Toelichting bij COM(2011)161 - EU-standpunt met betrekking tot de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het Voedselhulpverdrag 1999 is namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2000/421/EG van de Raad. Het is van kracht tot en met 30 juni 2011 als gevolg van de verlenging waartoe de Commissie inzake voedselhulp op haar 102e vergadering van 4 juni 2010 heeft besloten.

Het Voedselhulpverdrag 1999 en het Graanhandelsverdrag 1995 zijn gekoppeld: het Voedselhulpverdrag kan alleen worden verlengd als het Graanhandelsverdrag 1995 ook gedurende dezelfde periode van kracht is. Het Voedselhulpverdrag is in de jaren zestig opgezet als middel waarmee ontwikkelde landen zich op gecoördineerde en aanvaardbare wijze kunnen ontdoen van landbouwoverschotten door deze aan ontwikkelingslanden in nood af te staan.

Aangezien het huidige Voedselhulpverdrag in juni 2011 verstrijkt, zal de verlenging ervan formeel aan de orde worden gesteld op de bijeenkomst van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011. Op de 103e vergadering, op 14 december 2010, kwamen de leden van de Commissie inzake voedselhulp overeen dat zij de kwestie van de verlenging van het Voedselhulpverdrag dichter bij de verstrijkingsdatum (30 juni 2011) opnieuw zouden bespreken. Op een informele bijeenkomst die eveneens op 14 december 2010 plaatsvond, gaven enkele leden van het Voedselhulpverdrag (Australië, Canada, Zwitserland, Japan en de Verenigde Staten) te kennen dat zij er in principe voor waren om het verdrag nog eens met een jaar te verlengen, dus tot 30 juni 2012. De EU herhaalde echter het standpunt van de Groep humanitaire hulp en voedselhulp (COHAFA) van de Raad, namelijk dat de EU ernaar streefde dat in juni 2011 een besluit wordt genomen over de toekomst van het Voedselhulpverdrag en dat nu de formele heronderhandelingen dienden te worden geopend zonder op enige wijze vooruit te lopen op het formele standpunt dat in juni 2011 zal worden ingenomen.

Op de 103e vergadering op 14 december 2010 kwamen de leden van de Commissie inzake voedselhulp verder overeen om de formele heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag te openen. Het onderhandelingsproces ging onmiddellijk van start, met als uitgangspunt een “nulontwerp” van de nieuwe verdragstekst, te bespreken op de voor 28 februari 2011 tot en met 2 maart 2011 in Londen geplande eerste heronderhandelingsronde. De komende maanden wordt een reeks intensieve onderhandelingssessies gehouden, die moet uitmonden in overeenstemming over een nieuw verdrag dat gericht is op passende en doeltreffende voedselhulpverlening aan kwetsbare bevolkingsgroepen, op basis van de vastgestelde behoeften. De Raad heeft op 17 november 2010 onderhandelingsrichtsnoeren vastgesteld waarbij de Commissie wordt gemachtigd om namens de EU en haar lidstaten over het Voedselhulpverdrag nieuwe onderhandelingen te voeren (document 14907/10).

Op de informele vergadering van de Commissie inzake voedselhulp op 14 december 2010 heeft de EU haar ambitieuze tijdschema nogmaals naar voren gebracht. Idealiter zouden de onderhandelingen in juni 2011 moeten zijn afgerond en zouden de leden tot overeenstemming moeten zijn gekomen vóór de volgende formele vergadering van de Commissie inzake voedselhulp.

Tussen december 2009 en december 2010 hebben leden van de Commissie inzake voedselhulp bovendien informele besprekingen gevoerd over de toekomst van het Voedselhulpverdrag, die geleid hebben tot een consensus over de belangrijkste vraagstukken die het onderwerp zijn van de formele heronderhandelingen. De EU zou er dan ook voor moeten zorgen dat effectieve onderhandelingen worden gevoerd die ertoe leiden dat er uiterlijk in juni 2011 overeenstemming is over een nieuwe verdragstekst.

Er zijn twee mogelijke scenario’s ten aanzien waarvan de EU een gemeenschappelijk standpunt moet bepalen voor de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011:

1. ofwel verkeren de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag in een slotfase (d.w.z. ze zijn afgerond of binnen redelijke tijd af te ronden) vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011. In dat geval is verlenging van het Voedselhulpverdrag met nog eens een jaar de meest geschikte keuze, om te voorkomen dat een vacuüm ontstaat tussen het bestaande verdrag en de inwerkingtreding van een nieuw;

2. ofwel verkeren de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag niet in een slotfase vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011. In dat geval is verlenging van het Voedselhulpverdrag met nog eens een jaar geen passende keuze, en dient de Commissie zich namens de EU en haar lidstaten formeel te verzetten tegen het ontstaan van een consensus in de Commissie inzake voedselhulp ten gunste van verlenging.

Of de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag al dan niet in een slotfase verkeren, zal vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp van juni 2011 worden beoordeeld door de Europese Commissie en de lidstaten in de Groep humanitaire hulp en voedselhulp van de Raad (COHAFA). Als het Voedselhulpverdrag niet wordt verlengd en derhalve verstrijkt, zijn er dus geen minimumverbintenissen meer na te komen. Het is echter waarschijnlijk dat de ontvangende landen, die van mening kunnen zijn dat de voorspelbaarheid van de voedselhulpleveringen zal verminderen, en andere leden van het Voedselhulpverdrag, die de voorkeur geven aan de tot dusver gevolgde aanpak (d.w.z. een mechanisme om gemakkelijker van overschotten af te komen), dit scenario als negatief zullen beoordelen.

Op grond van het Voedselhulpverdrag zijn de EU en de lidstaten verplicht jaarlijks een minimumhoeveelheid voedselhulp te verstrekken, die uitgedrukt wordt in tarwe-equivalent en in waarde. Deze minimumhoeveelheid bedraagt momenteel 1 320 000 ton tarwe-equivalent plus 130 miljoen euro (met inbegrip van vervoerskosten en andere operationele kosten). Op grond van een intern akkoord binnen de EU wordt van de 1 320 000 ton tarwe-equivalent 990 000 ton geregeld door de Europese Commissie.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Besluit 2000/421/EG van de Raad

Besluit 2006/906/EG van de Raad

Besluit 2007/317/EG van de Raad

Besluit 2009/393/EG van de Raad

Besluit 2010/316/EU van de Raad

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Op grond van artikel XXV, onder b), van het Voedselhulpverdrag geldt voor verlenging de voorwaarde dat gedurende de verlengingstermijn het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht blijft. Het Graanhandelsverdrag 1995 blijft van kracht tot en met 30 juni 2011. De Commissie heeft voorgesteld (COM(2011) 4) dat de EU een standpunt inneemt ten gunste van verdere verlenging van dat verdrag.

1.

Uitkomst van de raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



Op de vergadering van de Groep humanitaire hulp en voedselhulp van de Raad (COHAFA) van 9 december 2010 hebben de lidstaten betreffende de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 het standpunt ingenomen dat de EU ernaar moet streven dat in juni 2011 een besluit wordt genomen over de toekomst van het Voedselhulpverdrag en dat nu de formele heronderhandelingen dienden te worden geopend zonder op enige wijze vooruit te lopen op het formele standpunt dat in juni 2011 zal worden ingenomen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



Niet van toepassing.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit



Het voorstel valt onder de gedeelde bevoegdheid.

Evenredigheid



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: besluit van de Raad.

Een ander instrument is om de volgende reden ongeschikt: overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, is dit de enige mogelijkheid voor de vaststelling van het standpunt dat de Europese Unie in de Commissie inzake voedselhulp dient in te nemen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het Voedselhulpverdrag 1999 kan slechts worden verlengd indien het Graanhandelsverdrag 1995 tijdens de verlengingstermijn eveneens van kracht is. De bijdrage aan de administratieve begroting van de Internationale Graanovereenkomst dekt tevens het Voedselhulpverdrag 1999, wat wil zeggen dat verlenging van het Voedselhulpverdrag geen bijkomende begrotingsgevolgen heeft. De bijdrage is opgenomen in artikel 05 06 01 van de EU-begroting (Internationale landbouwovereenkomsten). De geraamde kosten van deze bijdrage zijn opgenomen in het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het namens de Unie in de Internationale Graanraad in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995, dat de Commissie op 18 januari 2011 heeft vastgesteld (COM(2011) 4).

Verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 zou betekenen dat de jaarlijkse verbintenissen voor de verstrekking van voedselhulp door de Europese Unie overeenkomstig artikel III, onder e), van het Voedselhulpverdrag met één jaar worden verlengd. De Europese Commissie is verantwoordelijk voor een deel van de verbintenissen die de EU en haar lidstaten op grond van het Voedselhulpverdrag zijn aangegaan. Samen met de lidstaten is één kennisgeving ingediend, waarbij geen afzonderlijke operaties zijn aangegeven. In artikel VI van het Voedselhulpverdrag is voorzien in uitgestelde en vervroegde nakoming van de verbintenissen, voor het geval dat een verbintenis is overschreden, maar op dit artikel is nooit een beroep gedaan.

Het is echter van belang op te merken dat de Europese Unie in drie opeenvolgende jaren, namelijk 2007/08, 2008/09 en 2009/10, niet aan haar hoeveelheidsverbintenissen heeft kunnen voldoen.

CONCLUSIES

Gezien het bovenstaande stelt de Commissie voor dat de Raad namens de Europese Unie en haar lidstaten onderstaand standpunt vaststelt en daarmee de Europese Commissie machtigt om:

a) ofwel namens de Europese Unie en haar lidstaten haar stem uit te brengen, overeenkomstig artikel XXV, onder b), van het Voedselhulpverdrag 1999, vóór verlenging van het verdrag met één jaar, dat wil zeggen tot en met 30 juni 2012, op voorwaarde dat de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag in een slotfase verkeren (dat wil zeggen dat ze zijn afgerond of binnen redelijke tijd af te ronden) vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011, en dat het Graanhandelsverdrag 1995 tijdens dezelfde periode van kracht blijft;

b) ofwel zich te verzetten tegen het ontstaan van een consensus binnen de Commissie inzake voedselhulp, als bedoeld in artikel 13 van het reglement van orde van de Commissie inzake voedselhulp, ten gunste van verlenging van het Voedselhulpverdrag, indien de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag niet in een slotfase verkeren vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011.