mobiliteit als integrerend onderdeel van beroepsonderwijs en -opleiding.

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste elementen die bij de nieuwe start van het Kopenhagenproces aan de orde moeten komen. Het is gebaseerd op de vier prioriteiten van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding tot 2020 – een leven lang leren en mobiliteit, kwaliteit en efficiëntie, kansengelijkheid en actief burgerschap, en innovatie, creativiteit en ondernemerschap. Het omvat ook een aspect van internationale samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding.

2.1. Een sleutelrol van beroepsonderwijs en –opleiding in een leven lang leren en mobiliteit

Aangezien de opbouw van de Europese bevolking aan het veranderen is en er vaker halverwege van loopbaan veranderd wordt, moeten vaardigheden voortdurend verbeterd worden en daarmee neemt ook het belang van bij- en nascholing toe. Daarom moet maximaal toegang worden verleend tot opleidingsmogelijkheden op verschillende niveaus. Dit kan aanzienlijke veranderingen impliceren in hoe, wanneer en door wie beroepsonderwijs en -opleiding worden georganiseerd, verstrekt en gefinancierd.

4.

Flexibele toegang tot opleiding en kwalificaties


Er lijkt behoefte te bestaan aan meer flexibiliteit met betrekking tot de manier waarop leerresultaten verworven worden, hoe zij worden geëvalueerd en hoe zij tot kwalificaties leiden.

De rol van de werkgevers in de verstrekking van bij- en nascholing wordt groter en naarmate de verandering zich in een sneller tempo voltrekt, moeten zij hun werknemers mogelijkheden bieden voor intensieve opleidingsperioden. De traditionele aanbieders van initiële opleidingen zoals de vakscholen, zullen mogelijk flexibele bij- en nascholingsconcepten à la carte voor heterogene groepen lerenden moeten invoeren. Hogeronderwijsinstellingen zullen zich waarschijnlijk open moeten stellen voor de verstrekking van bij- en nascholing, die klantgerichte opleiding biedt die is afgestemd op de behoeften van werknemers en werkgevers, met name kleine en micro-ondernemingen. Flexibele toegang tot opleiding zal gecombineerd moeten worden met een flexibele werkorganisatie en flexibele arbeidsmarktregelingen. Een speciale uitdaging zal zijn werk, leren en gezin te combineren om de participatie van vrouwen te vergroten.

De validatie van niet-formeel en informeel leren i biedt mogelijkheden voor de verbetering van vaardigheden en de re-integratie van mensen in de arbeidsmarkt. Om dit te bereiken is het essentieel dat er een op resultaten gebaseerde benadering van beroepskwalificaties komt, zoals voorgestaan door het EKK en ECVET: die moet worden ingebed in alle onderdelen van het onderwijs- en opleidingsstelsel.

De algemene trend tot verbetering van de vaardigheden heeft gevolgen voor de relatie tussen beroepsonderwijs en –opleiding en het hoger onderwijs. Als we willen bijdragen tot het kerndoel van Europa 2020 om het aandeel afgestudeerden in het hoger onderwijs tot 40% te verhogen, zullen er echt open trajecten tussen beroepsonderwijs en –opleiding en het hoger onderwijs moeten komen en zal het tertiaire beroepsonderwijs krachtig moeten worden gesteund. Allesomvattende nationale kwalificatiekaders die aansluiten bij het EKK, zullen de permeabiliteit tussen beroepsonderwijs en –opleiding en het hoger onderwijs ten goede komen: de hoogste niveaus van kwalificatiekaders moeten op beide sectoren betrekking hebben, met een sterke convergentie tussen het ECTS- en ECVET-systeem.

Mogelijkheden voor een leven lang leren in zowel het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding als in de bij- en nascholing moeten gepaard gaan met begeleidings- en adviesdiensten om de overgang van opleiding naar werk en tussen banen te vergemakkelijken. De begeleiding door de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening moet nauw samenwerken met de begeleiding die door de onderwijs- en opleidingsstelsels wordt geboden. Zowel jongeren als volwassenen moeten in staat worden gesteld om te gaan met overgangen door de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van loopbaanbeheer i. De begeleiding moet verschuiven van een testbenadering naar een snuffelbenadering, waarbij jongeren de kans krijgen zich vertrouwd te maken met verschillende beroepen en carrièremogelijkheden. Speciale aandacht zou moeten worden besteed aan gendergelijkheid om jongeren aan te moedigen ook beroepen in overweging te nemen die de traditionele genderprofielen doorbreken.

5.

Strategische aanpak van mobiliteit in beroepsonderwijs en -opleiding


Vergroting van de transnationale mobiliteit voor opleidingsdoeleinden op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding, met name in de initiële beroepsopleiding en het leerlingwezen, blijkt dringend noodzakelijk. Mobiliteit kan taalbarrières helpen overwinnen en zelfvertrouwen, aanpassingsvermogen, verantwoordelijkheidsgevoel, inzetbaarheid en interculturele competentie helpen ontwikkelen. De Europa 2020-strategie en het initiatief 'Jeugd in beweging' onderstrepen het belang van leermobiliteit en stellen voor dat alle jongeren daarvan moeten kunnen profiteren. In dezelfde lijn moeten nieuwe innovatieve benaderingen worden verkend inzake de manier waarop de mobiliteit in beroepsonderwijs en -opleiding, met name van leerlingen, kan worden verbeterd.

Studie- of opleidingsperioden in het buitenland moeten normaal deel gaan uitmaken van beroepsopleidingstrajecten, zowel voor de lerenden als voor de professionals in beroepsonderwijs en -opleiding. Vreemde talen in beroepsopleidingsprogramma's zijn in dit verband van bijzonder belang. Via ECVET moet de erkenning van de opleidingservaring in het kader van mobiliteit gegarandeerd worden. Voor opleidingsplaatsen in ondernemingen moeten met name de bedrijven, doorgaans mkb's, in het proces betrokken worden. Op grond van de resultaten van het proefproject 'Mobiliteit voor leerlingen' moeten passende structuren worden opgezet ter ondersteuning van de mobiliteit die worden geëxploiteerd door de netwerken van competente belanghebbenden in beroepsonderwijs en -opleiding. Door het gebruik van ICT (e-leren) moet 'virtuele mobiliteit' bevorderd worden in aanvulling op de fysieke mobiliteit. Gezien de bijzondere uitdagingen binnen beroepsonderwijs en –opleiding moet de voorgestelde benchmark inzake mobiliteit die in het kader van de OCM voor onderwijs en opleiding wordt ontwikkeld, speciaal voor beroepsonderwijs en -opleiding een ambitieus streefcijfer vaststellen.

De modernisering van de beroepsonderwijs- en –opleidingsstelsels voor een leven lang leren en mobiliteit vereisen een sterke betrokkenheid en inzet van alle belanghebbenden. Op alle niveaus spelen de overheden een verschillende maar belangrijke rol. De sociale partners moeten worden gesteund om hun bijdrage aan de organisatie, verstrekking en financiering van opleiding te leveren, maar moeten ook een actieve rol spelen bij de bevordering en vergemakkelijking van mobiliteit. Individuele personen moeten door middel van doeltreffende en duurzame financieringsinstrumenten en -regelingen (bv. opleidingsvouchers, individuele leerrekeningen, opleidingsfondsen e.a.) tot mobiliteit en een leven lang leren worden gemotiveerd.

De belangrijkste acties in beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van een leven lang leren en mobiliteit moeten zich concentreren op:

- flexibele concepten à la carte om maximaal toegang te bieden tot bij- en nascholing, verstrekt door werkgevers, traditionele opleidingsaanbieders en hogeronderwijsinstellingen, gepaard met passende financiële prikkels;

- echt open trajecten van beroepsonderwijs en –opleiding naar het hoger onderwijs en ontwikkeling van tertiaire beroepsonderwijs- en –opleidingsprogramma's;

- betere validatie van niet-formele en informele leervormen;

- geïntegreerde begeleidings- en adviesdiensten om overgangen en leer- en loopbaankeuzes te vergemakkelijken;

- tegen 2020 stelselmatig gebruik van het EKK, ECVET en Europass met het oog op de transparantie van kwalificaties en de meeneembaarheid van leerresultaten;

- strategieën op het niveau van de aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding voor transnationale mobiliteit, vergemakkelijkt door passende structuren ter ondersteuning van mobiliteit.

6.

2.2. Vergroting van de aantrekkelijkheid en excellentie van beroepsonderwijs en -opleiding door kwaliteit en efficiëntie


De aantrekkelijkheid en excellentie van beroepsonderwijs en –opleiding hangen van veel factoren af. Voor een individu hangt de aantrekkelijkheid af van de resultaten op de korte en lange termijn, zoals een gemakkelijke overgang van school naar werk, de vraag naar specifieke beroepen i, het salaris en de loopbaanvooruitzichten. In het algemeen hangt de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en –opleiding af van de kwaliteit en efficiëntie, het hoge niveau van leraren en opleiders, de relevantie voor de arbeidsmarktbehoeften en de mogelijkheden voor verder leren, ook op tertiair niveau.

7.

Kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding


Hoewel het belang van kwaliteitsborging algemeen wordt erkend, lijken een kwaliteitsborgingsbeleid en een kwaliteitscultuur in het beroepsonderwijs nog ver weg. Het recent goedgekeurde Europees referentiekader voor kwaliteitsborging (EQAVET) schetst een agenda voor kwaliteit in het initieel beroepsonderwijs en de bij- en nascholing. Het vergroot de transparantie en helpt wederzijds vertrouwen tussen de nationale beroepsonderwijs- en –opleidingsstelsels op te bouwen. Op Europees niveau zal de samenwerking tussen de nationale referentiepunten voor kwaliteitsborging (QANRP's) via het EQAVET-netwerk verlopen. Op nationaal niveau zijn afspraken nodig om een kader voor kwaliteitsborging op te zetten, waaronder ondersteunende activiteiten voor opleidingsaanbieders teneinde de uitvoering en de inzet op alle niveaus te garanderen.

8.

Veranderende taken van leerkrachten en opleiders


De rol van leraren en opleiders is cruciaal voor de modernisering van beroepsonderwijs en -opleiding, met name de manier van aanwerving, hun beroepsontwikkeling en maatschappelijke positie. De door veranderingen gekenmerkte toekomst zoals hier geschetst, plaatst de leraren en opleiders in beroepsonderwijs en –opleiding voor nieuwe uitdagingen i, waaronder nieuwe onderwijsmethoden, leerplanontwikkeling, kwaliteitsborging, leidinggevende en administratieve taken.

De rollen van leraren en opleiders groeien naar elkaar toe: een opleider in een werksituatie zal over meer pedagogische vaardigheden moeten beschikken en moet een ondersteunende en begeleidende rol spelen; terwijl een leraar op school net als een opleider goed inzicht moet hebben in arbeidsprocessen. Deze convergentie moet tot uitdrukking komen in het aanwervingsbeleid en in de continue ontwikkeling van vaardigheden en competenties, die moeten worden gevalideerd en tot uiting komen in hun loopbaanstatus.

9.

Professionele excellentie in combinatie met goed ontwikkelde sleutelcompetenties


De nadruk op sleutelcompetenties is ook in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding een dringende prioriteit aan het worden i. Sleutelcompetenties zijn de basis voor een leven lang leren en welslagen in iemands loopbaan en beroep. De ontwikkeling van sleutelcompetenties moet ook na de leerplicht zowel in het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding als in de bij- en nascholing doorgaan. Tegelijkertijd betekenen de snelle technologische veranderingen dat constant gewerkt moet worden aan de verbetering van harde beroepsvaardigheden i. De uitdaging is, de best mogelijke combinatie van beroepsvaardigheden en sleutelcompetenties op een hoog niveau te bereiken.

Om het aanbod van beroepsonderwijs- en –opleiding zo goed mogelijk op de arbeidsmarktbehoeften af te stemmen, moet meer gebruik worden gemaakt van verschillende vormen van beroepspraktijkvorming. Onderzoek wijst uit dat beroepspraktijkvorming de arbeidskansen in het vroege werkende leven eerder vergroot. Beroepspraktijkvorming vergemakkelijkt ook de ontwikkeling van de leerresultatenaanpak in beroepsonderwijs en –opleiding met de verschuiving naar competentiegericht leren, competentiegerichte kwalificaties en beoordelingen (demonstraties van vaardigheden). Daarom moeten de werkgevers worden aangemoedigd zo veel mogelijk leerling- en stageplaatsen aan te bieden.

10.

Efficiëntie en arbeidsmarktrelevantie via partnerschappen


Zoals in de Europa 2020-strategie wordt benadrukt, zijn partnerschappen tussen belanghebbenden in beroepsonderwijs en –opleiding en met name de betrokkenheid van de sociale partners bij het opzetten, de organisatie, verstrekking en financiering van beroepsonderwijs en –opleiding een eerste vereiste voor efficiëntie en relevantie voor de arbeidsmarktbehoeften. In veel landen hebben deze partnerschappen de vorm van vaardigheidsraden i, die betrokken zijn bij het toezicht op de arbeidsmarkt, de ontwikkeling van vaardigheidsprofielen, curricula, certificering e.a. De bij wijze van proef opgezette Europese sectorale raden voor werkgelegenheid en vaardigheden, waartoe in 2011 het startsein moet worden gegeven, moeten informatie en best practices verspreiden over ontwikkelingen op dit gebied i.

De arbeidsmarktrelevantie van beroepsonderwijs en –opleiding kan worden verbeterd door de ontwikkeling van planninginstrumenten om vaardigheden en werk op elkaar af te stemmen i. Op basis van die afstemming moeten aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding in samenwerking met plaatselijke arbeidsmarktvertegenwoordigers in staat zijn de curricula af te stemmen op vaardigheidstekorten, vaardigheidsoverschotten, lacunes in vaardigheden of verouderde vaardigheden. De methoden moeten worden verbeterd om de anticipatie-instrumenten coherent en vergelijkbaar te maken, en verder moet een gemeenschappelijk systeem ontwikkeld worden voor de indeling van vaardigheden, competenties en beroepen op basis van de leerresultaten.

De belangrijkste acties om de kwaliteit en efficiëntie van het initieel beroepsonderwijs, de initiële beroepsopleiding en de bij- en nascholing te verbeteren, moeten zich concentreren op:

- de invoering van kwaliteitsborgingssystemen op nationaal niveau, zoals aanbevolen door het EQAVET-kader;

- de ontwikkeling van een competentiekader voor leraren en opleiders in het initieel beroepsonderwijs, de initiële beroepsopleiding en de bij- en nascholing;

- het toerusten van de arbeidskrachten met arbeidsmarktrelevante beroepsvaardigheden van hoge kwaliteit door een groter gebruik van verschillende vormen van beroepspraktijkvorming;

- de versterkte ontwikkeling van sleutelcompetenties om het aanpassingsvermogen en de flexibiliteit van lerenden en werkenden te garanderen;

- het aanbod van beroepsonderwijs en –opleiding beter laten inspelen op de veranderende arbeidsmarktbehoeften, gebaseerd op planninginstrumenten in samenwerking met de sociale partners en de openbare diensten voor arbeidsvoorziening.

11.

2.3. Kansengelijkheid en actief burgerschap


Onderwijs en opleiding spelen een belangrijke rol bij de bevordering van kansengelijkheid, sociale inclusie en actief burgerschap. Sociale exclusie van laaggeschoolden, lerenden met een migrantenachtergrond, werklozen en mensen met speciale onderwijsbehoeften is vaak het resultaat van een opeenstapeling van factoren, zoals geringe formele kwalificaties en het gebrek aan basisvaardigheden en transversale competenties. Onderwijs en opleiding kunnen machtige instrumenten zijn om sociale exclusie tegen te gaan; voor de beroepsonderwijs- en –opleidingsstelsels is hier een belangrijke rol weggelegd i.

12.

Inclusief beroepsonderwijs voor inclusieve groei


Terugdringing van het aandeel voortijdige schoolverlaters tot 10% in het algemeen vormend onderwijs en in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding is een van de kerndoelen van de Europa 2020-strategie. Voorbeelden uit enkele landen met hoogwaardige opleidingsvoorzieningen, waaronder een leerlingwezen, duiden erop dat het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding over de mogelijkheden beschikken om uitvallers weer aan het leren te krijgen. Beroepspraktijkvorming buiten een klaslokaal met nauwe banden met de plaatselijke arbeidsmarkt en de integratie van niet-formeel en informeel leren kunnen een aantrekkelijk alternatief bieden voor minder academisch gerichte lerenden.

Aan de individuele behoeften van lerenden aangepast beroepsonderwijs is belangrijk voor meer inclusiviteit. Het opleidingsaanbod moet flexibeler en gemodulariseerd worden en moet persoonlijke leertrajecten aanbieden. Dergelijke benaderingen zijn doeltreffender als de opleiding deel uitmaakt van het reguliere beroepsonderwijs en niet zijn opgezet als speciale cursussen voor bepaalde doelgroepen. Voor de integratie van sommige groepen echter, zoals mensen met een handicap of met een migrantenachtergrond, is mogelijk aanvullende ondersteuning nodig, bijvoorbeeld de validatie van niet-formeel en informeel leren en speciale taalcursussen voor migranten.

Hoe vollediger beroepsonderwijs en –opleiding in het algemene onderwijs- en opleidingsstelsel geïntegreerd is, des te groter de rol die het voor sociale kansengelijkheid kan spelen. Verdere ontwikkeling van het excellentieniveau in het beroepsonderwijs, doorstromingsmogelijkheden van het beroepsonderwijs naar het hoger onderwijs en verbetering van tertiaire beroepsopleidingsprogramma's kan bij de studenten in het beroepsonderwijs tot hogere verwachtingen leiden en mogelijkheden bieden voor opwaartse sociale mobiliteit.

Dit alles moet ondersteund worden door toegankelijke en gerichte begeleidingsdiensten, die aanvullende steun verlenen op belangrijke overgangspunten voor lerenden die dreigen te onderpresteren. Voorts is het zaak de werkgelegenheidscijfers van lerenden in het beroepsonderwijs constant in het oog te houden, met name van degenen die tot risicogroepen behoren, met inbegrip van gegevens over het sociaaleconomisch profiel van lerenden en de uitvalcijfers in het beroepsonderwijs i.

Hoe meer beroepsonderwijs en –opleiding boven het loutere arbeidsmarktaspect uitstijgen, des te meer zal kansengelijkheid bevorderd worden. Beroepsonderwijs en –opleiding kunnen zowel de ontwikkeling van iemands professionele en sociale identiteit als het gevoel tot praktijkgemeenschappen te behoren ondersteunen. Dit draagt bij tot het maatschappelijk kapitaal, vertrouwen en integratie in de samenleving. Sleutelcompetenties voor actief burgerschap kunnen worden ontwikkeld via curricula, participatieve werkmethoden, de deelname van de lerenden aan de besluitvorming en via partnerschappen tussen aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding, plaatselijke gemeenschappen en maatschappelijke organisaties en groeperingen.

Het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding kunnen in aanzienlijke mate bijdragen tot de bestrijding van schooluitval, de verbetering van de kansengelijkheid in het onderwijs en de bevordering van opwaartse sociale mobiliteit van risicogroepen door:

- een hoogwaardig opleidingsaanbod, gericht op aan de individuele behoeften aangepaste beroepspraktijkvorming;

- voor risicogroepen toegankelijke trajecten van beroepsopleiding naar hoger onderwijs;

- passende traceersystemen om de werkgelegenheidscijfers van studenten in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding in het oog te houden, met name van degenen die tot risicogroepen behoren.

Bij- en nascholing is bijzonder geschikt om de arbeidsmarktparticipatie van risicogroepen te verbeteren via:

- flexibele en gemodulariseerde individuele leertrajecten;

- beroepspraktijkvorming gericht op de verwerving van sleutelcompetenties;

- begeleidingsdiensten en validatie van eerdere leerervaringen, met name voor migranten teneinde hun integratie in de samenleving te vergemakkelijken.

Met het oog op de ontwikkeling van de sleutelcompetenties voor actief burgerschap:

- partnerschappen tussen aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding, plaatselijke gemeenschappen, maatschappelijke organisaties, ouders en lerenden moeten worden versterkt.

13.

2.4. Innovatie, creativiteit en ondernemerschap


Zoals in de Europa 2020-strategie wordt benadrukt, moeten de onderwijs- en opleidingsstelsels in hun curricula plaats inruimen voor creativiteit, innovatie en ondernemerschap. Om hun rol te kunnen vervullen moeten het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding de veranderingen in de economie en de maatschappij weerspiegelen.

Er is behoefte aan een visie op de bevordering van creativiteit en innovatie die binnen gemoderniseerde, excellente en hoogwaardige beroepsonderwijs- en –opleidingsstelsels individuen centraal stelt. Aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding moeten in samenwerking met overheden en ondernemingen creativiteit en een innovatie bevorderend klimaat bevorderen dat het nemen van risico's en experimenteren stimuleert.

Aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding moeten gebruik maken van ervaringsleren en moeten lerenden blootstellen aan afwisselend werk en atypische situaties. Kennelijk moet actief leren, zowel op de werkplek als op school, bevorderd worden en personen moeten de kans krijgen hun eigen leren te controleren en te ontwikkelen, ook door het gebruik van innovatieve, creatieve en op maat gesneden ICT-instrumenten, waaronder e-leren, om de toegang tot en de flexibiliteit van de opleiding te verbeteren.

Tegelijkertijd moet onderwijs in ondernemerschap , d.w.z. zin voor initiatief, vermogen om ideeën in praktijk te brengen, creativiteit en zelfvertrouwen, worden bevorderd en toegankelijk zijn voor alle studenten in beroepsonderwijs en –opleiding, in alle curricula en studierichtingen i. Dit moet lerenden ervan bewust maken dat werken als zelfstandige een carrièremogelijkheid is, en hun leren hoe voor zichzelf te beginnen. Ondernemerschap moet een normaal onderdeel worden van het competentiekader van leraren en opleiders. Op Europees niveau moeten verschillende initiatieven worden ondersteund en verder ontwikkeld, zoals het opzetten van netwerken, het proefproject 'Erasmus voor jonge ondernemers', uitwisselingen van onderwijzend personeel en ondernemers om ondernemerschap en goede praktijken op het gebied van onderwijs in ondernemerschap te bevorderen.

Beroepsonderwijs en –opleiding kunnen creativiteit, innovatie en ondernemerschap bij lerenden ondersteunen door:

- ervaringsleren en actief leren aan te bieden om de verwerving van e-vaardigheden, een risicobereidheidscultuur, initiatief, nieuwsgierigheid, intrinsieke innovatie en kritisch denken te bevorderen;

- ondernemerschap op te nemen in het competentiekader van leraren en opleiders in beroepsonderwijs en –opleiding.

14.

2.5. Internationale samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding


Het EU-beleid inzake beroepsonderwijs en –opleiding moet het voorwerp zijn van verdere politieke dialoog en wederzijds leren met de internationale gemeenschap, waaronder zowel derde landen als relevante internationale organisaties.

Er zou een begin kunnen worden gemaakt met gestructureerde samenwerking met de nabuurschapslanden en die zou verder kunnen worden uitgebreid tot de kandidaat-lidstaten met steun van de Europese Stichting voor opleiding, die haar meerwaarde heeft bewezen bij de ondersteuning van de ontwikkeling van beroepsonderwijscurricula en hoogwaardige onderwijsmethoden in deze landen. De Europese gemeenschappelijke referentie-instrumenten en de beleidsbenaderingen bieden een belangrijke referentie voor de modernisering van de beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels in partnerlanden, ook voor de landen die op het punt staan tot de EU toe te treden. Deze samenwerking biedt mogelijkheden om bij te dragen tot transnationale samenwerking, regionale ontwikkeling, een beter beheer van legale mobiliteit en de bestrijding van illegale migratie.

Verder zou samenwerking kunnen worden gestimuleerd met de OESO, de UNESCO (in het bijzonder met UNEVOC) en de ILO bij de onderzoeksactiviteiten en empirisch onderbouwde beleidsvorming op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding (samenwerking inzake PIAAC).

15.

3. Een nieuwe agenda voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding


De nieuwe start van Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding eind 2010 zou het resultaat moeten zijn van een hecht partnerschap tussen de lidstaten, de Commissie en de sociale partners. Die zou de vaststelling van prioriteiten voor de komende tien jaar moeten omvatten, met doelstellingen voor de kortere termijn die regelmatig door de belanghebbenden worden herzien. Deze mededeling vormt de bijdrage van de Commissie tot de agenda voor de modernisering van beroepsonderwijs en –opleiding in de EU en verschaft beleidsantwoorden ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie.

De Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding is tot dusverre geslaagd, met name bij de vaststelling van een aantal gemeenschappelijke EU-instrumenten ter vergroting van de transparantie en meeneembaarheid van kwalificaties. De in Europa 2020 vastgestelde agenda roept echter duidelijk op tot een veel krachtiger aanpak van de hervormingen van de beroepsonderwijs- en –opleidingsstelsels. Daarom verzoekt de Commissie de EU-ministers die belast zijn met beroepsonderwijs en -opleiding, en de Europese sociale partners:

- een ambitieuze agenda voor de modernisering van beroepsonderwijs en –opleiding vast te stellen;

- voor de komende tien jaar concrete resultaten vast te stellen en

- krachtige toezeggingen te doen voor de uitvoering van de agenda in het kader van de nationale hervormingsprogramma's voor Europa 2020.

De komende tien jaar moeten resultaten worden geboekt, te beginnen met een snelle invoering van de gemeenschappelijke referentie-instrumenten van de EU, zoals EKK, ECVET, Europass en EQAVET. De lidstaten spelen de belangrijkste rol, in samenwerking met de sociale partners en regionale en lokale autoriteiten, de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, de leraren en opleiders, alsook de lerenden op alle niveaus. Op Europees niveau zullen de bestaande platforms zoals de directeuren-generaal voor de beroepsopleiding en het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, en de relevante EU-programma's worden ingezet ter ondersteuning van de opzet en uitvoering van overeengekomen activiteiten. Daarnaast moeten, zoals in de Europa 2020-strategie verlangd, de sociale partners op Europees niveau hun eigen initiatieven ontwikkelen om beroepsonderwijs en –opleiding aantrekkelijker te maken.

De EU-instrumenten spelen een belangrijke rol bij de ondersteuning van de moderniseringsagenda en de mobiliteit in beroepsonderwijs en –opleiding. In de vijftien jaar van zijn bestaan heeft het Leonardo da Vinciprogramma meer dan 600 000 opleidingsplaatsen voor jongeren, 110 000 uitwisselingen van leraren en opleiders in beroepsonderwijs en –opleiding en 2 000 innovatieve projecten ondersteund. Het biedt ook belangrijke steun voor de uitvoering van de transparantie-instrumenten. Het Leonardo da Vinciprogramma zou de toegankelijkheid, de mobiliteit en de innovatie in beroepsonderwijs en –opleiding in het kader van het programma Een leven lang leren krachtig moeten blijven ondersteunen. Ook zou optimaal gebruik moeten worden gemaakt van de structuurfondsen ter ondersteuning van de modernisering van beroepsonderwijs en –opleiding en met name de deelname van personen aan bij- en nascholing.

De governance van het opnieuw gestarte Kopenhagenproces moet coherent zijn met het kader van de open coördinatiemethode in onderwijs en opleiding en gekoppeld worden aan de Europa 2020-strategie, rekening houdend met het profiel van de Europese Unie als wereldspeler. Empirisch onderbouwde beleidsvorming zal moeten blijven worden ondersteund door onderzoek, expertise en analyse door het Cedefop en de Europese Stichting voor opleiding, alsook door statistische gegevens van Eurostat.
– PB C 135 van 25.5.2010, blz. 8-11.
– hoofdstuk 2.6 COM(2010) 245 'Een digitale agenda voor Europa'.
– PB C 135 van 25.5.2010, blz. 2-7.
–opleiding (2009).