Toelichting bij COM(2010)775 - Technische vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Dit voorstel moet worden gezien tegen de achtergrond van het tot stand brengen van een interne markt voor betalingsdiensten in euro (de eengemaakte eurobetalingsruimte of SEPA) met daadwerkelijke concurrentie en dezelfde regeling voor grensoverschrijdende betalingen als voor binnenlandse betalingen, die aanzienlijke besparingen en voordelen voor de Europese economie in ruimere zin moet opleveren. De SEPA zal de Europese burgers en ondernemingen voorzien van concurrerend geprijsde, gebruiksvriendelijke en betrouwbare betalingsdiensten in euro en zal een platform bieden voor de ontwikkeling van innovatie op het gebied van betalingen.

Hoewel de SEPA sterk wordt gesteund door zowel de Europese Commissie als de Europese Centrale Bank, is zij oorspronkelijk opgevat als een in de eerste plaats door de markt aangestuurd project. Er werden Unie-wijde regelingen voor overmakingen en automatische afschrijvingen opgezet en ten uitvoer gelegd door de Europese Betalingsraad (EPC), een coördinatie- en besluitvormingsorgaan dat door de Europese banksector werd opgericht om de SEPA tot stand te brengen. Omdat de migratie momenteel traag vooruitgaat, wordt echter door alle categorieën van belanghebbenden steeds meer erkend dat een wettelijk bindende einddatum nodig kan zijn om het project tot een succesvol einde te brengen.

De betalingsmarkt zal pas ten volle zijn geïntegreerd als Unie-wijde betalingsinstrumenten de bestaande binnenlandse instrumenten volledig hebben vervangen. Om dit doel te bereiken, worden bij deze verordening einddatums voor de migratie van overmakingen en automatische afschrijvingen in euro vastgesteld.

Algemene context



Op 28 januari 2008 werd de SEPA-overmaking (SEPA Credit Transfer, SCT) gelanceerd. Bijna twee jaar later, op 2 november 2009, werd met de lancering van de SEPA-automatische afschrijving (SEPA Direct Debit, SDD) een tweede grote stap gezet op de weg naar de totstandkoming van de SEPA via Unie-wijde regelingen.

Veilige en efficiënte betalingssystemen zijn van cruciaal belang voor het verrichten van economische transacties en de goede werking van de interne markt. Sinds 2002 maakt de euro als gemeenschappelijke munt contante betalingen tussen de lidstaten gemakkelijker. Niettemin hebben elektronische Unie-wijde betalingsinstrumenten om allerlei redenen de binnenlandse betalingen nog lang niet vervangen. De heersende marktonzekerheid, het algehele moeilijke economische klimaat, de pioniersnadelen in een netwerkactiviteit, het waargenomen gebrek aan rechtszekerheid met betrekking tot een passend SDD-bedrijfsmodel voor de lange termijn dat volledig in overeenstemming is met de EU-voorschriften inzake concurrentie, en de dubbele kosten die verbonden zijn aan het tegelijk exploiteren van de SEPA en de bestaande betalingssystemen, hebben ertoe geleid dat veel marktspelers, met name aan de aanbodzijde, aandringen op EU-wetgeving tot vaststelling van een einddatum voor de migratie naar de SEPA. In twee resoluties van het Europees Parlement[1] is ook de nadruk gelegd op de behoefte aan en de voordelen van een einddatum voor de migratie, alsmede in de conclusies van de Raad ECOFIN[2], waarin de Commissie verzocht werd een grondige beoordeling te maken in nauwe samenwerking met de ECB. Overeenkomstig artikel 127 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de ECB (het ESCB) de fundamentele taak de goede werking van betalingssystemen te bevorderen. In dit verband heeft de ECB een belangrijke rol gespeeld in het aanreiken van richtsnoeren aan de markt voor de ontwikkeling van de SEPA.

Twee jaar na de lancering van de SEPA-overmaking heeft het aantal SEPA-overmakingen dat door in het eurogebied gevestigde clearing- en afwikkelingsmechanismen wordt verwerkt, de drempel van de 10% nog niet bereikt. Een lineaire extrapolatie van het huidige migratiecijfer naar SCT van 9,3% (augustus 2010) wijst uit dat het ongeveer 30 jaar zal duren om de SEPA te voltooien. Zelfs in een optimistischer scenario lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat de migratie naar de SEPA zonder aanvullende wetgevende interventie in minder dan 15-20 jaar zal zijn voltooid. Deze inertie heeft een aanzienlijk vertragend effect op de migratie naar de SEPA en zou daarom de directe en indirecte potentiële voordelen van de SEPA voor de Europese economie in ruimere zin fors kunnen verminderen[3]. Hoewel de migratie naar de SEPA zal vereisen dat gebruikers, waaronder ook burgers en kleine en middelgrote ondernemingen, overschakelen op een gemeenschappelijke Unie-wijde nummering van bankrekeningen op basis van het IBAN en de BIC, zal de sector de overgang vergemakkelijken dankzij specifieke informatie-initiatieven, het vermelden van het IBAN en de BIC op bankafschriften en op betaalkaarten, alsook dankzij automatische omzettingsfaciliteiten.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Dit initiatief zal het bestaande wettelijke kader voor betalingsdiensten binnen de EU aanvullen.

Op 1 november 2009 heeft Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap Verordening (EG) nr. 2560/2001 vervangen[4]. Deze verordening had de kosten voor grensoverschrijdende betalingstransacties in euro tot 50 000 EUR daadwerkelijk teruggebracht tot het binnenlandse kostenpeil en de Europese betalingssector ertoe aangespoord de Unie-wijde betalingsinfrastructuur uit te bouwen die nodig was om de SEPA tot stand te brengen.

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (de zogeheten richtlijn betalingsdiensten of RBD)[5] is erop gericht genormaliseerde voorwaarden en rechten vast te stellen voor betalingsdiensten die ten behoeve van consumenten en ondernemingen in de hele Unie op de markt worden aangeboden en voorziet in een geharmoniseerde wettelijke basis voor de SEPA.

Samenhang met de andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

De doelstellingen van het voorstel zijn in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van de Unie. Ten eerste zullen zij in een betere werking van de Europese markt voor betalingsdiensten resulteren. Ten tweede ondersteunen zij in ruime zin andere beleidslijnen van de Unie, zoals met name het consumentenbeleid (door veilige, Unie-wijde betalingssystemen te bevorderen) en het concurrentiebeleid (door te zorgen voor gelijke plichten, rechten en kansen voor alle marktspelers en de grensoverschrijdende verlening van betalingsdiensten te vergemakkelijken, waardoor er van een scherpere concurrentie sprake is). De conclusie van de effectbeoordeling bij dit voorstel luidt dat alleen bij een snelle en brede migratie naar Unie-wijde overmakingen en automatische afschriften de voordelen van een geïntegreerde betalingsmarkt ten volle zouden kunnen worden benut. Er is gebleken dat van marktkrachten en zelfregulerende initiatieven geen voldoende impuls is uitgegaan voor een gecoördineerde migratie naar de SEPA. Doordat zij economische transacties binnen de Unie vergemakkelijken, dragen zij ook bij aan het bereiken van de ruimere doelstellingen van de Europa 2020-strategie[6].

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten



Van juni tot augustus 2009 heeft het directoraat-generaal Interne markt en diensten een openbare raadpleging van belanghebbenden gehouden over de vraag of en hoe termijnen moesten worden vastgesteld voor de migratie van bestaande binnenlandse overmakingen en automatische afschrijvingen naar de nieuwe SEPA-betalingsinstrumenten, waarvan het in september 2009 de resultaten heeft gepubliceerd. Een samenvatting van de raadpleging is op de website van het DG geplaatst[7].

Via het Europees toetsingspanel van het bedrijfsleven zijn al verschillende, jaarlijks georganiseerde raadplegingen over de SEPA gehouden. In de tweede helft van 2009 heeft de laatste raadpleging plaatsgevonden, waarop meer dan 400 ondernemingen hebben gereageerd. Deze bestonden voor 85% uit mkb-ondernemingen en voor 15% uit grotere bedrijven. De raadpleging van 2009 bevatte ook vragen over het geleidelijk afstappen van de bestaande betalingsinstrumenten en het vaststellen van een einddatum voor de migratie naar de SEPA.

Bovendien wordt het SDD-bedrijfsmodel sinds geruime tijd met de banksector besproken. Deze besprekingen spitsten zich toe op de kwestie van de multilaterale afwikkelingsvergoedingen (MIF's)[8] en leidden tot het aannemen van overgangsbepalingen inzake MIF's in Verordening (EG) nr. 924/2009. Niettemin werd het uitwisselen van meningen voortgezet aangezien het SDD-bedrijfsmodel voor de lange termijn niet door de sector was vastgelegd. Om de banken leidraden te geven, brachten de Commissie en de ECB in maart 2009 een gemeenschappelijke verklaring uit, die in november 2009 gevolgd werd door een werkdocument van de Commissie[9]. In december 2009 werd een openbare raadpleging over dit document afgerond. Voorts hebben de diensten van de Commissie in december 2009 en januari 2010 geselecteerde banken een vragenlijst toegezonden. Daarin ging het in de eerste plaats over de specifieke kwestie van de dubbele kosten die ten laste komen van individuele betalingsdienstaanbieders voor het tegelijk exploiteren van betalingssystemen en -processen (betalingsplatforms) voor bestaande binnenlandse betalingen en voor de nieuwe Unie-wijde SEPA-betalingen. Daartoe werden negentien van de grootste banken of bankgroepen in Europa geselecteerd, die samen een diverse groep vormen van commerciële, spaar- en coöperatieve banken uit negen landen. Er werd een soortgelijke enquête verzonden naar betalingsverwerkers en betalingsdienstgebruikers (overwegend ondernemingen), maar deze heeft onvoldoende respons opgeleverd om voor analyse in aanmerking te komen.

Van 2008 tot 2010 zijn besprekingen gehouden en meningen uitgewisseld met lidstaten, financiële instellingen, consumentenorganisaties en andere sociale en economische partners, met name via de bestaande raadgevende comités voor retailbetalingen, namelijk de Payment Systems Market Group (PSMEG), het Payments Committee (PC) en het EU-forum van nationale coördinatiecomités voor de SEPA.

Besprekingen, antwoorden en schriftelijke bijdragen van de belanghebbenden hebben als uitgangspunt gediend voor de analyse die in de volgende twee Commissiedocumenten is uiteengezet: de effectbeoordeling bij dit voorstel en een werkdocument dat op de website van de Commissie werd geplaatst en waarop het publiek van 7 tot 23 juni 2010 opmerkingen kon formuleren. In dit document komt een aantal kwesties aan bod die zouden moeten worden behandeld wanneer verplichte einddatums worden vastgesteld voor zowel overmakingen als voor automatische afschrijvingen.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden



Onder alle belanghebbenden bestond brede steun voor het vaststellen van termijnen voor de volledige migratie naar de SEPA door bindende EU-regelgeving: alleen wetgeving op EU-niveau kan de impuls geven voor een wijdverbreid gebruik van Unie-wijde overmakingen en automatische afschrijvingen. Er werd betoogd dat de SEPA-instrumenten de bestaande instrumenten niet louter moesten aanvullen, maar vervangen.

Terwijl de meerderheid van de belanghebbenden voorstander was van het idee om twee afzonderlijke termijnen vast te stellen voor de migratie van overmakingen en van automatische afschrijvingen, gaven sommigen de voorkeur aan één enkele einddatum voor de migratie van beide betalingsdiensten. Voorts werd aan de aanbodzijde en vanwege sommige gebruikers sterk gepleit voor langere migratietermijnen, met name voor automatische afschrijvingen.

In het licht van de reacties op de raadpleging en andere opmerkingen vanwege de sector heeft de Commissie op 17 november een laatste openbare hoorzitting gehouden om twee belangrijke kwesties te behandelen. Het betrof ten eerste de vraag of de door de betalingssector ontwikkelde betalingsregelingen rechtstreeks door de verordening moesten worden verplicht, dan wel of een aanpak op basis van verplichte technische vereisten moest worden gevolgd, en ten tweede of er omwille van de duidelijkheid specifieke wetsbepalingen moesten worden opgenomen betreffende een passend bedrijfsmodel voor automatische afschrijvingen voor de lange termijn.

Naar aanleiding van de intensieve raadpleging werd geconcludeerd dat een gemengde aanpak waarbij gemeenschappelijke normen en algemene technische vereisten worden vastgesteld, de meest dienstige is voor het bepalen van Unie-wijde betalingsinstrumenten. Deze technische vereisten moeten gelden voor de hele transactieketen van betalingsdiensten, via de respectieve betalingsdienstaanbieders van de ene betalingsdienstgebruiker tot de andere. Hierdoor kunnen aan de vraagzijde (die van de betalingsdienstgebruikers) van de markt de voordelen van de SEPA ten volle worden benut. Aan de aanbodzijde is echter verzocht dat gebruik zou worden gemaakt van de bestaande, door de Europese banksector ontwikkelde SEPA-regelingen.

Een groot aantal belanghebbenden was ingenomen met het voorstel dat lidstaten specifieke binnenlandse betalingsproducten die aan bepaalde voorwaarden (bv. binnenlandse transacties, marktaandeel onder een bepaalde drempel) zouden voldoen, voor beperkte tijd zouden vrijstellen, waarna geleidelijk van alle bestaande producten zou worden afgestapt. Anderen verkozen een permanente vrijstelling zodat dergelijke specifieke producten verder konden worden gebruikt. De reacties op de raadpleging bevestigden ook systematisch dat er een sterke behoefte bestaat aan verduidelijking van de geldigheid van een bedrijfsmodel voor automatische afschrijvingen voor de lange termijn dat in overeenstemming is met de EU-voorschriften inzake concurrentie.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er werd een breed onderzoek naar de kosten en voordelen van de migratie naar de SEPA besteld bij Cap Gemini Consulting, waarvan de resultaten in januari 2008 werden gepubliceerd.

Voorts heeft de Commissie in augustus 2008 een onderzoek gepubliceerd dat bij Van Dijk Consultants was besteld, om het monitoren van de effecten van de SEPA op consumenten voor te bereiden.

Effectbeoordeling



De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd die is opgenomen in het werkprogramma. Deze effectbeoordeling is gemaakt in nauwe samenwerking met de ECB.

De effectbeoordeling gaat in op de kwestie van de trage migratie naar de SEPA-overmaking (SCT) en de SEPA-automatische afschrijving (SDD), waardoor er tegelijk binnenlandse instrumenten en SEPA-betalingen bestaan. In de effectbeoordeling wordt de hoofdoorzaak van het traag vooruitgaan van de migratie gelegd bij de onzekerheid over de voltooiing van de SEPA en onderling verbonden probleemfactoren, zoals het gebrek aan prikkels om SEPA-producten te ontwikkelen die volledig voorzien in de behoeften van gebruikers, de weigerachtigheid ten aanzien van investeringen vanwege het pioniersnadeel en een versnipperde vraagzijde waar de SEPA weinig bekendheid geniet. Ook de gevolgen van een trage migratie worden in de effectbeoordeling opgesomd. Op 'microniveau' moeten de marktspelers aan de aanbod- en de vraagzijde diverse betaalplatforms handhaven, hetgeen resulteert in dubbele operationele kosten voor het in stand houden van deze systemen en een negatief rendement op investeringen in de SEPA. Op 'macroniveau' leidt het voortbestaan van nationale versnippering op de EU-markt tot onbenutte schaalvoordelen, beperkt het de concurrentie en staat het innovatie in de weg.

In de effectbeoordeling worden drie scenario's overwogen: geen interventie, aanvullende prikkels voor de migratie naar de SEPA zonder vaststelling van een einddatum en de effecten van het vaststellen van een einddatum voor de migratie. De conclusie luidt dat het beste scenario voor de EU-betalingsmarkt, de Europese economie en de belanghebbenden dat is waarin bij verordening een einddatum voor de migratie wordt vastgesteld.

Verder wordt in de effectbeoordeling nagegaan wat de beste methoden zijn om de einddatum op technisch niveau ten uitvoer te leggen, middels een bespreking van beleidssubopties voor de tenuitvoerlegging van de einddatum op verschillende gebieden.

Referentiebasis voor het invoeren van Unie-wijde overmakingen en automatische afschrijvingen. De aanbevolen optie is een einddatum vast te stellen op basis van algemene technische vereisten, d.w.z. vereisten waaraan Unie-wijde overmakingen en automatische afschrijvingen moeten voldoen. De technische vereisten zullen de bestaande internationale en Europese normen omvatten.

Transactiegebied. Er wordt aanbevolen een aanpak te volgen waarbij de technische vereisten die met een einddatum worden vastgesteld, voor het hele betalingstransactiegebied zouden gelden, d.w.z. voor het gebied van klant tot betalingsdienstaanbieder, van betalingsdienstaanbieder tot klant, alsook van betalingsdienstaanbieder tot betalingsdienstaanbieder. Aan de vraagzijde hangen operationele besparingen van naar schatting 84 miljard EUR volledig af van een integratie van de betalingsmarkt die verder reikt dan het interbancaire verkeer.

Productspecificatie. Er wordt aanbevolen ook een einddatum vast te stellen voor nicheproducten, d.w.z. overmakingen en automatische afschrijvingen voor kleine betalingen en met specifieke functies. Om de noodzakelijke aanpassingen in de SCT- en SDD-regelingen mogelijk te maken, zal echter worden voorzien in een overgangsperiode van drie tot vijf jaar.

Toepassingsgebied wat de lidstaten betreft. Er wordt aanbevolen de optie te volgen waarbij een gemeenschappelijke einddatum wordt vastgesteld voor de lidstaten die tot het eurogebied behoren en een latere gemeenschappelijke einddatum voor de lidstaten die niet tot het eurogebied behoren. Aangezien het aandeel van de betalingen in euro in de lidstaten die niet tot het eurogebied behoren, in volume uitgedrukt naar schatting slechts 2% van alle betalingen in euro bedraagt, is een snelle en volledige migratie van de lidstaten die niet tot het eurogebied behoren, niet van essentieel belang voor het welslagen van de SEPA.

Termijn voor de migratie. Er wordt aanbevolen te kiezen voor de suboptie van afzonderlijke einddatums: uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van de verordening voor overmakingen en twee jaar voor automatische afschrijvingen. Praktisch gezien betekent de termijn die nodig is voor de goedkeuring van de verordening dat de belanghebbenden vanaf de datum waarop het Commissievoorstel wordt goedgekeurd, ongeveer over 30 maanden zullen beschikken om zich voor te bereiden op de migratie naar SCT en over 42 maanden voor de migratie naar SDD.

Duidelijkheid over het bedrijfsmodel voor pan-Europese automatische afschrijvingen voor de lange termijn. Er wordt aanbevolen te verbieden dat multilaterale afwikkelingsvergoedingen (MIF's) tussen betalingsdienstaanbieders (en maatregelen met hetzelfde oogmerk of gevolg) op elke automatische-afschrijvingstransactie in het algemeen worden toegepast. Niettemin zouden onder bepaalde voorwaarden MIF's worden toegestaan voor automatische-afschrijvingstransacties die niet naar behoren kunnen worden uitgevoerd of die door een betalingsdienstaanbieder worden teruggevorderd.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Het voorstel voor het vaststellen van technische vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen is erop gericht:

- afzonderlijke einddatums vast te stellen voor de migratie van overmakingen enerzijds en automatische afschrijvingen anderzijds, door een reeks gemeenschappelijke normen en algemene technische vereisten in te voeren;

- te zorgen voor de bereikbaarheid van betalingsdienstaanbieders voor overmakingstransacties, in de zin van de bereikbaarheidsverplichting voor automatische overmakingstransacties overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 924/2009 en de interoperabiliteit van betalingssystemen.

Rechtsgrondslag



Artikel 114, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

Op dit ogenblik bestaan er in bijna alle lidstaten nationale plannen voor migratie naar de SEPA. Al deze plannen steunen de migratie naar de SEPA, maar slechts enkele zijn erop gericht de bestaande betalingsinstrumenten systematisch en volledig binnen een bepaalde termijn te vervangen. De streefdatums die door belanghebbenden op nationaal niveau zijn vastgesteld, variëren van de ene lidstaat tot de andere. Bij het ontbreken van een gemeenschappelijke streefdatum op het niveau van de Unie zal het gebrek aan coördinatie tussen lidstaten alsook tussen belanghebbenden in het beste geval problemen opleveren met de overgang naar de SEPA of in het slechtste geval tot een impasse leiden, waardoor een daadwerkelijke migratie onmogelijk wordt. Bovendien zijn de vastgestelde streefdatums vaak afhankelijk van andere voorwaarden. Deze plannen bieden daarom onvoldoende impuls voor een snelle en volledige migratie naar de SEPA en worden evenmin tussen de lidstaten gecoördineerd.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

Een geïntegreerde markt voor eurobetalingen vereist uiteraard een Unie-wijde aanpak omdat de onderliggende normen, voorschriften en processen in alle lidstaten met elkaar moeten sporen. Dit komt tegemoet aan de doelstelling van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat voorziet in een interne markt en een economische en monetaire unie waarvan de munt de euro is. Alleen een Europese aanpak die aan de aanbod- en vraagzijde gecoördineerd wordt, kan het volle potentieel van de netwerkvoordelen ontsluiten. Het alternatief voor een Unie-wijde aanpak zou een stelsel van multilaterale of bilaterale overeenkomsten zijn waarvan de complexiteit en kosten te hoog zouden zijn vergeleken met wetgeving op het niveau van de Unie. Een optreden op het niveau van de Unie zou daarom voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Voor alle voorgestelde voorschriften is een evenredigheidstoets uitgevoerd en is intensief overleg gepleegd om tot passende en evenredige regelgeving te komen.

Het voorstel beoogt de gevolgen van de wijzigingen voor alle belanghebbenden zo beperkt mogelijk te houden. De in de bijlage bij de verordening vermelde technische vereisten zijn op een dusdanige wijze opgesteld dat zij het mogelijk maken de huidige bestaande Unie-wijde regelingen toe te passen zonder dat flexibiliteit en innovatie worden beperkt.

Bovendien laat het voorstel de lidstaten de mogelijkheid te beslissen over het aanwijzen van de bevoegde autoriteiten zodat zij desgewenst de bestaande administratieve structuren en organen kunnen gebruiken om hun kosten te drukken.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn.

Het vaststellen van een einddatum voor de migratie naar Unie-wijde overmakingen en automatische afschrijvingen vereist normalisering op technisch niveau en de grootst mogelijke harmonisering. Dit pleit veeleer in het voordeel van een verordening dan van een richtlijn. Bovendien zullen vanwege het netwerkkarakter van de betalingssector de meeste voordelen van de SEPA pas tot stand komen als de binnenlandse overgang naar Unie-wijde betalingsinstrumenten eenmaal in alle EU-lidstaten is voltooid. Een richtlijn met mogelijk verschillende nationale uitvoeringen zou het risico inhouden dat de huidige versnippering van de betalingsmarkt blijft voortbestaan. Ten slotte zou een richtlijn de migratie vertragen vanwege de tijd die nodig is voor nationale omzetting. Er wordt daarom aanbevolen te opteren voor een verordening als rechtsinstrument voor het vaststellen van een einddatum voor de migratie naar de SEPA.

3.

Gevolgen voor de begroting



Afgezien van de normale administratieve kosten voor het handhaven van de naleving van EU-wetgeving, zullen er geen gevolgen voor de begroting zijn omdat er geen nieuwe comités worden opgericht en er geen financiële verplichtingen worden aangegaan. De Commissie is echter zelf een significant gebruiker van betalingsdiensten en zou daarom net als andere gebruikers ook haar voordeel moeten doen met een verscherpte concurrentie dankzij de SEPA.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel streeft naar een vereenvoudiging van de wetgeving door in artikel 3 de bereikbaarheidsbepaling voor automatische afschrijvingen zoals omschreven in Verordening 924/2009, en een soortgelijke bereikbaarheidsbepaling voor overmakingen in één enkele bepaling te consolideren. Een eenvoudiger verwerking van betalingen zal gunstige effecten sorteren voor belanghebbenden, of zij nu overheden zijn, ondernemingen of particulieren.

Aangezien deze verordening de versnippering langs nationale grenzen zal verminderen en de concurrentie op de Europese betaalmarkt zal bevorderen, zal zij bijdragen tot het vereenvoudigen van betalingsprocessen.

Bijvoorbeeld zouden overheden als intensieve gebruikers van betalingsinstrumenten profijt moeten trekken van de SEPA omdat deze hun betalingsprocessen vereenvoudigt en een meer efficiënte 'straight-through processing' van betalingen mogelijk maakt. De openbare aanbesteding van betalingsdiensten op EU-niveau zou gemakkelijker moeten worden, aangezien het aantal potentiële betalingsdienstaanbieders zou stijgen, hun inschrijvingen beter zouden kunnen worden vergeleken en de door binnenlandse betalingsformaten veroorzaakte inefficiënties zouden moeten verdwijnen. De combinatie van e-factureringsoplossingen en de SEPA als onderliggend betalingsplatform zou ook de automatische aansluiting tussen facturen en betalingen bevorderen.

Ook voor consumenten, die zowel professioneel als privé steeds mobieler worden, zouden genormaliseerde grensoverschrijdende betalingen het onnodig maken om meerdere betaalrekeningen in verschillende landen aan te houden.

Voor betalingsdienstaanbieders en betalingsverwerkers zouden de dankzij de SEPA gerealiseerde schaalvoordelen en gemeenschappelijke normen betalingen over de hele EU veel efficiënter maken.

Intrekking van bestaande wetgeving



De goedkeuring van het voorstel heeft de intrekking van artikel 8 van Verordening (EG) 924/2009 betreffende de bereikbaarheid voor automatische-afschrijvingstransacties tot gevolg. Omwille van de transparantie en de vereenvoudiging wordt de inhoud van dit artikel geconsolideerd in artikel 3 van dit voorstel.

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat een evaluatiebepaling.

Europese Economische Ruimte



De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Nadere uitleg van het voorstel



Ter vergemakkelijking van het besluitvormingsproces wordt in de volgende korte samenvatting de kerninhoud van de verordening geschetst.

Artikel 1 (betreffende het onderwerp en het toepassingsgebied) bepaalt dat de verordening betrekking heeft op de uitvoering van alle in euro luidende overmakings- en automatische-afschrijvingstransacties binnen de Unie. Zij heeft geen betrekking op bepaalde soorten betalingstransacties, zoals betaalkaarttransacties, geldtransfers en betalingstransacties met behulp van een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument die niet resulteren in een overmaking of een automatische afschrijving. Ter bevordering van de concurrentie en de efficiëntie mag de verordening 'niet-traditionele' betalingsregelingen niet van de markt uitsluiten, in het bijzonder als zij gebaseerd zijn op voorschriften van gecombineerde regelingen die een element voor automatische afschrijving of voor overmaking bevatten. Daarom zijn de bepalingen van deze verordening alleen van toepassing op de overmaking of de automatische afschrijving die aan de transactie ten grondslag ligt.

Artikel 2 en de daarin vermelde definities zijn zoveel mogelijk afgestemd op die welke in Richtlijn 2007/64/EG zijn gehanteerd. Gezien het beperkte toepassingsgebied van de verordening in vergelijking met de richtlijn betalingsdiensten, zijn sommige van de definities echter toegesneden op de behoeften van dit voorstel.

Artikel 3 (betreffende de bereikbaarheid van betalingsdienstaanbieders voor overmakingstransacties) is geïntegreerd met de bereikbaarheidsverplichting voor automatische-afschrijvingstransacties uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 924/2009.

Artikel 4 (betreffende de technische interoperabiliteit) bevat bepalingen die nodig zijn voor de goede werking van betalingsregelingen en -systemen, zodat interactie over de hele Unie mogelijk is dankzij de toepassing van dezelfde normen, zonder technische belemmeringen voor het verwerken van betalingen door de marktspelers.

Artikel 5 en de bijlage (betreffende de technische vereisten voor overmakings- en automatische-afschrijvingstransacties) voeren termijnen in voor de migratie naar Unie-wijde instrumenten, door het verplicht maken van bepaalde belangrijke, door de betalingssector gehanteerde normen en het bepalen van technische vereisten die zowel op betalingsdienstaanbieders als op klanten van toepassing zijn.

In artikel 6 (betreffende afwikkelingsvergoedingen voor automatische-afschrijvingstransacties) wordt uitgelegd dat vanaf 31 oktober 2012 multilaterale afwikkelingsvergoedingen (MIF's) per transactie niet zijn toegestaan voor binnenlandse en grensoverschrijdende automatische afschrijvingen. In dit artikel worden ook de algemene voorwaarden bepaald voor afwikkelingsvergoedingen (multilateraal, bilateraal en unilateraal) voor R-transacties, overeenkomstig het door de Commissie op 3 november 2009 gepubliceerde werkdocument over de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op multilaterale interbancaire betalingen via SDD.

Artikel 7 (betreffende ontheffing) is van toepassing op bestaande nicheproducten waarvan na een passende overgangsperiode ook geleidelijk moet worden afgestapt.

Artikel 8 (betreffende de toegankelijkheid van betalingen) garandeert dat wanneer een overmaking in euro of een automatische afschrijving in euro binnenlands wordt aanvaard, deze ook grensoverschrijdend naar en vanaf een rekening in euro zal worden gebruikt.

Artikel 9 (betreffende bevoegde autoriteiten) geeft de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid de nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor de naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

Artikel 10 (betreffende sancties) bepaalt dat lidstaten de Commissie informatie moeten verstrekken over sancties.

Artikel 11 (betreffende buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures) verplicht lidstaten buitengerechtelijke beroepsorganen in te stellen voor de beslechting van geschillen die met betrekking tot deze verordening ontstaan. Tevens wordt van de lidstaten verlangd dat zij de Commissie informatie over deze regelingen verstrekken.

De artikelen 12 tot en met 15 (betreffende het vaststellen van gedelegeerde handelingen) maken het mogelijk de technische vereisten te actualiseren.

Artikel 16 (herzieningsclausule) voorziet in een rapportageverplichting, indien nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging.

Artikel 17 (betreffende overgangsbepalingen) zorgt ervoor dat de einddatums eerder van toepassing zijn op de lidstaten die tot het eurogebied behoren, terwijl de lidstaten die niet tot het eurogebied behoren, een overgangsperiode wordt toegestaan, op grond van hun beperkte volumes aan betalingstransacties in euro.