Toelichting bij COM(2011)336 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doel van het voorstel



Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is in 2006 bij Verordening (EG) nr. 1927/2006[1] opgericht met als belangrijkste doel blijk te geven van solidariteit met en steun te verlenen aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van veranderingen in de wereldhandelspatronen. Door medefinanciering van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen beoogde het EFG werknemers in regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarktregio's die door een ernstige economische ontwrichting zijn getroffen, te helpen bij hun re‑integratie op de arbeidsmarkt. Om voor steun uit het EFG in aanmerking te komen, moesten minstens 1 000 gedwongen ontslagen zijn gevallen binnen een periode van vier maanden in een onderneming en bij haar leveranciers en downstreamproducenten, of binnen een periode van negen maanden in een NACE Rev. 2-afdeling in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II‑indeling. De maximale bijdrage uit het EFG werd vastgesteld op 50% van de totale kosten van de actieve arbeidsmarktmaatregelen en de implementatieperiode voor de door het EFG gesteunde maatregelen liep maximaal 12 maanden, te rekenen vanaf de datum van de aanvraag.

Gezien de omvang van de financiële en economische crisis van 2008 en de snelheid waarmee deze toesloeg, overwoog de Commissie in haar Europees economisch herstelplan[2] Verordening (EG) nr. 1927/2006 te herzien. Deze herziening, die bij Verordening (EG) nr. 546/2009[3] werd doorgevoerd, had tot doel de werkingssfeer van het EFG als onderdeel van de reactie van Europa op de crisis uit te breiden en van het EFG een instrument van te maken om, overeenkomstig de basisbeginselen van solidariteit en sociale gerechtigheid, vroegtijdig en doeltreffend op de crisis te reageren. In Verordening (EG) nr. 1927/2006 werden permanente wijzigingen aangebracht, zoals de verlaging van het vereiste aantal ontslagen voor een aanvraag voor EFG-steun van 1 000 tot 500, en de verlenging van de implementatieperiode voor maatregelen die door het EFG worden gesteund van 12 tot 24 maanden. Er werd een tijdelijke afwijking ingevoerd om 1) de werkingssfeer van het EFG uit te breiden tot werknemers die worden ontslagen als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis (artikel 1, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1927/2006) en 2) de medefinanciering uit het EFG van 50 tot 65% te verhogen (artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1927/2006). De tijdelijke afwijking vervalt op 30 december 2011 en kan worden herzien overeenkomstig artikel 20, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1927/2006.

Tussen 1 januari 2007 en 30 april 2009 (d.w.z. vóór in de afwijking was voorzien) heeft de Commissie 15 aanvragen voor EFG-steun ontvangen voor 18 430 werknemers en een totale gevraagde EFG-bijdrage van 78 776 367 euro.

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 546/2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 op 1 mei 2009 is het aantal aanvragen, zoals blijkt uit de onderstaande tabel, aanzienlijk gestegen.

Aanvragen voor EFG-steun die in het kader van de tijdelijke afwijking in het licht van de crisis zijn ingediend

 Jaar| Aantal aanvragen| Aantal werknemers voor wie steun wordt aangevraagd| Som van de gevraagde EFG-bijdragen in euro's

| 19 99 396 898

| 25 115 353 865

Totaal| 44 214 750 763

Aanvragen voor EFG-steun die in het kader van het handelsgerelateerde criterium zijn ingediend

 Jaar| Aantal aanvragen| Aantal werknemers voor wie steun wordt aangevraagd| Som van de gevraagde EFG-bijdragen in euro's

| 6 25 990 290

| 3 17 126 749

Totaal| 9 43 117 039

Bij een raadpleging die de Commissie heeft georganiseerd, meldden de lidstaten dat het zonder de tijdelijke afwijking onmogelijk zou zijn geweest de meeste crisisgerelateerde aanvragen in te dienen, waardoor ongeveer 45 000 werknemers die onder de gevolgen van de economische en financiële crisis leden geen EFG-steun zouden hebben gekregen. Bovendien verminderde het verhoogde medefinancieringspercentage van 65% de financieringslast voor de lidstaten van de door het EFG gesteunde maatregelen in totaal met ongeveer 60 miljoen euro voor alle aanvragen die tussen 1 mei 2009 en 31 december 2010 werden ingediend[4].

De beslissing omtrent het vervallen van de tijdelijke afwijking in het licht van de crisis is in 2009 genomen. Op dat ogenblik leken de recentste economische vooruitzichten van de Commissie[5] (najaar 2008) voor de hele Europese Unie (EU) te duiden op een geleidelijk herstel vanaf midden 2009, met een verwachte groei van het bbp van 0,2% in 2009 en 1,1% in 2010. Volgens de vooruitzichten zou de werkgelegenheid in 2009 met 0,5% dalen en in 2010 met 0,1% stijgen. Verwacht werd dat de werkloosheid in 2009 en 2010 respectievelijk 7,8% en 8,1% van de beroepsbevolking zou bedragen. De situatie in 2009 viel echter aanzienlijk slechter uit. Het bbp van de EU daalde met 4,2%, de werkgelegenheid daalde met 1,9% en er heerste een werkloosheid van 8,9%. Ondanks het feit dat de groei van het bbp in 2010 met 1,8% naar verwachting hoger zal uitvallen dan voorspeld, daalde de werkgelegenheid met nog eens 0,6% en bereikte de werkloosheid een recordhoogte van 9,6%.

Volgens de recentste economische prognoses van de Commissie (voorjaar 2011) zijn de vooruitzichten voor het economisch herstel en in het bijzonder voor het herstel van de arbeidsmarkt voor 2011 en 2012 bovendien slechter dan algemeen verwacht in het najaar van 2008. Dat geldt in het bijzonder voor het scheppen van nieuwe banen en de werkloosheid. Voor 2011 voorzien de ramingen van het voorjaar in een kleine stijging van de werkgelegenheid met 0,4% en een stabiele werkloosheid van 9,5%. Voor 2012 voorzien dezelfde ramingen in een stijging van de werkgelegenheid die beperkt blijft tot 0,7% en een werkloosheid van nog steeds 9,1%. Dat wijst erop dat het herstel van de werkgelegenheid gewoonlijk achter loopt op het herstel van het bbp. Het feit dat de arbeidsmarkt ondanks een geleidelijke verbetering van de groeiprognoses voor het bbp (bruto binnenlands product) relatief zwak is[6], wijst erop dat er ondanks het effect van de beleidsmaatregelen in reactie op de crisis om de gevolgen voor de werkloosheid te temperen, in tal van sectoren en ondernemingen nog steeds structurele aanpassingen als gevolg van de crisis plaatsvinden, en dat bijgevolg moet worden verwacht dat nog gedurende enige tijd banen verloren gaan door de sluiting van ondernemingen. Bijgevolg kan pas vanaf 2013 een substantiëlere verbetering van de werkgelegenheidssituatie worden verwacht.

In haar jaarlijkse groeianalyse: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis[7] bevestigt de Commissie de verwachting dat het herstel niet veel werkgelegenheid zal genereren. Om te voorkomen dat bij een conjunctuurherstel de banengroei niet fors genoeg zal zijn, wordt het essentieel geacht de werkloosheid aan te pakken en langdurige uitsluiting van de arbeidsmarkt te voorkomen. Het herstel van de belangrijkste groeibevorderende factoren vereist een reallocatie van arbeid en kapitaal over de verschillende sectoren en ondernemingen, alsook betere financiële prikkels om de stap van werkloosheid naar werk te zetten.

Zoals reeds vermeld, heeft de crisis geleid tot een zwaar verlies aan economische activiteit, een aanzienlijke stijging van de werkloosheid, een sterke daling van de productiviteit, en erg verzwakte overheidsfinanciën. Voor de lidstaten is het bijzonder moeilijk om in deze situatie werknemers die als gevolg van de crisis massaal zijn ontslagen gepersonaliseerde steun te verlenen. Een verhoging van de EFG-medefinanciering tot 65% zou de lasten voor de overheidsfinanciën van de lidstaten enigermate verlichten.

Aangezien wordt verwacht dat er als gevolg van de crisis nog ondernemingen zullen sluiten en aangezien de lidstaten hun overheidsfinanciën moeten consolideren, is een verlenging van de crisisgerelateerde afwijking in Verordening (EG) nr. 1927/2006 gerechtvaardigd.

Bijgevolg wordt voorgesteld om de tijdelijke crisisgerelateerde afwijking, die op 30 december 2011 afloopt, tot 31 december 2013, d.w.z. tot het eind van de implementatieperiode van Verordening (EG) nr. 1927/2006, te verlengen. Zo kunnen de lidstaten aanvragen voor EFG-steun blijven indienen voor werknemers die nog steeds als gevolg van de financiële en economische crisis worden ontslagen, en kunnen zij een medefinanciering uit het EFG van 65% ontvangen.

·

Algemene context



Sinds de invoering van de tijdelijke crisisgerelateerde afwijking is het aantal aanvragen voor EFG-steun sterk gestegen en is ook het aantal lidstaten dat EFG-steun aanvraagt toegenomen. Dat wijst erop dat het EFG algemeen wordt erkend als crisisinterventie-instrument bij massaontslagen ingevolge de financiële en economische crisis.

In haar resolutie van 7 September 2010 inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering[8] heeft het Europees Parlement aangedrongen op de verlenging van de crisisgerelateerde afwijking. Het Europees Parlement is van mening "dat het, naast deze verbeteringen van de procedure, ook noodzakelijk is de in 2009 ingestelde afwijking ten behoeve van de werknemers die hun baan kwijtraken door de economische en financiële crisis, te verlengen tot het eind van het huidige MFK [meerjarig financieel kader], en het cofinancieringspercentage daarom te handhaven op 65%, aangezien de factoren die aan de basis van de maatregel lagen nog steeds aanwezig zijn".

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Het Europees Sociaal Fonds[9] (ESF) is opgericht om bij te dragen aan de prioriteiten van de Gemeenschap wat betreft de versterking van de economische en sociale samenhang door verbetering van de werkgelegenheids- en arbeidskansen, en door bevordering van een hoog werkgelegenheidsniveau en meer en betere banen. Het ondersteunt de Europese Werkgelegenheidsstrategie en ook de beleidsmaatregelen van de lidstaten die gericht zijn op totstandbrenging van volledige werkgelegenheid en kwaliteit van en productiviteit op het werk, op bevordering van de sociale integratie, met inbegrip van de toegang van kansarmen tot werk, en de terugdringing van nationale, regionale en lokale verschillen in werkgelegenheid.

Het grootste verschil met het EFG is dat het ESF opereert op basis van meerjarenprogramma's ter ondersteuning van strategische doelen op langere termijn, met name het anticiperen op en aansturen van verandering en herstructurering, met activiteiten als een leven lang leren. Het EFG daarentegen biedt eenmalige, in de tijd beperkte, individuele steun die rechtstreeks bedoeld is voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de globalisering van de handel of de financiële en economische crisis. Om een doeltreffende ondersteuning van ontslagen werknemers te bevorderen, zijn de duur van de EFG‑steunmaatregelen en de keuze van het instrument gebaseerd op een beoordeling van het feit of de ontslagen veroorzaakt zijn door een mogelijk tijdelijke teruggang van de activiteiten van de desbetreffende onderneming en haar leveranciers of van de economische sector, dan wel door permanente structurele factoren.

·

Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU



Het EFG draagt bij tot de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, die het de Unie mogelijk moet maken om sterker uit de crisis te komen en haar economie te sturen in de richting van slimme, duurzame en inclusieve groei, die gepaard gaat met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie. In de mededeling Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei[10] is volgens de Commissie in het kader van het vlaggenschipinitiatief 'Industriebeleid in een tijd van mondialisering' voor het EFG een duidelijke rol weggelegd, met name met het oog op het snel herinzetten van vaardigheden in opkomende snelgroeiende sectoren en markten.

Het EFG beoogt een snelle re-integratie op de arbeidsmarkt van werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de globalisatie of van de economische en financiële crisis en draagt aldus bij tot de onderstaande richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten[11]:

– Richtsnoer 7: de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en mannen opvoeren, de structurele werkloosheid terugdringen en arbeidskwaliteit bevorderen;

– Richtsnoer 8: een geschoolde beroepsbevolking ontplooien die in de behoeften van de arbeidsmarkt voorziet, en een leven lang leren bevorderen;

– Richtsnoer 10: sociale integratie bevorderen en armoede bestrijden.

Tot slot heeft de Commissie er in haar mededeling "Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen — Anticipatie op en onderlinge afstemming van de arbeidsmarkt- en vaardigheidsbehoeften"[12] de aandacht op gevestigd dat de EU, indien zij een weg wil banen voor het herstel, haar menselijk kapitaal en de inzetbaarheid moet bevorderen door enerzijds de vaardigheden te verbeteren en anderzijds het aanbod van vaardigheden en de vraag de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. Activeringsmaatregelen, herscholing en verbetering van vaardigheden werden gezien als maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid en de re-integratie op de arbeidsmarkt. Medefinanciering van activiteiten ter verbetering van vaardigheden is één van de belangrijkste doelstellingen van het EFG.

· Gevolgen voor de grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen



·

Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten



De Commissie heeft de lidstaten twee maal geraadpleegd: de eerste keer op 26 augustus 2010 via een vragenlijst, en de tweede keer tijdens een vergadering in Porto op 29 en 30 september 2010. Het belangrijkste doel van deze raadplegingen was om meningen in te winnen over de doeltreffendheid van de crisisgerelateerde wijzigingen die in 2009 bij artikel 1, lid 1 bis, en bij artikel 10, lid 1, in Verordening (EG) nr. 1927/2006 zijn ingevoerd en op 30 december 2011 vervangen, alsook over de noodzaak om deze tot 31 december 2013 te verlengen.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden



Wat de mogelijkheid betreft om aanvragen in te dienen voor werknemers die zijn ontslagen als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde financiële en economisch crisis (artikel 1, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1927/2006), is uit de raadpleging gebleken dat de lidstaten hierdoor inderdaad EFG-steun konden aanvragen voor werknemers die hun werk hadden verloren door toedoen van de crisis en EFG-steun konden verstrekken met het oog op hun re-integratie op de arbeidsmarkt.

Een grote meerderheid van de lidstaten wees erop dat deze werknemers geen EFG-steun hadden kunnen genieten op grond van de handelsgerelateerde globaliseringscriteria. Uit de raadpleging bleek voorts dat het over het algemeen gemakkelijker werd gevonden om bewijsmateriaal te verzamelen en om het verband aan te tonen tussen de ontslagen en de financiële en economische crisis, dan tussen de ontslagen en de veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering.

Wat de noodzaak betrof om de crisisgerelateerde afwijking tot eind 2013 te verlengen, was een grote meerderheid van de lidstaten die hebben gereageerd voor het behoud van de mogelijkheid om aanvragen in te dienen voor ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. De argumenten voor een dergelijk verlenging zijn onder meer de opmerkingen over de positieve ervaringen met het effect van de EFG-steun op de capaciteit van de werknemers om zich op de arbeidsmarkt te re-integreren in een situatie waar de gevolgen van de economische crisis nog na 2011 zouden worden gevoeld, de economische crisis de lidstaten op verschillende ogenblikken had getroffen, en de gevolgen ervan voor de werkgelegenheid nog groot zouden zijn. Voorts werd erop gewezen dat een verlenging met twee jaar niet vooruitliep op de toekomst na eind 2013.

Wat de mogelijkheid voor de aanvragers betreft om een medefinanciering van 65% te ontvangen (artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1927/2006), bleek uit de raadpleging dat de verhoogde medefinanciering de beslissing om EFG-steun aan te vragen om een aantal redenen gemakkelijker had gemaakt. De extra 15% had het mogelijk gemaakt om het equivalent in de vorm van extra hulp aan de betrokken werknemers ten goede te laten komen. Het verschil tussen het ESF-medefinancieringspercentage en het EFG-medefinancieringspercentage is verkleind voor de lidstaten die van het ESF een hoger percentage konden krijgen; indien dat verschil niet was verkleind, hadden die lidstaten geen EFG-aanvragen ingediend. Nationale medefinanciering bleef een probleem, maar dat was minder acuut toen nog slechts 35% in plaats van 50% aan nationale medefinanciering nodig was. Een grote meerderheid van de lidstaten achtte 65% tijdens de crisis een passend niveau en was voor een verlenging van het hogere medefinancieringspercentage tot eind 2013.

Het resultaat van deze raadplegingen is weergegeven in de voorgestelde wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1927/2006.

·

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

·

Effectbeoordeling



Voor dit voorstel hoefde geen effectbeoordeling te worden uitgevoerd.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Teneinde de tijdelijke afwijking om werknemers te steunen die worden ontslagen als gevolg van de financiële en economische wereldcrisis te verlengen, wordt de datum in artikel 1, lid 1 bis, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1927/2006 vervangen door 31 december 2013. De verhoogde medefinanciering van 65%, als vastgesteld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1927/2006, wordt door deze wijziging automatisch tot dezelfde datum verlengd.

·

Rechtsgrondslag



Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Zij kunnen uitsluitend worden verwezenlijkt door een wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006.

Met actie op het niveau van de EU zullen de in het voorstel opgenomen doelstellingen van solidariteit om de onderstaande redenen beter worden verwezenlijkt.

Het EFG, een financieel instrument dat op het niveau van de EU ter beschikking is gesteld, kan uitsluitend aan de behoeften van de huidige economische en financiële situatie worden aangepast door een wetgevingsinitiatief op het niveau van de EU.

Voor het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op de behoeften die zijn gebleken uit de huidige beoordeling van de economische en financiële situatie van de lidstaten en de economische vooruitzichten voor de periode 2012–2013. Die verschillen aanzienlijk van de beoordeling en de vooruitzichten van eind 2008 en begin 2009, toen de tijdelijke crisisgerelateerde wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1927/2006 werden aangebracht.

Dit voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

·

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de voorgestelde wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1927/2006 niet verder dan wat nodig is om de werking van het EFG aan te passen aan de huidige vooruitzichten inzake de economische en financiële crisis en de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid en de overheidstekorten van de lidstaten door 1) de mogelijkheid te behouden om EFG-steun aan te vragen voor werknemers die worden ontslagen als gevolg van de aanhoudende financiële en economische crisis en 2) 65% mede te financieren in plaats van 50%.

De crisisgerelateerde afwijking biedt lidstaten de mogelijkheid om EFG-steun aan te vragen voor werknemers die worden ontslagen als gevolg van de crisis in gevallen waar een duidelijk en aantoonbaar verband kan worden gelegd tussen deze ontslagen en de crisis. Vanzelfsprekend zal van deze mogelijkheid geen gebruik worden gemaakt indien dergelijke gevallen zich niet voordoen.

Het voorstel legt de lidstaten geen extra administratieve lasten op in vergelijking met de vereisten van de huidige Verordening (EG) nr. 1927/2006.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: een verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn:

een verordening is het geschikte rechtsinstrument om een bestaande verordening te wijzigen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[13] mag het EFG niet groter zijn dan een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen euro.

Gezien de aanvragen voor EFG-steun in het verleden[14] wordt niet verwacht dat dat jaarlijkse maximumbedrag door de voorgestelde verlenging van de crisisgerelateerde afwijking in Verordening (EG) nr. 1927/2006 zal worden overschreden. In 2007 werden aanvragen ingediend voor 51,8 miljoen euro en in 2008 voor 20,6 miljoen euro. In 2009 werd in totaal voor 131,7 miljoen euro aan EFG-steun aangevraagd. 75% daarvan betrof crisisgerelateerde aanvragen en 25% handelsgerelateerde aanvragen. In 2010 werd in totaal voor 132,5 miljoen euro aan EFG-steun aangevraagd. 87% daarvan betrof crisisgerelateerde aanvragen en 13% handelsgerelateerde aanvragen.