Toelichting bij COM(2011)482 - Wijziging van Verordening 1083/2006 wat betreft het financiële beheer voor lidstaten met (dreigende) ernstige financiële moeilijkheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. achtergrond van het voorstel

·

Motivering en doel van het voorstel



Door de aanhoudende financiële en economische crisis neemt de druk op de nationale financiële middelen toe, nu de lidstaten in hun begrotingen snoeien. In deze context is de waarborging van een vlotte uitvoering van de programma's in het kader van het cohesiebeleid van bijzonder belang als middel om geld in de economie te pompen.

Niettemin vormt de uitvoering van de programma's vaak een uitdaging als gevolg van de liquiditeitsproblemen die uit de budgettaire beperkingen voortvloeien. Dit geldt in het bijzonder voor de lidstaten die het zwaarst door de crisis zijn getroffen en die financiële bijstand hebben ontvangen in het kader van een programma van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) voor de eurolanden of het betalingsbalansmechanisme voor landen die de euro niet hebben ingevoerd. Tot op heden hebben zes landen – waaronder Griekenland, dat financiële bijstand buiten het EFSM om heeft ontvangen – verzocht om financiële bijstand in het kader van deze mechanismen en met de Commissie overeenstemming bereikt over een macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze landen zijn Hongarije, Roemenië, Letland, Portugal, Griekenland en Ierland, hierna 'programmalanden' genoemd. Hongarije, dat in 2008 tot het betalingsbalansmechanisme is toegetreden, heeft dit in 2010 weer verlaten.

Om te verzekeren dat deze lidstaten (of elke andere lidstaat die in de toekomst bijstand uit dergelijke programma's zal ontvangen) de uitvoering van de programma's van de structuurfondsen en het Cohesiefonds in het veld voortzetten en projecten financieren, bevat het huidige voorstel bepalingen op grond waarvan de Commissie de betalingen aan die landen zou kunnen opvoeren voor de periode dat zij onder de steunmechanismen vallen, zonder dat de totale middelen die hun in het kader van het cohesiebeleid voor de periode 2007-2013 toekomen, wijzigingen ondergaan. De lidstaten beschikken aldus op een kritiek moment over extra financiële middelen, wat de verdere uitvoering van de programma's in het veld vergemakkelijkt.

·

Algemene context



De verscherping van de financiële crisis in sommige lidstaten heeft zonder twijfel aanzienlijke gevolgen voor de reële economie wegens de schuldenlast en de moeilijkheden voor de regeringen om geld op de markt te lenen.

De Commissie heeft in antwoord op de huidige financiële crisis en de sociaaleconomische gevolgen daarvan voorstellen gepresenteerd. In het kader van haar herstelpakket heeft de Commissie in december 2008 een aantal wijzigingen in de regelgeving voorgesteld om de uitvoeringsvoorschriften voor het cohesiebeleid te vereenvoudigen en de voorfinanciering via voorschotten ten gunste van de EFRO- en ESF-programma's te vergroten. De aanvullende voorschotten voor de lidstaten in 2009 hebben gezorgd voor een onmiddellijke injectie van een contant bedrag van 6,25 miljard euro binnen de voor elke lidstaat voor de periode 2007-2013 overeengekomen financiële toewijzing. Deze wijziging bracht het totale bedrag van de voorschotten op 11,25 miljard euro. Een door de Commissie in juli 2009 gepresenteerd voorstel voorzag in aanvullende maatregelen ter vereenvoudiging van de uitvoering van de structuurfondsen en het Cohesiefonds. De vaststelling van deze maatregelen in juni 2010 heeft aanzienlijk bijgedragen tot de vereenvoudiging van de uitvoering van de programma's en ervoor gezorgd dat aanzienlijk meer middelen werden aangesproken, waarbij de administratieve lasten voor de begunstigden werden verlicht.

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Artikel 77 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (hierna 'algemene verordening' genoemd) bepaalt dat de tussentijdse betalingen en de saldobetalingen worden berekend door het in de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma bepaalde medefinancieringspercentage voor elke prioritaire as toe te passen.

·

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Het voorstel is in overeenstemming met andere voorstellen en initiatieven die de Europese Commissie heeft vastgesteld in antwoord op de financiële crisis.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



·

Raadpleging van belanghebbende partijen



Er zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd.

·

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

·

Effectbeoordeling



Op grond van het voorstel zou de Commissie de betalingen aan de betrokken landen kunnen opvoeren voor de periode dat zij onder de steunmechanismen vallen. Daartoe worden de betalingen vermeerderd met een bedrag dat wordt berekend door voor de voor het eerst gecertificeerde uitgaven die gedurende de betrokken periode worden ingediend, de voor de prioritaire as van de programma's geldende medefinancieringspercentages te verhogen met tien procentpunten.

Dit zal niet extra op de totale begroting drukken, aangezien voor die periode de totale financiële toewijzing uit de fondsen aan de betrokken landen en programma's geen wijziging zal ondergaan.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Er wordt voorgesteld om artikel 77 van de algemene verordening aldus te wijzigen dat de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaten voor de voor het eerst voor de betrokken periode gedeclareerde uitgaven een hogere terugbetaling kan verrichten, die wordt berekend door de voor de prioritaire as geldende medefinancieringspercentages te verhogen met 10 procentpunten.

Het aldus verhoogde medefinancieringspercentage van het programma mag niet meer dan 10 procentpunten meer bedragen dan de maxima van bijlage III van de algemene verordening. Hoe dan ook mag de bijdrage uit de fondsen aan de betrokken prioritaire as niet hoger zijn dan het bedrag dat wordt genoemd in de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma.

Na de vaststelling van een besluit van de Raad tot verlening van bijstand uit de steunmechanismen aan een lidstaat zal de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaten bovenbedoelde berekening toepassen voor alle in het kader van een operationeel programma voor de betrokken lidstaat voor het eerst gedeclareerde uitgaven.

Dit zal een tijdelijke maatregel zijn, die eindigt zodra de lidstaat het steunmechanisme verlaat.

·

Rechtsgrondslag



Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, stelt gemeenschappelijke voorschriften voor de drie fondsen vast. Op grond van het beginsel van het gedeelde beheer tussen de Commissie en de lidstaten omvat deze verordening bepalingen voor het programmeringsproces, alsook regelingen voor het programmabeheer, inclusief het financiële beheer, de monitoring, de financiële controle en de evaluatie van de projecten.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, voor zover het ertoe strekt via de structuurfondsen en het Cohesiefonds meer steun te verlenen aan bepaalde lidstaten die in ernstige moeilijkheden verkeren, met name wat hun economische groei en financiële stabiliteit betreft, en die een oplopend tekort en een verslechterende schuldenpositie kennen, mede als gevolg van het internationale economische en financiële klimaat. In deze context moet op het niveau van de Europese Unie een tijdelijk mechanisme worden ingevoerd dat de Europese Commissie in staat stelt de terugbetaling op basis van de gecertificeerde uitgaven in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds op te schroeven.

·

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Het huidige voorstel is evenredig, aangezien het meer steun uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds verleent aan lidstaten in geval van moeilijkheden of dreiging van grote moeilijkheden die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die zij niet kunnen beheersen en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme) of in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad, alsmede aan Griekenland, dat financiële bijstand buiten het EFSM om heeft ontvangen in het kader van het akkoord tussen de kredietverstrekkers en de leningsovereenkomst van de eurozone.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn:

De Commissie heeft de door het rechtskader geboden speelruimte onderzocht en acht het in het licht van de tot nu toe opgedane ervaringen nodig om wijzigingen in de algemene verordening voor te stellen. Het doel van deze herziening is de medefinanciering van projecten te vergemakkelijken, zodat die sneller uitgevoerd kunnen worden en het effect van die investeringen op de reële economie ook sneller intreedt.

3.

Gevolgen voor de begroting



Er is geen effect op de vastleggingskredieten, aangezien geen wijziging wordt voorgesteld van de maximumbedragen voor financiering uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds, als vastgesteld in de operationele programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013.

Voor de betalingskredieten kan het voorstel tot een hogere terugbetaling aan de betrokken lidstaten leiden. De aanvullende betalingskredieten in het kader van dit voorstel zullen een toename impliceren van de betalingskredieten (voor 2012 ongeveer 2,304 miljard euro), die vóór het einde van de programmeringsperiode kan worden gecompenseerd. Derhalve ondergaan de totale betalingskredieten voor de gehele programmeringsperiode geen wijziging.

In het licht van het verzoek van de lidstaat om voor de actie in aanmerking te komen en met inachtneming van de ontwikkeling met betrekking tot de aanvragen voor tussentijdse betalingen, zal de Commissie in 2012 de behoefte aan aanvullende betalingskredieten opnieuw onderzoeken, en zal zij de begrotingsautoriteit eventueel voorstellen betreffende passende acties voorleggen.

Het voorstel laat zien dat de Commissie bereid is om de lidstaten bij te staan in hun pogingen om de financiële crisis aan te pakken. Dankzij de wijziging zullen de betrokken lidstaten de middelen ontvangen die nodig zijn om projecten te ondersteunen en het herstel van de economie kracht bij te zetten.