Toelichting bij COM(2011)594 - Gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

4.

1.1. Inleiding: Achtergrond van de financiële en economische crisis, beleidsdoelen en de noodzaak om de goede werking van de interne markt te garanderen


De recente mondiale economische en financiële crisis heeft ernstige gevolgen gehad voor onze economieën en de openbare financiën. De financiële sector heeft een belangrijke rol gespeeld in het veroorzaken van de crisis, terwijl het gros van de regeringen en de Europese burgers er het gelag voor heeft betaald. Er bestaat een brede consensus in Europa en ook internationaal dat de financiële sector een billijkere bijdrage moet leveren, gelet op de kosten om de crisis op te lossen en het feit dat de sector momenteel onderbelast is. Verschillende EU-lidstaten hebben reeds uiteenlopende maatregelen getroffen op het gebied van belastingheffing op de financiële sector. De doelstelling van dit voorstel is om op dit gebied met een gemeenschappelijke Europese benadering te komen die in overeenstemming is met de interne markt. Dit voorstel is erop gericht om het EU- regelgevingskader voor veiligere financiële diensten aan te vullen door buitensporig risicogedrag in bepaalde segmenten van de financiële markten aan te pakken en te vermijden dat praktijken uit het verleden zich herhalen.

De Europese Commissie heeft het idee om een belasting op financiële transacties (FTT) in te voeren reeds onderzocht in haar mededeling van 7 oktober 2010 over belasting op de financiële sector[1]. In het licht van de door haar verrichte analyse, mede als antwoord op de verschillende oproepen van de Europese Raad[2], het Europees Parlement[3] en de Raad, is dit voorstel een eerste stap:

– om versnippering van de interne markt voor financiële diensten te voorkomen, in het licht van het toenemende aantal ongecoördineerde belastingmaatregelen dat door de lidstaten wordt getroffen;

– om ervoor te zorgen dat financiële instellingen een billijke bijdrage leveren aan de kosten die de huidige crisis met zich meebrengt en om eerlijke mededingingsvoorwaarden te creëren in fiscaal opzicht in vergelijking met andere sectoren[4];

– om passende maatregelen te nemen om transacties die de efficiëntie van de financiële markten niet ten goede komen, te ontraden en zo de regelgevingsmaatregelen die gericht zijn op het voorkomen van crises in de toekomst, aan te vullen.

Gezien de bijzonder hoge mobiliteit van de meeste transacties die aan een belasting onderworpen kunnen worden, is het belangrijk om mogelijke verstoringen als gevolg van eenzijdige belastingmaatregelen van de lidstaten te vermijden. Alleen een optreden op Europees niveau kan derhalve de versnippering van de financiële markten over activiteiten en grenzen heen voorkomen en de gelijke behandeling van financiële instellingen in de EU, en bijgevolg de goede werking van de interne markt, garanderen.

Daarom voorziet dit voorstel in de harmonisatie van de belastingen op financiële transacties in de lidstaten, teneinde de vlotte werking van de interne markt te garanderen.

In overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie van 29 juni 2011[5] is dit voorstel ook gericht op het genereren van een nieuwe inkomstenstroom die de nationale bijdragen aan de EU-begroting geleidelijk aan zal vervangen en zo de last voor de nationale begrotingen zal verminderen.

5.

1.2. De financiering van de EU-begroting


Het vraagstuk van belastingheffing op de financiële sector is ook aan de orde gekomen in de mededeling van de Commissie over de evaluatie van de EU-begroting van 19 oktober 2010[6] waarin zij stelt dat "de Commissie van mening [is] dat de volgende – niet exclusieve – bronnen in aanmerking kunnen worden genomen als eigen middelen om de nationale bijdragen geleidelijk te vervangen en de last voor de nationale begrotingen te verminderen: – een EU-belasting op de financiële sector." In het latere voorstel voor een besluit van de Raad van 29 juni 2011 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[7] wordt een FTT voorgesteld als een nieuw eigen middel voor de EU-begroting. Dit voorstel zal bijgevolg worden aangevuld met afzonderlijke voorstellen inzake eigen middelen waarin de Commissie toelicht hoe de FTT volgens haar als bron voor de EU-begroting zal dienen.

6.

1.3. Regelgevingscontext


De Europese Unie is volop bezig met de uitvoering van een ambitieus programma voor de hervorming van de regelgeving in de financiëledienstensector. Voor het einde van dit jaar zal de Commissie alle noodzakelijke elementen hebben voorgesteld voor een fundamentele verbetering van de wijze waarop de regulering van en het toezicht op de Europese financiële markten functioneert. De hervorming van de financiële diensten in de EU is opgebouwd rond vier strategische doelstellingen, namelijk het verbeteren van het toezicht op de financiële sector; het versterken van de financiële instellingen en, waar nodig, het creëren van een kader voor hun herstel; het veiliger en transparanter maken van de financiële markten; en het verhogen van de bescherming van de consumenten die gebruik maken van financiële diensten. Verwacht wordt dat deze ingrijpende hervorming de financiëledienstensector opnieuw ten dienste zal stellen van de reële economie, in het bijzonder om de groei te financieren. Het FTT-voorstel is bedoeld als aanvulling op deze regelgevingshervormingen.

7.

1.4 Internationale context


Dit voorstel levert ook een aanzienlijk bijdrage aan het lopende internationale debat over belastingheffing op de financiële sector en in het bijzonder aan de ontwikkeling van een FTT op mondiaal niveau. Om de risico's zo sterk mogelijk te beperken, is een gecoördineerde aanpak op internationaal niveau de beste keuze. Dit voorstel toont aan hoe een doeltreffende FTT die aanzienlijke opbrengsten genereert, kan worden opgezet en toegepast. Dat zou de weg moeten effenen voor een gecoördineerde aanpak met de belangrijkste internationale partners.

1.

Resultaten van raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordelingen



8.

2.1. Externe raadpleging en deskundigheid


Dit voorstel werd opgesteld tegen de achtergrond van talrijke externe bijdragen. Deze bijdragen namen de vorm aan van feedback die ontvangen werd in de loop van een openbare raadpleging over belastingheffing op de financiële sector, gericht overleg met de lidstaten, deskundigen en belanghebbenden uit de financiële sector, en drie afzonderlijke externe studies die werden uitgevoerd in het kader van de effectbeoordeling.

De resultaten van het raadplegingsproces en de externe input zijn meegenomen in de effectbeoordeling.

9.

2.2. Effectbeoordeling


In de effectbeoordeling die bij dit voorstel gaat, worden de gevolgen van aanvullende belastingen op de financiële sector geanalyseerd, in het kader van de doelstellingen om (1) een bijdrage van de financiële sector aan de openbare financiën te verzekeren, (2) ongewenst gedrag op de markt te beperken en zo de markten te stabiliseren en (3) verstoringen op de interne markt te vermijden. In de effectbeoordeling zijn twee basisopties geanalyseerd: een belasting op financiële transacties (FTT) en een belasting op financiële activiteiten (FAT), alsmede diverse opties om deze belastingen op te zetten. De conclusie luidde dat de voorkeur uitging naar een FTT.

De FTT lijkt aanzienlijke belastingopbrengsten uit de financiële sector te kunnen genereren, maar kan ook - net zoals de FAT – een aantal negatieve effecten sorteren op het bbp en het transactievolume op de markt. Om risico's van verplaatsing te beperken, is er een gecoördineerde aanpak nodig, zowel op EU-niveau, om versnippering van de interne markt te voorkomen, als op internationaal niveau, in overeenstemming met de ambities voor samenwerking binnen de G-20.

Om voorts rekening te houden met de risico's die samenhangen met de reactie van de markt en het effect op de groei, is de FTT opgezet met specifieke verzachtende maatregelen op het gebied van de economische gevolgen, de belastingplicht, mogelijke ontwijkingsstrategieën en risico's van verplaatsing:

· een ruime definitie van het toepassingsgebied van de belasting met betrekking tot producten, transacties, soorten handel, financiële actoren en transacties die worden uitgevoerd binnen een financieel concern;

· de toepassing van het woonplaatsbeginsel – de belasting wordt geheven in de lidstaat waar de financiële actoren gevestigd zijn, onafhankelijk van de plaats waar de transactie plaatsvindt. De richtlijn voorziet ook in belastingheffing in de EU in het geval waarin een financiële instelling van buiten de EU betrokken is bij een financiële transactie met een partij in de EU, en in het geval waarin een van de bijkantoren van een dergelijke instelling in de EU betrokken is bij een financiële transactie;

· de vaststelling van belastingtarieven op een passend niveau, teneinde mogelijke gevolgen voor de kosten van kapitaal voor niet-financiële beleggingsdoeleinden zoveel mogelijk te beperken;

· de uitsluiting van transacties op primaire markten uit het toepassingsgebied van de FTT, zowel voor effecten (aandelen, obligaties) – om het bijeenbrengen van kapitaal door regeringen en bedrijven niet te ondermijnen – als voor valuta's. De uitsluiting van primaire markten sluit aan bij een sinds lang toegepaste Europese beleidspraktijk die eveneens is vastgelegd in Richtlijn 2008/7/EG;

· de afscherming van de leningactiviteiten van particuliere huishoudens, ondernemingen of financiële instellingen en andere courante financiële activiteiten, zoals hypotheekleningen of betalingstransacties;

· de uitsluiting van financiële transacties met bijvoorbeeld de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van het toepassingsgebied van de FTT, opdat de richtlijn geen invloed zou hebben op de herfinancieringsmogelijkheden van financiële instellingen of de instrumenten van het monetair beleid.

Gelet op de verzachtende maatregelen die zijn meegenomen in de opzet van de FTT zoals die thans is voorgesteld, wordt verwacht dat de negatieve impact op het bbp-niveau op de lange termijn beperkt zal blijven tot circa 0,5 % ten opzichte van het referentiescenario.

Uit de effectbeoordeling blijkt dat de FTT gevolgen zal hebben voor het marktgedrag en de bedrijfsmodellen in de financiële sector. De geautomatiseerde handel op financiële markten kan nadeel ondervinden van een door belastingen veroorzaakte verhoging van de transactiekosten, die de marginale winst kunnen uithollen. Dat zou met name het geval zijn bij het bedrijfsmodel van de high-frequency trading, dat fysiek nauw is verbonden met de handelsplatformen waarop financiële instellingen talloze transacties uitvoeren in grote aantallen, maar met kleine marges. Die zullen mogelijkerwijs vervangen moeten worden door algoritmes die transacties in kleinere aantallen maar met grotere marges op gang brengen (vóór belasting).

Uit de effectbeoordeling blijkt ook dat een FTT een progressief herverdelingseffect zal hebben, dat wil zeggen dat de impact ervan evenredig aan het inkomen zal toenemen, aangezien hogere-inkomensgroepen meer profijt halen uit de diensten die de financiële sector levert. Dat geldt met name voor een FTT die beperkt wordt tot transacties met financiële instrumenten zoals obligaties en aandelen en daarvan afgeleide producten. Particuliere huishoudens en ondernemingen uit de mkb-sector die niet actief beleggen op financiële markten, zullen nauwelijks nadeel ondervinden van dit voorstel, dankzij de afschermende maatregelen die in de opzet van de FTT zijn meegenomen.

De geografische distributie van de belastingopbrengsten is afhankelijk van de wijze waarop de belasting technisch wordt opgezet. Overeenkomstig deze richtlijn zal de geografische spreiding afhankelijk zijn van de plaats waar de financiële instellingen die bij de financiële transacties betrokken zijn, gevestigd zijn, en niet van de plaats waar de financiële instrumenten worden verhandeld. Dit zal waarschijnlijk leiden tot een lagere concentratie van de belastingopbrengsten, in het bijzonder wanneer financiële instellingen optreden op een handelsplatform in naam van financiële instellingen die in een andere lidstaat gevestigd zijn.

De richtlijn garandeert ook dat er via gedelegeerde handelingen op het niveau van de lidstaten en van de Unie gerichte maatregelen worden getroffen om belastingontduiking, -ontwijking en ‑misbruik te voorkomen. Een evaluatieclausule zal het mogelijk maken om de gevolgen van de FTT voor de goede werking van de interne markt, de financiële markten en de reële economie na drie jaar toepassing te analyseren, rekening houdende met de ontwikkelingen op het gebied van de belastingheffing op de financiële sector in de internationale context.

2.

Juridische elementen van het voorstel



10.

3.1. Rechtsgrondslag


De toepasselijke rechtsgrondslag voor de voorgestelde richtlijn is artikel 113 VWEU. Het voorstel is gericht op de harmonisatie van de wetgeving inzake indirecte belastingen op financiële transacties. Die harmonisatie is nodig om de goede werking van de interne markt te garanderen en verstoring van de mededinging te voorkomen.

11.

3.2. Subsidiariteit en evenredigheid


Een uniforme definitie op EU-niveau van de belangrijkste kenmerken van een FTT is noodzakelijk om ongerechtvaardigde verplaatsingen van transacties en marktdeelnemers en substitutie van financiële instrumenten binnen de EU te voorkomen. Een uniforme definitie op EU-niveau is met andere woorden noodzakelijk om de goede werking van de interne markt te garanderen en verstoringen van de mededinging in de EU te voorkomen.

Een uniforme definitie op EU-niveau zou ook een cruciale rol kunnen spelen bij het verminderen van de bestaande versnippering van de interne markt, met inbegrip van de verschillende producten in de financiële sector die vaak als nauw verwant alternatief product gebruikt worden. Als de FTT niet geharmoniseerd wordt, leidt dat tot fiscale arbitrage en de kans dat dubbel wordt belast of heffing achterwege blijft. Dat verhindert niet alleen dat financiële transacties tegen gelijke mededingingsvoorwaarden plaatsvinden, het is ook nadelig voor de inkomsten van de lidstaten. Bovendien brengt het extra nalevingskosten met zich mee voor de financiële sector, veroorzaakt door de te grote verschillen tussen de belastingstelsels.

Dat alles wordt ondersteund door empirische bewijzen. Nationale belastingen op financiële transacties hebben er tot dusver alleen toe geleid dat activiteiten en/of instellingen werden verplaatst, of zij waren, net om dat te vermijden, zodanig opgezet dat ze alleen werden geheven op belastinggrondslagen die relatief immobiel zijn, waardoor nauw verwante alternatieve producten vaak niet belast werden. De harmonisatie van de belangrijkste concepten en de coördinatie van de tenuitvoerlegging op EU-niveau zijn dus absolute vereisten om met succes een belasting op financiële transacties te kunnen heffen en verstoringen te voorkomen. De wenselijke aanpak wordt ook door een dergelijk optreden van de EU bevorderd.

Dit voorstel is daarom gericht op het opzetten van een gemeenschappelijke structuur van de belasting en gemeenschappelijke bepalingen inzake verschuldigdheid. Het voorstel laat de lidstaten zo voldoende speelruimte met betrekking tot het bepalen van de belastingtarieven boven het minimum en het vastleggen van verslagleggings- en rapportageverplichtingen, en het voorkomen van belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik.

Een gemeenschappelijk kader voor een FTT in de EU is daarom in overeenstemming met het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel. De doelstelling van dit voorstel kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan derhalve, om de goede werking van de interne markt te garanderen, beter door de Unie worden verwezenlijkt.

De voorgestelde harmonisatie, die de vorm van een richtlijn en niet van een verordening heeft, gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken, in de eerste plaats het garanderen van de goede werking van de interne markt. Zij voldoet dus aan het evenredigheidsbeginsel.

12.

3.3. Nadere uitleg van het voorstel


13.

3.3.1. Hoofdstuk I (Onderwerp, toepassingsgebied en definities)


In dit hoofdstuk wordt het noodzakelijke kader voor de voorgestelde FTT in de EU omschreven. Deze FTT is erop gericht om brutotransacties te belasten vóór verrekening (netting).

De belasting heeft een breed toepassingsgebied, omdat ze gericht is op transacties voor alle soorten financiële instrumenten, aangezien deze vaak onderling inwisselbaar zijn. Het toepassingsgebied behelst daarom instrumenten die op de kapitaalmarkt verhandelbaar zijn, geldmarktinstrumenten (met uitzondering van betalingsinstrumenten), rechten van deelneming of aandelen in instellingen voor collectieve belegging (met inbegrip van icbe's en alternatieve beleggingsinstellingen[8]) en derivatenovereenkomsten. Voorts is het toepassingsgebied van de belasting niet beperkt tot de handel op georganiseerde markten, zoals gereglementeerde markten en multilaterale handelsfaciliteiten, maar omvat het ook andere soorten handel zoals over-the-counter-handel. Het toepassingsgebied is evenmin beperkt tot de overdracht van eigendom, maar heeft veeleer betrekking op de verplichting die wordt aangegaan, waarbij bekeken wordt of de betrokken financiële instelling het risico dat een bepaald financieel instrument met zich meebrengt, al dan niet op zich neemt ("aankoop en verkoop"). Wanneer een derivatenovereenkomst aanleiding geeft tot een levering van financiële instrumenten, zal er ook niet alleen een belasting worden geheven op de belastbare derivatenovereenkomst, maar ook op de levering van de financiële instrumenten, mits aan alle andere voorwaarden voor belasting is voldaan.

Transacties met de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken worden echter uitgesloten van het toepassingsgebied om mogelijke negatieve gevolgen voor de herfinancieringsmogelijkheden van financiële instellingen of voor het monetair beleid in het algemeen te vermijden.

Het relevante regelgevingskader op EU-niveau biedt een duidelijke, volledige en aanvaarde reeks definities voor zowel de financiële instrumenten waarvan de aankoop, verkoop en overdracht belast wordt, als voor de sluiting of wijziging van derivatenovereenkomsten.[9]. Met de derivatenovereenkomsten waarnaar hier verwezen wordt, worden specifiek derivaten voor beleggingsdoeleinden bedoeld. Op basis van de gebruikte definities zijn contante valutatransacties geen belastbare financiële transacties, terwijl valutaderivatenovereenkomsten dat wel zijn. Derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen vallen ook onder het toepassingsgebied, fysieke grondstoffentransacties niet.

Financiële transacties kunnen ook bestaan uit de aankoop/verkoop of overdracht van gestructureerde producten: verhandelbare effecten of andere financiële instrumenten die aangeboden worden in het kader van securitisatie. Zulke producten zijn vergelijkbaar met alle andere financiële instrumenten en dienen daarom onder de term financieel instrument te vallen zoals die in dit voorstel gebruikt wordt. Deze producten uitsluiten uit het toepassingsgebied van de FTT zou mogelijkheden tot belastingontwijking doen ontstaan. Deze categorie van producten omvat in het bijzonder notes, warrants en certificaten, maar ook banksecuritisaties, die het met activa als hypotheken of leningen samenhangende risico meestal op de markt overdragen, en verzekeringssecuritisaties, waarbij andere risico's, zoals underwriting, overgedragen worden.

Het toepassingsgebied van de belasting is echter in het bijzonder gericht op financiële transacties die uitgevoerd worden door financiële instellingen die optreden als een partij bij een financiële transactie, zij het voor eigen rekening of voor de rekening van derden dan wel in naam van een partij bij de transactie. Deze benadering garandeert dat de FTT volledig wordt toegepast. In de praktijk is een en ander meestal duidelijk uit de respectieve vermeldingen in de te voeren administratie.

De definitie van financiële instellingen is een brede definitie. Zij behelst beleggingsondernemingen, georganiseerde markten, kredietinstellingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging en de beheerders daarvan, pensioenfondsen en de beheerders daarvan, houdstermaatschappijen, ondernemingen gespecialiseerd in financiële leasing en special purpose entities, en verwijst waar mogelijk naar de definities uit de relevante EU-wetgeving die aangenomen werd voor regelgevingsdoeleinden. Daarnaast moeten ook andere personen die op significante basis bepaalde financiële activiteiten verrichten, als financiële instellingen worden aangemerkt.

De voorgestelde richtlijn voorziet in bevoegdheidsdelegaties voor de vaststelling van nadere voorschriften.

Centrale tegenpartijen (ctp's), centrale effectenbewaarinstellingen (CSD's) en internationale centrale effectenbewaarinstellingen (ICSD's) worden niet beschouwd als financiële instellingen voor zover zij taken vervullen die op zichzelf niet als handelsactiviteit beschouwd worden. Zij zijn ook van essentieel belang voor een efficiëntere en transparantere werking van financiële markten.

De territoriale toepassing van de voorgestelde FTT en de heffingsbevoegdheid van de lidstaten worden vastgelegd op basis van het woonplaatsbeginsel. Een financiële transactie is alleen belastbaar in de EU als een van de partijen bij de transactie op het grondgebied van een lidstaat gevestigd is. De belasting zal plaatsvinden in de lidstaat op wiens grondgebied de financiële instelling is gevestigd, op voorwaarde dat die instelling partij is bij de transactie en zij optreedt voor eigen rekening of voor rekening van derden dan wel in naam van een partij bij de transactie.

Wanneer de vestigingen van de verschillende financiële instellingen, of zij nu partijen zijn bij de transactie of optreden in naam van dergelijke partijen, zich op het grondgebied van verschillende lidstaten bevinden, dan zullen die verschillende lidstaten bevoegd zijn om belasting te heffen op de transactie naar het tarief dat zij in overeenstemming met dit voorstel hebben vastgelegd. Als de betrokken vestigingen zich bevinden op het grondgebied van een land dat geen lid is van de Europese Unie, is de transactie niet onderworpen aan FTT in de EU, tenzij een van de partijen bij de transactie in de EU gevestigd is. In dat geval zal de financiële instelling uit het derde land ook als een in de EU gevestigde instelling beschouwd worden en wordt de belasting over de transactie verschuldigd in de betrokken lidstaat. Wanneer transacties worden uitgevoerd op handelslocaties buiten de EU, zal er belasting over verschuldigd zijn als minstens een van de vestigingen die de transactie uitvoert of erbij betrokken is, zich in de EU bevindt.

Indien de persoon die gehouden is tot voldoening van de belasting, kan aantonen dat er geen verband bestaat tussen het economische belang van de transactie en het grondgebied van een lidstaat, mag de financiële instelling echter niet geacht worden gevestigd te zijn in een lidstaat.

Ook wanneer financiële instrumenten waarvan de aankoop en de verkoop belastbaar is, binnen de entiteiten van een groep worden overgedragen, zal er belasting verschuldigd zijn, zelfs als het niet om een aankoop of een verkoop gaat.

Het voorgaande betekent dat veel financiële activiteiten volgens de logica van de FTT, die bovenstaande doelstellingen nastreeft, niet beschouwd worden als financiële transacties. Naast de reeds beschreven uitsluiting van primaire markten zullen de meeste courante financiële activiteiten die van belang zijn voor burgers en ondernemingen, buiten het toepassingsgebied van de FTT blijven. Dat geldt voor het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, hypotheekleningen, consumentenkrediet, betalingsdiensten enz. (hoewel het later verhandelen van die activiteiten via gestructureerde producten wel binnen het toepassingsgebied valt). Ook valutatransacties op contante markten vallen buiten het toepassingsgebied van de FTT, hetgeen het vrij verkeer van kapitaal in stand houdt. Derivatenovereenkomsten op basis van valutatransacties vallen echter wel onder de FTT, aangezien zij op zichzelf geen valutatransacties zijn.

14.

3.3.2. Hoofdstuk II (Verschuldigdheid, maatstaf van heffing en tarieven)


Het tijdstip waarop de belasting verschuldigd is, is gedefinieerd als het tijdstip waarop de financiële transactie plaatsvindt. Wordt de transactie later geannuleerd, dan blijft de belasting nog altijd verschuldigd, behalve in het geval van fouten.

Aangezien de aankoop/verkoop of overdracht van bepaalde financiële instrumenten (met uitzondering van derivaten), enerzijds, en de aankoop/verkoop, overdracht, sluiting of wijziging van derivatenovereenkomsten, anderzijds, verschillend van aard zijn en verschillende kenmerken hebben, moeten zij gekoppeld worden aan verschillende maatstaven van heffing.

Voor de aankoop en verkoop van bepaalde financiële instrumenten (met uitzondering van derivaten) zal gewoonlijk een prijs of een andere tegenprestatie worden bepaald. Die moet logischerwijs gedefinieerd worden als de maatstaf van heffing. Wanneer de tegenprestatie lager is dan de marktprijs of bij transacties die plaatsvinden tussen entiteiten van een groep en die niet onder de begrippen 'aankoop' en 'verkoop' vallen, zijn er echter bijzondere voorschriften nodig om verstoringen van de markt te voorkomen. In die gevallen zal de maatstaf van heffing gelijk zijn aan de marktprijs die op zakelijke grondslag wordt bepaald op het tijdstip dat de FTT verschuldigd wordt.

Voor de aankoop/verkoop, overdracht, sluiting of wijziging van derivatenovereenkomsten zal de maatstaf van heffing van de FTT gelijk zijn aan het notionele bedrag op het tijdstip dat de derivatenovereenkomst wordt aangekocht/verkocht, overgedragen, gesloten of gewijzigd. Deze benadering maakt het mogelijk om de FTT eenduidig en eenvoudig toe te passen op derivatenovereenkomsten en tegelijkertijd de kosten voor naleving en administratie te drukken. Deze benadering maakt het bovendien moeilijker om de belastingdruk kunstmatig te verlagen door derivatenovereenkomsten op een creatieve manier op te stellen, aangezien er geen fiscale stimulans zou zijn om bijvoorbeeld een overeenkomst te sluiten die alleen betrekking heeft op prijs- of waardeverschillen. Bovendien is de belasting op die manier verschuldigd op het tijdstip van de aankoop/verkoop, overdracht, sluiting of wijziging van het contract, in plaats van dat er belastingen op kasstromen worden geheven op verschillende tijdstippen tijdens de looptijd van de overeenkomst. Het tarief dat in dit geval gebruikt moet worden, moet relatief laag zijn om een adequate belastingdruk vast te stellen.

Er zijn mogelijk bijzondere bepalingen nodig in de lidstaten om belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik te voorkomen (zie ook deel 3.3.3). Bijvoorbeeld in gevallen waarin het notionele bedrag kunstmatig verdeeld wordt: het notionele bedrag van een swap zou bijvoorbeeld gedeeld kunnen worden door een willekeurig hoge factor en alle betalingen zouden met dezelfde factor vermenigvuldigd kunnen worden. Dat zou niets veranderen aan de kasstromen van het instrument, maar het zou de belastinggrondslag op willekeurige manier verkleinen.

Er zijn bijzondere bepalingen nodig om de maatstaf van heffing te bepalen voor transacties waarvoor de maatstaf van heffing of delen daarvan uitgedrukt worden in een andere valuta dan die van de lidstaat die de belasting heft.

De aankoop/verkoop of overdracht van bepaalde financiële instrumenten met uitzondering van derivaten, enerzijds, en de aankoop/verkoop, overdracht, sluiting of wijziging van derivatenovereenkomsten, anderzijds, zijn verschillend van aard. Bovendien zal de markt waarschijnlijk verschillend reageren op een belasting op financiële transacties die op deze twee categorieën wordt geheven. Daarom, en om een zo evenredig mogelijke belasting te garanderen, moet er een verschillend tarief gehanteerd worden voor de twee categorieën.

De tarieven moeten ook rekening houden met verschillen in de methodes die gebruikt worden om de maatstaven van heffing te bepalen.

Algemeen genomen zijn de voorgestelde minimumbelastingtarieven (waarboven speelruimte is voor nationaal beleid) op een voldoende hoog niveau vastgelegd opdat de harmonisatiedoelstelling van deze richtlijn verwezenlijkt kan worden. Tegelijkertijd liggen de voorgestelde tarieven laag genoeg om het risico op verplaatsing zoveel mogelijk te beperken.

15.

3.3.3. Hoofdstuk III (Betaling van FTT, gerelateerde verplichtingen en voorkoming van ontduiking, ontwijking en misbruik)


In dit voorstel wordt het toepassingsgebied van de FTT omschreven aan de hand van financiële transacties waarbij een financiële instelling die op het grondgebied van de betrokken lidstaat gevestigd is, partij is (voor eigen rekening of voor rekening van een derde) dan wel van transacties waarbij de instelling optreedt in naam van een partij. Financiële instellingen verrichten het overgrote deel van de transacties op financiële markten, en de FTT moet voornamelijk worden gericht op de financiële sector als zodanig en niet zozeer op de burgers. Daarom zouden deze instellingen de belasting verschuldigd moeten worden aan de belastingautoriteiten. De lidstaten moeten evenwel de mogelijkheid krijgen om andere personen hoofdelijk aansprakelijk te maken voor de voldoening van de belasting, met inbegrip van de gevallen waarin een partij bij een transactie haar hoofdzetel buiten de Europese Unie heeft.

Veel financiële transacties worden elektronisch uitgevoerd. In die gevallen zou de FTT onmiddellijk voldaan moeten worden op het tijdstip dat de belasting verschuldigd wordt. In andere gevallen zou de FTT voldaan moeten worden binnen een termijn die lang genoeg is om de manuele verwerking van de betaling mogelijk te maken, maar die tegelijkertijd vermijdt dat de betrokken financiële instelling ongerechtvaardigde kasstroomvoordelen kan genieten. Een termijn van drie werkdagen kan in die zin als passend worden aangemerkt.

De lidstaten moeten verplicht worden om de nodige maatregelen te treffen om te garanderen dat de FTT correct en tijdig geheven wordt en om belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik te voorkomen.

In die context dienen de lidstaten de bestaande en toekomstige EU-wetgeving inzake financiële markten aan te wenden. Die wetgeving bevat verplichtingen op het vlak van rapportage en het bijhouden van gegevens met betrekking tot financiële transacties.

Waar nodig moeten zij eveneens een beroep doen op de beschikbare instrumenten voor administratieve samenwerking met betrekking tot de heffing en de invordering van belastingen, in het bijzonder Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG[10] (van toepassing vanaf 1 januari 2013), en Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen[11] (van toepassing vanaf 1 januari 2012). Er moet eveneens een beroep worden gedaan op andere relevante instrumenten, wanneer die van toepassing zijn, zoals het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO en de Raad van Europa[12].

De voorgestelde richtlijn voorziet in bevoegdheidsdelegaties voor de vaststelling van nadere voorschriften.

In combinatie met de aan de FTT ten grondslag liggende conceptuele benadering (breed toepassingsgebied, woonplaatsbeginsel, geen vrijstellingen) beperken de hierboven omschreven regels de mogelijkheden voor belastingontduiking-, -ontwijking en –misbruik tot een minimum.

16.

3.3.4. Hoofdstuk IV (Slotbepalingen)


De harmonisatiedoelstelling van dit voorstel betekent dat de lidstaten geen andere belastingen op financiële transacties mogen handhaven of invoeren dan de FTT waarop dit voorstel voor een richtlijn ziet, of de btw. Wat de btw betreft, moet het recht om voor belastingheffing te kiezen overeenkomstig artikel 137, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[13] van toepassing blijven. Andere belastingen, zoals belastingen op verzekeringspremies enz., zijn natuurlijk anders van aard, net als registratierechten voor financiële transacties, in zoverre zij een werkelijke terugbetaling van de kosten of een tegenprestatie voor een geleverde dienst behelzen. Het voorstel heeft dan ook geen gevolgen voor zulke belastingen en vergoedingen.

De bepalingen van Richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal[14] blijven in principe onverkort van toepassing. Dat betekent bijvoorbeeld dat er voor de uitgifte – zoals vermeld in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2008/7/EG – van deelbewijzen of andere soortgelijke effecten, alsmede van certificaten van deze stukken, obligaties – met inbegrip van staatsleningen – of andere verhandelbare effecten die verband houden met leningen, geen FTT verschuldigd is in de EU. Om mogelijke strijdigheden tussen de twee richtlijnen te vermijden, dient evenwel te worden bepaald dat de voorgestelde richtlijn voorrang heeft op de bepalingen van Richtlijn 2008/7/EG.

3.

Gevolgen voor de begroting



Volgens voorlopige ramingen zou de belasting, afhankelijk van de reactie van de markt, jaarlijks voor de EU als geheel 57 miljard euro kunnen opbrengen.

Het voorstel zou in wezen een nieuwe inkomstenstroom op gang brengen voor de lidstaten en de EU-begroting – in overeenstemming met het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie van 29 juni 2011.

De inkomsten die voortvloeien uit de FTT in de EU, kunnen geheel of gedeeltelijk gebruikt worden als eigen middel voor de EU-begroting, ter vervanging van bestaande eigen middelen die uit de nationale begrotingen betaald worden, wat de inspanningen van de lidstaten om hun begroting te consolideren, zou kunnen ondersteunen. De Commissie zal afzonderlijk de nodige aanvullende voorstellen indienen waarin zij toelicht hoe de FTT volgens haar als bron voor de EU-begroting kan dienen.