Toelichting bij COM(2011)445 - Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

3.

1.1 Algemene context


In het programma van Stockholm van 2009 dat als doel heeft de burgers vrijheid, veiligheid en recht te garanderen[1], wordt benadrukt dat de Europese justitiële ruimte de economische activiteit in de interne markt moet ondersteunen en wordt de Commissie verzocht om met passende maatregelen te komen, onder meer voor een efficiëntere tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in de Europese Unie wat bankrekeningen en het vermogen van de schuldenaar betreft. Het actieplan van de Commissie ter uitvoering van het Programma van Stockholm[2] bevestigt dit politieke mandaat door te voorzien in een verordening over een efficiëntere tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in de Europese Unie: beslag op bankrekeningen.

De Commissie wees reeds in haar in 1998 aangenomen mededeling 'Naar meer doelmatigheid bij het verkrijgen en uitvoeren van rechterlijke beslissingen binnen de Europese Unie'[3], op de moeilijkheden bij de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen en beklemtoonde de behoefte aan een betere tenuitvoerlegging van beslissingen en aan bewarende maatregelen ten aanzien van het vermogen van de schuldenaar op EU-niveau. Deze aanpak is door de Raad bevestigd in zijn programma betreffende wederzijdse erkenning van 2000[4]. Hoewel er sindsdien veel vooruitgang is geboekt in de totstandbrenging van een ware Europese civiele rechtsruimte, zijn deze kwesties nog niet door de Europese wetgever aangepakt. De bestaande instrumenten op het gebied van civiel recht, zoals Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna 'verordening Brussel I' genoemd)[5], zorgen er alleen voor dat een in een lidstaat gegeven rechterlijke beslissing in een andere lidstaat wordt erkend en ten uitvoer kan worden gelegd maar stellen niet vast hoe een rechterlijke beslissing daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd. Thans worden de procedureregels voor de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing of een andere uitvoerbare titel uitsluitend door het nationale recht beheerst. Deze aanpak wordt niet gewijzigd in de voorgestelde herziening van de verordening Brussel I[6].

De behoefte aan een betere grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen werd recentelijk onder de aandacht gebracht door het Europees Parlement, dat in mei 2011 een initiatiefverslag goedkeurde waarin de Commissie werd verzocht een voorstel in te dienen inzake voorlopige maatregelen voor het bevriezen en openbaar maken van het vermogen van schuldenaren in grensoverschrijdende zaken[7].

4.

1.2 Motivering en doel van het voorstel


Thans ondervindt een schuldeiser die in een andere lidstaat zijn schuldvordering wil innen, grote moeilijkheden. Met name is het voor hem omslachtiger en duurder en duurt het voor hem langer om ten aanzien van het vermogen van zijn schuldenaar in het buitenland bewarende maatregelen te verkrijgen. Dat is een probleem omdat snelle en gemakkelijke toegang tot dergelijke bewarende maatregelen dikwijls cruciaal is om ervoor te zorgen dat de schuldenaar zijn vermogen niet wegbrengt of doet verdwijnen voordat de schuldeiser een rechterlijke beslissing over het bodemgeschil heeft verkregen en ten uitvoer gelegd. Dit is vooral van belang in verband met tegoeden op bankrekeningen. Thans kunnen schuldenaren gemakkelijk aan tenuitvoerlegging ontsnappen door hun geld snel van een bankrekening in een lidstaat naar een bankrekening in een andere lidstaat over te maken. Een schuldeiser heeft echter weinig kans om de bankrekeningen van de schuldenaar in het buitenland te blokkeren om de betaling van zijn vordering te garanderen. Bijgevolg kunnen veel schuldeisers hun schuldvorderingen in het buitenland niet innen of vinden zij het niet de moeite waard om dat te doen en schrijven zij hun schuldvorderingen af.

In wezen kent de huidige situatie vier belangrijke tekortkomingen:

· De voorwaarden voor bevelen tot conservatoir beslag op bankrekeningen krachtens het nationale recht lopen in de EU sterk uiteen. Dat maakt het verkrijgen van een bevel tot conservatoir beslag op een bankrekening (of er een te krijgen zonder dat de schuldenaar wordt gehoord) voor schuldeisers in sommige lidstaten moeilijker dan in andere en moedigt 'forum-shopping' aan. Bij de huidige stand van het Europees recht is ook problematisch dat, volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie[8], voorlopige maatregelen die worden genomen zonder dat de schuldenaar vooraf is gehoord, op grond van verordening Brussel I in een andere lidstaat niet worden erkend en ten uitvoer gelegd. Dit probleem werd echter reeds aangepakt in het voorstel van de Commissie voor herziening van de verordening Brussel I.

· Een tweede probleem heeft betrekking op het feit dat het voor een schuldeiser in veel lidstaten moeilijk, zo niet onmogelijk, is te weten te komen waar zijn schuldenaar zijn bankrekening heeft zonder een beroep te doen op de diensten van privédetectivekantoren. Dit gebrek aan transparantie zal er dikwijls toe leiden dat een schuldeiser geen toegang heeft tot dit soort voorlopige maatregel.

· Ten derde zijn de kosten van het verkrijgen en van de tenuitvoerlegging van een bevel tot conservatoir beslag op een bankrekening in een grensoverschrijdende zaak in het algemeen hoger dan in binnenlandse zaken, hetgeen schuldeisers afschrikt om in het buitenland via gerechtelijke weg hun schuldvorderingen te innen.

· Ten slotte vormen de verschillen tussen de nationale tenuitvoerleggingssystemen en de duur van de tenuitvoerlegging een ernstig probleem voor schuldeisers die een rechterlijke beslissing ten uitvoer willen leggen. Dit tast de doeltreffendheid aan van voorlopige maatregelen, zoals conservatoir beslag op bankrekeningen, die per definitie afhankelijk zijn van een snelle tenuitvoerlegging.

In de effectbeoordeling die aan dit voorstel is gehecht, worden de problemen van het huidige systeem en de gevolgen van de verschillende bestudeerde opties voor de oplossing ervan uitvoerig geanalyseerd.

De algemene doelstelling van dit voorstel is bij te dragen aan de ontwikkeling van de interne markt van de EU, zoals uiteengezet in de Europa 2020-strategie voor groei[9] en aan de totstandbrenging van een ware civiele rechtsruimte op het gebied van tenuitvoerlegging. Voorts heeft dit voorstel als algemene doelstellingen de inning van grensoverschrijdende vorderingen te vergemakkelijken voor burgers en ondernemingen, in het bijzonder voor kmo’s, en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken over grensoverschrijdende geschillen efficiënter te maken, waardoor de met grensoverschrijdende handel verbonden risico’s verkleinen, het vertrouwen van de handelaars groter wordt, de betalingsmoraal van schuldenaren in grensoverschrijdende situaties beter wordt en tot meer grensoverschrijdende ondernemingsactiviteiten wordt aangezet.

5.

Meer in het bijzonder heeft dit voorstel als doel


· schuldeisers de mogelijkheid te bieden om onder dezelfde voorwaarden een bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen te verkrijgen ongeacht het land waar het bevoegde gerecht is gelegen;

· schuldeisers in staat te stellen om informatie te verkrijgen waarmee zij te weten kunnen komen waar hun schuldenaren bankrekeningen hebben; en

· de kosten te verlagen en termijnen te verkorten voor schuldeisers die in grensoverschrijdende situaties een bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen wensen te verkrijgen en ten uitvoer te leggen.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Dit voorstel werd voorafgegaan door een uitgebreide raadpleging van belanghebbenden, lidstaten, andere instellingen en deskundigen over de problemen van het huidige systeem en de mogelijke oplossingen daarvoor. Op 24 oktober 2006 heeft de Europese Commissie een groenboek aangenomen over een efficiëntere tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in de Europese Unie: beslag op bankrekeningen[10], waarin werd voorgesteld een Europese voorlopige maatregel voor conservatoir beslag op bankrekeningen in te stellen en waarop in totaal 68 antwoorden werden ontvangen. Bij het opstellen van deze voorstellen heeft de Commissie rekening gehouden met de resultaten van een vergelijkend juridisch onderzoek dat professor Burkhard Hess van de universiteit van Heidelberg in februari 2004 heeft afgerond (en dat betrekking heeft op de 15 toenmalige lidstaten)[11]. Empirische gegevens over de gevolgen van de verschillende opties voor dit voorstel zijn opgenomen in een andere externe studie die in januari 2011 werd afgerond[12] en in een enquête die onder Europese ondernemingen werd uitgevoerd via het Europees toetsingspanel van het bedrijfsleven (EBTP), waarvan de resultaten in augustus 2010 werden bekendgemaakt[13]. In juni 2010 vond een openbare hoorzitting plaats. Om de Commissie bij het opstellen van dit voorstel bij te staan, werd een particuliere deskundigengroep opgericht die tussen februari en april 2011 vier maal is bijeengekomen. In maart 2011 werden deskundigen van de lidstaten geraadpleegd over een voorontwerp van een voorstel.

Uit de raadpleging blijkt dat zowel de belanghebbenden als de lidstaten het instellen van een zelfstandige Europese procedure voor conservatoir beslag op bankrekeningen brede steun verlenen. De weinige belanghebbenden die de noodzaak van het initiatief betwistten, vonden in het algemeen dat hun eigen nationale procedures goed werkten. Anderen erkennen echter dat, hoewel een nieuwe Europese procedure niet nodig is om de procedures in hun eigen lidstaat te verbeteren, deze toch een toegevoegde waarde zou hebben voor 'uitgaande' verzoeken die worden afgehandeld in andere landen, waarvan sommige zeer inefficiënte procedures voor bevelen tot conservatoir beslag op bankrekeningen zouden hebben. Wat de belangrijkste kenmerken van het ingediende voorstel betreft, waren een grote meerderheid van de belanghebbenden en het Europees Parlement er voorstander van dat het geplande Europees bevel voor conservatoir beslag op bankrekeningen alleen van voorlopige aard is. Er is ook overweldigende steun voor het feit dat het bevel kan worden gegeven zonder dat de schuldenaar vooraf wordt gehoord, teneinde het 'verrassingseffect' te behouden. De meest controversiële aspecten van het initiatief hebben betrekking op kwesties als de bescherming van de schuldenaar, met name de vraag welke rechterlijke instantie bevoegd moet zijn voor de betwisting van het bevel, en de nadere regels voor de tenuitvoerlegging van het grensoverschrijdende bevel.

De Commissie onderzocht de kosten en baten van de belangrijkste aspecten van de voorgestelde wijziging in haar effectbeoordeling, die aan dit voorstel is gehecht.

2.

Juridische elementen van het voorstel



6.

3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregel


De voorgestelde verordening zal een nieuwe en zelfstandige Europese procedure voor het conservatoir beslag op bankrekeningen instellen, waardoor een schuldeiser kan vermijden dat het geld van de schuldenaar op een bankrekening in de Europese Unie wordt overgemaakt of afgehaald. De Europese procedure zal als een alternatief voor de bestaande procedures uit het nationale recht ter beschikking staan van burgers en ondernemingen. De voorgestelde verordening zal de procedure voor het uitvaardigen van het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen regelen alsook de tenuitvoerlegging ervan door de bank waar de betrokken rekening wordt aangehouden. Het Europees bevel tot conservatoir beslag zou alleen bewarend van aard zijn; dat wil zeggen dat met dat bevel de rekening van de schuldenaar alleen wordt geblokkeerd en dat daarmee geen geld aan de schuldeiser kan worden betaald. In overeenstemming met de rechtstradities van de meeste lidstaten zal het Europees bevel uitwerking hebben 'in rem', hetgeen wil zeggen dat het op specifieke bankrekeningen gericht is en niet op de schuldenaar persoonlijk.

De voornaamste kenmerken van het voorstel kunnen als volgt worden samengevat:

7.

3.1.1. Toepassingsgebied (artikelen 2 en 3)


De voorgestelde verordening geldt in burgerlijke en handelszaken. De uitsluitingen van het toepassingsgebied stemmen grotendeels overeen met die van de verordening Brussel I. Zoals in de verordening Brussel I worden het faillissement en de sociale zekerheid van het toepassingsgebied uitgesloten. Ook arbitrage valt niet binnen het toepassingsgebied. Ook al valt er iets voor te zeggen om de partijen bij een arbitrage de Europese procedure te laten gebruiken, toch zou het opnemen van arbitrage complexe problemen met zich brengen die nog niet door het EU-recht zijn geregeld, bv. onder welke voorwaarden arbitrale uitspraken kunnen worden gelijkgesteld met rechterlijke beslissingen, en het leek niet aangewezen om deze problemen in dit instrument voor het eerst aan te pakken.

In tegenstelling tot de verordening Brussel I is de voorgestelde verordening wel van toepassing op zaken die verband houden met huwelijksvermogensrecht, de gevolgen van geregistreerde partnerschappen en nalatenschappen, zodra de door de Commissie op deze twee gebieden voorgestelde rechtsinstrumenten zijn aangenomen en in werking zijn getreden.

Het instrument is beperkt tot situaties met grensoverschrijdende gevolgen. De aanpak om deze situaties op een 'negatieve' manier te definiëren is geïnspireerd door artikel 1 van het Haags Verdrag inzake bedingen van forumkeuze.

8.

3.1.2. Voorwaarden en procedure voor het uitvaardigen van het bevel


· Beschikbaarheid (artikel 5)

Doel van het voorstel is dat de Europese procedure in twee verschillende soorten gevallen beschikbaar is: vóór en na het verkrijgen van een uitvoerbare titel in de lidstaat waar de rekening wordt aangehouden. Praktisch gezien betekent dit dat een schuldeiser om een bevel zou kunnen verzoeken (1) vóór of tijdens de gerechtelijke bodemprocedure of na het verkrijgen van een uitvoerbare titel in de lidstaat van herkomst die nog niet uitvoerbaar is in de lidstaat van tenuitvoerlegging en (2) na het verkrijgen van een uitvoerbare titel in de lidstaat van tenuitvoerlegging. De Commissie verwacht weliswaar dat het instrument het meest relevant zal zijn in de eerste soort situaties, maar het kan ook toegevoegde waarde hebben voor de tweede soort door de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging te optimaliseren. Gegeven het feit dat de schuldeiser in dit soort situaties al een uitvoerbare titel heeft, zijn de voorwaarden voor het uitvaardigen van een bevel minder streng dan voor de eerste soort situaties.

· Bevoegdheid voor het uitvaardigen van het bevel (artikelen 6 en 14)

In het algemeen zijn de gerechten van de lidstaten die krachtens Europese instrumenten of nationaal recht voor het bodemgeschil bevoegd zijn, ook bevoegd voor het geven van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen. Het bevel kan ook worden gegeven door de gerechten van de lidstaten waar de rekening wordt aangehouden. Om “forum-shopping” te vermijden, is in dat geval de werking van het bevel echter beperkt tot de lidstaat waar het wordt uitgevaardigd en wordt het niet erkend en ten uitvoer gelegd in andere lidstaten op grond van de voorgestelde verordening. In gevallen waarin de schuldeiser reeds een uitvoerbare titel heeft verkregen, kan hij een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen verkrijgen, hetzij van het gerecht dat de uitvoerbare titel heeft afgegeven, hetzij van de tenuitvoerleggingsautoriteit van de lidstaat waar de bankrekening wordt aangehouden.

Krachtens artikel 31 van de verordening Brussel I beletten de bepalingen over de rechterlijke bevoegdheid van deze verordening de eiser niet om op grond van het nationale recht om bewarende maatregelen te verzoeken.

· Voorwaarden voor het uitvaardigen van een bevel (artikelen 7 en 12)

Overeenkomstig de in de meeste lidstaten gevolgde algemene benadering vereist de voorgestelde verordening dat de schuldeiser aantoont dat hij goede vooruitzichten heeft om in het bodemgeschil zijn gelijk te halen; dat wil zeggen dat zijn vordering op het eerste gezicht gegrond is en dat het risico bestaat dat de tenuitvoerlegging van een latere rechterlijke beslissing onmogelijk wordt wanneer de maatregel niet wordt opgelegd, omdat de kans bestaat dat de schuldenaar zijn vermogen zal wegnemen of doen verdwijnen. Bovendien mag het gerecht de schuldeiser vragen om een zekerheid te stellen om te waarborgen dat de schade wordt vergoed die de schuldenaar zou lijden mocht het bevel later ongerechtvaardigd blijken en teniet worden gedaan, bv. omdat de schuldeiser in het bodemgeschil geen geldige vordering had.

· Kenmerken van de procedure (artikelen 10, 11 en 44)

Het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen wordt uitgevaardigd in een ex parte procedure, hetgeen wil zeggen dat de schuldenaar niet vooraf wordt gehoord. Op die manier wordt het “verrassingseffect” van de maatregelen behouden. In situaties waarin het 'verrassingseffect' niet noodzakelijk is, bv. omdat een andere schuldeiser de rekening in pand heeft, kan de eiser echter vragen dat de procedure inter partes wordt gevoerd. Aangezien snelheid van cruciaal belang is in procedures betreffende voorlopige maatregelen, staat de verordening getuigenbewijs slechts in uitzonderlijke omstandigheden toe. De gerechten kunnen schriftelijke verklaringen van getuigen of deskundigen als bewijs aanvaarden. De verordening bevat ook specifieke termijnen om het Europees bevel uit te vaardigen en ten uitvoer te leggen. Wanneer de rechterlijke instantie of de tenuitvoerleggingsautoriteit in uitzonderlijke omstandigheden niet in staat is om deze termijnen na te leven, moet zij rechtvaardigen waarom zij meer tijd nodig heeft.

· Informatie verkrijgen over de rekening(en) van de schuldenaar (artikel 17)

Gelet op de moeilijkheden die de schuldeiser zou kunnen ondervinden om informatie over de rekening(en) van de schuldenaar te verkrijgen, verplicht de voorgestelde verordening de lidstaten om een mechanisme vast te stellen dat dat vergemakkelijkt. De verordening laat de lidstaten de keuze tussen twee verschillende mechanismen. Enerzijds kunnen de lidstaten voorzien in een bevel tot bekendmaking op grond waarvan alle banken op hun grondgebied verplicht worden te melden of de schuldenaar bij hen een rekening aanhoudt. Anderzijds kunnen zij hun tenuitvoerleggingsautoriteiten toegang verlenen tot informatie waarover de overheid, onder meer in registers, beschikt. Ook artikel 61 van de verordening betreffende onderhoudsverplichtingen bevat dit mechanisme. Omwille van de gegevensbescherming moeten de in het kader van deze bepaling uitgewisselde gegevens beperkt blijven tot de informatie die noodzakelijk is om het bevel ten uitvoer te leggen.

9.

3.1.3. Uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van het bevel


· Afschaffing van het exequatur (artikel 23)

Overeenkomstig de bestaande Europese procedures[14] zullen de in het kader van de voorgestelde verordening in een lidstaat uitgevaardigde bevelen tot conservatoir beslag op bankrekeningen automatisch in een andere lidstaat worden erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat daarvoor een bijzondere procedure is vereist.

· Betekening of kennisgeving van het bevel aan de bank en aan de verweerder (artikelen 24 en 25).

De bepalingen over de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het krachtens de nieuwe procedure uit te vaardigen Europees bevel vormen de belangrijkste nieuwigheid van de voorgestelde verordening. Een bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen met werking in rem wordt ten uitvoer gelegd door betekening of kennisgeving ervan aan de bank of banken waarbij de betrokken rekeningen worden aangehouden en waarop de verplichting rust het bevel uit te voeren. In de bepalingen van de verordening in verband met de betekening of kennisgeving aan de bank wordt een onderscheid gemaakt tussen twee situaties. Als het gerecht gelegen is in dezelfde lidstaat als die van de bank, wordt de betekening of kennisgeving beheerst door het nationale recht. Als het om een grensoverschrijdende betekening of kennisgeving gaat, dient dit te gebeuren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1393/2007 met een belangrijke wijziging wat de methode van betekening of kennisgeving betreft: de stukken die moeten worden betekend of waarvan kennis moet worden gegeven, worden door het gerecht van oorsprong of door de eiser rechtstreeks naar de bevoegde autoriteit in de lidstaat van tenuitvoerlegging verzonden, die op haar beurt zorgt voor de betekening of kennisgeving ervan aan de bank of de verweerder. Ten opzichte van andere methoden van betekening of kennisgeving of een vrije keuze tussen verschillende methoden, heeft deze methode van betekening of kennisgeving het belangrijke voordeel dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van tenuitvoerlegging erbij worden betrokken. Dat zal er niet alleen voor zorgen dat de banken het bevel zullen ontvangen via de hun vertrouwde kanalen maar ook dat de bevoegde autoriteit ambtshalve rekening kan houden met bedragen die niet voor beslag vatbaar zijn, wanneer dat krachtens het nationale recht mogelijk is.

De schuldenaar moet onmiddellijk nadat de maatregel in werking is getreden, op de hoogte worden gebracht zodat hij zijn verdediging kan voorbereiden. De voorgestelde verordening zorgt ervoor dat de betekening of kennisgeving zo snel mogelijk plaatsvindt nadat het bevel ten uitvoer werd gelegd.

· Tenuitvoerlegging door de bank en verklaring van de bank (artikelen 26 en 27)

De bank is verplicht om het bevel onmiddellijk uit te voeren door een rekening te blokkeren ter hoogte van het bedrag van het bevel. Er zijn bijzondere bepalingen die rekening houden met de situatie waarin rekeningen financiële instrumenten bevatten en met rekeningen in een andere munteenheid dan die van het uitgevaardigde bevel. Binnen acht dagen moet de bank een verklaring afgeven waaruit blijkt of met het bevel voldoende tegoeden konden worden geblokkeerd. Om een afdoende bescherming van de persoonsgegevens van de schuldenaar te garanderen, mag het rekeningsaldo niet worden vrijgegeven wanneer dat volstaat om volledig aan het bevel te voldoen.

· Conservatoir beslag op meerdere rekeningen, op gezamenlijke rekeningen en op derdenrekeningen (artikelen 28 en 29)

Ingeval conservatoir beslag wordt bevolen op meerdere rekeningen, beperkt de voorgestelde verordening de mogelijkheid van de schuldeiser om te veel beslag te leggen, door hem te verplichten het bedrag van het beslag dat zijn schuldvordering overstijgt, te deblokkeren zodra hij daarvan op de hoogte is. Aangezien de nationale rechtsstelsels op het gebied van de voorwaarden waaronder conservatoir beslag kan worden gelegd op gezamenlijke rekeningen en derdenrekeningen (trustrekeningen) zeer uiteenlopen, laat de voorgestelde verordening deze kwestie over aan het toepasselijke nationale recht.

· Niet voor beslag vatbare bedragen (artikel 32)

Op het gebied van de niet voor beslag vatbare bedragen om het levensonderhoud van de schuldenaar en zijn gezin te garanderen of om een onderneming haar normale bedrijfsvoering te laten voortzetten, loopt het nationale recht in de EU aanzienlijk uiteen. Daarbij gaat het vooral om de vraag of bedragen ambtshalve worden vrijgesteld dan wel uitsluitend op verzoek van de schuldenaar. Krachtens de voorgestelde verordening kunnen de lidstaten hun nationale regeling behouden.

· Rangorde tussen schuldeisers (artikel 33)

De nationale rechtsstelsels in de EU lopen ook sterk uiteen wat betreft de gevolgen van een voorlopige maatregel op de rangorde tussen schuldeisers. Deze kwestie is zeer complex en intrinsiek verbonden met het nationale tenuitvoerleggings- en insolventierecht. Gelet op deze verschillen is in de voorgestelde verordening vastgesteld dat het Europees bevel in de rangorde dezelfde plaats krijgt als een gelijkwaardige maatregel in het nationale recht.

10.

3.1.4. Rechtsmiddelen tegen het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen (artikelen 34, 35 en 36)


Op grond van de voorgestelde verordening heeft de schuldenaar het recht om het bevel tot conservatoir beslag aan te vechten, zowel ten gronde als om procedureredenen. Met betrekking tot de vraag welke gerechten bevoegd zijn voor het rechtsmiddel van de schuldenaar volgt de voorgestelde verordening de benadering van de herziening van de verordening Brussel I. In beginsel moet de verweerder zijn bezwaren tegen het bevel opwerpen voor het gerecht dat het bevel heeft uitgevaardigd (het gerecht van oorsprong). Deze benadering zorgt ervoor dat in beginsel hetzelfde gerecht bevoegd is voor het bevel en voor het rechtsmiddel daartegen. Bij wijze van uitzondering moeten bezwaren betreffende bepaalde aspecten van de tenuitvoerlegginsprocedure, met name de niet voor beslag vatbare bedragen, worden opgeworpen voor de gerechten van de lidstaat van tenuitvoerlegging omdat die lidstaat bevoegd is voor de procedure. Om het de schuldenaar gemakkelijker te maken om tegen het bevel een rechtsmiddel in te stellen voor de gerechten van een andere lidstaat, voorziet de verordening in standaardformulieren in alle EU-talen, waardoor de kosten voor vertaling worden beperkt. Op bepaalde categorieën schuldenaren, die in het algemeen als “zwakkere partij” in een geschil worden beschouwd -consumenten, werknemers en verzekerden-, is een andere bevoegdheidsregeling van toepassing. Dit soort schuldenaren kan alle bezwaren tegen het bevel opwerpen voor de gerechten van de lidstaat waar zij wonen. Deze regel zorgt ervoor dat zwakkere partijen een Europees bevel te allen tijde kunnen aanvechten in hun eigen rechtsstelsels zodat de in de verordening Brussel I voor dergelijke zaken vastgestelde beschermende bevoegdheidsregels een extra niveau van bescherming krijgen.

11.

3.1.5. Overige bepalingen


· Vertegenwoordiging in rechte (artikel 41)

Overeenkomstig de juridische situatie in de meeste lidstaten en om de proceskosten te beperken, bepaalt de voorgestelde verordening dat vertegenwoordiging in rechte niet verplicht is in een procedure om een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen te verkrijgen. Daardoor kan een schuldeiser om een Europees bevel verzoeken zonder zich tot een advocaat te moeten wenden of zonder een beroep te moeten doen op een advocaat die bevoegd is om op te treden in de lidstaat waar het gerecht is gelegen. Het is echter mogelijk dat het nationaal recht vereist dat de partijen door advocaten worden vertegenwoordigd wanneer de schuldenaar het bevel betwist. Om het aanvragen van een Europees bevel door de schuldeiser te vergemakkelijken, bevat de voorgestelde verordening een standaard-verzoekformulier met relevante richtsnoeren om het in te vullen. Het formulier zal in alle talen van de Unie beschikbaar zijn zodat nog slechts enkele delen vrije tekst vertaling zullen behoeven.

· Kosten (artikelen 30, 31 en 43)

Verscheidene bepalingen van de voorgestelde verordening hebben betrekking op kosten: banken kunnen alleen een vergoeding voor de tenuitvoerlegging van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen vragen wanneer zij krachtens het nationale recht het recht hebben om dat te doen bij de tenuitvoerlegging van gelijkwaardige maatregelen. Met het oog op meer transparantie moeten de betrokken lidstaten een enkele forfaitaire vergoeding vaststellen die op hun grondgebied van toepassing is. Ook voor de kosten voor het optreden van een bevoegde instantie, zoals een gerechtsdeurwaarder, moet een enkele forfaitaire vergoeding worden vastgesteld. Krachtens artikel 43 dient de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de Europese procedure te worden verwezen. De lidstaten behouden weliswaar de vrijheid om voor de Europese procedure gerechtskosten op te leggen, maar deze mogen niet hoger zijn dan de kosten voor het verkrijgen van een gelijkwaardige maatregel op grond van het nationale recht, niet buiten verhouding staan tot de waarde van de vordering en niet zo buitensporig hoog zijn dat zij het gebruik van de procedure kunnen ontmoedigen.

12.

3.2. Rechtsgrondslag


Dit voorstel heeft als rechtsgrondslag artikel 81, lid 2, VWEU op grond waarvan het Europees Parlement en de Raad, met name wanneer dat nodig is voor de goede werking van de interne markt, maatregelen kunnen vaststellen die onder meer het volgende beogen: de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en de tenuitvoerlegging daarvan (onder a)), daadwerkelijke toegang tot de rechter (onder e)) en het wegnemen van de hindernissen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen inzake burgerlijke rechtsvordering (onder f)).

Titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is niet van toepassing op Denemarken conform het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken. Titel V is evenmin van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, tenzij deze beide lidstaten anders beslissen overeenkomstig de betrokken regels van het Protocol betreffende hun positie ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

13.

3.3. Subsidiariteit en evenredigheid


Dit voorstel voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

De bovengenoemde problemen hebben, wat de subsidiariteit betreft, een duidelijk grensoverschrijdende dimensie en kunnen niet door de lidstaten afzonderlijk naar behoren worden opgelost. Ook al is het theoretisch mogelijk, het is zeer onwaarschijnlijk dat de lidstaten via een gecoördineerd optreden hun wetgeving betreffende conservatoir beslag op bankrekeningen zouden aanpassen waardoor EU-optreden overbodig zou worden. De kwestie van de tenuitvoerlegging is nog nooit het voorwerp geweest van internationale overeenkomsten of van door internationale organisaties voorgestelde modelwetgeving en er is geen aanwijzing dat een internationaal initiatief in de nabije toekomst werkelijkheid zou worden. Bovendien zou het, zelfs als dat wel het geval was, door de verschillen tussen de huidige tenuitvoerleggingsregelingen zeer onwaarschijnlijk zijn dat de lidstaten binnen een redelijke termijn een overeenkomst over een gemeenschappelijke aanpak bereiken, vooral gelet op het feit dat voor elke overeenkomst buiten de Europese wetgevingsprocedure eenparigheid van stemmen is vereist.

Uit de effectbeoordeling bij dit voorstel blijkt dat de voordelen van de belangrijkste aspecten van dit voorstel groter zijn dan de kosten ervan en dat de voorgestelde maatregelen derhalve evenredig zijn.

14.

3.4. Gevolgen voor de grondrechten


Zoals in de aan dit voorstel gehechte effectbeoordeling is aangegeven en conform de strategie van de Unie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[15], zijn alle elementen van het voorstel in overeenstemming met de in het Handvest vastgestelde rechten. Door een snelle en goedkope Europese procedure voor conservatoir beslag op bankrekeningen vast te stellen, verbetert het voorstel het recht van de schuldeiser op een doeltreffende tenuitvoerlegging van zijn vorderingen, dat een onderdeel vormt van het in artikel 47, lid 1, van het Handvest vastgestelde recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Tegelijkertijd zorgt het voorstel ervoor dat de rechten van de schuldenaar worden gewaarborgd in volledige overeenstemming met de vereisten van het recht op een eerlijk proces (artikel 47, lid 2, van het Handvest) en het recht op eerbiediging van de menselijke waardigheid en het familie-leven (respectievelijk artikel 1 en artikel 7 van het Handvest). De bescherming van de rechten van de schuldenaar wordt met name door de volgende elementen van het voorstel gewaarborgd:

· het vereiste om de schuldenaar onmiddellijk na de tenuitvoerlegging van het bevel alle stukken te geven die de schuldeiser bij het gerecht heeft neergelegd;

· de mogelijkheid voor de schuldenaar om het bevel aan te vechten door een verzoek om heroverweging in te dienen bij het gerecht van oorsprong, het tenuitvoerleggingsgerecht of – wanneer de schuldenaar een consument, werknemer of verzekerde is – het gerecht van zijn woonplaats;

· het feit dat de bedragen die noodzakelijk zijn voor het levensonderhoud van de schuldenaar en zijn gezin, niet voor beslag vatbaar zijn.