Toelichting bij COM(2010)340 - Opgedane ervaring met de door de lidstaten in 2007 uit hoofde van richtlijn 2001/109/EG uitgevoerde statistische enquête naar aanplantingen van bepaalde soorten fruitbomen SEC(2010)776 final

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52010DC0340

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de opgedane ervaring met de door de lidstaten in 2007 uit hoofde van richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 uitgevoerde statistische enquête naar aanplantingen van bepaalde soorten fruitbomen SEC(2010)776 final /* COM/2010/0340 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 28.6.2010


COM(2010)340 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de opgedane ervaring met de door de lidstaten in 2007 uit hoofde van Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 uitgevoerde statistische enquête naar aanplantingen van bepaalde soorten fruitbomen SEC(2010)776 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de opgedane ervaring met de door de lidstaten in 2007 uit hoofde van Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 uitgevoerde statistische enquête naar aanplantingen van bepaalde soorten fruitbomen

1.

Inleiding


(BEREIK, ACHTERGROND, NATIONALE WETGEVING)

Om haar taken in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de voorschriften van de Europese Unie (EU) betreffende de gemeenschappelijke ordening van de markt in de sector groenten en fruit te kunnen vervullen, moet de Commissie kunnen beschikken over nauwkeurige informatie over het productiepotentieel van de aanplantingen van de belangrijkste soorten fruitbomen in de EU, alsmede over prognoses op middellange termijn van de productie en het marktaanbod.

Momenteel wordt elke vijf jaar een basisenquête naar de belangrijkste boomgaardsoorten in de EU gehouden met het oog op de verstrekking van informatie over een aantal factoren die bijdragen aan het productiepotentieel van fruitboomaanplantingen: variëteiten, leeftijd van de planten en dichtheid van de aanplantingen. Sommige lidstaten maken van deze gelegenheid gebruik om gegevens over andere factoren te verzamelen (bijvoorbeeld de specialisatie van het landbouwbedrijf, het technisch beheer van de boomgaard, de werknemers, de opslag en de handel).

Deze enquêtes worden sinds 1977 gehouden. De basisenquête 2007 naar aanplantingen van bepaalde soorten fruitbomen werd in de 27 EU-lidstaten gehouden uit hoofde van Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 i en overeenkomstig Beschikking 2002/38/EG van de Commissie van 27 december 2001 tot vaststelling van de enquêteparameters en van typecodes en -regels voor de transcriptie in machineleesbare vorm van de enquêtegegevens over bepaalde soorten fruitbomen i.

Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2001/109/EG moeten de lidstaten bij de Commissie een methodologisch verslag indienen over de uitvoering van de enquête.

Dit verslag over de met de enquête van 2007 opgedane ervaring wordt ingediend overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2001/109/EG. Het is gebaseerd op de ervaringen van de diensten van de Commissie – en met name op het gebruik van de verstrekte gegevens – en op de door de lidstaten in het methodologisch verslag gemaakte opmerkingen en beschreven ervaringen (artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2001/109/EG).

Krachtens artikel 4 van Richtlijn 2001/109/EG moeten de lidstaten de resultaten van de basisenquête uiterlijk 1 oktober van het jaar volgend op dat waarin de enquête is gehouden, bij de Commissie indienen. De data worden vermeld in bijlage 1 bij dit verslag (zie het werkdocument van de diensten van de Commissie).

Alle lidstaten hebben hun gegevens overeenkomstig de regels en technische parameters van Beschikking 2002/38/EG van de Commissie ingediend.

3.

BEREIK EN INHOUD


Soorten waarnaar een enquête moet worden gehouden (krachtens de EU-wetgeving en andere wetgeving)

Wat betreft de soorten waarnaar in elke lidstaat een enquête moet worden gehouden, werden bij de basisenquête 2007 de vereisten van de bijlage bij Richtlijn 2001/109/EG nageleefd. De soorten worden ook vermeld in Beschikking 2008/690/EG van de Commissie van 4 augustus 2008 i ,evenals in bijlage 2 bij dit verslag (zie het werkdocument van de diensten van de Commissie). Bulgarije, Duitsland, Ierland en Spanje hebben op optionele basis gegevens ingediend over aanplantingen waar appelen en/of peren worden geproduceerd die niet als tafelfruit worden gebruikt.

4.

Bedrijven (minimumdrempel voor bedrijven en/of boomgaarden)


Volgens artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2001/109/EG 'omvat het waarnemingsgebied van de enquête alle bedrijven met een fruitbomenareaal, voor zover de productie daarvan volledig of in hoofdzaak voor de markt bestemd is'. In de praktijk verschilt de situatie van lidstaat tot lidstaat: in sommige lidstaten is geen drempel vastgesteld (d.w.z. dat alle bedrijven onder de enquête vallen), in andere wel (bijvoorbeeld 15 bedrijven in CZ, 50 in FR en 100 in LV). Bovendien verschilt de drempel in sommige lidstaten van enquête tot enquête.

5.

SOORT ENQUÊTE, ORGANISATIE VAN DE ENQUÊTE EN TIJDSCHEMA (REFERENTIEDATUM)


In bijlage 3 bij dit verslag (zie het werkdocument van de diensten van de Commissie) is een overzichtstabel van de nationale enquêtemethoden opgenomen. Methodologisch is het meest relevante kenmerk van de enquête 2007 dat ze bestaat uit:

1. een uitvoerige lijst in Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Ierland, Letland, Litouwen, Nederland, Oostenrijk, Slovenië, Slowakijen Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk;

2. een 'area frame sampling' in Spanje; en

3. een steekproefenquête bij landbouwbedrijven in de overige lidstaten.

Een aantal lidstaten heeft specifieke opmerkingen gemaakt over de enquête, de organisatie ervan en de resultaten. De onderstaande tabel geeft een overzicht van een aantal van deze opmerkingen.

CZ In Tsjechië werd de enquête voor het eerst in 2007 gehouden. Hoewel in het verleden al soortgelijke enquêtes zijn gehouden (de zogenaamde tellingen van fruitbomen en -struiken), had de laastste enquête in 1980 plaats. Sindsdien heeft het Tsjechische Bureau voor de statistiek basisgegevens over de fruitproductie verzameld in het kader van de afsluitende enquête naar de productie van gewassen en de enquête naar de structuur van landbouwbedrijven (Farm Structure Survey, FSS). De boomgaardenenquête – de eerste in haar soort – verstrekt gedetailleerde informatie over de aanplant van fruitbomen in Tsjechië.

EE In 2007 werd in Estland voor het eerst een enquête naar aanplantingen van fruitbomen gehouden. De enquête werd samen met de enquête naar de structuur van landbouwbedrijven 2007 gehouden. De kenmerken van de enquête werden als een apart deel bij de vragenlijsten van de FSS 2007 gevoegd. Er is geen melding gemaakt van problemen bij de organisatie van de enquête. De meeste variëteiten komen alleen plaatselijk voor.

IE Er werd uitsluitend voor nationale doeleinden heel wat extra informatie verzameld. Enkele voorbeelden: (a) Past de teler een systeem voor kwaliteitsborging toe? (b) Is de teler lid van een producentenorganisatie? (c) Bijzonderheden over het aantal werknemers (d) Bijzonderheden over de productiefaciliteiten en de oogsttechnieken (e) Bijzonderheden over typische oogsten en de waarde ervan (f) Bijzonderheden over de afzetgebieden van de teler (g) Bijzonderheden over de toekomstige ontwikkelingsplannen van de teler (h) Bijzonderheden over de teelt van biologische appels en de waarde ervan

IT De boomgaardenenquête wordt in Italië sinds 1977 gehouden en vormt een belangrijk referentiepunt voor de fruitbomensector. De boomgaardenenquête is tussen 1977 en 2007 elke vijf jaar gehouden. Doel van de enquête is gedetailleerde informatie over de arealen van de belangrijkste bedrijven met fruitbomen en het relatieve productiepotentieel te verzamelen met het oog op de oriëntering van de markt. De enquête beantwoordt niet alleen aan de eisen van de EU (Richtlijn 2001/109/EG) maar verstrekt ook gegevens die bij schattingen van de nationale rekeningen kunnen worden gebruikt. Voorts biedt de enquête informatie over de structuur en de productie van de bedrijven en over het effect van het beleid op de sector. Bovendien kan de lijst van landbouwbedrijven dankzij de enquête worden bijgewerkt.

GR De boomgaardenenquête bestrijkt alle landbouwbedrijven waar een of meer van de vermelde acht soorten fruitbomen in regelmatige aanplantingen worden geteeld. Regelmatige aanplantingen zijn arealen met bomen die volgens een specifiek patroon worden aangeplant en compacte aanplantingen vormen met een proportioneel aantal bomen per stremma afhankelijk van de aanplantingswijze (dunne aanplanting, dichte aanplanting, bijvoorbeeld PALMETA bij appelen en peren enzovoort). Regelmatige aanplantingen worden onderverdeeld in NIET-GEMENGDE en GEMENGDE aanplantingen. Niet-gemengde regelmatige aanplantingen bestaan uit slechts één soort soort fruitboom (bijvoorbeeld alleen perzikbomen of alleen appelbomen). Gemengde regelmatige aanplantingen bestaan uit meer dan één boomsoort (bijvoorbeeld sinaasappelbomen met olijfbomen, perenbomen met appelbomen of perzikbomen met kersenbomen) en de bomen van de ene soort bevinden zich niet volledig willekeurig maar volgens een zeker patroon tussen de bomen van de andere soort. De minst voorkomende boomsoort neemt minstens 10% van de stremma in. Als deze bomen minder dan 10% van de stremma innemen, worden ze als verspreide bomen beschouwd, zelfs als ze volgens een vast patroon voorkomen. Een gemengde aanplanting wordt als een regelmatige aanplanting beschouwd, als de verschillende boomsoorten een compacte regelmatige aanplanting vormen, ongeacht of de bomen tot dezelfde soort behoren.

ES Er werd een 'territorial area frame survey' (MAST – Marco de Áreas y Segmentos Territoriales) georganiseerd, het soort enquête dat in Spanje sinds het begin van de jaren negentig wordt gehouden. De enquêteurs zijn in dienst van een bedrijf dat het veldwerk van het Spaanse agrarische verzekeringsstelsel beheert, en zij werken jaarlijks aan de MAST-enquête.

FR Dankzij de enquête kunnen de factoren die het productiepotentieel van de boomgaarden beïnvloeden (bijvoorbeeld variëteit, leeftijd en aanplantingsdichtheid), beter worden geïdentificeerd en beschreven. Deze kenmerken zijn van essentieel belang om betrouwbare voorspellingen te doen (volume en tijdschema van de productie). Naast de door de EU voorgeschreven vragen bevat de vragenlijst nog drie andere groepen vragen: 1. De enquête wilde ook gegevens verzamelen over de in de handel gebrachte productievolumes en de belangrijkste verkoopcircuits van de fruitproducenten. Het gaat echter slechts om een gedeeltelijke studie van het marketingproces van fruit. Alleen de beginfase van het proces komt aan bod en niet het volledige marketingproces. 2. Extra informatie over de cultivering van de boomgaarden. 3. Informatie over vaste werknemers en occasionele en seizoenarbeiders bij fruitteeltbedrijven. Doel van de enquête is vooral informatie over de volgende thema's te verzamelen: • de productiestructuren: locatie, omvang, specialisaties, landgebruik; • de vaste werknemers en de seizoenarbeiders; • de opslagcapaciteit voor fruit; • de cultiveringsmethoden wat betreft irrigatie, bescherming tegen weersomstandigheden (bijvoorbeeld vorst), de specifieke maatregelen voor de verschillende soorten; • het areaal, de dichtheid en de leeftijd van de aanplantingen, het productiepotentieel per variëteit van elke soort; • de productie- en de distributieketens vanaf het bedrijf (voor het eerst in de handel brengen) per soort; • de belangrijkste landbouwmethoden voor het onderhoud van de boomgaarden.

HU Zoals in 2001 konden de tellers kadasterkaarten van de steekproef van gemeenten gebruiken om elke boomgaard tijdens de enquête ter plaatse te identificeren. Bovendien stelde het Instituut voor geodesie, cartografie en teledetectie orthofoto's ter beschikking van gemeenten met minstens vijf boomgaarden. Dankzij deze orthofoto's kon elke boomgaard correct worden geïdentificeerd en onderscheiden op basis van de aanduiding van de boomgaardgrenzen. Om de variëteiten te kunnen identificeren kregen de tellers een gids met een beschrijving en een kleurenfoto/afbeelding van elke variëteit. De beschrijving vermeldt onder meer de kenmerken van de vruchten, de rijpingstijd, de vorm van de bomen en de groeikenmerken. Dankzij al deze informatie konden de variëteiten correct en professioneel worden geïdentificeerd. In 2007 bevatten de vragenlijsten voorgedrukte gegevens. • Alle gegevens van de enquête in 2001 werden op de vragenlijst 2007 vermeld. Alleen de bovenstaande codes konden voor de invulling van de vragenlijst worden gebruikt. Alleen wanneer informatie niet meer actueel was, moesten de vakken op de vragenlijst worden ingevuld. Het formulier voorzag in een speciale kolom om veranderingen te melden. Als de gegevens nog actueel waren, hoefden de vakken in de speciale kolom niet te worden ingevuld. • Er waren slechts enkele gegevens van MARD-CAO beschikbaar over de na 2001 aangeplante boomgaarden (het identificatienummer van de aanplanting, het totale areaal, de code van de soorten en de gegevens over de eigenaar). Alleen deze gegevens konden op de vragenlijsten worden voorgedrukt. Alle andere gegevens moesten op het formulier worden ingevuld. Alleen de voorgedrukte gegevens konden worden bijgewerkt aangezien ze sinds de aanplant veranderd waren. Tijdens de enquête ter plaatse hoefden de eigenaars niet aanwezig te zijn. Toch kon de aanwezigheid van de eigenaars vaak betrouwbaardere informatie opleveren over zaken zoals de variëteiten in de boomgaard en het vermoedelijke rooijaar. De tellers namen daarom vaak contact met de eigenaars op om de formulieren samen in te vullen. Tegelijkertijd konden dan ook de gegevens over de eigenaar worden bijgewerkt. Geschatte areaal van de aanplantingen met appel-, peren-, perzik- en abrikozenbomen in 2007 Vrucht Geschatte areaal (ha) Variantie % Appelen 34 906 0,9824 Peren 2 878 0,5267 Perziken 5 787 1,5462 Abrikozen 5 216 1,3635 De plaatselijke, regionale en nationale gegevens werden samengevoegd en vergeleken met de gegevens van de jaarlijkse statistieken over de fruitproductie en met de gegevens van de afgelopen jaren.

MT De gegevens werden met behulp van de FSS verzameld, aangezien Malta uitsluitend informatie over het totale areaal perzikbomen moest verzamelen.

PL De eerste boomgaardenquête in Polen werd in 1998 gehouden, de tweede in 2004. Beide enquêtes werden gehouden om aan nationale behoeften te voldoen maar in de meeste gevallen werd de EU-methodologie gevolgd. De enquêtes waren vergelijkbaar met de enquête in 2007 naar aanplantingen van bepaalde soorten fruitbomen, maar de resultaten werden niet aan Eurostat meegedeeld omdat Polen daartoe niet verplicht was. In 2007 werd de derde boomgaardenquête overeenkomstig de EU-voorschriften gehouden en in april 2008 werden de resultaten bij Eurostat ingediend. De enquête voldeed zowel aan de behoeften van Eurostat als aan nationale behoeften. De belangrijkste doelstelling van de laatste enquête (in 2007) bestond erin gegevens te verzamelen over tafelappelen en tafelperen (nettoareaal, variëteiten, leeftijd van de bomen en dichtheid van de aanplantingen) en over perziken en abrikozen (nettoareaal). Om aan de nationale behoeften te voldoen werd de omvang van de enquête ook tot andere soorten fruitbomen en -struiken en tot bessenaanplantingen verruimd. Er werd ook enige informatie over de eigenaars en de bedrijven in de enquête opgenomen. De enquête had alleen betrekking op bedrijven die uitsluitend of voornamelijk fruit voor de markt produceren. Andere gegevens werden uitsluitend verzameld om aan nationale behoeften te voldoen. Het ging daarbij onder meer om het areaal, het aantal fruitbomen (per leeftijdscategorie) en de productie van fruit van de volgende soorten: pruimenbomen, zure- en zoetekersenbomen, abrikozen-, perzik- en walnootbomen en ook appelbomen per type wortelstok (dwerg, semi-dwerg en sterk groeiend). Voor nationale doeleinden werden ook gegevens verzameld over het areaal en het aantal fruitstruiken van de volgende soorten, evenals het areaal bessenaanplantingen van de volgende soorten: hazelaar, kruisbes, rode aalbes, zwarte bes, framboos, aardbei, tuinaardbei, appelbes, bosbes, wijnstok en andere fruitstruiken en bessenplanten.

PT Aangezien de zorg om het milieu een steeds belangrijker thema is op nationaal en Europees vlak, heeft Portugal een aantal specifieke vragen in de vragenlijst opgenomen. De telers werd onder meer gevraagd welke bijdrage ze aan een duurzame landbouw leveren en hoe ze bij de productie van fruit op het punt van bodembeheer en gewassenbescherming rekening houden met het milieu. Ook werden vragen gesteld over het geïrrigeerde areaal, het niveau/de aard van de productie, het productiesysteem en een aantal productietechnieken. Voorts bevatte de vragenlijst ook een vraag over de wijze waarop de productie in de handel wordt gebracht.

RO Krachtens Richtlijn 2006/110/EG van de Raad werd aan Roemenië een afwijking verleend van de verplichting gegevens mee te delen over de boomsoorten, de leeftijd van de bomen en de dichtheid van de aanplantingen. Rekening houdend met deze afwijking en de nationale voorschriften zijn er in het kader van de bovenvermelde enquête gegevens verzameld over: het areaal jonge en vruchtdragende aanplantingen, het areaal aanplantingen met dalende productiviteit, het in 2007 nieuw aangeplante areaal, het areaal gerooide aanplantingen, de productiviteit en de totale productie van de volgende soorten: appelen, peren, abrikozen, zure en zoete kersen, pruimen, perziken, walnoten en andere vruchten (hazelnoten, kastanjes en kweeperen). Bij wijze van experiment werden gegevens verzameld over de dichtheid van de vruchtdragende en nieuwe aanplantingen en de dichtheid van de aanplantingen met dalende productiviteit. Deze gegevens werden verzameld in het kader van de jaarlijkse enquête naar de plantenproductie voor de belangrijkste gewassen (een enquête waarvoor het nationaal bureau voor de statistiek verantwoordelijk is). De enquête naar de plantenproductie voor de belangrijkste gewassen is gebasserd op een steekproef van 80 000 landbouwbedrijven, die het regionale (NUTS 2) en provinciale niveau (NUTS 3) vertegenwoordigen.

FI In Finland kunnen betrouwbare gegevens uit verschillende bronnen worden verzameld, aangezien alle bronnen dezelfde identificatienummers gebruiken. De gepubliceerde statistische gegevens kunnen als betrouwbaar worden beschouwd omdat ze voornamelijk gebaseerd zijn op de gegevens van een volledige steekproef. Dankzij telefonische interviews kon het percentage respondenten worden verhoogd. De meeste statistische gegevens over appelboomgaarden werden verkregen via de registers van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem van het Finse Agentschap voor plattelandszaken. De gemeentelijke autoriteiten voor plattelandsbedrijven registreren de meeste gegevens op basis van de subsidieformulieren die door de in hun gemeente geregistreerde landbouwers worden ingediend. Krachtens de wet op het register van plattelandsbedrijven (1515/1994) moeten de gemeentelijke autoriteiten vertrouwelijk met de gegevens in het register omgaan. Tike (de Finse dienst voor landbouwstatistieken) houdt het register van plattelandsbedrijven bij en heeft het recht de administratieve registers te gebruiken om statistieken te produceren. Bij de schatting van de potentiële productie zijn schattingen op basis van het aantal bomen nauwkeuriger dan die op basis van de oppervlakte. De landbouwers vinden het ook gemakkelijker om het aantal, de variëteiten en de leeftijd van hun bomen te categoriseren dan de oppervlakte of de dichtheid van de aanplantingen te categoriseren. Op basis van de statistieken van 2002 en gesprekken met de belangengroep van de bedrijfstak werd beslist alleen voor commercieel significante variëteiten informatie over de variëteit (en de oppervlakte) te vragen. De variëteitenlijst voor de enquête in 2007 werd opgesteld op basis van de meest significante variëteiten in 2002 (22 variëteiten). Twee nieuwe variëteiten (rubinola en rajka) werden aan de lijst toegevoegd omdat ze in toenemende mate significant zijn. Door de noordelijke ligging van het land verschillen de appelvariëteiten in Finland aanzienlijk van de variëteiten in continentaal Europa. Veel van de in Finland geteelde variëteiten zijn niet langer significant voor de commerciële landbouw.

SE De deadline voor de enquête was 26 maart. Bij het verstrijken van de deadline had 76% van de bedrijven de vragen van de enquête beantwoord. Volgens de afdeling statistiek van de Zweedse Landbouwcommissie is dit resultaat ontoereikend. Er zijn reeds besprekingen gevoerd over de vraag hoe het percentage respondenten in de toekomst kan worden verhoogd. Het kader van de enquête naar aanplantingen van bepaalde fruitbomen wordt gevormd door bedrijven die volgens het statistische register van landbouwbedrijven (LBR) appelbomen en/of perenbomen telen, en bedrijven die volgens het geïntegreerde beheers- en controlesysteem in 2007 subsidies hebben aangevraagd voor de fruitteelt op een areaal van minstens 0,25 ha. De doelpopulatie van de enquête bestond uit bedrijven met aanplantingen van appelbomen en/of perenbomen op een areaal van minstens 0,25 ha. In totaal bestond de kaderpopulatie van de enquête in 2007 uit 369 bedrijven. Uit de opmerkingen van de bedrijven (telefonisch of via de vragenlijst) kan worden geconcludeerd dat zij moeite hadden om de vragenlijst te beantwoorden. Tegen het eind van de enquêteperiode werd daarom de mogelijkheid besproken de enquête te vereenvoudigen. De Zweedse Landbouwcommissie stelde voor Zweden in de toekomst vrij te stellen van de enquête naar peren wegens de kleine hoeveelheden in het land geteelde peren.

6.

ASPECTEN WAAROVER TIJDENS DE ENQUÊTE GEGEVENS ZIJN VERZAMELD


Het areaal van de boomgaarden

In het algemeen moet met het nettoareaal van de regelmatige boomgaard rekening worden gehouden. Sommige lidstaten gingen echter uit van het totale areaal. In een zeer klein aantal gevallen werden ook sommige verspreide bomen meegerekend.

7.

Soorten waarnaar een enquête moet worden gehouden (krachtens de EU-wetgeving en andere wetgeving)


Als men het relatieve aandeel van de afzonderlijke variëteiten binnen een bepaalde soort bekijkt, blijken belangrijke verschuivingen te hebben plaatsgevonden, die met de veranderende smaak van de consument verband houden.

Alle lidstaten hebben gegevens verstrekt over elke variëteit die ten minste 3% van het areaal van de soort beslaat.

8.

Leeftijd


In alle lidstaten wordt de leeftijd van de bomen berekend vanaf het moment dat ze in de boomgaard worden aangeplant (herfst of lente).

9.

Dichtheid


In de meeste lidstaten werd de dichtheid van de aanplantingen berekend op basis van het aangeplante areaal. In enkele lidstaten (bijvoorbeeld Bulgarije, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Oostenrijk en Polen) werd de dichtheid berekend op basis van het aantal bomen per hectare.

10.

Andere aspecten


Sommige lidstaten hebben ook gegevens over andere aspecten verzameld. Zo hebben Frankrijk en Oostenrijk gegevens verzameld over de biologische productie en het marketingnetwerk. Frankrijk verzamelde onder meer gegevens over de bodembewerking, de bemesting, de gewassenbescherming, de leeftijd van de eigenaars, de totale grootte en de specialisaties van de bedrijven. In Polen werd informatie verzameld over bessen en kersen, enzovoort.

11.

VERZAMELING EN VERWERKING VAN DE GEGEVENS (CONTROLE VAN DE GEGEVENS)


De bij Eurostat ingediende enquêteresultaten werden geüpload in een productiedatabase, waar ze werden gevalideerd vóór de uploading in de verspeidingsdatabase.

12.

GEBRUIK VAN DE GEGEVENS (VERSPREIDING VAN DE GEGEVENS)


De resultaten van de enquête in 2007 zijn evenals de resultaten van de enquête in 2002 gratis via de verspreidingsdatabase van Eurostat beschikbaar voor alle gebruikers met een internetaansluiting.

13.

VOORNAAMSTE BEVINDINGEN: ANALYSE VAN DE RESULTATEN


Een aantal resultaten van de enquête in 2007 wordt in bijlage 4 samengevat (zie het werkdocument van de diensten van de Commissie). Omdat de arealen kookappelen en -peren niet significant zijn, komen deze soorten in de analyse niet aan bod. Wat de verschillende soorten betreft, kunnen de belangrijkste bevindingen als volgt worden samengevat:

In de EU-27 ligt 80% van het areaal van de onder de enquête vallende soorten in Spanje, Italië, Polen, Griekenland en Frankrijk. Appelbomen zijn de meest geteelde fruitbomen in de EU-27: ze nemen ongeveer een derde van het areaal in beslag. Citrusbomen (sinaasappelen, citroenen en kleine citrusvruchten) zijn samen goed voor nog eens een derde van het areaal in de EU-27.

De uitbreiding van de EU tot 27 lidstaten heeft geleid tot een aanzienlijke toename van het areaal tafelappelen en een kleinere toename van de andere arealen. Het areaal appelbomen is meer dan 2,4 keer groter geworden, vooral doordat de Poolse i en Roemeense appelboomgaarden aan het areaal zijn toegevoegd. De arealen met peren- en perzikbomen zijn respectievelijk met 17% en 13% groter geworden. Nog significanter was de toename van het areaal abrikozen met 27%. De laatste twee uitbreidingen hebben geen significante gevolgen gehad voor het areaal citrusvruchten (het areaal is met ongeveer 1% toegenomen).

In de EU-27 komen de grootste arealen appelbomen voor in Polen (165 715 ha), Roemenië (60 494 ha), Italië (55 225 ha) en Frankrijk (40 113 ha). In de periode tussen de twee enquêtes is het totale areaal appelbomen in de EU-15 met 11% geslonken. Het areaal in Italië is nauwelijks kleiner geworden maar in Frankrijk slonk het areaal met 16%.

In de EU-27 komen de grootste arealen perenbomen voor in Italië (32 075 ha), Spanje (25 845 ha), Portugal (9 228 ha) en België (7 225 ha). Tijdens de periode 2002-2007 is het totale areaal perenbomen in de EU-15 met bijna 13% geslonken.

In de EU-27 komen de grootste arealen perzikbomen voor in Spanje (75 118 ha), Italië (63 754 ha), Griekenland (34 127 ha) en Frankrijk (14 308 ha). Spanje en Italië zijn samen goed voor twee derde van het totale areaal in de EU-27. Spanje is het enige land van de EU-15 waar het areaal perzikbomen is toegenomen. Het totale areaal perzikbomen in de EU-15 is met ongeveer 6% geslonken.

De grootste arealen abrikozenbomen komen voor in Spanje (18 700 ha), Italië (15 649 ha), Frankrijk (13 804 ha) en Hongarije (4 999 ha). Spanje en Italië zijn goed voor meer dan de helft van het totale areaal abrikozenbomen in de EU-27. Het totale areaal is in Italië nagenoeg onveranderd gebleven maar in alle andere lidstaten geslonken (met uitzondering van Oostenrijk waar het areaal sterk is toegenomen met 26%).

Spanje neemt bijna 55% (158 824 ha) van het areaal sinaasappelbomen in de EU-27 voor zijn rekening. Het areaal in Italië (73 786 ha) is goed voor een kwart van het totale areaal in de EU-27. De overige lidstaten waar sinaasappelen worden geteeld (Griekenland, Portugal, Cyprus en Frankrijk), zijn samen goed voor slechts 20% van het areaal sinaasappelbomen in de EU-27. Tussen 2002 en 2007 is het totale areaal sinaasappelbomen in de EU-15 met 10% gestegen door de toename van de arealen in Spanje en Portugal. In de andere lidstaten zijn de arealen sinaasappelbomen licht geslonken.

Spanje neemt meer dan 60% (39 859 ha) van het areaal citroenbomen in de EU-27 voor zijn rekening. Italië beschikt over het op een na grootste areaal citroenbomen (16 634 ha oftewel ongeveer een kwart van het areaal in de EU-27). Griekenland beschikt over het op twee na grootste areaal (8%). De arealen in Cyprus, Portugal en Frankrijk zijn slechts goed voor een klein percentage van het totale areaal in de EU-27 (ongeveer 1% of minder voor elke lidstaat). Alleen in Portugal is het areaal citroenbomen groter geworden. In alle andere landen zijn de arealen geslonken zodat het totale areaal citroenbomen in de EU-15 kleiner is geworden.

Spanje is goed voor drie kwart (116 225 ha) van het totale areaal kleine citrusvruchten in de EU-27. Italië beschikt over het op een na grootste areaal (21 998 ha oftewel ongeveer 15% van het totale areaal in de EU-27). Het areaal is in Spanje en Griekenland groter geworden maar in Italië in ongeveer dezelfde mate geslonken. Daardoor is het totale areaal kleine citrusvruchten min of meer onveranderd gebleven.

Tussen 1997 en 2002 is het areaal fruitbomen in de EU-15 met ongeveer 187 700 ha (15% in relatieve termen) geslonken. De teruggang was bijzonder duidelijk bij appel- en perzikbomen (zowel in absolute cijfers als in percentage van het totale areaal van deze soorten). Het areaal kleine citrusvruchten is echter toegenomen (hoofdzakelijk door een aanzienlijke toename in Spanje). Behalve in Finland is het areaal fruitbomen in alle lidstaten kleiner geworden. Deze neerwaartse trend heeft zich ook tussen 2002 en 2007 voortgezet.

Tussen 2002 en 2007 is het totale areaal met onder de enquête vallende fruitbomen in de EU-15 met 37 621 ha (4% in relatieve termen) geslonken. Het areaal sinaasappelbomen is met 10% toegenomen en het areaal kleine citrusvruchten is nagenoeg onveranderd gebleven. De overige arealen fruitbomen zijn kleiner geworden (variërend van 5% tot 13%). Wat de afzonderlijke lidstaten (EU-15) betreft, kunnen de belangrijkste bevindingen als volgt worden samengevat:

In sommige lidstaten is het totale areaal van de onder de enquête vallende soorten toegenomen: in Denemarken met 6%, in Oostenrijk met 4% en in Spanje met 3%. In Denemarken zijn alle arealen van onder de enquête vallende soorten (appel- en perenbomen) groter geworden. In Oostenrijk is het areaal perzikbomen met 25% geslonken. De arealen van de andere onder de enquête vallende soorten zijn er echter groter geworden. Het areaal abrikozenbomen nam zelfs met 26% toe. In Spanje is het areaal sinaasappelbomen aanzienlijk groter geworden (+ 21%), maar ook de arealen perzikbomen en kleine citrusvruchten zijn er – zij het in mindere mate – toegenomen. De overige arealen van onder de enquête vallende soorten zijn geslonken. Vooral de inkrimping van het areaal appelbomen was significant (een daling met ruim 33%).

In sommige lidstaten is zowel het totale areaal van de onder de enquête vallende soorten als het areaal van alle onder de enquête vallende soorten fruitbomen kleiner geworden. In Frankrijk, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk is het totale areaal aanzienlijk kleiner geworden (tussen 15% en 20%), terwijl in Luxemburg de commerciële aanplantingen van fruitbomen nagenoeg volledig zijn verdwenen. In Duitsland en Ierland is het totale areaal van de onder de enquête vallende soorten nauwelijks kleiner geworden (minder dan 1%).

In de overige lidstaten is het totale areaal van de onder de enquête vallende soorten kleiner geworden, hoewel het areaal van sommige soorten is toegenomen. In Griekenland bijvoorbeeld is het areaal kleine citrusvruchten met een derde groter geworden terwijl alle andere arealen zijn gekrompen. In Italië is het totale areaal met 8% kleiner geworden: de arealen appel- en abrikozenbomen werden een klein beetje groter maar de overige arealen slonken. De inkrimping van de arealen kleine citrusvruchten (22%), perenbomen (17%) en perzikbomen (13%) was behoorlijk groot. In Portugal werd het areaal citroenbomen aanzienlijk groter, terwijl alle andere arealen kleiner werden – sommige arealen (perzik en abrikoos) zelfs aanzienlijk kleiner. In België en Nederland slonk het totale areaal met ongeveer 4% door het gecombineerde effect van de inkrimping van het areaal appelbomen en de toename van het areaal perenbomen.

14.

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN


Vergeleken met de eerdere enquêtes moet worden gewezen op de vooruitgang die sinds 2002 is geboekt met betrekking tot het 'areaal van de boomgaarden'. Bijna alle lidstaten zijn bij de enquête in 2007 weer uitgegaan van het nettoareaal van de boomgaarden (d.w.z. de oppervlakte die uitsluitend met bomen is aangeplant).

Dankzij de bovengenoemde verbeteringen – met name het algemeen gebruik van het begrip nettoareaal – kan de enquête van 2007 over het geheel genomen als bevredigend worden beschouwd. Met het oog op toekomstige enquêtes is het zaak de lijst van variëteiten en codes bij te werken en de drempels te harmoniseren. Nagegaan moet worden of het mogelijk is synergieën met andere statistische werkzaamheden te ontwikkelen en/of administratieve bronnen te gebruiken.

Op basis van de opmerkingen in de nationale verslagen van de lidstaten concludeert de Commissie dat de lidstaten geen grote moeilijkheden hebben ondervonden bij de organisatie van de enquête. De enquête geeft een betrouwbaar beeld van de aanplantingen in de EU van de zeven soorten fruitbomen waarnaar krachtens de EU-wetgeving een enquête moet worden gehouden (in sommige lidstaten werd de enquête zelfs tot meer soorten verruimd).

Bovendien vinden de meeste lidstaten de enquête heel zinvol omdat ze niet alleen informatie over een uiterst belangrijke landbouwsector oplevert maar ook gegevens die voor andere statistische doeleinden (bijvoorbeeld de landbouwrekeningen) zeer van pas komen.