Toelichting bij COM(2011)184 - Uitvoering van Beschikking 1608/2003/EG betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52011DC0184

/* COM/2011/0184 def. */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

4.

Brussel, 11.4.2011


COM(2011) 184 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

1.

Samenvatting



De officiële statistiek inzake wetenschap, technologie en innovatie (WTI-statistiek) in de Europese Unie is grotendeels gebaseerd op Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie i. Deze beschikking is in nauwe samenwerking met de lidstaten door Eurostat uitgevoerd door middel van wettelijke maatregelen en vrijwillige verzameling van gegevens en door middel van eigen productie van statistieken door Eurostat.

Dit verslag evalueert de uitvoering van de afzonderlijke statistische acties waarin artikel 2 van de beschikking voorziet. Deze acties beogen het opzetten van een statistisch informatiesysteem over wetenschap, technologie en innovatie om het EU-beleid te ondersteunen en te monitoren.

De Verordeningen (EG) nr. 753/2004 en nr. 1450/2004 van de Commissie tot uitvoering van Beschikking 1608/2003/EG hebben betrekking op de twee gegevensverzamelingen die binnen het Europees statistisch systeem (ESS) door de statistische autoriteiten van de lidstaten regelmatig worden geïmplementeerd. De ingevolge deze twee uitvoeringsverordeningen verzamelde statistieken inzake onderzoek en ontwikkeling (O&O) zowel als inzake innovatie zijn erkende en breed geciteerde referentiegegevens in de EU-beleidsmonitoring op WTI-gebied.

Benevens de O&O-gegevens beschrijft de eerstgenoemde verordening ook de statistische werkzaamheden betreffende de andere gebieden van de WTI-statistiek, zoals wetenschaps- en technologiepersoneel, hightechindustrieën en kennisdiensten, en octrooien. De statistieken op deze gebieden worden direct door Eurostat geproduceerd met gebruikmaking van de bestaande (externe of interne) brongegevens en statistieken. Dit wordt aangevuld door vrijwillige verzameling van gegevens binnen het ESS over de loopbanen van doctoraathouders.

De kwaliteit van de statistische gegevens is vanwege beleidsoriëntatie en beleidsmonitoring en in het bijzonder het feit dat beleidsdoelen met behulp van statistische informatie worden vastgesteld essentiëler geworden. In het kader van de Europa 2020-strategie is, net als bij de voorloper ervan, de Lissabon-strategie, een precieze doelstelling voor O&O-intensiteit (tegen 2020 3% van het bbp van de EU aan O&O besteden) vastgesteld en het is daarom van het allergrootste belang dat de kwaliteit van de meting van een hoog niveau is en blijft.

Door de aanneming van de bovengenoemde verordeningen tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG heeft de kwaliteit van de WTI-gegevens zich gestabiliseerd. Dit is gevolgd door geleidelijke en voortdurende verbeteringen en nauwlettende monitoring van de kwaliteit. Door internationale normen en methodologie overeen te komen en uit te voeren en over de relevantie ervan in een dynamisch meetkader constant te discussiëren, tracht men de statistieken actueel en kwalitatief eersteklas te houden.

Bij de verdere ontwikkeling van de WTI-statistiek zullen zowel de aan de hand van de beleidsbehoeften vastgestelde prioriteiten als de ontwikkeling van het ESS als geheel in aanmerking worden genomen. Gezien de in het kader van de Europa 2020-strategie en het kerninitiatief Innovatie-Unie reeds vastgestelde prioriteiten zal een evenwicht worden gezocht tussen nieuwe werkzaamheden en acties om de bestaande WTI-statistieken verder te verbeteren.

5.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

2.

Inleiding



Voorliggend verslag heeft betrekking op de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van 22 juli 2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie (hierna: de beschikking).

Dit is het tweede verslag dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad moet voorleggen overeenkomstig artikel 5 van de beschikking. Het eerste verslag is op 14 december 2007 aangenomen i.

In juni 2010 heeft de Europese Raad de Europa 2020-strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei aangenomen i. Hij heeft ook de vijf belangrijkste EU-doelstellingen bevestigd; een ervan is het verbeteren van de voorwaarden voor innovatie en onderzoek en ontwikkeling (O&O), in het bijzonder met het doel de gecombineerde publieke en private investeringsniveaus in deze sector tot 3% van het bruto binnenlands product (bbp) op te trekken.

Bovendien heeft de Commissie in haar mededeling van 6 oktober 2010 i een indicator die de O&O- en innovatie-intensiteit weergeeft en, om de algemene vooruitgang in innovatieprestaties te monitoren, een prestatiescorebord voor onderzoek en innovatie voorgesteld i.

Ook heeft de Raad Concurrentievermogen opgeroepen tot het uitvoeren van werkzaamheden voor het vaststellen van een beperkt en consistent geheel van indicatoren die als operationeel instrument zullen dienen in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen en -strategieën van de Raad om de vooruitgang ten aanzien van de volledige totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte i (een Europese eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie, waar onderzoekers, ideeën en kennis vrij kunnen circuleren) te monitoren.

In voorliggend verslag wordt geïnventariseerd hoe het statistische informatiesysteem over wetenschap, technologie en innovatie is geïmplementeerd om het EU-beleid te ondersteunen en te monitoren. In het eerste deel van het verslag wordt de aandacht gericht op de uitvoering van de maatregelen waarin artikel 2 van de beschikking voorziet. Het wordt gevolgd door hoofdstukken over gegevenskwaliteit, kosten en de statistische belasting. Het laatste hoofdstuk van het verslag bevat een vooruitblik op de strategische acties die in de komende jaren moeten worden ondernomen.

6.

2. UITVOERING VAN DE BESCHIKKING


7.

2.1 Uitvoering door de Commissie


Beschikking nr. 1608/2003/EC is door Eurostat uitgevoerd door middel van wettelijke maatregelen en vrijwillige verzameling van gegevens binnen de lidstaten en door middel van de eigen productie van statistieken door Eurostat.

Zeer belangrijk is dat er twee uitvoeringsverordeningen van kracht zijn:

8.

Artikel 2, eerste en tweede streepje, van de beschikking


• Verordening (EG) nr. 753/2004 van de Commissie van 22 april 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek inzake wetenschap en technologie i, die zich met name op O&O-statistiek toespitst. Deze verordening is ook van toepassing op statistieken over wetenschaps- en technologiepersoneel (‘HRST-statistieken’), statistieken over hightechindustrieën en kennisdiensten, octrooistatistieken en andere WTI-statistieken (maar wijst geen directe taken aan de lidstaten toe).

9.

Artikel 2, tweede streepje, streepje betreffende innovatie, van de beschikking


• Verordening (EG) nr. 1450/2004 van de Commissie van 13 augustus 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de productie en de ontwikkeling van een communautaire innovatiestatistiek betreft i.

De statistieken inzake O&O zowel als inzake innovatie die ingevolge deze twee uitvoeringsverordeningen zijn verzameld, zijn erkende en breed geciteerde referentiegegevens in de EU-beleidsmonitoring geworden.

Hieronder volgen de belangrijkste prestaties op de verschillende gebieden van de WTI-statistiek:

2.1.1 O&O-statistieken (inclusief statistieken over uit de overheidsbegroting toegewezen middelen voor O&O, de zogenaamde GBAORD-statistieken)

De O&O-statistieken meten de O&O-prestaties in Europa. De statistieken betreffende O&O-uitgaven en O&O-personeel vanuit het standpunt van de onderneming of de instelling die O&O uitvoert, worden samengesteld in verschillende dimensies en uitsplitsingen. Deze statistieken zijn gebaseerd op het Frascati-handboek en zullen onder meer worden gebruikt voor het samenstellen van indicatoren voor intensiteit van publieke en private O&O-investeringen voor de Europa 2020-strategie. Tot nog toe zijn zij gebruikt om de indicator voor O&O-intensiteit van de Raad van Lissabon en Barcelona samen te stellen.

Belangrijkste prestaties:

• verhoogd volume van de productie van gegevens en verhoogde kwaliteit van de gegevens en harmonisatie van de vragenlijst en tijdreeksen voor de verzameling van gegevens met de OESO;

• akkoord over de behandeling van O&O met een financieringsbron in het buitenland;

• aanzet tot de meting van transnationaal gecoördineerd onderzoek in Europa (GBAORD en transnationale publieke O&O-uitvoerders)

• verbetering van de kwaliteit en harmonisatie van de gegevens doordat kwaliteitsrapportage is opgezet en aanzet tot verbeteringsacties op deze rapportagegrondslag.

10.

2.1.2. Europese innovatiestatistieken


Met behulp van de communautaire innovatie-enquêtes worden de innovatieprestaties van de ondernemingen in Europa gemeten. Dit levert indicatoren op voor innovatieactiviteiten, verschillende soorten innovatie, innovatie-uitgaven, effecten of samenwerking op het gebied van innovatie. Deze enquêtes zijn de enige geharmoniseerde bron voor het meten van innovatie in Europa en daarbuiten. Zij zijn gebaseerd op het Oslo-handboek.

Belangrijkste prestaties:

• uitgave van het Oslo-handboek van Eurostat/OESO van 2005, dat ook op organisatorische en marketinginnovatie betrekking heeft;

• voorbereiding van verschillende ronden van de communautaire innovatie-enquête met een geharmoniseerde enquêtevragenlijst en -methodologie, inclusief ad-hocmodules over ecologische innovaties en creativiteit en vaardigheden (voor respectievelijk 2008 en 2010);

• opening en uitbreiding van de toegang tot de CIS-microgegevens via het SAFE Centre van Eurostat en door middel van cd-romreleases voor breder onderzoeksgebruik.

11.

Artikel 2, tweede streepje, streepjes betreffende HRST, octrooien en hightechstatistieken, van de beschikking


12.

2.1.3 Statistieken over wetenschaps- en technologiepersoneel, hightechindustrieën en kennisdiensten en octrooistatistieken


Op basis van het Canberra-handboek meten de HRST-statistieken het aandeel van de beroepsbevolking dat een tertiaire opleiding in wetenschap en technologie heeft genoten of dat op het gebied van wetenschap of technologie werkzaam is. De hightech- en kennisstatistieken monitoren de sectoren van de economie die door een hoge kennisintensiteit worden gekenmerkt (bijvoorbeeld de farmaceutische industrie, computerindustrie, telecommunicatie, vliegtuigindustrie, O&O). Deze twee sets van statistieken worden door Eurostat met gebruikmaking van bestaande statistische gegevens van andere enquêtes en bij Eurostat samengestelde statistische gegevens geproduceerd. Octrooistatistieken worden in het algemeen gebruikt als outputindicatoren met betrekking tot wetenschap, technologie en innovatie en deze indicatoren worden bij Eurostat geproduceerd op basis van administratieve gegevens die afkomstig zijn van het Europees Octrooibureau of andere belangrijke octrooibureaus. Door wereldwijde vergelijking van octrooiactiviteiten is beoordeling van het innovatievermogen van de desbetreffende economieën mogelijk.

Belangrijkste prestaties:

• samen met de OESO en het Institute for Statistics van de UNESCO (UIS) is, op basis van sterke gebruikersbehoeften, een vrijwillige directe verzameling van gegevens voor statistiek van de loopbaanontwikkeling van doctoraathouders ('CDH-statistiek') opgesteld en breed geïmplementeerd in de lidstaten.Hierbij worden de ingezeten doctoraathouders, inclusief hun persoonlijke kenmerken, opleidings- en loopbaangegevens, internationale mobiliteit enz., gemonitord;

• voortzetting en intensivering van de regelmatige productie van HRST- en hightechstatistieken op basis van bestaande gegevensbronnen;

• beoordeling van de onderliggende classificaties en de mogelijkheden om hieraan informatie over kennisintensieve economie (activiteiten) te ontlenen;

• samen met andere internationale instellingen (zoals het Europees Octrooibureau — EOB, de Wereldorganisatie Intellectuele Eigendom — WIPO, het Amerikaanse Patent and Trademark Office — USPTO, het Japanse Octrooibureau — JOB, de Amerikaanse National Science Foundation — NSF, of de OESO) is EPO PATSTAT opgezet en verder verbeterd. Dit is een geharmoniseerde database van ruwe gegevens over onder meer octrooiaanvragen bij het EOB en door het USPTO verleende octrooien;

• bijdrage aan en toetsing van de herziening van 2009 van de Patent Manual van de OESO in samenwerking met de hierboven genoemde andere grote gebruikers van octrooigegevens en octrooistatistieken;

• verbetering en toepassing van de methode van Eurostat voor harmonisatie van de namen van octrooiaanvragers om de productie van extra octrooistatistieken, bijvoorbeeld verhoudingsgetallen in verband met octrooiconcentratie, mogelijk te maken, en voor de toewijzing van octrooiaanvragers aan institutionele sectoren. Een eerste versie van de twee methoden is toegepast op de namen van de indieners van aanvragen bij het EOB en het USPTO in 2006 en de methoden zijn in 2009 geactualiseerd op basis van alle namen van de indieners van aanvragen bij EPO PATSTAT;

• vanaf 2005 hebben aanzienlijke inspanningen op het gebied van gegevensverwerking en methodologische ontwikkelingen een uitbreiding mogelijk gemaakt van de octrooi-indicatoren, bijvoorbeeld inzake hightech, biotech, buitenlandse eigendom, intra-EU- en internationale medeoctrooiering, octrooicitaties en energietechnologieën.

13.

Artikel 2, tweede streepje, streepje betreffende genderspecifieke statistieken, van de beschikking


De personeelsvariabelen van de O&O-gegevensverzameling, HRST- en vrijwillige CDH-statistieken omvatten in voorkomend geval uitsplitsingen naar sekse. Dit heeft de publicatie van het verslag van de Commissie over de rol van de vrouw in de wetenschap — de ‘She Figures’ — in 2006 en 2009 sterk vergemakkelijkt.

14.

Artikel 2, derde streepje, van de beschikking


De methodologische werkzaamheden zijn voortgezet in nauwe samenwerking met de andere internationale partners, met name de OESO. Dit heeft onder meer tot de voornoemde nieuwe en herziene handboeken, gerationaliseerde instrumenten voor het verzamelen van gegevens en processen voor de verzameling van O&O-gegevens en CDH-gegevens geleid. Normen en classificaties zijn bijgewerkt om te voldoen aan de herziene achtergrondclassificaties (economische activiteit, productclassificatie, sociaaleconomische doelstellingen).

15.

Artikel 2, vijfde streepje, van de beschikking


Het belangrijkste kanaal voor de verspreiding van gedetailleerde WTI-gegevens en de gerelateerde documentatie is de statistische internetdatabase van Eurostat, die gratis toegankelijk is. De verbreiding van de database wordt ondersteund door tal van statistische publicaties en persberichten. Bovendien worden de belangrijkste bevindingen aangehaald op de webdienst Statistics Explained van Eurostat. Afgezien van deze statistische output is Eurostat begonnen met het aanbieden van onderzoekstoegang tot de CIS-microgegevens via haar SAFE Centre en via cd-romreleases. Dit heeft sterk bijgedragen tot internationaal innovatieonderzoek binnen en buiten de Commissie. Ook verspreidt de Commissie de WTI-gegevens in verschillende beleidsverslagen (waaronder met name die met betrekking tot de Europa 2020-strategie en haar voorganger).

16.

2.2. Implementatie van WTI-statistieken in de lidstaten


Hieronder worden beknopt de maatregelen beschreven die in de lidstaten zijn genomen met betrekking tot de WTI-statistieken die direct bij hen zijn verzameld: O&O/GBAORD-statistieken, de communautaire innovatie-enquête en vrijwillige CDH-statistieken. Voor de andere terreinen worden andere bestaande gegevensbronnen gebruikt die niet zijn opgenomen in de WTI-enquêtes die door de lidstaten moeten worden uitgevoerd.

O&O/GBAORD-statistieken

Om aan de verplichtingen van Verordening (EG) nr. 753/2004 te voldoen, hebben veel landen hun nationale vragenlijsten en gegevensverzameling vanaf 2002/2003 aangepast. Zoals in het eerste verslag vermeld, had een aantal landen problemen met de indiening van O&O- en GBAORD-gegevens voor de eerste twee verplichte referentiejaren (2003 en 2004), in het bijzonder met de volledigheid van gegevens en met het naleven van de termijnen die door de voornoemde verordening van de Commissie worden opgelegd. Vervolgens zijn de beschikbaarheid van gegevens en de naleving van termijnen aanzienlijk verbeterd.

Systematisch toezicht op de naleving van de statistische wetgeving heeft in totaal geleid tot zes kennisgevingen van niet-naleving aan lidstaten voor gegevens met betrekking tot de referentiejaren 2006-2008. Inmiddels zijn de dekkingsproblemen en de vertragingen bij het leveren van de gegevens grotendeels beperkt tot niet-systematische voorvallen in de nationale gegevensproductiesystemen (accidentele problemen, tijdelijk gebrek aan middelen, belangrijke productiereorganisatie). De indiening van O&O-variabelen die op vrijwillige basis worden gevraagd, blijft onvolledig.

17.

Europese innovatiestatistieken


De communautaire innovatie-enquêtes maken deel uit van de statistische standaardinfrastructuur in de lidstaten ingevolge de eisen van Verordening (EG) nr. 1450/2004. De communautaire innovatie-enquête van 2004 is op nationaal niveau als minder belastend en gemakkelijker implementeerbaar ervaren. Bij de enquête voor 2006 hebben vrijwillige werkzaamheden plaatsgevonden om het volledige gebruik van de definitie van innovatie van het Oslo-handboek te vergemakkelijken; de enquête van 2008 ten slotte had verplicht in gelijke mate op zowel technologische proces- en productinnovaties als op niet-technologische organisatorische en marketing-innovaties betrekking.

Afgezien van één lidstaat zijn geen bijzondere gevallen van niet-naleving geconstateerd. De getabelleerde gegevens voor 2006 en 2008 zijn door bijna alle lidstaten tijdig en volledig verstrekt. Door de leveringen konden de EU-gegevens tijdig worden verspreid voor het belangrijke verslag van de Commissie over innovatie. Eurostat ontvangt echter niet alle nationale sets van microgegevens of alle gewenste variabelen omdat verzending hiervan vrijwillig blijft.

18.

Statistieken over de loopbaanontwikkeling van doctoraathouders ('CDH-statistieken')


Naar aanleiding van sterke gebruikersbehoeften is in 2006 en 2007 in meer dan 20 lidstaten op vrijwillige basis een begin gemaakt met de productie op ruimere schaal van CDH-statistieken. Daarbij zijn de landen gestart met het gebruik van nationale administratieve gegevensbronnen en registers, het opbouwen van nationale steekproefkaders die alle ingezeten doctoraathouders dekken, het berekenen van de steekproefomvang, het opstellen van nationale enquêtevragenlijsten en de ontwikkeling van technieken voor gegevensverzameling. Deze werkzaamheden zijn voortgezet in het kader van de overeenkomstige enquête van 2009, waarbij de stabiliteit van de concepten, definities en systemen voor gegevensproductie is beproefd. Een bredere evaluatie van de productie van CDH-statistieken zal worden uitgevoerd nadat de resultaten van deze enquête in 2011 beschikbaar zijn gesteld.

19.

3. KWALITEIT VAN GEGEVENS


Artikel 2, vierde streepje, van de beschikking

Het kader voor de kwaliteit van de gegevens van de WTI-statistiek is de Praktijkcode Europese statistieken i, die 15 hoofdbeginselen omvat. Verschillende beginselen (professionele onafhankelijkheid of toereikendheid van de middelen) hebben betrekking op het algemene institutionele kader van de autoriteiten van de lidstaten en hun organisaties en dragen bij tot de algehele kwaliteit van de Europese statistiek en in sommige gevallen gaat het om beginselen die internationaal gangbaar zijn, gemeenschappelijk zijn en voortdurend geëvalueerd worden en voor iedereen beschikbaar zijn (zoals een gezonde methodologie door middel van handleidingen). Verschillende kwaliteitsbeginselen (onder meer accuraatheid, coherentie en vergelijkbaarheid) die rechtstreeks verband houden met de WTI-enquêtes, worden gedekt en gemonitord door middel van regelmatige kwaliteitsrapportage.

Eurostat verzamelt al sinds 2007 en voor elke tweejaarlijkse ronde van de communautaire innovatie-enquête sinds 2004 nationale kwaliteitsrapporten inzake O&O- en GBAORD-statistieken. Bij de verstrekking van de nationale metagegevens in beide ronden van de gegevensverzameling vond kwaliteitsrapportage inzake vrijwillige CDH-statistieken plaats.

Op sommige kwesties in verband met de kwaliteit van statistieken die op verschillende terreinen aan de orde zijn, wordt hieronder ingegaan.

• O&O-statistieken. De aanbevelingen over de samenstelling van gegevens in het Frascati-handboek van de OESO zijn over het algemeen in acht genomen. De kwaliteit van de Europese O&O-statistieken is verbeterd met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 753/2004. De gebruikers van de gegevens hebben geen kritiek geuit betreffende relevantie, accuraatheid of vergelijkbaarheid van de gegevens. Toch zijn sommige verbeteringen in verband met dekking en meting gewenst.

• Europese innovatiestatistieken. De tijdigheid, volledigheid en vergelijkbaarheid van de nationale gegevenssets zijn verbeterd dankzij de kortere, duidelijkere vragenlijsten, het verbeterde productie- en implementatieproces op nationaal niveau en grotere vertrouwdheid met de innovatieconcepten bij de respondenten. De gebruikers vonden de gegevens zeer relevant en hebben om nog betere vergelijkbaarheid en accuraatheid gevraagd voor de numerieke variabelen. Een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1450/2004 opgestelde geharmoniseerde modelvragenlijst wordt als een positieve bijdrage tot de vergelijkbaarheid van de resultaten beschouwd.

• CDH-statistieken. De CDH-gegevensverzameling van 2006 was de eerste poging tot een grootschalige verzameling van gegevens over doctoraathouders. Een bijzondere uitdaging was het vinden van bronnen voor de representatieve steekproeftrekking waardoor ook kwesties in verband met internationale mobiliteit konden worden behandeld.

• Andere WTI-statistieken. Voor de andere domeinen hangen de kwaliteitsverbeteringen grotendeels af van de vooruitgang die op het stuk van de brongegevens wordt geboekt. In dit verband is aanzienlijke vooruitgang gemaakt voor de gegevens van de arbeidskrachtenenquête van de EU, de handelsstatistieken en PATSTAT. De gebruikte classificaties zijn geactualiseerd overeenkomstig de herziene classificaties van economische activiteiten en producten.

3.

Kosten


20.

EN BELASTING


Eurostat meet op een aantal statistische gebieden de kosten en belasting in verband met bedrijfsstatistieken. Volgens de in juni 2009 gestarte recentste algemene analyse van de responsbelasting in de lidstaten komen van de 16 bestreken bedrijfsstatistieken WTI-statistieken (O&O- en innovatiestatistieken) op de 10e plaats in termen van belasting van responderende ondernemingen. De jaarlijkse belasting van de WTI-statistieken schommelt enigszins, hetgeen het tweejaarlijkse karakter van de innovatiestatistieken weerspiegelt.

Na de aanneming van Beschikking nr. 1608/2003/EG zijn pogingen ondernomen om gegevens te verzamelen over de kosten en de belasting van de gerelateerde gegevensverzamelingen. Bij de regelmatige kwaliteitsrapportage is om precieze metingen verzocht, maar deze bleken enigszins moeilijk te verkrijgen, met name op een geharmoniseerde manier die vergelijkingen of evaluatie van de totale kosten mogelijk maakt. Veel lidstaten hebben erop gewezen dat het niet mogelijk zal zijn de kosten van de O&O- en innovatie-enquêtes en de samenstelling van gegevens te scheiden van andere bedrijfs- en gerelateerde statistieken of van soortgelijke alleen op nationale behoeften gebaseerde activiteiten. Voor zover de gegevens beschikbaar zijn, verschillen ook de rapportagemethodologieën per lidstaat en binnen de lidstaat per verantwoordelijke instelling, zodat de informatie geen werkelijke zinvolle vergelijkingen of publicatie van afzonderlijke kostenramingen toelaat.

Onder dit voorbehoud varieert de gemiddelde belasting, gemeten aan de hand van de tijd die is besteed aan het invullen van de vragenlijst inzake O&O van de bedrijfssector, voor de referentieperiode 2007 van 0,7 uur tot 4 uur bij de 13 lidstaten waar de gegevens beschikbaar zijn (één lidstaat vormde hierop een uitzondering en rapporteerde 6 uur). De gemiddelde tijd was 2 uur. Veel minder gegevens zijn beschikbaar voor andere economische sectoren, hoewel bij de overheid en het hoger onderwijs veel meer tijd aan het invullen van de O&O-vragenlijst lijkt te zijn besteed dan in het bedrijfsleven; de waarden van deze twee sectoren liggen relatief dicht bij elkaar.

Wat de communautaire innovatie-enquête betreft blijkt uit de informatie die in de kwaliteitsrapportage van de enquêteronden 2006 en 2008 is opgenomen dat de tijd die is besteed aan het invullen van de innovatievragenlijst varieerde tussen 0,45 en 4,5 uur (met een uiterste waarde van 6 uur). De gemiddelde tijd was respectievelijk 1,7 en 2 uur, dus ongeveer even veel als de belasting van de O&O-enquête. Uit zwak bewijs ingevolge de gegevens van de afzonderlijke lidstaten die beschikbaar zijn van beide ronden blijkt dat de responsbelasting, gemeten aan bestede tijd, tussen 2006 en 2008 niet is gestegen. Evenzo zijn de kosten voor de statistische autoriteiten van 2006 tot 2008 relatief stabiel gebleven. Ongelukkigerwijs blijven de kostengegevens nog steeds onvoldoende gedekt en laten zij geen verdere analyse toe.

Er zijn ingevolge de Commissiebegroting van 2006 en 2009 verschillende oproepen tot het indienen van subsidievoorstellen gelanceerd voor medefinanciering van de niet-verplichte delen van de O&O- of CIS-gegevensverzamelingen of voor bestudering van de haalbaarheid van het ontwikkelen van nieuwe indicatoren of het financieren van de CDH-enquêtes. De totale vastleggingen van 2006 bedroegen 676 782 euro voor de CIS en 373 311 euro voor CDH, waarin respectievelijk 10 en 7 lidstaten en EER-landen deelnamen. In totaal bedroegen de vastleggingen van 2009 163 457 euro voor O&O, 713 475 euro voor de CIS en 898 610 euro voor CDH, waarin respectievelijk 8, 16 en 13 lidstaten en EER-landen deelnamen.

De Phare-meerbegunstigdenprogramma's voor statistische samenwerking van 2004 tot 2006 en het meerbegunstigdenprogramma voor statistische integratie van de overgangsfaciliteit van 2004 en 2005 hebben medefinanciering van de uitvoering van de O&O-, CIS- en CDH-enquêtes alleen mogelijk gemaakt in de lidstaten die bij de vijfde uitbreiding (2004) en daarna zijn toegetreden. In totaal is door middel van deze acties aan begunstigden 219 631 euro voor O&O, 417 723 euro voor de CIS en 426 042 euro voor CDH voor respectievelijk 11, 12 en 9 begunstigden toegekend.

21.

5. VERDERE ONTWIKKELING VAN DE WTI-STATISTIEK


Statistiek vereist een bepaalde mate van stabiliteit. Bij WTI-statistiek is het onderzochte verschijnsel echter uit de aard der zaak dynamisch en ontstaan frequent nieuwe gebruikersbehoeften. Het inspelen op de nieuwe behoeften vormt een bijzondere uitdaging in de huidige omgeving van het Europees statistisch systeem zoals hieronder beschreven.

22.

5.1 Wijzigingen in de omgeving


23.

5.1.1 Gebruikerseisen


De grote en aanhoudende politieke belangstelling voor O&O, innovatie en de kenniseconomie als geheel houdt in dat de WTI-statistiek constant onder druk staat. Gebruikerseisen zoals tijdigere en gedetailleerdere gegevens met een verbeterde kwaliteit zijn al langer bekend en veel kwesties worden aangepakt met versterkte instrumenten zoals kwaliteitsrapportage, een preciezere methodologie of het delen van goede werkwijzen. De internationalisering van het O&O en de uitbreiding van de innovatieactiviteiten tot de publieke sector zijn voorbeelden van de nieuwe eisen inzake statistische monitoring, waarvan de haalbaarheid wordt onderzocht door middel van proefenquêtes. Verwacht wordt dat in de toekomst geregeld nieuwe en gerechtvaardigde eisen aan de WTI-statistiek zullen worden gesteld.

24.

5.1.2 Productiemethode voor EU statistieken: een visie voor het volgende decennium


De mededeling van de Commissie betreffende de visie voor Europese statistieken i vraagt meer geïntegreerde, intelligentere benaderingen van de productie van statistieken. Daartoe behoren het integreren van statistische instrumenten en het in toenemende mate gebruik maken van administratieve bronnen en ook het vereenvoudigen en verbeteren van de statistische regelgevingsomgeving, met het doel rijkere prospectieve statistische gegevens te verkrijgen, de productiviteit te verbeteren en de responsbelasting te verminderen.

25.

5.1.3 Schaarse middelen en prioriteitenstelling


De afgelopen jaren is in diverse contexten door nationale statistische autoriteiten een gebrek aan middelen gerapporteerd en ernstige bezorgdheid geuit ten aanzien van het vermogen om aan de statistische eisen van het ESS te voldoen. Het stellen van prioriteiten wordt dus crucialer dan ooit en betreft evenzeer bestaande als geplande statistische operaties.

26.

5.2 Verbeteren en evalueren van bestaande WTI-statistieken


De bestaande statistieken moeten voldoen aan de eisen van degelijkheid en geschiktheid voor het beoogde doel. Onder volledige gebruikmaking van regelmatig nalevingstoezicht en systematische verzameling van de kwaliteitsrapporten zullen de bestaande gegevensverzamelingen, met name op het gebied van O&O en innovatie, constant op relevantie en kwaliteit worden getoetst. Dit is nu zelfs nog belangrijker aangezien de Europa 2020-strategie onder meer door middel van variabele WTI-indicatoren zal worden gemonitord.

Deze operatie wordt ondersteund door de voortschrijdende toetsing in 2011, een instrument om een complexe beoordeling in bredere zin uit te voeren die met evaluatie van niet alleen de geproduceerde statistische gegevens, maar ook van het proces om deze te produceren, de interacties met leveranciers van gegevens en interacties met gebruikers van de gegevens gepaard gaat.

In het licht van het hierboven besproken omgeving zullen met name de volgende kwesties met hoge prioriteit worden aangepakt:

• O&O-statistieken. Hierbij dient ervoor te worden gezorgd dat de onderliggende gegevens door alle O&O-uitvoerders worden gemeten of ten minste geschat wanneer noodzakelijk, ongeacht of deze al dan niet van tevoren bekend zijn, en alle economische sectoren en subsectoren en alle grootten van bedrijfseenheden dekken — en bijgevolg het totale O&O (uitgaven en personeel) in de economie op een gegeven moment dekken. In dit verband zal een kernset van indicatoren worden ontwikkeld om de EOR te monitoren. Hierbij wordt rekening gehouden met een gedegen statistische methodologie voor de behandeling van niet-respons bij enquêtes en het aanpakken van de O&O-meetkwesties, met het doel het niveau van internationale harmonisatie te verhogen.

• Europese innovatiestatistieken. De verschillende aspecten van de kwesties inzake meting van innovatie dienen te worden aangepakt. Het gaat daarbij met name om de numerieke variabelen, innovatie-uitgaven en omzet als gevolg van innovatie. Voorts zal een beoordeling worden gemaakt of het uitbreiden van de dekking (tot alle bedrijfsactiviteiten, de hele economie) nieuwe informatie zal toevoegen op een niveau dat gerechtvaardigd is en methodologisch haalbaar is.

In de geest van de visie voor Europese statistiek zal een strategie voor het gebruik van een geïntegreerde enquête over O&O en innovatie worden geëvalueerd en zal een beoordeling worden gemaakt van de impact met name op de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de gegevens. Bij deze evaluatie zal getracht worden rekening te houden met de statistische infrastructuur van het ESS als geheel.

• CDH-statistieken. In 2011 zal een grondige evaluatie worden gemaakt van de implementatie van de CDH-gegevensverzameling in 2006 en 2009 om de toekomst van de samenstelling van deze gegevens te beoordelen.

• Octrooistatistieken. Een ruimer gebruik van de onderliggende administratieve bron zal worden onderzocht, met name in verband met andere bestaande bronnen voor het toevoegen van nieuwe informatie en variabelen. Er zal ten volle gebruik worden gemaakt van de verbeterde methodologie voor de harmonisatie van namen.

Verbeteringen in bestaande WTI-statistieken zullen (zoals bij nieuwe werkzaamheden) worden aangebracht in nauwe samenwerking met de OESO en andere internationale organisaties waarmee de coördinatie al is opgevoerd. Een en ander omvat werkzaamheden met betrekking tot herziene internationale methodologische handboeken.

27.

5.3 Nieuwe indicatoren, nieuwe gegevensbronnen


Door de gebruikersgemeenschap zal regelmatig om nieuwe indicatoren en nieuwe gegevensbronnen worden verzocht. Ontwikkelingswerkzaamheden die verder gaan dan het gebruiken van bestaande gegevensbronnen en waarbij sprake is van nieuwe indicatoren, nieuwe gegevensbronnen en verdere uitsplitsingen van de bestaande gegevens, zullen (aangezien deze met uitgebreidere steekproefgrootten of methodologische werkzaamheden gepaard kunnen gaan) pas plaatsvinden na een grondige doorlichting en analyse. Het kan hierbij gaan om werkzaamheden inzake technologieoctrooien of gegevens over andere intellectuele eigendomsrechten in verband met maatschappelijke uitdagingen. In dit verband zullen ook haalbaarheidsstudies en proefenquêtes worden gebruikt.

28.

5.4 Actualisering van het wettelijk kader voor de WTI-statistiek


De aanneming van de Europa 2020-strategie en de verschillende kerninitiatieven ervan alsook het monitoren van de Europese Onderzoeksruimte vereisen overeenstemming over het statistische monitoringkader voor het vastgestelde EU-beleid. Het is van het allergrootste belang dat de voor die doeleinden gebruikte indicatoren gebaseerd zijn op statistieken en variabelen die tot de regelmatige statistische productie van de lidstaten behoren en onder de statistische wetgeving vallen.

Eurostat wil bijgevolg zowel Verordening (EG) nr. 753/2004 als Verordening (EG) nr. 1450/2004 toetsen om deze te herzien, rekening houdend met name met de meest recente eisen van beleidsmonitoring. Zodoende zal een evenwicht tussen bestaande statistieken, nieuwe statistieken en statistieken waarvan de publicatie gestaakt wordt, worden gevonden en zal worden onderzocht of geïntegreerde wetgeving en enquêtes gerechtvaardigd zijn. De nadruk zal blijven liggen op de relevantie en de kwaliteit van de gegevens. Nieuwe wetgeving zal bijzondere zorgvuldig worden bezien.
Regio’s: Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie.