Toelichting bij SEC(2011)243 - Goedkeuring van een Overeenkomst voor samenwerking op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie tussen Euratom en de regering van Australië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

De bestaande overeenkomst Euratom-Australië loopt begin 2012 ten einde. Aangezien Australië één van de voornaamste leveranciers van uraan is aan de exploitanten van kerncentrales in de EU moet de overeenkomst voort worden gezet teneinde voor de betrekkingen op dit gebied een stabiel juridisch kader te bieden.

Het toepassingsgebied van de huidige overeenkomst is beperkt tot de overdracht van nucleair materiaal van Australië aan de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. In overeenstemming met de richtsnoeren waarover met de Raad is onderhandeld, heeft de Commissie daarom het toepassingsgebied van de overeenkomst uitgebreid om daarin ook de overdracht van materiaal, uitrusting en technologie op te nemen.

Terwijl bepaalde EU-lidstaten bilaterale overeenkomsten hebben met Australië, waarborgt de onderhavige Euratom-overeenkomst de gelijke behandeling van alle lidstaten en hun exploitanten en vermindert zij de behoefte aan talrijke bilaterale overeenkomsten tussen Australië en afzonderlijke lidstaten van de EU.

De overeenkomst zal voorzien in een brede samenwerking op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie door de vaststelling van een algemeen kader voor politieke, technische en industriële samenwerking. Voor zowel de regeringen als de industriële spelers van de partijen (de regering van Australië en de Gemeenschap) zal zij een juridisch kader scheppen dat de samenwerking op dit gebied zal vergemakkelijken.

2. Belang van de Overeenkomst

Voor Euratom is de ondertekening van deze overeenkomst belangrijk omdat Australië één van haar belangrijkste leveranciers van natuurlijk uraan is. Een vergemakkelijking van de handel in nucleair materiaal draagt bij tot het communautaire beleid van veiligstelling van de energievoorziening en diversificatie van de energiebronnen. Deze overeenkomst is vooral vanuit commercieel oogpunt belangrijk. Australië is wereldwijd de derde grootste producent van uraan met een productiecapaciteit van ongeveer 8 000 t U/jaar (19% van de mondiale uraanproductie). Australiës uraanreserves zijn de grootste ter wereld, namelijk 23% van alle reserves. De productie en uitvoer bedraagt ongeveer 10 000 ton uraanoxide (8 500 t U) per jaar.

Australiës uraan wordt uitsluitend verkocht voor de opwekking van elektriciteit en om dit te garanderen geldt een veiligheidscontrole. Als land dat geen kernwapens heeft, is Australië partij bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (het zogenaamde non-proliferatieverdrag - NPV). Zijn veiligheidscontroleovereenkomst overeenkomstig het NPV is van kracht geworden in 1974 en Australië was het eerste land ter wereld om in 1998 het desbetreffende aanvullende protocol in werking te doen treden. Bovenop deze internationale regelingen eist Australië van de afnemerslanden dat zij een overeenkomst inzake nucleaire samenwerking met Australië hebben gesloten.

Ten slotte bevestigt de sluiting van de onderhavige overeenkomst de verbintenis van Australië, de Gemeenschap en de Regeringen van de lidstaten van de Europese Unie om de veiligheidscontrole, uitvoercontrole en fysieke beveiliging stringenter te maken en strikt toe te passen.

3. Overzicht van de overeenkomst

De doelstelling van de overeenkomst is samenwerking tussen Euratom en Australië op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie. Het toepassingsgebied van de samenwerking (artikel III) omvat voornamelijk de nucleaire veiligheid, de levering van nucleair materiaal, de overdracht van technologie, de overdracht van uitrusting en stralings­bescherming, de veiligheidscontrole en het gebruik van radio-isotopen. Deze overeenkomst bouwt voort op de overeenkomst van 1981 die uitsluitend betrekking had op de overdracht van nucleair materiaal van Australië aan Euratom. De herziene overeenkomst is bidirectioneel van aard.

Met het oog op de actualisering van de overeenkomst, worden verouderde bepalingen bij de tijd gebracht en worden de hoofdtekst en de bijlagen en aangehechte uitwisselingen van nota's voor zover mogelijk geconsolideerd. De huidige bepalingen inzake non-proliferatie, veiligheidscontrole, fysieke beveiliging, overdracht en heroverdracht, alsmede inzake raadpleging en administratieve regelingen, vertrouwelijkheid en geschillenbeslechting, als vervat in de bestaande overeenkomst en de uitwisseling van nota's tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, worden gehandhaafd.

Om een antwoord te bieden op de wens van beide partijen om uitbreiding van het toepassingsgebied van de overeenkomst en in lijn met de meest recente ontwikkelingen, zoals de uitbreidingen van de Gemeenschap, worden in de nieuwe overeenkomst ook aanvullende bepalingen opgenomen die van belang worden geacht door de betrokken Euratom-lidstaten en de regering van Australië.

Wat de structuur betreft, worden voorts de aan de overeenkomst onderworpen goederen gedefinieerd (artikel IV) ‑ de verschillende vormen van nucleair en niet-nucleair materiaal ‑ en worden de voorwaarden voor handel in nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal en uitrusting nader omschreven (artikel VI). De overeenkomst omvat een reeks bepalingen tot vaststelling van de criteria voor de overdracht van nucleair materiaal en met het oog op de oplossing van conflictsituaties. Er wordt onderstreept dat nucleair materiaal wordt gebruikt voor vreedzame doeleinden en met inachtneming van de relevante veiligheids­controle­overeenkomsten (in de Gemeenschap de Euratom-veiligheidscontrole overeenkomstig het Euratom-Verdrag alsmede de IAEA-veiligheidscontroleovereenkomsten en hun aanvullende protocols1). Het vervoer van nucleair materiaal moet gebeuren in overeenstemming met de bepalingen van het Internationaal Verdrag betreffende de fysieke beveiliging van nucleair materiaal2.

Bovendien wordt in de overeenkomst opnieuw het beginsel van het vrije verkeer van nucleair materiaal binnnen de Gemeenschap bevestigd. Intellectuele-eigendomskwesties (artikel IX) worden in detail behandeld, alsook de voorwaarden voor de uitwisseling van informatie (artikel X). Om de vlotte tenuitvoerlegging van de overeenkomst te waarborgen, is een specifiek artikel over overleg en arbitrage ingevoerd (artikel XV) ingeval problemen rijzen bij de correcte uitvoering van de overeenkomst. Zoals bij de overeenkomst van 1981 zal de initiële looptijd van de nieuwe overeenkomst 30 jaar bedragen (artikel XVIII).

B. AANBEVELING

De Commissie is van mening dat de Overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van Australië, waarvan de sluiting wordt voorgesteld:

- in overeenstemming is met de door de Raad op 9 juni 2010 vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren;

- voldoet aan de doeleinden van vereenvoudiging, actualisering en uitbreiding van de bestaande overeenkomst;

- een bevestiging vormt van de duidelijke verbintenis van beide partijen om de non-proliferatie te bevorderen en een hoog niveau van nucleaire veiligheid te waarborgen met het oog op een vreedzaam en veilig gebruik van kernenergie;

- in overeenstemming is met het beleid van de Gemeenschap inzake energievoorzienings­zekerheid;

- de zeer goede relaties tussen de EU en Australië op het gebied van samenwerking bij het energiebeleid verder zal versterken.

De Commissie beveelt de Raad dan ook aan om, overeenkomstig artikel 101, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de in bijlage aangehechte Overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van Australië goed te keuren.

BIJLAGE

OVEREENKOMST VOOR SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN HET VREEDZAME GEBRUIK VAN KERNENERGIE TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (EURATOM) EN DE REGERING VAN AUSTRALIË

De regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), hierna 'de Gemeenschap' genoemd,

VERLANGENDE hun samenwerking bij het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden te bevorderen;

OVERWEGENDE dat de Overeenkomst tussen de Regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie betreffende de overdracht van kernmateriaal van Australië aan de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, gedaan te Brussel op 21 september 1981, beperkt is wat het toepassingsgebied betreft en in 2012 afloopt;

OPNIEUW BEVESTIGEND de krachtige steun van de regering van Australië, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten aan de nucleaire non-proliferatie en de versteviging en efficiënte toepassing van de bijbehorende veiligheidscontrole- en uitvoercontrolestelsels waaronder samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen Australië en de Gemeenschap plaatsvindt;

OPNIEUW BEVESTIGEND de steun van de regering van Australië, de Gemeenschap en de regeringen van de lidstaten ervan aan de doelstellingen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (hierna 'de IAEA') en het veiligheidscontrolesysteem daarvan;

OPNIEUW BEVESTIGEND de krachtige steun van de regering van Australië, de Gemeenschap en de regeringen van de lidstaten daarvan aan het Verdrag betreffende de fysieke beveiliging van nucleair materiaal, gedaan te New York en Wenen op 3 maart 1980 en in werking getreden, in algemene zin, op 8 februari 1987 en, wat Australië betreft, op 22 oktober 1987;

OVERWEGENDE dat Australië en alle lidstaten van de Gemeenschap partij zijn bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Washington, Londen en Moskou op 1 juli 1968 en in werking getreden op 5 maart 1970, hierna het non-proliferatieverdrag ("NPV") genoemd;

OPMERKENDE dat in alle lidstaten van de Gemeenschap een nucleaire veiligheidscontrole wordt toegepast overeekomstig zowel het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna 'het Euratom-Verdrag') als de veiligheidscontrole­overeenkomsten gesloten tussen de Gemeenschap, de lidstaten daarvan en de IAEA;

OPMERKENDE dat de regeringen van Australië en van alle lidstaten van de Gemeenschap deelnemen aan de werkzaamheden van de Club van nucleaire leveranciers;

OPMERKENDE dat rekening moet worden gehouden met de verbintenissen van de regering van Australië en de regering van elke lidstaat van de Gemeenschap in het kader van de Club van nucleaire leveranciers;

ERKENNENDE het beginsel van vrij verkeer van nucleair materiaal, uitrusting, niet-nucleair materiaal en technologie binnen de Gemeenschap;

HET ERMEE EENS ZIJNDE dat de overeenkomst in overeenstemming moet zijn met de internationale verplichtingen van de Europese Unie en de regering van Australië uit hoofde van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie;

HERBEVESTIGEND de verbintenissen van de regering van Australië en de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap in het kader van hun bilaterale overeenkomsten inzake het vreedzame gebruik van kernenergie;

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel I

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt, tenzij anderszins gespecificeerd, verstaan onder:

1. 'bijproduct', splijtbaar materiaal dat ontstaat in één of meer processtappen, al dan niet op elkaar volgend, uit nucleair materiaal dat wordt overgedragen overeenkomstig deze overeenkomst.

2. 'bevoegde instantie':

- voor de regering van Australië, de Australian Safeguards and Non-Proliferation Office;

- voor de Gemeenschap, de Europese Commissie,

of elke andere instantie die de desbetreffende partij op ieder moment schriftelijk aan de andere partij bekend kan maken;

3. 'uitrusting', de goederen welke zijn genoemd in de delen 1, 3, 4, 5, 6 en 7 van bijlage B van IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1;

4. 'intellectuele eigendom', eigendom als omschreven in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, gedaan te Stockholm op 14 juli 1967 en gewijzigd op 28 september 1979, wat ook andere eigendom kan omvatten zoals wederzijds overeengekomen door de partijen;

5. 'militaire doeleinden', zonder dat zij daartoe zijn beperkt, militaire toepassingen van kernenergie zoals kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen (inclusief onderzoek en ontwikkeling of de productie van tritium voor gebruik in dergelijke kernwapens en andere nucleaire explosiemiddelen), kernvoortstuwing voor militaire doeleinden, munitie, inclusief munitie waarin verarmd uraan is verwerkt, militaire kernraketmotoren of militaire kernreactoren, zonder dat dit evenwel de indirecte toepassingen omvat zoals energie voor een militaire basis die wordt betrokken van een civiel stroomnet, of de productie van radio-isotopen bestemd voor diagnosestelling in een militair hospitaal;

6. 'niet-nucleair materiaal':

- deuterium en zwaar water (deuteriumoxide) en elk ander deuteriummengsel waarin de deuterium/waterstofverhouding meer dan 1:5000 bedraagt, voor gebruik in een kernreactor, als gedefinieerd in punt (1.1) van bijlage B bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van nuclair materiaal);

- grafiet voor kerngebruik: grafiet voor gebruik in een kernreactor, als gedefinieerd in punt (1.1) van bijlage B van IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van nuclair materiaal), met een zuiverheidsgraad beter dan 5 deeltjes per miljoen boorequivalent en met een dichtheid groter dan 1,50 gram per kubieke centimeter;

7. 'nucleair materiaal', elk basismateriaal of elke bijzondere splijtstof als gedefinieerd in artikel XX van het statuut van de IAEA, gedaan op de hoofdzetel van de Verenigde Naties op 23 oktober 1956 en in werking getreden op 29 juli 1957 (hierna 'het Statuut van de IAEA'). Elk besluit van de raad van bestuur van de IAEA, overeenkomstig artikel XX van het Statuut van de IAEA, tot wijziging van de lijst van materialen die als 'basismateriaal' of als 'bijzondere splijtstof' worden beschouwd, zal wat deze overeenkomst betreft slechts effect hebben wanneer beide partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat zij een dergelijke wijziging aanvaarden;

8. 'partijen', de regering van Australië enerzijds en de Gemeenschap anderzijds;

waarbij met 'de Gemeenschap' wordt bedoeld, zowel:

- de rechtspersoon die is opgericht bij het Euratom-Verdrag; als

- het grondgebied waarop het Euratom-Verdrag van toepassing is;

9. 'personen', elke natuurlijke persoon, onderneming of andere entiteit waarop de onder de respectieve territoriale bevoegdheid van de partijen geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van toepassing zijn, met uitzondering van de partijen bij deze overeenkomst zelf;

10. 'technologie', technologie als gedefinieerd in bijlage A van IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van nuclair materiaal).

Artikel II

Doelstelling

Het doel van deze overeenkomst is een kader te bieden voor samenwerking tussen de partijen inzake het vreedzame gebruik van kernenergie, op basis van wederzijds voordeel en wederkerigheid en zonder afbreuk te doen aan de onderscheiden bevoegdheden van elke partij.

Artikel III

Gebieden waarop wordt samengewerkt

1. Nucleair materiaal, uitrusting, niet-nucleair materiaal of als bijproduct geproduceerd nucleair materiaal worden uitsluitend voor vreedzame doeleinden gebruikt en worden niet voor enig militair doel gebruikt.

2. De samenwerking tussen de partijen op grond van deze overeenkomst heeft met name betrekking op de volgende gebieden:

a) levering van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal en uitrusting;

b) overdracht van technologie, inclusief het verstrekken van de voor dit artikel relevante informatie, op voorwaarde dat afzonderlijke lidstaten van de Gemeenschap zich bereid hebben verklaard om dergelijke overdrachten plaats te doen vinden in het kader van deze overeenkomst;

c) overdracht van uitrusting die door de partijen is aangewezen als zijnde uitrusting welke ontworpen, gebouwd of geëxploiteerd is op basis van of met gebruikmaking van informatie die is verkregen van de andere partij, en die zich op het moment van die aanwijzing binnen de jurisdictie van een van de partijen bevindt;

d) aankoop van uitrusting en instrumenten;

e) toegang tot en gebruik van uitrusting en faciliteiten;

f) beheer van verbruikte splijtstof en radioactieve afvalstoffen;

g) nucleaire veiligheid en stralingsbescherming;

h) veiligheidscontrole en de fysieke beveiliging van nucleair materiaal en nucleaire faciliteiten;

i) gebruik van radio-isotopen en straling in landbouw, industrie en geneeskunde;

j) geologische en geofysische exploratie, ontwikkeling, productie, verdere verwerking en gebruik van uraanbronnen;

k) nucleaire forensische wetenschap;

l) regelgevingsaspecten van het vreedzame gebruik van kernenergie; en

m) andere gebieden die relevant zijn in het kader van deze overeenkomst, voor zover zij vallen onder de onderscheiden programma's van de partijen.

3. De samenwerking betreft ook activiteiten op het gebied van nucleair onderzoek en ontwikkeling die van wederzijds belang zijn voor de partijen overeenkomstig door de partijen overeen te komen aanvullende bepalingen.

4. De in lid 2 van dit artikel bedoelde samenwerking kan de volgende vormen aannemen:

a) organisatie van symposia en seminars;

b) organisatie van gezamenlijke projecten en oprichting van joint ventures;

c) oprichting van bilaterale werkgroepen voor de tenuitvoerlegging van gezamenlijke projecten;

d) leveringen van diensten van de splijtstofkringloop, zoals uraanconversie en isotopenverrijking;

e) handel en commerciële samenwerking in verband met de splijtstofkringloop;

f) overdracht van industriële uitrusting en industriële technologie; en

g) andere vormen van samenwerking als schriftelijk overeengekomen door de partijen.

5. De samenwerking op de specifieke in lid 2 van dit artikel bedoelde gebieden kan voor zover nodig ten uitvoer worden gelegd via regelingen tussen een rechtspersoon van Australië en een rechtspersoon van de Gemeenschap, die de desbetreffende bevoegde instantie aan de andere bevoegde instantie bekend maakt als zijnde gemachtigd om dergelijke samenwerking ten uitvoer te leggen. Dergelijke regelingen omvatten bepalingen inzake de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten wanneer dergelijke rechten bestaan of ontstaan.

Artikel IV

Goederen die onder de overeenkomst vallen

1. Deze overeenkomst is van toepassing op:

a) nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting, overgedragen tussen de partijen of hun respectieve personen, direct dan wel via een derde land.

Dergelijk nucleair of niet-nucleair materiaal of dergelijke uitrusting valt onder deze overeenkomst zodra de desbetreffende goederen onder de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij vallen. De leverende partij stelt de ontvangende partij schriftelijk in kennis van de geplande overdracht en de ontvangende partij bevestigt schriftelijk dat bedoelde goederen zullen worden bewaard overeenkomstig deze overeenkomst. De voorgestelde ontvanger, indien deze niet de ontvangende partij is, is een gemachtigde persoon in het kader van de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij;

b) alle vormen van nucleair materiaal die door chemische of fysische processen of door isotopenscheiding worden vervaardigd, met dien verstande dat de hoeveelheid van het aldus geproduceerde nucleair materiaal slechts wordt geacht binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst te vallen in dezelfde verhouding als de hoeveelheid nucleair materiaal die bij de vervaardiging daarvan werd gebruikt en die aan deze overeenkomst onderworpen is, staat tot de totale hoeveelheid van het aldus gebruikte nucleair materiaal;

c) alle door neutronenbestraling geproduceerde generaties van nucleair materiaal, met dien verstande dat de hoeveelheid van het aldus geproduceerde nucleair materiaal slechts wordt geacht binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst te vallen in dezelfde verhouding als de hoeveelheid nucleair materiaal die aan deze overeenkomst is onderworpen en die, gebruikt bij deze productie, bijdraagt tot deze productie;

d) nucleair materiaal, geproduceerd, verwerkt of gebruikt in uitrusting waarbij:

(i) aan deze overeenkomst onderworpen niet-nucleair materiaal geheel of in hoofdzaak verantwoordelijk was voor de productie, de verwerking of het gebruik van het nucleair materiaal en;

(ii) aan deze overeenkomst onderworpen uitrusting3 geheel verantwoordelijk was voor de productie, de verwerking of het gebruik van het nucleair materiaal, en;

(iii) door de leverende partij na overleg met de ontvangende partij uitrusting3 is aangewezen als zijnde ontworpen, gebouwd, gefabriceerd of geëxploiteerd op basis van of met gebruikmaking van aan deze overeenkomst onderworpen overgedragen technologie;

e) nucleair materiaal dat onderworpen was aan de Overeenkomst betreffende de overdracht van nucleair materiaal van Australië aan de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, gedaan te Brussel op 21 september 1981;

f) nucleair materiaal dat overeenkomstig bilaterale overeenkomsten uit lidstaten van de Gemeenschap aan Australië was overgedragen en dat bij de Commissie is aangemeld ten tijde van inwerkingtreding van deze overeenkomst;

g) nucleair materiaal dat voor militaire doeleinden is teruggewonnen uit ertsen of concentraten, ander dan uraanertsconcentraat, die tussen de partijen worden overgedragen, direct dan wel via een derde land, en waarvan de terugwinning door de overdragende partij bekend is gemaakt als zijnde relevant in het kader van de overeenkomst4.

2. Nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting als bedoeld in lid 1 van dit artikel blijft aan de bepalingen van deze overeenkomst onderworpen, totdat volgens de in de administratieve regeling beschreven procedures is vastgesteld:

a) dat bedoelde goederen opnieuw zijn overgedragen buiten de jurisdictie van de ontvangende partij overeenkomstig de leden 5 en 6 van artikel VII van deze overeenkomst;

b) dat nucleair materiaal niet langer kan worden gebruikt voor enige nucleaire activiteit die relevant is uit het oogpunt van de in lid 1 van artikel VII bedoelde veiligheidscontrole of niet langer praktisch is terug te winnen. Om vast te stellen wanneer onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal niet langer bruikbaar is of niet langer praktisch is terug te winnen voor verwerking in een vorm waarin het bruikbaar is voor enige nucleaire activiteit die relevant is vanuit het oogpunt van de veiligheidscontrole, aanvaarden beide Partijen een besluit dat de IAEA neemt in overeenstemming met de bepalingen voor de beëindiging van de veiligheidscontrole van de relevante veiligheidscontrole­overeenkomsten waarbij de IAEA partij is;

1.

c) dat niet-nucleair materiaal en niet-nucleaire uitrusting niet langer bruikbaar zijn voor nucleaire doeleinden; dan wel


d) dat de partijen wederzijds bepalen dat het materiaal niet langer onder deze overeenkomst valt.

3. De overdracht van technologie is aan deze overeenkomst onderworpen voor de lidstaten van de Gemeenschap die zich bereid hebben verklaard om dergelijke overdrachten, bij schriftelijke kennisgeving van de betrokken lidstaat aan de Europese Commissie, plaats te doen vinden binnen het kader van deze overeenkomst. Een voorafgaande kennisgeving tussen de betrokken lidstaten en de Europese Commissie enerzijds en de regering van Australië anderzijds moet vóór elke overdracht worden toegezonden.

Artikel V

Verrijking

Voorafgaand aan elke verrijking van enig onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal tot de aanwezigheid van twintig (20) procent of meer van de isotoop U 235 is de schriftelijke instemming van beide partijen vereist en wordt de IAEA in kennis gesteld. In bedoelde instemming worden de voorwaarden omschreven waaronder het tot twintig (20) procent of meer verrijkte uraan mag worden gebruikt. Tussen de partijen kan een regeling worden vastgesteld om de tenuitvoerlegging van deze bepaling te vergemakkelijken.

Artikel VI

Handel in nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting

1. Elke overdracht van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting, uitgevoerd in het kader van de samenwerkingsactiviteiten, gebeurt overeenkomstig de relevante internationale verbintenissen van de Gemeenschap, de lidstaten van de Gemeenschap en Australië met betrekking tot het vreedzame gebruik van kernenergie als omschreven in artikel VII.

2. De partijen staan elkaar, voor zover praktisch mogelijk, bij bij de aankoop door een partij of door personen binnen de Gemeenschap of vallend onder de jurisdictie van de regering van Australië, van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting.

3. De voortzetting van de onder deze overeenkomst vallende samenwerking wordt afhankelijk gesteld van de van een wederzijds bevredigende toepassing van het systeem voor veiligheidscontrole en toezicht, vastgesteld door de Gemeenschap overeenkomstig het Euratom-Verdrag, en van het systeem voor veiligheidscontrole en toezicht met betrekking tot nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting, vastgesteld door de regering van Australië.

4. De bepalingen van deze overeenkomst worden niet gebruikt om het vrije verkeer van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal, uitrusting en technologie op het grondgebied van de Gemeenschap te belemmeren.

5. Overdrachten van nucleair materiaal en desbetreffende diensten geschieden onder billijke commerciële voorwaarden. De tenuitvoerlegging van het onderhavige lid laat het Euratom-Verdrag en de afgeleide wetgeving daarvan, alsmede de wet‑ en regelgeving van Australië, onverlet.

6. Afgezien van het bepaalde in de leden 5 en 6 van artikel VII gebeurt elke heroverdracht van onder deze overeenkomst vallende goederen of technologie buiten de jurisdictie van de partijen overeenkomstig de verbintenissen van de regeringen van afzonderlijke lidstaten van de Gemeenschap en de regering van Australië binnen de groep van de nucleair materiaal leverende landen, bekend als de Club van nucleaire leveranciers. Met name gelden de Richtsnoeren voor de overdracht van nucleair materiaal, als neergelegd in IAEA-document INFCIRC/254/Rev. 9/Part 1, voor de heroverdracht van alle onder deze overeenkomst vallende goederen.

Artikel VII

Onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal

1. Onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal is onderworpen aan de volgende voorwaarden en regelingen:

a) in de Gemeenschap, de Euratom-veiligheidscontrole overeenkomstig het Euratom-Verdrag en de IAEA-veiligheidscontrole overeenkomstig de volgende veiligheidscontroleovereenkomsten, als mogelijk gewijzigd of vervangen, en overeenkomstig het non-proliferatieverdrag:

i) de Overeenkomst tussen de niet-kernwapenlidstaten van de Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, gedaan te Brussel op 5 april 1973 en in werking getreden op 21 februari 1977 (gepubliceerd als IAEA-document INFCIRC/193);

ii) de Overeenkomst tussen Frankrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, gedaan in juli 1978 en in werking getreden op 12 september 1981 (gepubliceerd als IAEA-document INFCIRC/290);

iii) de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Wenen op 6 september 1976 en in werking getreden op 14 augustus 1978 (gepubliceerd als IAEA-document INFCIRC/263);

iv) de aanvullende protocols, gedaan op 22 september 1998 en in werking getreden op 30 april 2004, op basis van IAEA-document INFCIRC/540 (gecorrigeerd) (Versterkt veiligheidscontrolesysteem, deel II);

b) in Australië, de IAEA-veiligheidscontrole overeenkomstig de Overeenkomst tussen Australië en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter toepassing van de veiligheidscontrole in verband met het verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, die op 10 juli 1974 in werking is getreden (IAEA-document INFCIRC/217), aangevuld met het Aanvullend protocol bij de overeenkomst tussen Australië en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Wenen op 23 september 1997 en in werking getreden op 12 december 1998 (gepubliceerd als IAEA-document INFCIRC/217/Add.1).

2. Ingeval de toepassing van een van de in lid 1 van dit artikel genoemde overeenkomsten met de IAEA om eender welke reden in de Gemeenschap of in Australië wordt opgeschort of beëindigd, sluit de desbetreffende partij met de IAEA een overeenkomst welke voorziet in een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die waarin de onder a) of b) van lid 1 van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien, of, wanneer dat niet mogelijk is,

a) past de Gemeenschap, wat haar betreft, op het veiligheidscontrolesysteem van Euratom gebaseerde veiligheidscontroles toe welke een doelmatigheid en dekking bieden die gelijkwaardig zijn aan die waarin de in onder a) van lid 1 van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien, of, wanneer dat niet mogelijk is,

b) treffen de partijen regelingen inzake de toepassing van veiligheidscontroles welke voorzien in een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die waarin de in onder a) en b) van lid 1 van dit artikel bedoelde veiligheids­controle­overeenkomsten voorzien.

3. De toepassing van fysieke beveiligingsmaatregelen gebeurt permanent op niveaus die minimaal voldoen aan de criteria van bijlage C van IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van nucleair materiaal); ter aanvulling van dit document verwijzen de lidstaten van de Gemeenschap, de Europese Commissie, in voorkomend geval, en Australië wanneer zij fysieke beveiligingsmaatregelen toepassen naar hun verplichtingen krachtens het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gedaan op 3 maart 1980, met inbegrip van alle amendementen die van kracht zijn voor iedere partij en de aanbevelingen in IAEA-document INFCIRC/225/Rev.4 als gecorrigeerd (Fysieke beveiliging van nucleair materiaal). Het vervoer is onderworpen aan de bepalingen van het International Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gedaan op 3 maart 1980, met inbegrip van alle wijzigingen die van kracht zijn voor iedere partij, en aan de IAEA-voorschriften voor het veilig vervoer van radioactief materiaal (IAEA Safety Standards Series nr. TS-R-1).

4. Nucleaire veiligheid en afvalbeheer zijn onderworpen aan het Verdrag inzake nucleaire veiligheid, gedaan te Wenen op 17 juni 1994 en in werking getreden op 24 oktober 1996 (IAEA-document INFCIRC/449), het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval, gedaan te Wenen op 5 september 1997 en in werking getreden op 18 juni 2001 (IAEA-document INFCIRC/546), het Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen, gedaan te Wenen op 26 september 1986 en in werking getreden op 26 februari 1987 (IAEA-document INFCIRC/336), het Verdrag inzake de vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, gedaan te Wenen op 26 september 1986 en in werking getreden op 27 oktober 1986 (IAEA-document INFCIRC/335).

5. Behalve in de in lid 6 van dit artikel bedoelde gevallen wordt onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal uitsluitend overgebracht buiten de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij na voorafgaande schriftelijke toestemming van de leverende partij.

6. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst wisselen de partijen lijsten van derde landen uit waarnaar heroverdrachten door de andere partijen overeenkomstig lid 5 van dit artikel worden toegestaan. Elke partij stelt de andere partij in kennis van wijzigingen in haar lijst van derde landen.

Artikel VIII

Opwerking

De partijen geven toestemming voor de opwerking van splijtstof die onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal bevat op voorwaarde dat dergelijke opwerking plaatsvindt overeenkomstig de in bijlage A omschreven voorwaarden.

Artikel IX

Intellectuele eigendom

De Partijen waarborgen adequate en effectieve bescherming van intellectuele eigendom die is voortgebracht en technologie die is overgedragen bij de samenwerking in het kader van deze overeenkomst in overeenstemming met de schriftelijk vastgelegde regelingen tussen de partijen en de toepasselijke internationale overeenkomsten en de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in Australië en in de Europese Unie of de lidstaten daarvan van kracht zijn.

Artikel X

Uitwisseling van informatie

1. (a) De partijen maken de informatie waarover zij beschikken in verband met onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallende kwesties beschikbaar aan elkaar en aan personen binnen de Gemeenschap of onder de jurisdictie van de regering van Australië.

(b) De levering van informatie, ontvangen van een derde partij onder voorwaarden die een dergelijke levering moeten voorkomen, wordt uitgesloten van het toepassingsgebied van deze overeenkomst.

(c) Informatie die door de leverende partij als van commerciële waarde wordt beschouwd, wordt uitsluitend verstrekt onder de door de partijen gespecificeerde voorwaarden.

2. (a) De partijen bevorderen en vergemakkelijken de uitwisseling van informatie tussen personen die onder de jurisdictie van de regering van Australië vallen enerzijds en personen uit de Gemeenschap anderzijds inzake kwesties die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen.

(b) Informatie die in het bezit is van dergelijke personen wordt uitsluitend verstrekt met instemming van deze personen en overeenkomstig de door deze personen gespecificeerde voorwaarden.

3. De partijen nemen alle passende voorzorgen om de vertrouwelijkheid te waarborgen van informatie die als resultaat van de uitvoering van deze overeenkomst wordt ontvangen.

Artikel XI

Tenuitvoerlegging van de Overeenkomst

1. De bepalingen van deze overeenkomst worden te goeder trouw ten uitvoer gelegd op zodanige wijze dat belemmering of vertraging van en onrechtmatige inmenging in de nucleaire activiteiten in Australië en in de Gemeenschap wordt vermeden en dat zij in overeenstemming zijn met de zorgvuldige beheersmethoden die vereist zijn voor de economische en veilige uitvoering van hun nucleaire activiteiten.

2. De bepalingen van deze overeenkomst mogen niet worden gebruikt om commerciële of industriële voordelen te verkrijgen of om zich te mengen in de commerciële of industriële belangen, binnenslands dan wel internationaal, van elk van beide partijen of gemachtigde personen, noch om zich te mengen in het nucleaire beleid van elk van beide partijen of van de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap, noch om de bevordering van vreedzame en niet-explosieve toepassingen van kernenergie te belemmeren, noch om het verkeer van goederen die zijn onderworpen aan deze overeenkomst, dan wel met het oog daarop zijn aangemeld, binnen de onderscheiden territoriale jurisdictie van de partijen of tussen de regering van Australië en de Gemeenschap onderling te belemmeren.

3. De boekhouding van onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal wordt gebaseerd op de fungibiliteit van het nucleair materiaal en de beginselen van evenredigheid en equivalentie van nucleaire materialen als omschreven in de administratieve regelingen overeenkomstig artikel XII van deze overeenkomst.

4. Elke wijziging van de in de artikelen I, IV, VI en VII van deze overeenkomst genoemde Information Circulars van de IAEA wordt uitsluitend van kracht in het kader van deze overeenkomst wanneer de partijen elkaar via diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat zij deze wijziging aanvaarden.

Artikel XII

Administratieve regelingen

1. De bevoegde instanties van beide partijen stellen administratieve regelingen vast om de doeltreffende tenuitvoerlegging van het bepaalde in deze overeenkomst te waarborgen.

2. Een overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde administratieve regeling kan worden gewijzigd als wederzijds door de bevoegde instanties schriftelijk overeengekomen.

Artikel XIII

Toepasselijk recht

1. De samenwerking in het kader van deze overeenkomst dient in overeenstemming te zijn met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in Australië en binnen de Europese Unie van kracht zijn, alsmede met de internationale overeenkomsten die door de partijen zijn aangegaan. Wat de Gemeenschap betreft, omvat het toepasselijk recht het Euratom-Verdrag en het daarvan afgeleide recht.

2. Elke partij waarborgt ten aanzien van de andere partij dat het bepaalde in deze overeenkomst wordt aanvaard en in acht genomen door, wat Australië betreft, alle overheidsondernemingen en alle onder de jurisdictie van Australië vallende personen, en, wat de Gemeenschap betreft, alle personen binnen de Gemeenschap waaraan een machtiging is verleend overeenkomstig deze overeenkomst.

Artikel XIV

Niet-naleving

1. Wanneer één van beide partijen of een lidstaat van de Gemeenschap materiële bepalingen van deze overeenkomst schendt, kan de andere partij de samenwerking in het kader van deze overeenkomst bij schriftelijke kennisgeving geheel of gedeeltelijk opschorten of beëindigen.

2. Voordat één van beide partijen een dergelijke stap neemt, overleggen de partijen om overeenstemming te bereiken over het besluit al dan niet corrigerende maatregelen te nemen, en, wanneer dit het geval is, over de te nemen corrigerende maatregelen en over de termijn waarbinnen dergelijke maatregelen moeten worden genomen.

3. Actie overeenkomstig lid 1 van dit artikel wordt uitsluitend ondernomen wanneer de maatregelen waarover een besluit is genomen, niet worden uitgevoerd binnen de door de partijen vastgestelde termijn of, wanneer geen oplossing is gevonden na het verstrijken van een redelijke termijn. In dergelijke gevallen heeft de leverende partij het recht de terugkeer van het onder deze overeenkomst vallende nucleair materiaal te eisen.

4. In geval van het tot ontploffing brengen van een nucleair explosiemiddel door een lidstaat van de Gemeenschap die niet over kernwapens beschikt of door Australië, zijn bovenstaande bepalingen van toepassing.

Artikel XV

Overleg en arbitrage

1. Op verzoek van een partij komen vertegenwoordigers van de partijen zo nodig bijeen om met elkaar overleg te plegen over problemen die ontstaan bij de toepassing van deze overeenkomst, om toezicht te houden op de uitvoering ervan en om regelingen te bespreken voor samenwerking die verder strekt dan die waarin deze overeenkomst voorziet. Dergelijk overleg kan ook de vorm aannemen van een briefwisseling. Meer in het bijzonder plegen de partijen overleg met elkaar voordat zij nieuwe verrijkings‑ of opwerkingsprojecten opstarten die relevant zijn voor het onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal.

2. Elk geschil dat ontstaat uit de interpretatie of toepassing van deze overeenkomst en dat niet door overleg of op een andere wijze kan worden geregeld door de partijen, wordt op verzoek van een partij voorgelegd aan een scheidsgerecht dat bestaat uit drie scheidsrechters. Elke partij wijst een scheidsrechter aan en de twee aldus aangewezen scheidsrechters kiezen een derde, welke geen onderdaan is van een partij, die de voorzitter wordt. Wanneer een partij binnen een termijn van dertig dagen nadat arbitrage is aangevraagd, nog geen scheidsrechter heeft aangewezen, kan de andere partij bij het geschil de voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken een scheidsrechter aan te stellen voor de partij die zelf nog geen scheidsrechter heeft aangewezen. Wanneer binnen een termijn van dertig dagen na de aanwijzing of aanstelling van scheidsrechters voor beide partijen nog geen derde scheidsrechter is gekozen, kan elk van beide partijen de voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken de derde scheidsrechter aan te stellen. Een meerderheid van de leden van het scheidsgerecht vormt een quorum en alle besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen van alle leden van het scheidsgerecht. De arbitrageprocedure wordt vastgesteld door het scheidsgerecht. De besluiten van het scheidsgerecht zijn bindend voor beide partijen en worden door die partijen ten uitvoer gelegd. De vergoeding van de scheidsrechters wordt bepaald op dezelfde basis als die voor de rechters ad hoc van het Internationaal Gerechtshof.

3. Ten behoeve van de beslechting van geschillen wordt de Engelse versie van deze overeenkomst gebruikt.

Artikel XVI

Aanvullende bepalingen

De bepalingen van alle van kracht zijnde bilaterale overeenkomsten inzake samenwerking op nucleair gebied tussen Australië en de lidstaten van de Gemeenschap worden beschouwd als een aanvulling op het bepaalde in deze overeenkomst en worden in voorkomend geval vervangen door de bepalingen van deze overeenkomst.

Artikel XVII

Wijzigingen

1. Op verzoek van een partij kunnen de partijen overleg plegen over mogelijke wijzigingen van deze overeenkomst, teneinde met name rekening te houden met de internationale ontwikkelingen op het gebied van nucleaire veiligheidscontrole.

2. Als de partijen dit overeenkomen, kan deze overeenkomst worden gewijzigd.

3. Een wijziging treedt op de door de partijen gespecificeerde datum in werking door uitwisseling van diplomatieke nota's tussen de partijen.

4. De bijlage bij deze overeenkomst vormt een integraal onderdeel van deze overeenkomst en kan worden gewijzigd overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

Artikel XVIII

Inwerkingtreding en duur

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving dat de voor de inwerkingtreding vereiste interne procedures door de partijen zijn voltooid.

2. Deze overeenkomst blijft van kracht gedurende een aanvankelijke periode van dertig jaar. Daarna wordt deze overeenkomst automatisch verlengd door bijkomende termijnen van tien jaar, tenzij een partij de andere partij ten minste zes maanden voor het verstrijken van een dergelijke bijkomende termijn in kennis stelt van haar voornemen de overeenkomst te beëindigen.

3. Ongeacht schorsing, beëindiging of verval van deze overeenkomst of van samenwerking in het kader hiervan om welke reden dan ook, blijven de verplichtingen krachtens de artikelen III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XI, XII en XIII zolang van kracht als aan deze artikelen onderworpen nucleair of niet-nucleair materiaal of uitrusting op het grondgebied van de andere partij of te eniger plaatse onder haar jurisdictie of beschikkingsmacht blijft, of totdat in overeenstemming met de bepalingen van artikel IV door de partijen wederzijds is vastgesteld dat dit nucleair materiaal niet langer bruikbaar is of praktisch niet is terug te winnen voor verwerking in een vorm waarin het bruikbaar is, voor enige nucleaire activiteit die relevant is vanuit het standpunt van de veiligheidscontrole.

4. Deze Overeenkomst vervangt de:

a) Overeenkomst tussen de Regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie betreffende overdracht van kernmateriaal van Australië aan de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, gedaan te Brussel op 21 september 1981;

b) Uitwisseling van nota's tot vaststelling van een uitvoeringsregeling inzake International Obligation Exchanges, bij de Overeenkomst tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) betreffende de overdracht van kernmateriaal van 21 september 1981, gedaan te Brussel op 8 September 1993;

c) Uitwisseling van nota's tot vaststelling van een uitvoeringsregeling inzake de overdracht van plutonium, bij de Overeenkomst tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) betreffende de overdracht van kernmateriaal van 21 september 1981, gedaan te Brussel op 8 September 1993; en

d) Uitwisseling van nota's tot vaststelling van een uitvoeringsregeling tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) betreffende de overdracht van plutonium in het kader van de Overeenkomst tussen de regering van Australië en EURATOM betreffende overdracht van kernmateriaal van Australië aan EURATOM, en het begeleidend schrijven nr. 2 van 21 september 1981 en de uitvoeringsregeling betreffende de overdracht van plutonium van 8 september 1993.

Gedaan in tweevoud te….., deze ….. dag van … in de Bulgaarse, Tsjechische, Deense, Nederlandse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Duitse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Poolse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Spaanse en Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

2.

Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie Voor de Regering van Australië


[handtekening] [handtekening]

BIJLAGE A

OPWERKING

Overwegende dat krachtens artikel VIII van deze overeenkomst nucleair materiaal dat onder deze overeenkomst valt, uitsluitend mag worden opgewerkt overeenkomstig de in deze bijlage omschreven voorwaarden.

De partijen bij deze overeenkomst,

Erkennende dat de scheiding, de opslag, het vervoer en het gebruik van plutonium bijzondere maatregelen vereisen om het risico van nucleaire proliferatie te verminderen;

Gelet op de rol van opwerking in verband met efficiënt energiegebruik, beheer van in verbruikte splijtstof vervat materiaal of andere vreedzame en niet-explosieve gebruiksdoeleinden met inbegrip van onderzoek;

Geleid door de wens te komen tot voorzienbare en praktische toepassing van de overeengekomen voorwaarden als neergelegd in deze bijlage, waarbij rekening wordt gehouden zowel met hun vastbeslotenheid de doelstelling van non-proliferatie te bevorderen als met de behoefte op lange termijn van de splijtstofkringloopprogramma's van de partijen;

Vastbesloten voort te gaan met de ondersteuning van de ontwikkeling van de internationale veiligheidscontrole en andere maatregelen met betrekking tot opwerking en plutonium, inclusief maatregelen om de weerstand tegen proliferatie en doeltreffende fysieke beveiliging te bevorderen;

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

Onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal mag worden opgewerkt overeenkomstig de volgende voorwaarden:

a) de opwerking vindt plaats voor het doel van energiegebruik of het beheer van in verbruikte splijtstof vervat materiaal, in overeenstemming met het wederzijds via overleg tussen de bevoegde instanties overeengekomen splijtstof­kringloopprogramma;

b) een beschrijving van elk voorgesteld splijtstofkringloopprogramma, met inbegrip van nadere gegevens inzake het beleid en het wettelijk en regelgevingskader met betrekking tot opwerking en met betrekking tot opslag, gebruik en vervoer van plutonium, wordt verstrekt door de partij die deze activiteiten overweegt;

c) het afgescheiden plutonium wordt opgeslagen en gebruikt overeenkomstig het in het bovenstaande punt a) bedoelde splijtstofkringloopprogramma; en

d) de opwerking en het gebruik van het afgescheiden plutonium voor andere vreedzame en niet-explosieve doeleinden met inbegrip van onderzoek vinden slechts plaats onder de voorwaarden die schriftelijk tussen de partijen zijn overeengekomen na overleg overeenkomstig artikel 2 van deze bijlage.

Artikel 2

Binnen 40 dagen na ontvangst van een verzoek van één der partijen wordt tussen de partijen overleg gepleegd om:

a) de toepassing van de bepalingen van deze bijlage te bespreken;

b) wijzigingen van het in artikel 1 van deze bijlage bedoelde splijtstofkringloopprogramma in overweging te nemen;

c) verbeteringen van de internationale veiligheidscontrole en andere controletechnieken, met inbegrip van de vaststelling van nieuwe en algemeen aanvaarde internationale mechanismen met betrekking tot opwerking en plutonium, in overweging te nemen; dan wel

d) voorstellen voor opwerking en gebruik, opslag en vervoer van het afgescheiden plutonium voor andere vreedzame en niet-explosieve doeleinden met inbegrip van onderzoek in overweging te nemen.


1INFCIRC/540.

2INFCIRC/274/Rev.l.

3In de zin van dit artikel is uitrusting beperkt tot de items 1.1, 3, 4, 5, 6, 7 van bijlage B bij INFCIRC/254/Rev.9/Part 1, zonder de sub-componenten daarvan.

4Wanneer dergelijk nucleair materiaal niet kan worden onderworpen aan alle in artikel VII bedoelde voorwaarden en regelingen, wordt dit nucleair materiaal niet gebruikt gebruikt totdat de partijen met elkaar overleg hebben gepleegd en een besluit hebben genomen over de toe te passen veiligheidscontrole en maatregelen voor fysieke beveiliging.

NL NL