Toelichting bij COM(2010)643 - Wederzijdse verantwoordingsplicht en transparantie Het vierde hoofdstuk van het operationele kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52010DC0643


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 5.11.2010


COM(2010) 643 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Wederzijdse verantwoordingsplicht en transparantieHet vierde hoofdstuk van het operationele kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

3

3.

2. Wat is wederzijdse verantwoordingsplicht? 4


3. Transparantie van de hulp – voorwaarde voor wederzijdse verantwoording 5

4.

4. Wederzijdse verantwoordingsplicht op het niveau van landen 7


5.

5. Wederzijdse verantwoording op internationaal niveau 9


6.

6. Verantwoordingsplicht en humanitaire hulp 10


7.

7. Voorstel voor het vierde hoofdstuk van het operationele kader 10


8.

7.1. Transparantie van de hulp 11


9.

7.2. Wederzijdse verantwoording op het niveau van landen 11


10.

7.3. Wederzijdse verantwoording op internationaal niveau 12


1.

Inleiding



Wederzijdse verantwoordingsplicht en transparantie staan centraal op de internationale agenda met betrekking tot doeltreffendheid van ontwikkelingshulp. Het bevorderen van de transparantie en de verantwoordingsplicht van donors en partnerlanden, tegenover elkaar en tegenover hun eigen burgers en parlementen, is essentieel om het effect van ontwikkelingshulp zo groot mogelijk te maken.

In de verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van de hulp (2005) spraken donors en partnerlanden af om gezamenlijk de vooruitgang te beoordelen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de verbintenissen door middel van een systeem van wederzijdse evaluaties, dat in 2010 moest zijn gecreëerd i. De donors hebben ook beloofd betere informatie over de hulpstromen te verstrekken en de partnerlanden beloofden de nationale parlementen en de belanghebbenden meer te betrekken bij de uitvoering van ontwikkelingsstrategieën. In de actieagenda van Accra (2008) zijn de verbintenissen inzake wederzijdse verantwoordingsplicht versterkt, waarbij de nadruk werd gelegd op het belang van transparantie en eigen inbreng en de koppeling daarvan aan ontwikkelingsresultaten. Wederzijdse verantwoording is een fundamenteel beginsel van het ontwikkelingsbeleid en de ontwikkelingsstrategieën van de EU. Volgens de Europese consensus inzake ontwikkeling (2005) delen de EU en de ontwikkelingslanden de verantwoordelijkheid en verantwoording voor de gezamenlijke partnerschapsinspanningen i. Dat de wederzijdse verantwoordingsplicht moet worden versterkt, werd opnieuw bevestigd in de conclusies van de Raad van mei 2008 i en werd aangewezen als een van de vier cruciale thema's voor de EU tijdens het derde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, dat in september 2008 in Accra plaatsvond i.

De EU heeft al praktische manieren ontwikkeld om samen te werken aan de verwezenlijking van de verbintenissen van de verklaring van Parijs en de actieagenda van Accra. De instelling van een operationeel kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in november 2009 is het meest recente voorbeeld van deze praktische aanpak i. Dit kader omvat drie componenten met betrekking tot belangrijke verbintenissen op het gebied van de doeltreffendheid van de hulp, namelijk taakverdeling, gebruik van de systemen van de landen, en technische samenwerking, en beschrijft concrete maatregelen om resultaten te bereiken op basis van teamwork binnen de EU.

Het kader vormt een krachtig instrument voor het optimaliseren van de impact van de EU, waardoor een sterke basis kan worden gelegd op weg naar het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, dat in 2011 in Korea zal plaatsvinden i. De verbintenissen met betrekking tot transparantie en verantwoordingsplicht moeten echter ook tot uitdrukking komen in geharmoniseerde praktijken op Europees niveau, dat wil zeggen praktische regelingen om bestaande beginselen ten uitvoer te leggen. Ook hier moet de EU het goede voorbeeld geven.

De Raad heeft daarom de Commissie in juni 2010 opgeroepen i om een voorstel in te dienen voor een gemeenschappelijke EU-aanpak voor de tenuitvoerlegging van de verbintenissen inzake wederzijdse verantwoordingsplicht en transparantie, teneinde tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november 2010 deze gemeenschappelijke aanpak vast te stellen.

11.

WAT IS WEDERZIJDSE VERANTWOORDINGSPLICHT?


De donor- en begunstigde landen zouden samen moeten streven naar verbetering van de ontwikkelingsresultaten, op basis van wederzijdse verantwoordingsplicht. Wederzijdse verantwoordingsplicht vormt de kern van de verklaring van Parijs. Het is een proces waarbij twee (of meer) partners afspreken om aan elkaar verantwoording af te leggen over de op vrijwillige basis overeengekomen verbintenissen om de ontwikkelingsresultaten te verbeteren. Dit leidt tot vertrouwen en partnerschap op basis van een gedeelde agenda en vormt de basis voor resultaatgerichte hulp.

De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht besteed aan dit vraagstuk. Desondanks is wederzijdse verantwoording een begrip waarover nog steeds veel wordt gediscussieerd en waarbij nog niet duidelijk is wat het in theorie en praktijk nu precies betekent. Over twee aspecten van de definitie is men het overwegend wel eens. Ten eerste houdt verantwoordingsplicht in dat over maatregelen verslag wordt uitgebracht en dat ze worden toegelicht of gerechtvaardigd, zodat verantwoording erover kan worden afgelegd. Ten tweede moet verantwoordingsplicht stimulansen voor donors en partnerlanden omvatten om mee te werken aan de beoordeling van de mate waarin zij hun wederzijdse verbintenissen hebben uitgevoerd en hun aanpak daadwerkelijk te veranderen.

Er bestaan veel verschillende vormen van wederzijdse verantwoordingsplicht. In democratische bestuursstructuren worden instellingen en gekozen ambtsdragers verantwoordelijk gehouden via wetgeving inzake de vrijheid van informatie, verkiezingen en gerechtelijke controlemechanismen. In de particuliere sector moeten bedrijven en organisaties verantwoording afleggen via contractuele en juridische kaders. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking bestaan alleen nog maar gedeeltelijke kaders met betrekking tot wederzijdse verantwoordingsplicht.

De discussies over dit onderwerp richten zich doorgaans op drie thema's. Ten eerste het belang van transparantie. Als er geen informatie over de hulp wordt verstrekt, kan niemand verantwoordelijk worden gehouden voor de verbintenissen. Ten tweede is er de vraag hoe wederzijdse verantwoordingsplicht op nationaal niveau, dat wil zeggen op het niveau van de partnerlanden, moet worden vormgegeven. Ten derde de vraag hoe wederzijdse verantwoordingsplicht op internationaal niveau moet worden vormgegeven. Dit aspect houdt verband met de internationale hulpstructuren.

TRANSPARANTIE VAN DE HULP – VOORWAARDE VOOR WEDERZIJDSE VERANTWOORDING

Informatie is cruciaal voor wederzijdse verantwoording. Zonder informatie kunnen de resultaten niet worden afgezet tegen de verbintenissen. Als donors niet tijdig informatie verstrekken, kan niemand verantwoordelijk worden gehouden. Daarnaast kunnen partnerlanden geen volledig begrotingsverslag uitbrengen aan hun parlementen en burgers als zij niet op tijd transparante en uitgebreide informatie over de hulpstromen krijgen.

In Accra werd het volgende overeengekomen:

1. Donors zullen geregeld en tijdig gedetailleerde informatie verstrekken over de omvang, de toewijzing en indien mogelijk de resultaten van hun uitgaven voor ontwikkeling, om de ontwikkelingslanden in staat te stellen meer nauwkeurigheid aan de dag te leggen bij hun begrotings-, boekhoudings- en auditactiviteiten.

2. Donors en ontwikkelingslanden zullen regelmatig alle voorwaarden met betrekking tot uitbetalingen publiceren.

3. Donors zullen op tijd volledige informatie verstrekken over de jaarlijkse vastleggingen en feitelijke uitbetalingen, zodat de ontwikkelingslanden alle hulpstromen nauwkeurig kunnen verwerken in hun begrotingsramingen en boekhoudsystemen.

4. Donors zullen ontwikkelingslanden geregeld en tijdig informatie verstrekken over hun doorlopende drie- tot vijfjarige uitgaven- en/of uitvoeringsplannen en daarin in ieder geval indicatieve toewijzingen opnemen.

Ook op internationaal niveau is een aantal initiatieven gelanceerd om de transparantie van de hulp te bevorderen:

- Ontwikkeling van gemeenschappelijke concepten en normen:

- de Commissie voor ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO houdt zich bezig met transparantievraagstukken in het kader van de werkgroep inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp i;

- het forum voor ontwikkelingssamenwerking van de Verenigde Naties (DCF) staat de Economische en Sociale Raad (ECOSOC) bij in de coördinatie van gegevens over de Zuid-Zuid-hulpstromen en de analyse van het verband tussen transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht;

- het initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp (IATI) werd gelanceerd tijdens het derde forum op hoog niveau, dat in september 2008 plaatsvond in Accra, om ervoor te zorgen dat donors informatie over hun hulp op een gebruiksvriendelijke manier publiceren.

- Ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten en databanken:

- de Commissie voor ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO verzamelt en publiceert gegevens over officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de DAC-landen via het Creditor Reporting System i (CRS). Het CRS wordt algemeen beschouwd als het beste systeem voor gecontroleerde statistieken van hoge kwaliteit over de verstrekte hulp;

- de Development Gateway Foundation beheert Aid Data i, een van de grootste online lijsten van ontwikkelingsactiviteiten in de hele wereld, die een overzicht biedt van wie wat doet in de wereld van de internationale ontwikkeling. Ondanks deze initiatieven vinden belanghebbenden het nog steeds moeilijk om toegang te krijgen tot uitgebreide en heldere gegevens die voldoende gedetailleerd zijn voor hun doeleinden.

Gegevens zijn minder bruikbaar als ze te laat worden gepubliceerd (twee jaar na dato is geen uitzondering). Het CRS-instrument van de DAC is een goede basis om op voort te bouwen, maar de gegevens moeten eerder, vaker en op gesynchroniseerde wijze worden gepubliceerd, moeten uitgebreider en van betere kwaliteit zijn en op een geharmoniseerde manier aan alle partnerlanden ter beschikking worden gesteld.

Om wederzijdse verantwoording te vergemakkelijken zijn planningsgegevens voor de toekomst noodzakelijk en gegevens op basis waarvan de voorwaarden, eventuele sociale of milieueffecten en verwachte uitkomsten en resultaten kunnen worden beoordeeld. Partnerlanden moeten ook worden geholpen om gegevens over de hulp in hun eigen begrotingssystemen te verzamelen.

De EU-donors publiceren momenteel al enige informatie over hun hulp, maar er zijn nog geen geharmoniseerde maatregelen getroffen in verband met de hierboven beschreven verbintenissen. De methoden zijn dan ook zeer verschillend wat betreft kwaliteit, kwantiteit, bereik, vorm en frequentie.

De meeste EU-lidstaten en de Commissie brengen verslag uit aan de DAC, maar er bestaat grote variatie in hun eigen publicaties over hulp, de mate van gedetailleerdheid en of de informatie wordt gepubliceerd op een website of in landenstrategiedocumenten. Niet alle donors verstrekken informatie op centraal niveau; sommige doen dit bijvoorbeeld via de websites van hun ambassade.

Negen van de 28 EU-donors (de EU en de 27 lidstaten) hebben het initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp (IATI) ondertekend (Denemarken, Duitsland, Finland, Ierland, Nederland, Spanje, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de EU), met de bedoeling om informatie over de hulp te publiceren volgens een gemeenschappelijk, internationaal formaat.

Sommige landen (zoals Ierland) geven gedetailleerde informatie in hun planningsdocumenten, terwijl andere gegevens vermelden op hun website. Zo splitst Spanje gegevens over officiële ontwikkelingshulp uit naar financierende instantie en sector. De gegevens over de toewijzingen voor het volgend jaar zijn niet allemaal tegelijk beschikbaar, maar volgen de begrotingscyclus van de betrokken donor (augustus voor Finland, oktober voor Spanje, november voor Nederland), wat de transparantie en voorspelbaarheid van de financiering voor de partnerlanden beperkt.

Op EU-niveau is het enige instrument voor informatie over de omvang van de hulp en het toezicht op verbintenissen met betrekking tot hulp het jaarlijkse Monterreyrapport van de Commissie. Dit is echter niet specifiek bedoeld voor de regeringen van de partnerlanden, die op tijd uitgebreide gegevens nodig hebben voor hun planning en begroting, of voor andere belanghebbenden (maatschappelijk middenveld).

De Europese Commissie ontwikkelt momenteel een praktisch instrument, TR-AID (Transparant Aid), om de humanitaire en ontwikkelingshulp van EU-donors te coördineren. TR-AID is een webapplicatie waarin gegevens uit verschillende bronnen worden gecombineerd. Gebruikers krijgen zo gemakkelijk toegang tot uitgebreide informatie die kan worden gebruikt voor de besluitvorming. TR-AID sluit aan bij de verschillende EU-verbintenissen met betrekking tot doeltreffendheid van de hulp. De bedoeling was aanvankelijk dat de EU-donors via TR-AID informatie zouden uitwisselen over hun hulp, om de transparantie te vergroten en de coördinatie op EU-niveau te verbeteren. Op middellange termijn wordt gestreefd naar meer transparantie tegenover de belanghebbenden: andere donors, partnerlanden, het maatschappelijk middenveld en het brede publiek.

Gezamenlijk optreden op EU-niveau heeft een duidelijke meerwaarde: gebruik van dezelfde normen, kwaliteit en frequentie van de gepubliceerde informatie. Als we een goede EU-aanpak ontwikkelen, kunnen we de verbintenissen van Accra beter nakomen door gebruik te maken van de mogelijkheden die het EU-kader biedt, de instrumenten die reeds op EU-niveau zijn ontwikkeld en de potentiële voordelen van een EU-aanpak voor de partnerlanden wat betreft het verminderen van de financiële en administratieve belasting.

12.

WEDERZIJDSE VERANTWOORDINGSPLICHT OP HET NIVEAU VAN LANDEN


Momenteel bestaat er geen enkele gemeenschappelijke praktijk waarbij donor- en partnerlanden wederzijds verantwoording moeten afleggen over hun verbintenissen.

Volgens het Monterreyrapport hebben sommige EU-donors (Finland, Ierland, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) deelgenomen aan wederzijdse evaluaties, maar er werd weinig informatie verstrekt over het gebruikte kader, de criteria, de reikwijdte en de belanghebbenden. Daarnaast was de informatie niet altijd volledig doordat hierop niet op centraal niveau werd toegezien.

Donors leggen in de PEFA-verslagen (Public Expenditure and Financial Accountability) gedeeltelijk verantwoording af aan partnerlanden over de voorspelbaarheid van begrotingssteun, financiële informatie van de donors voor de begroting en verslaglegging over project- en programmasteun en over hoeveel hulp wordt beheerd via de eigen systemen van de landen. Voor elk criterium wordt een score toegekend.

Sommige partnerlanden leggen verantwoording af aan donors door middel van een specifiek instrument dat verband houdt met de eisen van de betreffende donor en sterk gekoppeld is aan aanbestedingsprocedures, contracten en financieringsovereenkomsten.

De Monterreyvragenlijst is momenteel het enige monitoringinstrument op EU-niveau dat informatie geeft over de hulpgerelateerde verbintenissen van EU-donors. Hij geeft echter geen informatie over de beoordeling door de donor- en partnerlanden van de vorderingen met betrekking tot hun wederzijdse verbintenissen . In plaats daarvan beschrijven donors of/hoe zij hun kaders voor wederzijdse verantwoordingsplicht hebben uitgevoerd.

Het is een goed idee als alle EU-donors dezelfde aanpak zouden hanteren met betrekking tot het afleggen van verantwoording tussen EU-donors en partnerlanden. Door een dergelijke geharmoniseerde aanpak kunnen ook het effect, de samenhang en de resultaatgerichtheid van onze hulp worden vergroot. Daarnaast zou dit leiden tot een kostenvermindering voor de partnerlanden doordat zij slechts via één gezamenlijk kader verantwoording hoeven af te leggen aan alle EU-donors.

Op het niveau van landen moeten enkele basisbeginselen worden vastgelegd om wederzijdse verantwoording te vergemakkelijken.

Allereerst moet duidelijk zijn wie aan wie verantwoording moet afleggen . Wederzijdse verantwoordingsplicht heeft niet alleen betrekking op de regeringen van donor- en partnerlanden, maar ook op de burgers. Bij deze binnenlandse verantwoordingsplicht kunnen allerlei partijen betrokken zijn, zoals parlementen, lokale overheden, maatschappelijke organisaties, vrouwengroepen, de media, politieke partijen, enz. Deze binnenlandse actoren leveren belangrijke input voor nationale ontwikkelingsstrategieën, bekijken kritisch of de hulp doeltreffend is en of verbintenissen worden nagekomen en rekenen uiteindelijk de regering af op slechte prestaties.

Voor wederzijdse verantwoording is ook een platform noodzakelijk, dat wil zeggen overeenstemming of hoe het proces verloopt . Hiervoor kunnen bijvoorbeeld kaders voor het beheer van de hulp worden opgericht, zoals kaders voor prestatiebeoordeling, waar ontwikkelingspartners elkaar ontmoeten om te evalueren of de verbintenissen zijn nagekomen en vervolgstappen te bepalen. Er bestaat geen algemeen geldig model voor de opzet en uitvoering van een dergelijk kader voor prestatiebeoordeling. Het moet bij voorkeur worden gebaseerd op de bestaande fora, waarvoor de regels en procedures eventueel meer geformaliseerd worden, maar er kunnen ook informelere regelingen worden overeengekomen, in de vorm van jaarlijkse besprekingen, adviesgroepen, gezamenlijke evaluatiepanels, enz. Het belangrijkste is dat binnen een dergelijk kader voor prestatiebeoordeling wederzijds vertrouwen kan worden opgebouwd en synergie ontstaat tussen bestaande lokale beheersprocessen. Het kader moet worden geïntegreerd in de bestaande kaders voor dialoog.

Ten slotte moet ook worden bepaald waarop de verantwoording zich richt, dat wil zeggen waarover de betrokken partijen verantwoording moeten afleggen . Dit houdt in dat een gezamenlijke agenda moet worden bepaald, met heldere doelstellingen en verbintenissen voor beide partijen. Hierin kunnen elementen worden opgenomen die verband houden met nationale of sectorale ontwikkelingsplannen en -strategieën, dat wil zeggen dat overeenstemming wordt bereikt over waarvoor de hulp wordt gebruikt. Ook kan worden gekeken naar verbintenissen inzake doeltreffendheid van de hulp, bijvoorbeeld afspraken over via welke kanalen de hulp wordt geleid. Het belangrijkste punt is dat de verantwoordelijkheden van elke partij nauwkeurig worden afgebakend, zodat duidelijk is waarover verantwoording moet worden afgelegd.

Gezamenlijke kaders voor prestatiebeoordeling in de praktijk - voorbeelden Mozambique Het kader voor wederzijdse verantwoording in Mozambique is gebaseerd op een onafhankelijke evaluatie van de prestaties van de programmahulppartners in het land. De donors toetsen de prestaties van de regering aan het kader voor toezicht op en evaluatie van het armoedebestrijdingsplan en de vorderingen op ontwikkelingsgebied. De donors worden beoordeeld aan de hand van een schema met verbintenissen en een puntensysteem met globale prestatiecategorieën (zeer goed, goed, voldoende, matig, slecht). Deze prestatiebeoordeling wordt ondersteund met een databank over officiële ontwikkelingshulp in Mozambique (ODAMOZ), die belangrijke informatie over de donorfinanciering bevat, en het waarnemingscentrum inzake ontwikkeling. Mozambique is een van de weinige landen die een institutioneel kader hebben ontwikkeld voor participatief toezicht op de armoedesituatie op nationaal, provinciaal en lokaal niveau. De inspanningen om de transparantie en binnenlandse verantwoording te vergroten moeten verder worden opgevoerd. Rwanda Twee mechanismen voor gezamenlijke evaluatie: het Common Performance Assessment Framework (CPAF) en het Donor Performance Assessment Framework (DPAF). In totaal worden 26 indicatoren gebruikt om de prestaties van de donors te beoordelen, op basis van nationaal en internationaal overeengekomen doelstellingen met betrekking tot de kwaliteit van de hulp. De evaluatie geschiedt in een jaarlijkse cyclus, die samenvalt met de evaluatie en bespreking van de prestaties van de regering in het kader van het Government Performance Assessment Framework. Donors vergemakkelijken het verzamelen en samenvoegen van gegevens door zelf op gezette tijden informatie te verstrekken over een aantal indicatoren. Het is de bedoeling dat de Development Assistance Database wordt gemoderniseerd om deze vorm van verslaglegging te bevorderen. Gegevens worden verzameld, samengevoegd en geanalyseerd in de DPAF-matrix (onder leiding van het ministerie van Economische Zaken en Financiën). De resultaten worden gepresenteerd en besproken in de Development Partners Coordination Group, en meer in detail in de Budget support Harmonisation Group. Interne respons/planning van de donors, actieplannen samen met de regering en de ontwikkelingspartners.

13.

WEDERZIJDSE VERANTWOORDING OP INTERNATIONAAL NIVEAU


- Ook in veel internationale fora wordt wederzijdse verantwoordingsplicht gestimuleerd, bijvoorbeeld onafhankelijke peer reviews zoals die van de OESO-DAC, het jaarlijkse EU-verslag over ontwikkelingsfinanciering (het Monterreyrapport), niet-officiële prestatie-evaluaties zoals de EU Aid Watch van Concord (confederatie van Europese maatschappelijke organisaties), en andere vormen van verslaglegging en analyse door het IMF/de Wereldbank (Global Monitoring Report), het forum voor ontwikkelingssamenwerking van de ECOSOC, UNECA/OESO (Mutual Review of Aid Effectiveness), de G8 (Accountability Report on Development van 2010), de Paris Survey en de werkgroep inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp.

Wederzijdse verantwoording op internationaal niveau zou de verantwoording op nationaal niveau moeten versterken, maar dit gebeurt niet altijd, soms vanwege de scheve verhouding tussen donors en partners. De internationale agenda met betrekking tot verantwoordingsplicht zou op sommige punten meer rekening moeten houden met de bezorgdheid en de belangen van de regeringen en belanghebbenden in de partnerlanden. De belanghebbenden in de partnerlanden beschikken daarnaast vaak niet over voldoende analyses en informatie en kunnen daardoor niet optimaal en op voet van gelijkheid met de donors samenwerken. Daarnaast voorzien de internationale inspanningen op het gebied van wederzijdse verantwoordingsplicht niet in middelen voor partnerlanden om donors sancties op te leggen of hen te dwingen hun verbintenissen na te komen.

14.

VERANTWOORDINGSPLICHT EN HUMANITAIRE HULP


In 2003 hebben zestien donors basisbeginselen voor goed humanitair donorschap vastgesteld i, onder andere om partnerschap en goede donorpraktijken met betrekking tot financiering, beheer en verantwoording te bevorderen. Door deze beginselen stevig te bekrachtigen via de Europese consensus over humanitaire hulp i heeft de EU aangetoond zich ten volle te willen inzetten voor de bevordering van doeltreffend, verantwoordelijk en verantwoordingsplichtig humanitair donorschap i. Het kader inzake de verantwoordingsplicht richt zich specifiek op humanitaire hulp, met name de op behoeften gebaseerde aanpak, de snelheid van de uitvoering, het kortetermijnperspectief en het reactieve karakter.

Er bestaan verschillende mechanismen en instrumenten om de transparantie en coördinatie van de humanitaire hulp van de EU te waarborgen:

- een operationele strategie met een heldere methode voor begrotingstoewijzingen op basis van behoeften. Deze strategie en gedetailleerde planning wordt gedeeld en gecoördineerd met alle belanghebbenden;

- een door de Commissie ontwikkeld en beheerd verslagleggingssysteem (het veertienpuntensysteem), dat in realtime informatie geeft over de humanitaire hulp van de Commissie en de lidstaten. Dit systeem is gekoppeld aan het Financial Tracking System van de VN-OCHA, dat vergelijkbare informatie geeft over de humanitaire hulp wereldwijd.

15.

VOORSTEL VOOR HET VIERDE HOOFDSTUK VAN HET OPERATIONELE KADER


Om de grote discrepanties tussen de verschillende EU-donors aan te pakken, zowel wat transparantie als wederzijdse verantwoording betreft, moet de EU een gemeenschappelijke aanpak bepalen en praktische maatregelen vaststellen die gezamenlijk op EU-niveau moeten worden getroffen om onze verbintenissen ten uitvoer te leggen.

Hierna wordt een voorstel gedaan voor een tekst die als vierde hoofdstuk kan worden toegevoegd aan het operationele kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp.

16.

Transparantie van de hulp


De Commissie en de EU-lidstaten verstrekken regelmatig uitgebreide en vergelijkbare informatie over hun uitgaven voor ontwikkelingshulp door:

1. vanaf oktober 2011 ieder kwartaal informatie openbaar te maken over de omvang en de toewijzing van de hulp, volgens het model van het Creditor Reporting System (CRS) van de OESO/DAC;

2. vanaf juli 2011 jaarlijks per land informatie te verstrekken over de planning voor de toekomst:

2.1 op basis van de DAC-enquête over de methode van uitgavenplanning van de donors een indicatie te geven van de globale hulp voor alle partnerlanden voor minstens de komende drie en hoogstens de komende vijf jaar;

2.2 voor alle landen van het versnelde initiatief met betrekking tot de taakverdeling een indicatie te geven van de toewijzingen per sector voor minstens de komende drie en hoogstens de komende vijf jaar;

3. het jaarlijkse EU-verslag over ontwikkelingsfinanciering een voorbeeld van transparantie en verantwoordingsplicht te maken door de Monterreyvragenlijst te gebruiken om de vorderingen op centraal en nationaal niveau te evalueren;

4. het TR-AID-instrument te gebruiken voor de publicatie en uitwisseling van gegevens:

4.1 in een eerste fase op vrijwillige basis, zonder specifieke eisen wat betreft de vorm van de gegevens;

4.2 in een tweede fase, na het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in 2011 in Korea, verplicht en in een gezamenlijke, gestandaardiseerde vorm die zal worden vastgesteld overeenkomstig internationale normen.

17.

Wederzijdse verantwoording op het niveau van landen


De Commissie en de EU-lidstaten zullen in en met alle partnerlanden het volgende doen:

1. een gemeenschappelijk kader scheppen voor het toezicht op de gezamenlijke verbintenissen, waarbij zoveel mogelijk wordt voortgebouwd op bestaande systemen i:

- in de landen van het versnelde initiatief met betrekking tot de taakverdeling zal samen met de EU-delegaties een dialoog met de regering en andere belanghebbenden van de partnerlanden op gang worden gebracht over wederzijdse verantwoordingsplicht. In de landen die niet onder dit initiatief vallen, zal de EU-delegatie een vergadering organiseren om te bepalen welke donor de discussie over wederzijdse verantwoordingsplicht op gang zal brengen;

- binnen de prioriteiten en doelstellingen van de partnerlanden moet tegen juli 2011 een gezamenlijk kader voor prestatiebeoordeling tot stand zijn gebracht om de donorprestaties met betrekking tot de doeltreffendheid van de hulp op het niveau van het land regelmatig te evalueren. De lidstaten moedigen de partnerlanden aan het voortouw te nemen in dit proces;

- bij de totstandbrenging van het gezamenlijke kader voor prestatiebeoordeling wordt uitgegaan van de volgende beginselen:

- volledigheid: alle donors in het land moeten worden meegenomen, evenals de nationale begroting;

- wederkerigheid: zowel de verbintenissen van de donor- als van de partnerlanden moeten worden beoordeeld;

- vergelijkbaarheid: de prestaties van individuele donors moeten op vergelijkbare wijze worden geëvalueerd;

- regelmaat: de evaluatie moet ten minste eenmaal per jaar worden uitgevoerd;

- zelfrapportage: donors en regeringen moeten regelmatig gegevens beschikbaar stellen op basis van vooraf vastgestelde criteria;

- deze kaders voor prestatiebeoordeling moeten tijdig worden geëvalueerd, zodat de resultaten van de beoordeling vóór november 2011 kunnen worden gepubliceerd en meegedeeld aan de centrale diensten en de nodige aanpassingen kunnen worden aangebracht;

- de uitvoering van deze gezamenlijke verbintenissen zal als basis dienen voor de lopende beleidsdialogen tussen donor- en partnerlanden op project-, sectoraal en nationaal niveau. De EU zal de beleidsdialoog ook gebruiken om het publieke debat te stimuleren en zowel donors als regeringen ter verantwoording te roepen;

2. in het hierboven beschreven proces ondersteunen de EU en de lidstaten de rol van het maatschappelijk middenveld, waaronder vrouwengroepen en media, lokale overheden en het parlement, bij het ter verantwoording roepen van regeringen en donors en zullen zij de nodige steun verlenen voor capaciteitsopbouw.

18.

Wederzijdse verantwoording op internationaal niveau


Na het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in juli 2011 in Busan zullen de EU en de lidstaten een gemeenschappelijke visie ontwikkelen over de toekomst van de internationale hulpstructuren.

Zij zullen daartoe het volgende doen:

1. coördineren van standpunten in besprekingen over internationale wederzijdse verantwoordingsplicht binnen verschillende fora, zoals het forum voor ontwikkelingssamenwerking van de Verenigde Naties en de werkgroep inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp. Dit omvat onder andere steun voor de inspanningen van het forum voor ontwikkelingssamenwerking om onafhankelijke en gezaghebbende analyses en evaluaties over wederzijdse verantwoording te verzamelen en te verspreiden;

2. ondersteunen van een alomvattend kader voor meer betrokkenheid van de partnerlanden, lokale overheden, parlementsleden en maatschappelijke organisaties.
– punt 3.3 over doeltreffendheid en verantwoordingsplicht.