Toelichting bij COM(2011)131 - Statistieken die zijn opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2150/2002 betreffende afvalstoffenstatistieken, en de kwaliteit daarvan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52011DC0131

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de statistieken die zijn opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2150/2002 betreffende afvalstoffenstatistieken, en de kwaliteit daarvan /* COM/2011/0131 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 17.3.2011


COM(2011) 131 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de statistieken die zijn opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2150/2002 betreffende afvalstoffenstatistieken, en de kwaliteit daarvan

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de statistieken die zijn opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2150/2002 betreffende afvalstoffenstatistieken, en de kwaliteit daarvan

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

3

3.

1.1. Verordening betreffende afvalstoffenstatistieken 3


4.

1.2. Kwaliteit van volgens verschillende methoden opgestelde statistieken 3


5.

1.3. Kwaliteitscontrole 4


6.

2. Punctualiteit en tijdigheid 5


7.

3. Volledigheid 5


8.

4. Nauwkeurigheid van de gegevens 6


9.

4.1. Gegevensdekking 6


10.

4.2. Uitsplitsing naar economische sector 6


11.

4.3. Afvalstoffenclassificatie 6


12.

5. Vergelijkbaarheid 6


13.

5.1. Vergelijkbaarheid in de tijd 6


14.

5.2. Vergelijkbaarheid tussen landen 6


15.

6. Belasting voor de ondernemingen 6


16.

7. Herziening van de verordening betreffende afvalstoffenstatistieken 6


17.

8. Resultaten en verwachtingen 6


1.

Inleiding



18.

Verordening betreffende afvalstoffenstatistieken


Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken i moet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad om de drie jaar een verslag over de uitvoering van deze verordening voorleggen . Het eerste verlag is in 2008 gepubliceerd i.

In sectie 7, punt 3, van de bijlagen I en II is bepaald dat de kwaliteitsrapporten van de lidstaten in het in artikel 8 voorgeschreven verslag moeten worden opgenomen. Deze rapporten zijn beschikbaar op de volgende website:

circa.europa.eu/Public/irc/dsis/pip/library?l=

Dit verslag geeft een overzicht van de sinds de eerste gegevensindiening in 2006 geboekte vooruitgang. Het bestrijkt de 27 EU-lidstaten en licht de resultaten toe van de laatste gegevensindiening in juni 2010. Het beschrijft ook de overgang van NACE Rev. 1.1 naar NACE Rev. 2 en geeft een overzicht van de veranderingen en de verwachte verbeteringen die uit de herziening van de verordening betreffende afvalstoffenstatistieken zullen voortvloeien.

De verordening schrijft voor dat de EU-lidstaten vanaf het referentiejaar 2004 om de twee jaar gegevens moeten verstrekken. In de bijlagen I en II zijn de voorschriften voor de statistieken over afvalproductie, afvalbehandeling en afvalbehandelingscapaciteit vastgesteld. De resultaten zijn uitgesplitst naar afvalcategorie overeenkomstig de statistische lijst van afvalstoffen (EAC-Stat), die is opgenomen in bijlage III bij de verordening.

19.

Kwaliteit van volgens verschillende methoden opgestelde statistieken


Verordening (EG) nr. 2150/2002 omschrijft de in te dienen gegevens en de kwaliteit daarvan maar schrijft geen specifieke methode voor de opstelling van de afvalstoffenstatistieken voor, wat betekent dat deze volgens verschillende methoden worden samengesteld. Dit stelt de lidstaten in staat hun gegevensverzamelingssystemen te handhaven en de voor de naleving van de verordening vereiste veranderingen tot een minimum te beperken.

De toepassing van verschillende methoden kan echter leiden tot methodische verschillen tussen de landen, tussen verschillende gegevensverzamelingen uit eenzelfde land en zelfs binnen afzonderlijke gegevensverzamelingen. Dit maakt het moeilijk om de vergelijkbaarheid en een hoge kwaliteit van de gegevens te waarborgen.

De wijze waarop de kwaliteit van de gegevens kan worden gemeten, hangt af van de gehanteerde methoden. Voor verschillende methoden zijn er verschillende kwaliteitsparameters (bv. variatiecoëfficiënt voor steekproefenquêtes, gevoeligheidsanalyse voor modellering enz.). Met name de combinatie van verschillende methoden binnen gegevensverzamelingen maakt het moeilijk om indicatoren voor de algehele gegevenskwaliteit vast te stellen. De toepassing van verschillende methoden waarin de verordening voorziet, bemoeilijkt dan ook de beoordeling van de gegevenskwaliteit en de mededeling van informatie daarover.

In hun kwaliteitsrapporten vermelden de lidstaten de gegevens onder verwijzing naar de kwaliteitselementen die gewoonlijk in het Europees statistisch systeem i worden gebruikt en die worden aangegeven in Verordening (EG) nr. 1445/2005 betreffende de kwaliteit van afvalstoffenstatistieken i.

20.

Kwaliteitscontrole


Sinds de eerste gegevensindiening in 2006 heeft Eurostat een efficiënt kwaliteitscontrolesysteem opgezet dat uit twee fasen bestaat. De eerste fase is een snelle evaluatie van de gegevens en de kwaliteitsrapporten; binnen twee maanden na de uiterste rapporteringsdatum ontvangen de landen een evaluatieverslag. De tweede fase is een grondige validering zonder strikte termijn.

De snelle evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vijf criteria:

- volledigheid van de gegevensverzamelingen;

- volledigheid van het kwaliteitsrapport;

- tijdigheid;

- juiste toepassing van definities en classificaties;

- toepassing van degelijke statistische methoden.

In deze fase heeft de gegevensvalidering vooral betrekking op de interne samenhang van de nieuwe gegevens en op de ontwikkelingen in de tijd. De analyse wordt op een sterk geaggregeerd niveau uitgevoerd en is bedoeld om belangrijke breuken in reeksen op te sporen.

De snelle evaluatie wordt door de landen beoordeeld. Dit leidt tot onmiddellijke feedback op de kwesties die in de evaluatieverslagen aan de orde worden gesteld en waarborgt een tijdige publicatie van de gegevens. De gegevens per land worden drie maanden na de uiterste indieningstermijn in de verspreidingsdatabank van Eurostat gepubliceerd.

Bij de grondige validering worden de gegevens op een meer gedetailleerd niveau (bv. naar economische sector en afvalcategorie) geanalyseerd en worden patronen en ontwikkelingen in de landen vergeleken. De valideringscontroles omvatten:

- vergelijkingen binnen een land van afvalproductie met waarden uit voorgaande jaren voor elke economische activiteit onder gebruikmaking van passende indicatoren;

- vergelijkingen tussen landen van de gegevens voor elke economische activiteit;

- kruiscontroles met gegevens over afvalstoffen die voortvloeien uit andere rapporteringsverplichtingen, zoals toezicht op de naleving uit hoofde van andere wetgeving inzake afvalstoffen.

Mogelijke vragen worden getoetst aan de kwaliteitsverslagen van de landen en de feedback op de snelle evaluatie en kunnen ertoe leiden dat een tweede reeks vragen aan de betrokken landen wordt toegezonden.

21.

PUNCTUALITEIT EN TIJDIGHEID


Gegevens en kwaliteitsverslagen moeten binnen 18 maanden na het referentiejaar worden ingediend; de uiterste indieningdatum voor het referentiejaar 2008 was dus 30 juni 2010. Wanneer de gegevens onvolledig waren of kwaliteitsrapporten ontbraken, werd de landen verzocht de ontbrekende informatie zo spoedig mogelijk te verstrekken.

Ten tijde van dit verslag kan de nakoming van de rapporteringsdatum voor het referentiejaar 2008 als volgt worden samengevat:

- 19 landen hebben hun gegevensverzamelingen op tijd ingediend;

- 4 lidstaten hebben hun gegevens drie weken na de uiterste datum ingediend, zodat zij nog in de eerste evaluatieronde konden worden meegenomen (Portugal, Oostenrijk, Frankrijk, Cyprus);

- 1 lidstaat (Roemenië) heeft de gegevens op 20 september 2010 ingediend;

- 3 lidstaten hebben de gegevens meer dan drie maanden na de uiterste datum ingediend: Italië op 11 november, Griekenland op 1 december en Ierland op 21 december 2010. Griekenland en Ierland hadden al in voorgaande rapporteringsjaren grote achterstand bij de rapportering.

In het algemeen was de naleving van de rapporteringstermijn voor 2008 dan ook bevredigend. 23 van de 27 lidstaten dienden hun gegevens op tijd of met een vertraging van maximaal drie weken in. Eurostat heeft een procedure voor toezicht op de naleving opgezet en worden aan de lidstaten op korte termijn en volgens een bepaald tijdschema herinneringen toegezonden. Daardoor is de punctualiteit verbeterd in vergelijking met het referentiejaar 2006, toen 18 landen hun gegevens binnen dezelfde termijn indienden.

- Bekendmaking

De gegevens over afvalproductie en afvalbehandeling zijn op 4 oktober in de verspreidingsdatabank van Eurostat gepubliceerd. Na de afronding van de grondige validering wordt een bijwerking van de databank verwacht.

22.

VOLLEDIGHEID


De indiening van volledige gegevensverzamelingen is voor de opstelling van EU-aggregaten van cruciaal belang. Ontbrekende gegevens beperken de interpretatie en de informatieve waarde van afvalstoffenstatistieken. De landen wordt daarom verzocht het aantal ontbrekende gegevens zoveel mogelijk te beperken, zo nodig door schattingen in te dienen.

In de eerste rapporteringsronde voor het referentiejaar 2004 konden 6 van de 27 EU-lidstaten volledige gegevensreeksen verstrekken voor afvalproductie en wel voor alle afvalcategorieën en alle sectoren. 21 lidstaten dienden gegevens in waarbij een aantal gegevens ontbraken. Meestal hadden de ontbrekende gegevens betrekking op afvalstoffen die worden geproduceerd in de landbouw, jacht en bosbouw (NACE A 01, A 02) en in de visserij (NACE A 03) of op de rapportering over slib (in nat en droog gewicht). In totaal bedroeg het aandeel van ontbrekende gegevens over afvalproductie ongeveer 9% van de vereiste gegevens.

Voor het referentiejaar 2006 is de volledigheid van de gegevens sterk verbeterd. Het aandeel van de ontbrekende gegevens over afvalproductie is gedaald tot 2,1 %. Slechts 7 landen dienden gegevensverzamelingen in waarin gegevens ontbraken, terwijl 20 lidstaten volledige gegevensverzamelingen indienden. Het aandeel van ontbrekende gegevens is het hoogst voor de bovenvermelde sectoren (NACE A 01–03). In 2006 werden de gegevensverzamelingen met het hoogste aandeel ontbrekende gegevens ingediend door Ierland, Italië en Litouwen.

Wat de gegevens over afvalbehandeling betreft, is het aantal landen dat onvolledige gegevensverzamelingen indiende tussen 2004 and 2006 ook sterk afgenomen. In 2004 dienden 15 landen onvolledige gegevensverzamelingen in. Het aandeel ontbrekende gegevens bedroeg voor de EU27 2,5 % van de vereiste gegevens. In 2006 dienden slechts 5 landen onvolledige gegevensverzamelingen voor de hoeveelheden behandeld afval in. Het aandeel ontbrekende waarden daalde tot 1,5%. Meer dan 70 % van de ontbrekende gegevens heeft betrekking op de verwijdering van afval door behandeling op of in de bodem en lozing in waterlichamen, wat voornamelijk gebeurt met niet-gevaarlijk slib.

Verder is de volledigheid van de gegevens voor afvalproductie en afvalbehandeling voor het referentiejaar 2008 verbeterd. Doordat drie landen hun gegevens te laat indienden, was de evaluatie echter nog aan de gang toen dit verslag werd opgesteld.

23.

NAUWKEURIGHEID VAN DE GEGEVENS


Nauwkeurigheid gaat ombetreft de mate van overeenstemming tussen de geschatte of berekende waarde en de exacte of echte waarde, inclusief aspecten zoals steekproeffouten, gegevensdekking, toegepaste drempels, non-respons, aanpassingen, controles en correcties of vertrouwelijkheid.

24.

Gegevensdekking


De verordening beoogt de opstelling van statistieken over afvalstoffen overeenkomstig het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/98/EG. Statistieken over de productie van afval moeten voor alle economische sectoren en voor huishoudens worden opgesteld en moeten afval omvatten dat afkomstig is van terugwinnings- en/of verwijderingsactiviteiten, bekend als secundair afval. De statistieken moeten ook het afval van kleine bedrijven (< 10 werknemers) bestrijken, hoewel dergelijke bedrijven zoveel mogelijk van enquêtes moeten worden vrijgesteld.

De statistieken over afvalbehandeling bestrijken alle afvalstoffen die binnen een land worden teruggewonnen of verwijderd, ongeacht de oorsprong ervan. Het onderliggende concept van de verordening is de verzameling van gegevens over de eindbestemming van de afvalstoffen; de statistieken hebben geen betrekking op de voorbehandeling.

Van het toepassingsgebied van de verordening uitgesloten zijn alle afvalstoffen die direct worden gerecycled op de plaats waar zij zijn geproduceerd.

- Dekkingsfouten

De geconstateerde dekkingsfouten hebben meestal te maken met een van de volgende aspecten:

- onduidelijke definities (in de wetgeving), bv. het onderscheid tussen afval en niet-afval;

- ingevoerd en uitgevoerd afval;

- dekking van secundair afval en kleine bedrijven;

- problemen bij specifieke economische sectoren (bv. bouw- en sloopwerkzaamheden).

Het is moeilijk het algehele effect van dekkingsfouten te beoordelen. Dekkingsfouten kunnen leiden tot te lage of te hoge schattingen. De mogelijke gevolgen van methodische aanpassingen blijken uit voorbeelden uit Polen en Zweden. Voor het referentiejaar 2008 bracht Polen de gegevensdekking voor dierlijke feces en mest in overeenstemming met de Europese jurisprudentie (zaak C-416/02) en sloot de hoeveelheid op landbouwgrond gebruikte mest van de afvalstoffenstatistieken uit. In Zweden werd de gegevensdekking voor houtafval en dierlijk en plantaardig afval herzien in het licht van de criteria voor het onderscheiden van afvalstoffen en bijproducten i. In beide landen hebben de aanpassingen geleid tot een aanzienlijke vermindering van de geproduceerde hoeveelheden, met ongeveer 96 miljoen ton in Polen en 21 miljoen ton in Zweden.

25.

Uitsplitsing naar economische sector


De verordening vraagt de lidstaten hun gegevens uit te splitsen naar 20 afvalproducerende activiteiten (19 economische sectoren plus huishoudens). Een juiste indeling bij de afvalproducerende activiteiten is een voorwaarde voor:

- de vergelijkbaarheid van sectorspecifieke afvalhoeveelheden;

- de samenhang van de afvalstoffenstatistieken met de bedrijfsstatistieken.

De indeling naar economische activiteiten geschiedt op grond van de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE). Voor de referentiejaren 2004 en 2006 was de NACE Rev. 1.1 van toepassing, terwijl de gegevens vanaf het jaar 2008 op basis van de NACE Rev. 2 worden verzameld.

- Overgang naar de NACE Rev. 2

De nieuwe uitsplitsing naar economische categorie volgens de NACE Rev. 2 is gedefinieerd in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 i . Gezien het hoge aggregatieniveau dat in de verordening betreffende afvalstoffen wordt gehanteerd, zijn de gevolgen van de overgang van de NACE Rev. 1.1 naar de NACE Rev. 2 beperkt; 17 van de 19 economische aggregaten die voor afvalstoffenstatistieken worden gebruikt, zijn vrijwel identiek.

De grootste verandering heeft te maken met de classificatie van afvalbeheersactiviteiten. Afvalbeheersactiviteiten die tot dusver vielen onder Inzameling en verwerking van afvalwater en afval (NACE Rev. 1.1, afdeling 90) worden nu ingedeeld bij de nieuwe afdeling 38 Inzameling, verwerking en verwijdering van afval; terugwinning, terwijl Afvalwaterinzameling en –behandeling (NACE Rev. 1.1, code 9001) nu onder de nieuwe afdeling 37 Afvalwaterafvoer valt. Bijgevolg zullen de meeste afvalbeheersactiviteiten nu in de nieuwe afdeling 38 worden ondergebracht. Om de tijdreeksen op het niveau van de economische sectoren in stand te houden, worden de gegevens over afvalbeheersactiviteiten voor 2004 en 2006 geconverteerd naar de uitsplitsing volgens NACE Rev. 2. De conversie wordt uitgevoerd door Eurostat in overleg met de lidstaten.

Daarnaast is de categorie Uitgeverijen (NACE Rev. 1.1, code 221) overgebracht van de industrie (subsectie DE) naar de nieuwe sectie J Informatie en communicatie en zij valt dus nu onder diensten. In dit geval zal geen conversie van de gegevens voor 2004 en 2006 worden uitgevoerd, tenzij de gegevensanalysen een significante weerslag op de tijdreeksen uitwijzen.

- Onjuiste indeling

De wijze waarop afvalstoffen aan de afvalproducerende sector worden toegewezen, hangt af van de methoden die voor de gegevensverzameling worden toegepast. Er bestaat een significant risico voor een verkeerde toewijzing van de afvalstoffen in landen waar de gegevens over afvalproductie indirect worden afgeleid van de gegevens over afvalbehandeling. Dat zijn Denemarken, Duitsland, Litouwen, Oostenrijk en Malta. Informatie over de afvalproducerende onderneming of sector is alleen bekend uit secundaire bronnen (bv. afvalinzamelingsbedrijven, afvalbehandelingsbedrijven) of moet met andere middelen worden afgeleid (bv. aan de hand van modellen of door gebruikmaking van de Europese lijst van afvalstoffen i, die informatie over de oorsprong van de afvalstoffen bevat).

Sommige betrokken landen volgen nu een nieuwe aanpak om de indeling naar economische sector te verbeteren. Duitsland heeft een aanvullende steekproefenquête over afvalproducenten ingevoerd om de geproduceerde afvalstoffen nauwkeuriger aan de bron te kunnen toewijzen. Litouwen is eveneens voornemens een aanvullende enquête over afvalproductie in te voeren. Oostenrijk verwacht een verbetering van de toewijzing van afvalstoffen aan sectoren dankzij een nieuw elektronisch informatiesysteem. Denemarken voert een nieuw systeem voor afvalgegevens in, zodat beter kan worden voldaan aan de vereiste uitsplitsing vanaf het referentiejaar 2012.

26.

Afvalstoffenclassificatie


Het belang van de classificatie van afvalstoffen voor nauwkeurige en vergelijkbare afvalstoffenstatistieken ligt voor de hand: afvalcategorieën zijn voor het toezicht op het afvalstoffenbeleid op EU-niveau alleen bruikbaar als zij dezelfde soorten afvalstoffen bestrijken.

De verordening definieert de uitsplitsing naar afvalcategorie overeenkomstig de statistische lijst van afvalstoffen (EAC-Stat), maar schrijft geen specifieke classificatie voor de gegevensverzameling voor. Het staat de landen vrij een classificatie voor afvalstoffen te kiezen, onder voorwaarde dat zij de vastgestelde formaten met de vereiste kwaliteit kunnen produceren.

De meeste landen verzamelen hun gegevens overeenkomstig de Europese lijst van afvalstoffen, die 839 soorten afvalstoffen omvat. Ondanks enkele problemen met de toepassing van deze classificatie waarborgt het wijdverspreide gebruik ervan een hoog vergelijkbaarheidsniveau. De algehele uitwerking van classificatiefouten op de gegevensnauwkeurigheid wordt klein geacht.

27.

VERGELIJKBAARHEID


Vergelijkbaarheid in de tijd

Nu de derde rapporteringsronde is voltooid, is een eerste beoordeling van de vergelijkbaarheid van de gegevens in de tijd mogelijk.

Uit de evaluatie van de kwaliteitsverslagen van de landen blijkt dat vrijwel alle lidstaten hun aanpak van de nationale afvalstoffenstatistieken aanzienlijk hebben aangepast. De meeste landen werken nu aan een verdere verbetering van de kwaliteit van hun gegevensverzameling (bv. aanvulling van ontbrekende gegevens, verbetering van de dekking) en van de efficiëntie van hun methoden.

De vergelijking van de gegevens voor 2008 met de voorgaande jaren, die een vermindering van de afvalproductie met ongeveer 309 miljoen ton ofwel 10,9 % laat zien, maakt echter duidelijk dat methodische aanpassingen in afzonderlijke landen nog steeds significante gevolgen kunnen hebben voor de EU-aggregaten. Dit wordt het best geïllustreerd door het feit dat deze ontwikkeling kan worden toegeschreven aan methodische veranderingen in drie lidstaten. Terwijl de verminderingen in Polen en Zweden het gevolg zijn van aanpassingen aan de gegevensdekking (zie punt 4.1) meldde Frankrijk veel lagere hoeveelheden afval uit de bouwnijverheid (NACE Rev. 1.1, sectie F) als gevolg van een onlangs ingevoerde meer nauwkeurige enquête voor de bouwsector.

Dankzij het gegevensvalideringssysteem van Eurostat worden breuken in tijdreeksen opgespoord en gecorrigeerd of verklaard. Daarnaast zijn de kwaliteitsrapporten van de landen een nuttig hulpmiddel gebleken om de methodische veranderingen en de gevolgen daarvan in de lidstaten te monitoren.

Om consistente tijdreeksen op het niveau van de economische sectoren te garanderen, werden de gegevens voor 2004 en 2006 aangepast voor de veranderingen in de uitsplitsing naar sector, die resulteren uit de overgang naar NACE Rev. 2. Tevens werden de gegevens voor 2004 die ontbraken als gevolg van de afwijkingen voor 11 landen met terugwerkende kracht toegerekend op basis van de gegevens voor 2006.

28.

Vergelijkbaarheid tussen landen


Dankzij de gemeenschappelijke definities en classificaties is de vergelijkbaarheid van de gegevens tussen de landen vrij goed. Verschillen tussen de landen in de totalen voor geproduceerd en behandeld afval kunnen steeds beter worden verklaard. Sommige problemen blijven bestaan wanneer landen geen statistische eenheden hebben gebruikt om een verband te leggen met de economische activiteiten waarbij het afval vrijkomt. Dit heeft geen invloed op de gerapporteerde totale afvalhoeveelheden maar beperkt de vergelijkbaarheid naar economische sector.

De grondige gegevensanalyse, onder meer door middel van sectorspecifieke indicatoren, zorgt voor een voortdurende verbetering van de vergelijkbaarheid tussen de landen.

29.

BELASTING VOOR DE ONDERNEMINGEN


De verordening betreffende afvalstoffenstatistieken vraagt de lidstaten om de belasting te verminderen door toegang te bieden tot administratieve gegevens en om kleine bedrijven met minder dan tien werknemers van enquêtes uit te sluiten, tenzij zij een significant aandeel in het vrijkomen van afval hebben.

De meeste lidstaten meten de belasting niet in fysieke eenheden en kunnen bijgevolg alleen kwalitatieve beoordelingen leveren. In de kwaliteitsrapporten voor het referentiejaar 2008 verstrekten 7 lidstaten cijfers over de door respondenten benodigde tijd. Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk meldden een belasting tussen 30 minuten en vier uur per respondent. Veel meer tijd wordt gemeld door Zweden (tot 25 uur per respondent) en Polen (tot 40 uur). Ondanks de lange tijd die hiervoor vereist is, beschouwt Zweden de totale belasting door de afvalstatistieken als zeer licht, omdat het overgrote deel van de informatie afkomstig is uit administratieve bronnen en slechts voor zeer weinig ondernemingen direct onderzoek wordt uitgevoerd. In Polen is de zware belasting voor een deel te wijten aan het feit dat voor het rapporteringssysteem wordt overgeschakeld van statistische enquêtes naar een administratief informatiesysteem, waardoor de ondernemingen volgens beide systemen moeten rapporteren totdat het nieuwe systeem volledig klaar is.

De bedrijven worden het meest geholpen als dubbele rapportering wordt vermeden door gebruikmaking van administratieve gegevens en/of door een goede coördinatie van de afvalstoffenenquêtes tussen de betrokken instellingen (bureaus voor de statistiek, milieuministeries en milieuagentschappen). Voor 15 lidstaten vormen administratieve gegevens de belangrijkste gegevensbron voor afvalstoffenstatistieken. Andere landen gebruiken administratieve gegevens als één van vele gegevensbronnen.

Met de uitsluiting van kleine ondernemingen bij de enquêtes wordt op verschillende manieren omgegaan. Sommige landen bestrijken kleine ondernemingen door steekproefenquêtes en extrapoleren de resultaten. De meeste landen sluiten ze echter volledig uit, waarbij de cijfers hetzij buiten beschouwing worden gelaten, hetzij door factorgebaseerde schattingsmodellen worden geëxtrapoleerd. De landen hebben verschillende uitsluitingsdrempels vastgesteld, die meestal aan de hand van het aantal werknemers of de jaarlijks geproduceerde hoeveelheid afval zijn bepaald. Sommige landen combineren beide criteria om er zeker van te zijn dat ook kleine ondernemingen door de gegevensverzameling worden gedekt wanneer zij de vastgestelde afvalproductiedrempel overschrijden.

30.

HERZIENING VAN DE VERORDENING BETREFFENDE AFVALSTOFFENSTATISTIEKEN


Na de eerste twee rapporteringsperioden zijn enkele tekortkomingen gebleken en mogelijke verbeteringen werden al aangemerkt in het eerste verslag aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008) 355). Bovendien stelt de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen (2008/98/EG) nieuwe informatiebehoeften en gewijzigde definities vast.

In het najaar 2008 werd daarom een taskforce opgericht die alle mogelijke onderwerpen moet bekijken en eindaanbevelingen voor de herziening van de bijlagen bij de verordening moet voorbereiden. Eind juli 2009 werd een aantal documenten met details en een verklaring betreffende de voorgestelde veranderingen voor overleg naar de lidstaten gestuurd. Het daaruit resulterende wetsvoorstel werd op 27 september 2010 door de Commissie goedgekeurd i.

De herziening had tot doel:

- de bruikbaarheid van afvalstoffenstatistieken te vergroten;

- de bepalingen van de richtlijn te vereenvoudigen;

- de verordening af te stemmen op andere rapporteringsverplichtingen voor afvalstoffen.

De voornaamste verandering is de harmonisatie van de uitsplitsing naar afvalcategorie in sectie 2 van de bijlagen I en II bij de verordening. De verschillende uitsplitsingen bemoeilijkten de gegevensvalidering en de mededeling van de resultaten. In de toekomst zullen afvalproductie en afvalbehandeling volgens dezelfde 51 afvalcategorieën worden gerapporteerd. Hoewel dit zal leiden tot een nominale toename van de te rapporteren gegevens wordt niet verwacht dat de nieuwe bepaling tot een extra belasting zal leiden.

Bovendien zijn sommige afvalcategorieën gereorganiseerd of nieuw ingevoerd om de bruikbaarheid van de gegevens te vergroten, bv. voor monitoring van het afvalbeleid. Dit houdt het volgende in:

- afzonderlijke afvalcategorieën voor mineraal bouw- en sloopafval, voor grond en voor baggerspecie;

- afzonderlijke afvalcategorieën voor vloeibaar en mineraal afval van afvalbehandeling (secundair afval);

- reorganisatie van de categorieën dierlijk en plantaardig afval en metaalafval;

- aggregatie van verschillende soorten chemisch afval in één categorie.

Bovendien werden de afvalbehandelingscategorieën gereorganiseerd om de verordening in overeenstemming te brengen met de definities en vereisten van de herziene kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen en om gegevens over het aantal en de capaciteit van stortplaatsen op te nemen, die tot dusver worden verzameld krachtens Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen i.

Gegevens over de hoeveelheden behandeld afval overeenkomstig bijlage II zullen alleen op nationaal niveau moeten worden gemeld. Rapportering op NUTS 1-niveau is afgeschaft omdat niet bewezen is dat deze informatie nuttig is voor het beleid. De rapportereingseisen inzake het aantal en de capaciteit van afvalbehandelingsinrichtingen werden gereduceerd omdat sommige ingediende gegevens van beperkt nut bleken te zijn.

Naar verwachting zal de herziening van de verordening in het algemeen de bruikbaarheid en de duidelijkheid van de gegevens vergroten zonder de landen meer te belasten. Hoewel de herziening een aantal breuken in reeksen tot gevolg zal hebben, zal de continuïteit van de gegevens in de tijd in hoge mate worden gehandhaafd. De herziene verordening is vanaf het referentiejaar 2010 van toepassing.

De handleiding voor de uitvoering van de verordening betreffende afvalstoffenstatistieken is aan de ingevoerde veranderingen aangepast.

- Statistieken over de in- en uitvoer van afvalstoffen

Artikel 1, lid 3, van de verordening betreffende afvalstoffenstatistieken bepaalt dat, na de pilotstudies overeenkomstig artikel 5, lid 1, afvalstoffenstatistieken de invoer en uitvoer moeten omvatten van afvalstoffen waarvoor geen gegevens verzameld zijn in het kader van de verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (1013/2006/EG) i, m.a.w. voor de afvalstoffen van de zogenoemde groene lijst. Op grond van deze bepalingen heeft Eurostat een pilotstudieprogramma opgesteld voor de periode 2003-2007 waaraan 11 landen hebben deelgenomen.

Op basis van deze studies, waarvan de resultaten zijn samengevat in een verslag van de Commissie (COM(2008) 501), werd in november 2009 met de lidstaten een voorstel besproken. Uit de discussie is gebleken dat verscheidene landen grote moeite zouden hebben met het bijhouden van regelmatige statistieken over invoer en uitvoer van afvalstoffen. Bijgevolg heeft Eurostat besloten de gebruikersbehoeften en de politieke rechtvaardiging voor deze statistieken te herzien.

31.

RESULTATEN EN VERWACHTINGEN


Sinds de eerste rapportering in 2006 is grote vooruitgang geboekt met de opstelling van afvalstoffenstatistieken. De punctualiteit en de volledigheid van de gegevensindiening door de lidstaten en de tijdigheid van de publicatie van de gegevens zijn voortdurend verbeterd. Afvalstoffenstatistieken hebben een vrij hoge mate van vergelijkbaarheid tussen de landen bereikt en er is grote vooruitgang geboekt op weg naar volledige gegevensdekking. In het algemeen zijn de gegevens voor de meeste landen van passende kwaliteit.

De gegevensharmonisatie wordt bevorderd door een aantal methodische richtsnoeren, die beschikbaar zijn op de website van het Environmental Data Centre on Waste. Fouten en methodische tekortkomingen worden door het kwaliteitscontrolesysteem opgespoord.

Sinds de gegevensindiening voor 2008 zijn de gegevens over afvalproductie en afvalbehandeling nu voor de periode van 2004 tot 2008 beschikbaar. Door de uitbreiding van de tijdreeksen worden de gegevens steeds nuttiger, bv. voor de ontwikkeling van indicatoren en ten behoeve van milieurekeningen.

Tegelijkertijd kunnen methodische veranderingen in bepaalde landen nog steeds een significante weerslag hebben op de tijdreeksen, zowel op nationaal niveau als op het niveau van het EU27-aggregaat. Ontwikkelingen in de tijd moeten daarom nog steeds omzichtig en na zorgvuldige analyse van de onderliggende gegevens worden geïnterpreteerd. Ook moet worden nagegaan hoe afvalstoffenstatistieken worden beïnvloed door nieuwe concepten die zijn ingevoerd door de herziene kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen, m.a.w. criteria om uit te maken wanneer een stof niet langer een afvalstof is.

Er zijn indicatoren over de productie van gevaarlijk afval en over de productie van niet-minerale afvalstoffen ontwikkeld en geïntegreerd in de indicatoren voor duurzame ontwikkeling en in de indicatoren voor monitoring van de Europa 2020-strategie. Aan de ontwikkeling van een indicator voor recycling wordt echter nog gewerkt.

Naar verwachting zal de herziene verordening, die vanaf het referentiejaar 2010 van toepassing is, de afvalstoffenstatistieken veel bruikbaarder en duidelijker maken.
2273_47140765&_dad=portal&_schema=PORTAL.