Toelichting bij COM(2011)13 - Thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling SEC(2011) 70 definitief

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52011DC0013

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling SEC(2011) 70 definitief /* COM/2011/0013 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 19.1.2011


COM(2011) 13 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over de thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecyclingSEC(2011) 70 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over de thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling

1.

Inleiding



Het afvalbeleid van de EU draagt bij aan een efficiënter gebruik van de hulpbronnen en verlaagt de negatieve gevolgen voor milieu en gezondheid gedurende de levenscyclus van hulpbronnen. De in 2005 vastgestelde thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling (hierna 'de strategie' genoemd) i stelt als langetermijndoelstelling dat de EU een recyclingsamenleving wordt die afvalproductie probeert te vermijden en afvalstoffen als hulpbronnen weet te benutten. Daartoe worden in de strategie kernactiviteiten vastgesteld om het bestaande juridische kader te moderniseren en afvalpreventie, hergebruik en recycling te stimuleren. Afvalverwijdering wordt slechts als laatste redmiddel toegepast.

In deze mededeling worden de vorderingen bij het halen van de doelstellingen van de strategie geëvalueerd. Dit levert informatie op voor de evaluatie van het zesde milieuactieprogramma i.

De mededeling gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie, dat meer achtergrondinformatie over de kernactiviteiten van deel 2 bevat, evenals gedetailleerde verwijzingen naar de in deel 3 gebruikte gegevens en de hierna volgende wetgeving. Het werkdocument bevat tevens een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van de raadpleging van belanghebbenden.

3.

VORDERINGEN BIJ DE KERNACTIVITEITEN VAN DE STRATEGIE


In de strategie zijn zeven kernactiviteiten vastgesteld om de doelstellingen te halen. In dit deel worden de vorderingen bij het uitvoeren van deze activiteiten geëvalueerd.

4.

Uitvoering en handhaving van de bestaande EU-afvalwetgeving


Sinds 2005 heeft de Commissie het aantal ondersteunende acties opgevoerd om de uitvoering en handhaving van het EU-afvalacquis op internationaal niveau te verbeteren. Ze heeft meer dan 60 vergaderingen en meer dan 40 voorlichtings- en informatie-uitwisselingsevenementen in alle lidstaten georganiseerd. Er zijn vijf EU-richtsnoeren gepubliceerd met betrekking tot de interpretatie en uitvoering van belangrijke concepten van de afvalstoffenwetgeving om betwiste interpretatieproblemen op te lossen.

Er zijn meer dan 10 000 gezamenlijke inspecties uitgevoerd in samenwerking met nationale inspectiediensten, waarbij 22 lidstaten en buurlanden betrokken waren. Bij deze inspecties is aangetoond dat ongeveer 19 % van de grensoverschrijdende overbrenging van afval in strijd was met de afvalwetgeving. In het kader van het cohesiebeleid is er financiële steun verleend om het afvalbeheer te verbeteren. Tussen 2005 en 2006 is er ongeveer 4,1 miljard euro uitgegeven om de sluiting of de sanering van niet-erkende stortplaatsen te ondersteunen, een infrastructuur voor afvalbeheer te ontwikkelen en programma's voor gescheiden inzameling en recycling te ondersteunen.

In een recent Commissieverslag wordt bevestigd dat het gebrek aan een goede uitvoering er nog steeds voor zorgt dat de overeengekomen beschermingsdoelstellingen in de praktijk vaak niet gehaald worden. Ook bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten. Aan het einde van 2009 vertegenwoordigde afval gemiddeld 20 % van alle milieuovertredingen.

5.

Vereenvoudiging en modernisering


Sinds de strategie is vastgesteld, heeft de Commissie voortdurend actie ondernomen om de EU-afvalwetgeving kosteneffectiever te maken, zodat de basis wordt gelegd voor duurzame groei.

De herziene verordening betreffende de overbrenging van afval i is in 2007 in werking getreden. Met deze verordening zijn de bestaande procedures voor het controleren van afvaloverbrengingen versterkt en vereenvoudigd en is de samenwerking tussen de lidstaten verbeterd. De afvalrichtlijnen van de titaandioxide-industrie zijn in de nieuwe richtlijn inzake industriële emissies i opgenomen. Met deze richtlijn worden de administratieve lasten voor de activiteiten die binnen het toepassingsgebied vallen op EU-niveau met 32 miljoen euro verminderd.

In 2008 heeft de Commissie voorgesteld de richtlijnen inzake elektronisch afval (AEEA i en BGS i) verder te moderniseren en te stroomlijnen en voor samenhang te zorgen met recentere wetgeving, zoals REACH i en de herziene kaderrichtlijn afvalstoffen (AKR) i. Het voorstel van de Commissie over de registratievoorschriften uit hoofde van de AEEA kan tot een verlaging van de administratieve lasten leiden, die kan oplopen tot 66 miljoen euro.

Met de AKR is het afvalacquis verder gemoderniseerd en vereenvoudigd. De richtlijn gevaarlijke afvalstoffen en de richtlijn afgewerkte olie zijn bijvoorbeeld in de AKR opgenomen en de voorschriften voor nationale afvalbeheersplannen zijn gestroomlijnd. De Commissie gaat verder beoordelen of het mogelijk is de samenhang van het EU-afvalacquis te verbeteren door middel van een evaluatie achteraf, die in 2011 zal worden gestart. Tot slot is rekening gehouden met een groot aantal aanbevelingen van de groep op hoog niveau inzake administratieve lasten.

6.

De invoering van de levenscyclusbenadering in het afvalbeleid


Bij de levenscyclusbenadering wordt naar milieueffecten tijdens de volledige levenscyclus van een product gekeken, vanaf de winning van hulpbronnen tot de fase waarin ze worden verwijderd. In de afvalhiërarchie wordt de voorkeur gegeven aan afvalpreventie, gevolgd door hergebruik, recycling en terugwinning. Afvalverwijdering is het laatste middel. Omdat verschillende afvalverwerkingsmethoden echter verschillende gevolgen kunnen hebben voor het milieu en de gezondheid, kunnen de lidstaten van de afvalhiërarchie afwijken, als ze dit via de levenscyclusbenadering kunnen rechtvaardigen. De Commissie gaat dit hulpmiddel gebruiken bij de beoordeling van de nationale afvalbeheersplannen en zal in 2011 een aantal richtsnoeren publiceren voor gebruik van dit instrument bij afvalstoffenbeleid.

Verder is met de AKR het concept afvalstof gemoderniseerd om een levenscyclusbenadering te stimuleren, bijvoorbeeld door het onderscheid tussen afvalstoffen en bijproducten te verduidelijken en 'einde-afvalfasecriteria" in te voeren, die verduidelijken wanneer afval niet langer als afval wordt aangemerkt. De definitie van energieterugwinning is vereenvoudigd en gemoderniseerd met de invoering van een duidelijke drempel voor energie-efficiëntie, die het functioneren van de interne markt vergemakkelijkt. De richtlijn inzake ecologisch ontwerp i past de levenscyclusbenadering toe bij het vaststellen van maatregelen voor ecologisch ontwerp ter verbetering van de milieuprestaties van producten.

7.

Afvalpreventie


Afvalpreventie blijft een duidelijke prioriteit bij afvalbeheer. Sinds de strategie is vastgesteld, zijn een aantal nieuwe bepalingen in de WKR opgenomen met als doel de inspanningen voor afvalpreventie te maximaliseren, met name door middel van nationale afvalpreventieprogramma's. De Commissie gaat preventierichtsnoeren publiceren en haar voorbeelden van beste praktijken in de EU bijwerken.

Ook andere wetgeving heeft de potentie afvalpreventie te verbeteren, zoals de batterijenrichtlijn i en de richtlijn inzake het beheer van winningsafval i (beide in 2006 vastgesteld), REACH, de richtlijn inzake industriële emissies en de richtlijn inzake ecologisch ontwerp. Met de vaststelling van het actieplan voor duurzame consumptie en productie i in 2008 zijn extra op ontwerp-, productie- en consumptieaspecten gerichte initiatieven gestart.

In 2009 werd met de hulp van de Commissie de eerste Europese week voor afvalpreventie in de EU gehouden.

8.

Verbetering van de kennisbasis


Empirisch onderbouwde beleidsvorming blijft een van de beginselen van de Commissie, ook op een complex gebied als afvalbeheerbeleid. De vereiste expertise op het gebied van de levenscyclusbenadering en beoordeling wordt geboden door een specifiek platform dat wordt beheerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO). De Commissie werkt ook samen met Eurostat, het Europees Milieuagentschap (EEA) en internationale organisaties. Eurostat beheert een centrum voor afvalgegevens dat als centraal meldpunt en toegangspunt voor afvalgegevens functioneert. Ondersteund door zijn thematische centrum publiceert het EEA regelmatig over ontwikkelingen op het gebied van afval en recycling.

Om de kwaliteit van de nationale verslaglegging te verbeteren, heeft de Commissie in 2010 een project opgezet dat gericht is op de richtlijn betreffende afgedankte voertuigen i. In de toekomst kunnen soortgelijke projecten worden opgezet voor verslagleggingverplichtingen uit hoofde van andere afvalwetgeving.

9.

Ontwikkeling van normen voor recycling


In de strategie worden een aantal maatregelen voorgesteld ter vaststelling van EU- minimumnormen voor recyclingactiviteiten om de goede werking van de interne markt voor recycling te verzekeren en goede praktijken door de hele EU te verspreiden, met name voor van bioafval afgeleide producten.

In 2006 werd een referentiedocument over de beste beschikbare technieken voor de afvalverwerkingsindustrie i gepubliceerd. Het voorstel van de Commissie voor de richtlijn inzake industriële emissies i van 2007 bevat gedetailleerde bepalingen met betrekking tot de vergunning voor afvalbehandelingsinstallaties.

De Commissie is begonnen met de ontwikkeling van einde-afvalfasecriteria voor afval dat (na terugwinning) niet meer als afval wordt aangemerkt, beginnend met schroot van staal en aluminium, gevolgd door koper, glas, papier en compost.

10.

Verdere uitwerking van het recyclingbeleid van de EU


Sinds 2005 hebben nieuwe of gereviseerde recyclingdoelstellingen op EU-niveau de interne markt voor recycling verder gestimuleerd.

De doelstellingen van de richtlijn inzake afgedankte voertuigen (85 % voor hergebruik, recycling en terugwinning), die worden aangevuld met wettelijke ontwerpvoorschriften inzake de recycleerbaarheid en het hergebruik van op de markt gebrachte voertuigen i, zijn in 2006 geanalyseerd en hebben hun ambitieuze niveau behouden. De in 2006 vastgestelde batterijenrichtlijn bevatte inzamelings- en recyclingdoelstellingen voor alle typen batterijen.

In 2008 werd met de gereviseerde waterkaderrichtlijn een 50 %-doelstelling ingesteld voor de recycling van stedelijk afval voor ten minste papier, metaal, plastic en glas, en een 70 %-doelstelling voor bouw- en sloopafval (die beide tegen 2020 moeten worden gehaald). In datzelfde jaar stelde de Commissie voor om de inzamelings- en recyclingdoelstellingen voor elektronisch afval (inclusief een doelstelling voor hergebruik) te herzien.

De toepassing van de doelstellingen van de richtlijn inzake het storten van afvalstoffen i heeft geholpen bij het bevorderen van de terugwinning van natuurlijke hulpbronnen uit afval door bepaalde afvalstoffen geleidelijk weg te houden van stortplaatsen: tegen 2006 (of vier jaar later voor sommige lidstaten met een ontheffing) moest de hoeveelheid biologisch afbreekbare afvalstoffen dat naar stortplaatsen ging, worden verminderd tot 75 % van het niveau van 1995 en tegen 2009 tot 50 % van het niveau. Nog niet alle mogelijkheden van bioafvalbeheer in de EU worden benut. In de mededeling van 2010 inzake bioafvalbeheer in de EU i wordt daarom voorgesteld om verdere actie te ondernemen en met name richtsnoeren op te stellen met betrekking tot bioafvalpreventie en het toepassen van de levenscyclusbenadering op bioafvalbeheer. Er is een onderzoek gestart om de mogelijkheid van EU-doelstellingen inzake de inzameling en/of recycling van bioafval verder te analyseren. Tot de volgende initiatieven behoren compostnormen door middel van einde-afvalfasecriteria en kwaliteitseisen voor compostgebruik op het land door middel van een herziening van de richtlijn inzake zuiveringsslib i.

11.

VORDERINGEN MET BETREKKING TOT DE LANGETERMIJNDOELSTELLINGEN


Een van de voornaamste verwachte resultaten van de strategie was vooruitgang te boeken op weg naar een EU-recyclingsamenleving die afval probeert te vermijden en afval als hulpbron weet te benutten. Er werd verwacht dat meer en betere recycling, minder gestort afval en meer compost- en energieterugwinning uit afval tot aanzienlijke ecologische, economische en sociale voordelen zou leiden. In dit deel wordt de geboekte vooruitgang met betrekking tot deze langetermijndoelstellingen van de strategie beoordeeld.

In de meeste lidstaten lijkt de afvalproductie toe te nemen of in het beste geval te stabiliseren. Dankzij een sterke daling in 4 lidstaten daalde de totale jaarlijkse afvalproductie voor de EU-27 tussen 2006 en 2008 echter met 10 %. Er is een extra analyse nodig om na te gaan in hoeverre deze dalingen zijn toe te schrijven aan de gevolgen van de economische crisis, aan veranderde rapportagemethoden en/of aan vooruitgang op het gebied van preventie. De productie van vast stedelijk afval (7 % van het totale afval) heeft zich in de EU-27 momenteel gestabiliseerd rond 524 kg per jaar en per hoofd van de bevolking (2008). Er is een relatieve ontkoppeling tussen afvalproductie en de consumptie (die met 16,3 % steeg tussen 1999 en 2007). Er bestaan grote verschillen tussen de lidstaten: van ongeveer 400 tot 800 kg per hoofd van de bevolking. In de VS is dat 750 kg en in Japan 400 kg.

Hoewel er weinig tastbare vooruitgang merkbaar is op het gebied van kwantitatieve afvalpreventie , zijn er wel wat resultaten geboekt op het gebied van kwalitatieve afvalpreventie . De toepassing van het verbod op bepaalde stoffen van de BGS-richtlijn sinds 2006 heeft het aantal mogelijk schadelijke stoffen in elektronica die in de EU op de markt gebracht worden met ongeveer 110 000 ton per jaar verminderd.

Gevaarlijke afvalstoffen (3 % van het totale afval) blijven met name dankzij de invoering van schonere technologieën en mijnsluitingen dalen in de EU-12, hoewel er op in de EU-27 nog steeds een jaarlijkse stijging van 0,5 % wordt genoteerd. Dit betekent echter ook een relatieve ontkoppeling met de groei van het BBP.

De productie van fabricageafval (12 % van het totale afval) daalde met 5,4 % tussen 2004 en 2006. Afval van de winning van delfstoffen (25 % van het totale afval) daalde in dezelfde periode met 14 %. Dit is waarschijnlijk een gevolg van efficiëntieverhogende maatregelen in de industrie of van de veranderende economie in de EU, met een groter aandeel van de dienstensector dan van industriële activiteiten als fabricage en winning. Tegelijkertijd steeg het afval van andere economische sectoren ( diensten ) met 6,2 %.

Op een aantal gebieden worden markten voor hergebruik ondersteund door de overheid. In de waterkaderrichtlijn is een duidelijke definitie van 'hergebruik' opgenomen en er zijn nieuwe hergebruikdoelstellingen opgenomen in het voorstel voor de herschikking van de AEEA-richtlijn. Daarom moeten gedurende de komende jaren gegevens beschikbaar komen. Hergebruik brengt ook andere voordelen met zich mee in de vorm van het creëren van werkgelegenheid, de vermindering van overconsumptie en het aanbieden van tweedehandsproducten tegen betaalbare prijzen.

Hoewel de recyclingcijfers per afvalstroom verschillen, is de totale afvalrecycling in de EU gestegen. In 2008 werd afvalrecycling op 38 % geraamd, een vooruitgang van 5 % ten opzichte van 2005 en van 18 % ten opzichte van 1995. 40 % van het stedelijke afval werd in 2008 gerecycleerd of gecomposteerd, een vooruitgang van 11,4 % tussen 2005 en 2008, met aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten (van een paar procent tot 70 %).

Energieterugwinning uit afval is gestegen (van 96 kg per hoofd van de bevolking in 2005 naar 102 kg in 2008), wat tot een stijging van de energieproductie heeft geleid: ongeveer 1,3 % van de totale energieproductie in de EU-27 is afkomstig van de verbranding van vast stedelijk afval. Volgens de ramingen zal 50 tot 60 % van de verbrandingsinstallaties voor stedelijk afval in de EU aan de nieuwe criteria van de waterkaderrichtlijn met betrekking tot energie-efficiëntie voldoen.

Sinds de vaststelling van de strategie is er minder afval gestort : ongeveer 40 % in 2008, tegenover 49 % in 2005 en 65 % in 1995. De modernisering en vereenvoudiging van het afvalacquis maakt het rendabeler. Er bestaan echter grote verschillen op het gebied van uitvoering en naleving tussen de lidstaten. Afhankelijk van de doelstellingen en de afvalstromen zijn sommige lidstaten veel verder gegaan dan het halen van de Europese minimumdoelstellingen voor recycling of het voorkomen van het storten van afval, terwijl andere lidstaten extra inspanningen zullen moeten leveren om aan de EU-voorschriften te kunnen voldoen. Naast goed bestuur en een sterke politieke wil, hebben de best presterende lidstaten betere voorwaarden gecreëerd voor de recyclingmarkten door optimaal gebruik te maken van juridische en economische instrumenten als stortverboden, het in rekening brengen van belastingen en kosten in overeenstemming met de afvalhiërarchie en het toepassen van het concept producentenverantwoordelijkheid op verschillende afvalstromen. Dit heeft tot een geleidelijke internalisering van de kosten voor afvalbeheer in de prijs van de producten en diensten geleid.

Verbeterd afvalbeheer vermindert de negatieve gevolgen voor milieu en gezondheid die zijn ontstaan door emissies in de lucht, de bodem en het water en door broeikasgasemissies afkomstig van afvalverwijdering. Directe broeikasgasemissies van de afvalsector in de EU-27, die 2,8 % van de totale emissies in 2007 vertegenwoordigen, zijn tussen 1995 en 2007 met meer dan 30 % gedaald.

Sinds de vaststelling van de strategie heeft de sluiting van niet-conforme stortplaatsen en verbrandingsinstallaties tot een aanzienlijke vermindering van water-, bodem- en luchtverontreiniging geleid. Een groot aantal niet-conforme stortplaatsen zijn gesloten (ongeveer 3 300 sluitingen tussen 2004 en 2006). De Commissie heeft evenwel ongeveer 1 000 niet-conforme stortplaatsen aangewezen als niet-conforme stortplaatsen die zo snel mogelijk gemoderniseerd of gesloten moeten worden.

Recycling biedt nieuwe economische kansen . Het draagt in meerdere of mindere mate bij aan de toename van de toelevering van waardevolle grondstoffen die nodig zijn voor de EU-economie. Schroot vertegenwoordigt nu bijvoorbeeld tussen 40 % en 56 % van de input voor de productie van bulkmetaal. De recycling in de EU van specifieke metalen die essentieel zijn voor sommige belangrijke toepassingen blijft echter laag. In 2009 werd geraamd dat afvalbeheer- en recyclingondernemingen in de EU een omzet van 95 miljard euro hebben. De sector biedt tussen de 1,2 en 1,5 miljoen banen. Dit draagt bij aan de EU 2020-doelstelling van een participatiegraad van 75 % en vertegenwoordigt ongeveer 1 % van het BBP. Hergebruik brengt naast het vermijden van afval ook andere voordelen met zich mee in de vorm van het creëren van werkgelegenheid, het verminderen van overconsumptie en het aanbieden van tweedehandsproducten tegen betaalbare prijzen.

12.

INTERNATIONALE ASPECTEN


De internationale context is steeds belangrijker geworden. De toegenomen globalisering en veranderingen in de EU-economie hebben tot extra invoer van grondstoffen en halffabricaten geleid. Tegelijkertijd steeg ook de uitvoer van afval dat in waardevolle secundaire grondstoffen kan worden omgezet, waardoor onze vraag naar grondstoffen dus zou verminderen. Dit zorgt voor vraagtekens bij de grondstofvoorziening voor de EU en de mogelijke uitvoer van milieuproblemen naar derde landen in gevallen waarin hulpbronnen of halffabricaten van niet-conforme productie-installaties worden ingevoerd of uitgevoerd afval bij niet-conforme installaties voor afvalbeheer terechtkomt.

De Commissie heeft verschillende initiatieven genomen om deugdelijk afvalbeheer te bevorderen, met name via het thematisch programma Milieu en natuurlijke hulpbronnen. Tevens zijn verschillende acties in de Europese buurlanden gefinancierd ter ondersteuning van de aanpassing aan het EU-afvalacquis.

De Commissie pakt deze kwesties ook aan via het grondstoffeninitiatief i, waarin recyclingbeleid een belangrijke rol speelt, en door middel van ondersteuning voor een betere handhaving van de EU-afvaloverbrengingsverordening. Ondanks deze inspanningen blijft de illegale uitvoer van afvalstoffen een probleem dat in wezen moeilijk te kwantificeren is. De Commissie neemt ook actief deel aan de internationale discussies over het verbod van Bazel, dat de uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen naar niet-OESO-landen verhindert.

Sinds de vaststelling van de strategie voeren derde landen een afval- en recyclingbeleid in dat vergelijkbaar is met dat van de EU, wat voortrekkersvoordelen oplevert voor de EU-industrie. China, de VS en India hebben bijvoorbeeld vergelijkbare bepalingen ingevoerd met betrekking tot de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektronische apparatuur.

13.

VOORUITZICHTEN


Met de aanhoudende groei van de wereldbevolking in combinatie met sterkere opkomende economieën, wordt verwacht dat de totale consumptie aanzienlijk zal toenemen . Dit zal tot een verhoogde druk op het gebruik van hulpbronnen leiden, met de bijbehorende milieu- en gezondheidseffecten, vooral met betrekking tot biotische materialen, mineralen en metalen. Omdat de vraag naar grondstoffen in de EU blijft groeien en de EU voor veel grondstoffen afhankelijk is van invoer, wordt de rol van recycling steeds belangrijker.

Prognoses voor toekomstige trends op het gebied van afvalproductie en -behandeling wijzen erop dat de afvalproductie zonder bijkomend afvalpreventiebeleid tussen 2008 en 2020 waarschijnlijk met 7 % zal stijgen. Er wordt verwacht dat de toepassing van REACH in combinatie met het nationale preventiebeleid zal bijdragen aan de vermindering van de productie van gevaarlijke afvalstoffen. Als het bestaande acquis volledig ten uitvoer wordt gelegd, neemt de recycling toe van 40 % in 2008 tot 49 % in 2020. Het storten van afval neemt dan met 10 % af en stabiliseert zich op 28 %. Er moet de komende jaren meer bioafval van stortplaatsen worden weggehouden, wat nieuwe groeiperspectieven biedt voor compostering en gasproductie.

Bovenop de verwachte effecten van de richtlijn inzake het storten van afvalstoffen kan meer preventie en recycling tot bijkomende grote voordelen leiden. De volledige tenuitvoerlegging van de EU-afvalwetgeving en een verhoogde preventie en recycling kunnen tot een extra vermindering van de broeikasgasemissies leiden, die overeenkomt met een groot deel van de Europese doelstellingen voor klimaatverandering tegen 2020. Recycling blijft economische kansen bieden en draagt tegelijkertijd bij aan een efficiënt gebruik van de hulpbronnen door de EU-economie. Geraamd wordt dat het creëren van werkgelegenheid in de afvalrecyclingsector kan oplopen tot een half miljoen banen .

Er wordt verwacht dat er grote verschillen in uitvoering en handhaving zullen blijven bestaan tussen de lidstaten, tenzij er op EU-niveau extra maatregelen worden genomen om de lidstaten te ondersteunen en om een gelijk speelveld te waarborgen, vooral op het gebied van nationale inspecties. Het halen van de EU-doelstellingen voor de inzameling, de recycling en het voorkomen van het storten van afval blijft een prioriteit en sommige lidstaten zullen zich zeer moeten inspannen om die EU-doelstellingen te halen.

14.

CONCLUSIES


De strategie heeft een belangrijke rol gespeeld in het sturen van de beleidsvorming. Op een aantal vlakken is veel vooruitgang geboekt, met name op de volgende gebieden: verbetering en vereenvoudiging van de wetgeving, vaststelling en verspreiding van belangrijke concepten (zoals de afvalhiërarchie en de levenscyclusbenadering), nadruk op afvalpreventie, coördinatie van inspanningen om de kennis te verbeteren en vaststelling van nieuwe Europese doelstellingen voor inzameling en recycling.

In het algemeen zijn de recyclingcijfers verbeterd, is de hoeveelheid gestort afval gedaald en is het gebruik van gevaarlijke stoffen in sommige afvalstromen verminderd. Het huidige beleid heeft tot een vermindering van de relatieve gevolgen voor het milieu per ton behandeld afval geleid. Dit wordt echter tenietgedaan door de negatieve gevolgen voor het milieu van de toename van de afvalproductie.

Zonder aanvullende initiatieven zullen er kansen gemist worden om broeikasgasemissies en gevolgen voor het milieu in het algemeen te verminderen, werkgelegenheid te creëren en aan de toekomstige vraag naar hulpbronnen te voldoen.

Er zijn voortdurende inspanningen nodig om de kennisbasis te verbeteren: er zijn nieuwe indicatoren nodig om de vooruitgang naar een recyclingsamenleving te meten en de afval-, materiaal- en geldstromen in kaart te brengen. Er moeten betere gegevens en prognoses worden ontwikkeld van de op de levenscyclus gebaseerde milieu- en gezondheidseffecten van het afvalbeleid, specifiek gericht op hulpbronnen- en klimaatbeleid.

Een goede uitvoering en handhaving van het bestaande EU-afvalacquis moet een prioriteit blijven, met name door de handhaving te waarborgen van belangrijke EU-doelstellingen en de volledige uitvoering van de waterkaderrichtlijn en de afvaloverbrengingsverordening. In dit opzicht wordt een proactieve verificatieprocedure in combinatie met een vroeg waarschuwingssysteem inzake de naleving van de EU-doelstellingen ontwikkeld, op basis van de nationale afvalbeheerplannen. De Commissie zal maatregelen treffen om nationaal afvalpreventiebeleid, waaronder bioafvalpreventie en minder voedselverspilling, verder te ondersteunen.

De Commissie gaat nieuwe hulpmiddelen onderzoeken om de uitvoerings- en handhavingsactiviteiten te ondersteunen, met name in het licht van de recente ramp in Hongarije. Er wordt extra nadruk gelegd op de EU-coördinatie van nationale inspectieactiviteiten die worden gebaseerd op resultaatgerichte strategieën en op de bevordering van peer reviews en onafhankelijke audits, met name voor faciliteiten met een mogelijk grensoverschrijdend effect.

Er kan echter boven de huidige EU-minimumdoelstellingen nog veel vooruitgang worden geboekt op het vlak van inzameling en recycling. Daartoe moet de invoering van instrumenten die door de goed presterende lidstaten worden gebruikt sterk worden gestimuleerd, vooral in de minder goed presterende lidstaten. Een optimale combinatie van economische en juridische instrumenten moet worden bevorderd, met name door middel van stortverboden en door het concept producentenverantwoordelijkheid toe te passen op extra afvalstromen op basis van een gemeenschappelijke Europese benadering.

Het verbeteren van het concurrentievermogen van de EU-recyclingondernemingen is van essentieel belang voor het creëren van werkgelegenheid in de EU. In dat opzicht behoort het waarborgen dat de concurrentie plaatsvindt binnen een kader waarin een hoog niveau van milieubescherming wordt gehandhaafd, tot de belangrijkste prioriteiten van de Commissie. Daarnaast gaat de Commissie bekijken hoe de illegale uitvoer van afvalstoffen beter kan worden voorkomen en hoe kan worden gegarandeerd dat naar derde landen uitgevoerd afval in hoogwaardige installaties wordt behandeld, vooral wat de ontmanteling van schepen betreft.

Afvalbeleid kan helpen de markten van secundaire grondstoffen te ontwikkelen en de toelevering daarvan in de EU te versterken, zodat hulpbronnen in de EU-economie efficiënter worden gebruikt. Er moeten nieuwe marktmechanismen worden bestudeerd, waarbij zoveel mogelijk een beroep wordt gedaan op secundaire grondstoffen, inclusief economische stimulansen, met name om beter rekening te houden met de grote mogelijkheden voor de vermindering van broeikasgasemissies door middel van recycling. Het vaststellen van nieuwe, ambitieuzere doelstellingen voor preventie en recycling en het toewerken naar materiaalspecifieke doelstellingen kan direct bijdragen aan het halen van de Europa 2020-doelstelling ("het bevorderen van een economie met efficiënt gebruik van hulpbronnen") en het ermee samenhangende vlaggenschipinitiatief . In die zin zouden stoffen met negatieve milieu- en gezondheidseffecten gedurende de hele levenscyclus, inclusief energiegebruik en klimaatverandering, beter moeten worden aangepakt. Deze doelstellingen kunnen worden opgenomen in de beoordeling van de vooruitgang van de lidstaten naar efficiënter gebruik van hulpbronnen in de nationale verslaglegging voor Europa 2020. Omdat het halen van ambitieuze preventie- en recyclingdoelstellingen de medewerking van de hele civiele samenleving vereist, worden er voortdurend inspanningen geleverd om de medewerking van belanghebbenden te verbeteren en het bewustzijn van de bevolking te vergroten .

Er wordt extra aandacht besteed aan nieuwe initiatieven om innovatie te stimuleren via het kaderprogramma en innovatiepartnerschappen, en om de levenscyclusbenadering beter in de beleidsvorming te integreren. Dit zou een betere samenhang tussen afvalstoffen- en productontwerpbeleid inhouden, ook rekening houdend met de voorschriften betreffende de opname van een minimumhoeveelheid gerecycleerd materiaal in prioritaire producten. Het gebruik van structuurfondsen en het cohesiefonds wordt aangemoedigd in overeenstemming met de afvalhiërarchie en voor de vaststelling van de beste beschikbare technieken.

Na 5 jaar zijn de hoofddoelstellingen van de strategie nog steeds geldig. De aanpassingen zijn gericht op een betere uitvoering en handhaving, verhoging van de afvalhiërarchie, het bevorderen van preventie in al haar aspecten en de overgang naar een meer holistisch en geconsolideerd hulpbronnenbeleid waarin afvalbeheer als een essentieel onderdeel van een breder plaatje wordt gezien. De Commissie is zich bewust van de noodzaak dat haar afvalstoffenbeleid verder moet worden geconsolideerd en zal in 2012 verdere voorstellen doen, inclusief concrete stappen die ze wil ondernemen om nog meer richting een EU-recyclingsamenleving te gaan waarin efficiënt gebruik wordt gemaakt van hulpbronnen.