Toelichting bij COM(2011)487 - Standpunt EU op de ministerraad van de energiegemeenschap (Chişinău, 6 oktober 2011)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De ministerraad van de energiegemeenschap komt op 6 oktober 2011 in Chişinău (Republiek Moldavië) bijeen.

Het standpunt van de Europese Unie ten aanzien van de besluiten die voor deze vergadering op de agenda staan, moet worden vastgesteld conform artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig het bepaalde in Besluit 2006/500/EG van de Raad van 29 mei 2006 betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap door de Europese Gemeenschap.

Overeenkomstig artikel 6 van Besluit 2006/500/EG wordt het standpunt van de Europese Unie verwoord door de vertegenwoordiger van de Europese Commissie in de ministerraad.

Dit voorstel voor een besluit van de Raad heeft betrekking op alle agendapunten waarover een besluit van de ministerraad wordt verwacht.

1.

2. BUDGETTAIRE AANGELEGENHEDEN


2.

2.1 Goedkeuring van het financieel beheer voor 2010


De Europese Unie moet de financiële kwijting van de directeur voor 2010 goedkeuren op basis van het auditverslag van 31 december 2010, het verslag van het begrotingscomité inzake de audit van 2010 en het verslag van de directeur over de uitvoering van de begroting.

3.

2.1.2. Goedkeuring van de begroting en financiële bijdragen voor de periode 2012-2013


De Europese Unie moet de begroting voor 2012-2013 goedkeuren, mits de begrotingsautoriteit voor beide jaren de benodigde kredieten toekent. Deze begroting strookt met het voorstel van de Commissie, op 20 juni 2011 bij besluit van de Commissie vastgesteld.

De totale begroting mag niet hoger zijn dan 3 230 000 euro voor 2012 en 3 342 200 euro voor 2013. Deze bedragen houden een daling in (van respectievelijk 4% en 1%) ten opzichte van de begroting voor 2011 en zijn gebaseerd op de kennis van het daadwerkelijk gebruik van de voorgaande begroting.

De Europese Unie moet haar goedkeuring hechten aan de indienstneming door de energiegemeenschap van twee extra personeelsleden (een administratief-financieel beambte en een deskundige op het gebied van het EU-milieubeleid en de klimaatverandering) in 2012 en van één extra personeelslid in 2013.

De Europese Unie moet tevens haar goedkeuring hechten aan de wijzigingen in bijlage IV bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap, waarin de budgettaire bijdragen van de Europese Unie en van elke verdragsluitende partij nauwkeurig worden omschreven. Ten gevolge van de toetreding tot de energiegemeenschap van Moldavië en Oekraïne worden alle bijdragen gewijzigd; de totale bijdrage van de Europese Unie zal daardoor verminderen.

4.

2.2. ONTWIKKELINGEN OP WETGEVINGSGEBIED


2.2.1. Tenuitvoerlegging van het derde pakket (interne markt voor elektriciteit en gas)

De Europese Unie moet het besluit van de ministerraad goedkeuren over de tenuitvoerlegging door de energiegemeenschap van Richtlijn 2009/72/EG, Richtlijn 2009/73/EG, Verordening (EG) nr. 714/2009 en Verordening (EG) nr. 715/2009.

De aanpassingen zoals vervat in het besluit van de ministerraad, op grond van artikel 24 van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap, komen overeen met de aanpassingen die zijn voorgesteld in het Besluit van de Commissie van 6 mei 2011 (C(2011) 3013 definitief).

De EU moet ook de wijzigingen in het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap goedkeuren, overeenkomstig het bij het besluit van de Raad van 28 juni 2011 vastgestelde onderhandelingsmandaat. Overeengekomen is dat wijziging van het Verdrag geen essentieel onderdeel is van het besluit over het derde pakket en dat hierover in een later stadium een besluit kan worden genomen.

5.

2.2.2. Vaststelling van gedelegeerde verordeningen over energie-efficiëntie ('etikettering')


De besluiten van de ministerraad met betrekking tot de vaststelling van de basiswetgeving van de EU inzake energie-efficiëntie (Besluit van de ministerraad 2009/05-MC-EnC van 18 december 2009, in september 2010 gewijzigd bij Besluit 2010/02-MC-EnC) bevatten een dynamische clausule waarbij de energiegemeenschap gedelegeerde verordeningen ten uitvoer zal leggen die door de Commissie op basis van Richtlijn 2010/30/EU [1] zijn vastgesteld.

Deze dynamische procedure voor de vaststelling van gedelegeerde verordeningen inzake energie-efficiëntie impliceert dat de desbetreffende verordeningen, na vaststelling en goedkeuring ervan door de Europese Commissie, op de agenda van de volgende vergadering van de ministerraad worden geplaatst. Op die vergadering kan de ministerraad bezwaar maken tegen de toepassing van een gedelegeerde verordening door de verdragsluitende partijen van de energiegemeenschap. Als de ministerraad bij die zitting geen bezwaar maakt tegen de gedelegeerde verordening, wordt die bindend voor de verdragsluitende partijen, onder voorbehoud van mogelijke aanpassingen.

De Europese Unie moet de vaststelling door de energiegemeenschap goedkeuren van de gedelegeerde verordeningen over de energie-etikettering van afwasmachines voor huishoudelijk gebruik, wasmachines, koelapparaten, televisies en koelapparaten voor huishoudelijk gebruik [2].

6.

2.3. BELEIDSDOCUMENTEN


7.

2.3.1. Vaststelling van het werkprogramma van de energiegemeenschap voor de periode 2012-2013


De Europese Unie moet het werkprogramma van de energiegemeenschap voor de periode 2012-2013 goedkeuren zoals voorgesteld door het secretariaat en op 29 juni 2011 bekrachtigd door de permanente groep op hoog niveau (PGHN).

Dit werkprogramma behelst de voortzetting van de in het verleden uitgevoerde werkzaamheden en heeft betrekking op alle werkterreinen. Het legt vooral de nadruk op het werk van de energieregelgevers op het gebied van uitvoering en samenwerking. Het houdt ook rekening met toekomstige werkzaamheden op het gebied van de voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en gas (door de uitvoering van het derde pakket) en op het gebied van statistieken en voorzieningszekerheid, meer bepaald door de geplande uitvoering van de richtlijn inzake olievoorraden en de verordening inzake de continuïteit van de aardgasvoorziening.

8.

2.3.2. Vaststelling van een uitvoeringsplan voor de ontwikkeling van gasinfrastructuur in de energiegemeenschap


Het concept van de gasring voor de energiegemeenschap is uitgebreid besproken binnen de instellingen van de energiegemeenschap, op het hoogste niveau (ministerieel debat te Skopje in september 2010) en in het kader van een vergadering in juni 2010 tussen de PGHN en de commissie voor regelgeving van de energiegemeenschap (ECRB). De ECRB werkt bovendien aan regelgevingsinstrumenten om de gasring te bevorderen.

De Europese Commissie heeft een politiek besluit genomen om prioriteit te geven aan de ontwikkeling van een gasring voor de energiegemeenschap [3].

De ontwikkeling van een gasring helpt de verdragsluitende partijen twee cruciale doelstellingen te bereiken. De eerste doelstelling is het aandeel van aardgas in hun respectieve elektriciteitsproductiemix te vergroten en aldus te voldoen aan de groeiende vraag naar elektriciteit. De tweede doelstelling is te voldoen aan hun milieuverplichtingen binnen het kader van de energiegemeenschap.

Een dergelijk grootschalig gaspijpleidingsinfrastructuurproject vergt buitengewone inspanningen op technisch, financieel en regelgevend gebied door de gehele regio. Tot slot maar niet minder belangrijk, vereist het sterke politieke wil en steun.

De Europese Unie moet de ministerraad oproepen politieke betrokkenheid te tonen om vaart te zetten achter het concept van de gasring, overeenkomstig het werkdocument dat op 29 juni 2011 door de Commissie werd gepresenteerd tijdens een vergadering van de permanente groep op hoog niveau in Wenen.

3. ARMENIË — AANVAARDING ALS WAARNEMER

Overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap 'kan de ministerraad met eenparigheid van stemmen besluiten een naburig derde land als waarnemer toe te laten, wanneer het daartoe van dat land een met redenen omkleed verzoek ontvangt' en 'mogen waarnemers de vergaderingen van de ministerraad, de permanente groep op hoog niveau, de commissie voor regelgeving en de fora bijwonen zonder aan de discussie deel te nemen' (artikel 96).

In mei 2010 heeft Armenië verzocht waarnemer te mogen worden. In juli 2010 heeft Armenië het secretariaat een gedetailleerde motivering van dit verzoek toegezonden, waarbij het land met name het belang heeft onderstreept van de continuïteit van de voorziening, van diversificatie en van internationale samenwerking. Daarbij heeft Armenië ook gewezen op andere initiatieven waaraan het actief deelneemt (Inogate, Europees nabuurschapsbeleid, Oostelijk partnerschap).

De ministerraad werd tijdens zijn jaarlijkse vergadering op 24 september officieel geïnformeerd over dit verzoek, maar heeft toen geen besluit genomen.

De Europese Unie moet ermee instemmen Armenië als waarnemer te aanvaarden.

9.

4. OVERIGE BESLUITEN


10.

4.1. Werkzaamheden van de taakgroepen


Het werk van de bestaande taakgroepen zal opnieuw worden bekeken tijdens de vergadering van de ministerraad, waar kennis zal worden genomen van de verslagen van hun bezigheden en waar als volgt besloten zal worden over hun toekomstige werkzaamheden:

- Taakgroep voor duurzame energiebronnen. Het mandaat daarvan moet met een jaar worden verlengd zodat de verdragsluitende partijen Richtlijn 2009/28/EG (op basis van de aanbeveling van de ministerraad uit 2010 en een toekomstig bindend besluit) ten uitvoer kunnen leggen.

- Taakgroep voor energie-efficiëntie. Het mandaat daarvan moet met een jaar worden verlengd zodat deze taakgroep bijstand kan verlenen bij de uitvoering van relevante richtlijnen en gedelegeerde verordeningen.

- Taakgroep voor milieu. Er wordt een mondeling verslag verwacht over de werkzaamheden van de taakgroep sinds de oprichting ervan in mei 2011 (geen besluit).

- Taakgroep voor regionale strategie. De ministerraad bekrachtigt naar verwachting het idee van een taakgroep die wordt belast met het voorbereiden van een regionale strategie en een investeringsplan.

3.2. Regeling van geschillen — Aanstelling van een regelgevend comité

Het regelgevend comité is een tussenstap alvorens de ministerraad verklaart dat een partij zijn verplichtingen niet nakomt. Dit regelgevend comité is opgericht overeenkomstig artikel 32 van procedurebesluit nr. 2008/01/MC-EnC van 27 juni 2008 over de procedureregels voor geschillenbeslechting op grond van het Verdrag.

De in 2009 aangewezen leden hebben in juni 2011 het einde van hun ambtstermijn bereikt. De ministerraad moet derhalve leden van het regelgevend comité voor een nieuwe termijn van twee jaar aanwijzen.