Toelichting bij COM(2011)495 - Standpunt EU op komende vergaderingen Internationale Walvisvaartcommmissie over voorstellen voor wijzigingen van het Internationale Verdrag tot regeling van de walvisvangst - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)495 - Standpunt EU op komende vergaderingen Internationale Walvisvaartcommmissie over voorstellen voor wijzigingen van het ... |
---|---|
bron | COM(2011)495 ![]() ![]() |
datum | 25-08-2011 |
2. Alle cetaceeënsoorten zijn opgesomd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn[1]. Dit betekent dat geen enkele cetaceeënsoort in EU-wateren mag worden gedood, gevangen of opzettelijk gestoord. Krachtens dezelfde richtlijn is het tevens verboden om aan de natuur onttrokken specimens in bezit te hebben, te vervoeren, te verhandelen of te ruilen. De hervatting van de commerciële visserij op om het even welk volledig of gedeeltelijk in de EU-wateren voorkomend walvisbestand wordt op grond van deze wetgeving niet toegestaan. Gezien het migrerende karakter van walvisbestanden is het duidelijk dat de doelstellingen van de habitatrichtlijn slechts ten volle kunnen worden verwezenlijkt indien er een vergelijkbaar internationaal regelgevend kader bestaat.
3. Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer[2], de tekst waarbij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) in EU-wetgeving wordt omgezet, verbiedt het binnenbrengen van walvisachtigen in de Unie voor overwegend commerciële doeleinden[3]. Dit hoge beschermingsniveau wordt verder opgetrokken door de communautaire mariene strategie[4] en de Kaderrichtlijn mariene strategie[5], die de bescherming van walvissen in de EU zouden moeten versterken door bij te dragen aan de algemene doelstelling van een goede milieutoestand van de zeeën en oceanen in de EU.
4. Het ultieme doel van het milieubeleid van de EU met betrekking tot walvissen is te streven naar een zo doeltreffend mogelijke bescherming ervan. Bovengenoemde milieuwetgeving garandeert een hoge beschermingsgraad via een ver doorgedreven harmonisatie van de voorschriften.
5. Het walvisbeleid van de EU zal in EU-wateren slagkracht missen als het niet wordt geschraagd door een coherent internationaal optreden. In het kader van het geïntegreerde maritieme beleid voor de EU zal de Commissie werken aan de coördinatie van de Europese belangen in internationale aangelegenheden.
6. De Internationale Walvisvaartcommissie (IWC) is bevoegd op het gebied van de instandhouding en het beheer van de mondiale walvisbestanden en is opgericht in het kader van het in 1946 ondertekende Internationale Verdrag tot regeling van de walvisvangst ICRW ("het verdrag"). Het verdrag is bedoeld om de walvisbestanden doeltreffend in stand te houden en te beheren en zo een gereguleerde ontwikkeling van de walvisvaartsector mogelijk te maken (preambule van het verdrag). Alleen regeringen die tot het verdrag zijn toegetreden, kunnen lid worden van de IWC. Voor de EU is lidmaatschap slechts mogelijk indien het verdrag in die zin wordt gewijzigd op grond van een protocol dat door alle IWC-leden wordt geratificeerd. De Commissie heeft in 1992 een voorstel[6] aangenomen om te onderhandelen over de toetreding van de Unie tot het verdrag, maar de Raad heeft geen gevolg gegeven aan dit voorstel. De Unie heeft evenwel een waarnemersstatus. In de context van de lopende besprekingen over de hervorming van de IWC stelt de Commissie voor om voorstellen die gericht zijn op de herziening van het verdrag, onder mer door te voorzien in de mogelijkheid dat de EU partij wordt bij de IWC, te steunen.
7. De commerciële walvisvangst is in 1986 opgeschort op grond van een moratorium dat door de meerderheid van de in de IWC vertegenwoordigde landen is goedgekeurd. Dit moratorium op de commerciële walvisvangst is vooral gebaseerd op onzekerheden in de wetenschappelijke analyses van de toestand van de verschillende bestanden walvisachtigen. Sindsdien is de belangrijkste vraag die geregeld in de IWC-vergaderingen aan de orde wordt gesteld, of de walvisbestanden voldoende hersteld zijn om een hervatting van de commerciële walvisvangst op gecontroleerde wijze toe te staan.
8. Het tweeledige mandaat van de IWC (beheer van de walvisvaart en instandhouding van de walvisachtigen) heeft in de loop der jaren tot zeer uiteenlopende standpunten geleid tussen walvisvaart- en walvisbeschermingslanden. Leidende walvisvaartlanden (zoals Japan, IJsland en Noorwegen) hebben het moratorium altijd betwist en beoefenen nog steeds de walvisvangst voor wat zij wetenschappelijke doeleinden noemen of op grond van andere uitzonderingen.
9. Het in de IWC vastgestelde algemene verbod op de commerciële walvisvangst strookt met het in de hierboven vermelde wetgeving verankerde EU-beleid. Het is belangrijk dat de IWC garandeert dat walvissen wereldwijd doeltreffend worden beschermd. Daarom moet de EU op elke IWC-vergadering haar standpunt over dergelijke voorstellen kenbaar maken.
10. Overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginsel van loyale samenwerking en het beginsel van de eenheid in de externe vertegenwoordiging van de EU is het van essentieel belang dat de lidstaten zich voorbereiden op vergaderingen van de IWC door een gemeenschappelijk standpunt in de Raad te bereiken. Gezien de beperkingen die inherent zijn aan de waarnemersstatus van de EU, dient een dergelijk standpunt te worden verdedigd door de lidstaten die in de IWC gezamenlijk in het belang van de EU handelen. Voorts is het van belang dat de twee lidstaten die nog geen partij zijn bij de IWC, hun toetredingsprocedure bespoedigen. Alleen door gezamenlijk optreden en een EU-standpunt maakt de EU kans om de ontwikkeling en handhaving van een adequaat en doeltreffend internationaal regelgevend kader ter bescherming van walvissen te garanderen.
11. Met het oog hierop doet de Commissie een voorstel aan de Raad met als rechtsgrondslag artikel 192 (milieubeleid) en artikel 218, lid 9, om het standpunt te bepalen dat namens de EU in een bij een overeenkomst ingestelde instantie moet worden ingenomen wanneer die instantie besluiten met rechtsgevolgen gaat vaststellen. Gelet op de in hoofdzaak aan het milieu gerelateerde doelstellingen die de Europese Unie in de huidige situatie in verband met de IWC dient te beogen, wordt artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet als onderdeel van de operationele rechtsgrondslag van dit besluit voorgesteld. Dit laat de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen krachtens de bepalingen van artikel 3, lid 1, onder d), juncto artikel 38 en bijlage I van het Verdrag en derhalve van alle levende aquatische hulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad[7] onverlet. Dit schept geen precedent voor eventuele onderhandelingen over de instandhouding en het beheer van onder genoemde verordening vallende levende aquatische hulpbronnen in de toekomst.
12. De IWC-besluiten tot wijziging van het reglement bij het verdrag hebben rechtsgevolgen aangezien zij van kracht worden binnen een voorgeschreven periode zonder te hoeven worden geratificeerd[8]. In vrijwel alle IWC-vergaderingen sinds de inwerkingtreding van het verbod heeft Japan wijzigingen in het 'reglement' van het verdrag voorgesteld om de walvisvangst onder bepaalde voorwaarden toe te staan en het verbod voor bepaalde bestanden de facto op te heffen. De Unie kan met het inleiden en afsluiten van haar interne procedures voor de vaststelling van haar standpunt niet wachten totdat andere IWC-leden hun voorstellen voor wijzigingen hebben ingediend, aangezien deze tot 60 dagen vóór de volgende IWC-vergadering kunnen binnenkomen. Bovendien kan de Raad, aangezien de door de Unie beoogde doelstelling erin bestaat de ontwikkeling van een algeheel internationaal kader voor alle walvisvangstactiviteiten te steunen en zich te kanten tegen algemene initiatieven om het moratorium op de commerciële walvisvangst op te heffen, het EU-standpunt voor toekomstige IWC-vergaderingen nu al bepalen.
13. Voorts moet de Unie ook wijzigingen van het reglement steunen die gericht zijn op de instelling van walvisreservaten.
14. Dit voorstel voor een besluit van de Raad bouwt voort op het besluit van de Raad dat op 2 maart 2009 door de Raad Milieu op basis van een voorstel van de Commissie[9] is vastgesteld. Door de vaststelling van dat besluit van de Raad van 2009 kon de Unie haar standpunt over een aantal agendapunten tijdens drie jaarlijkse vergaderingen van de IWC, met inbegrip van de bijbehorende intersessionele vergaderingen, coördineren.
Gelet op het voorgaande moet het standpunt van de Unie op de volgende vijf vergaderingen van de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC), met inbegrip van de bijbehorende intersessionele vergaderingen, in overeenstemming zijn met de bijlage bij dit besluit.