Toelichting bij COM(2011)607 - Europees Sociaal Fonds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2011)607 - Europees Sociaal Fonds.
bron COM(2011)607 NLEN
datum 06-10-2011
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Werkloosheid en blijvend hoge armoedepercentages vereisen actie op EU- en nationaal niveau. Momenteel zijn bijna 23 miljoen mensen werkloos en naar schatting lopen meer dan 113 miljoen het risico van armoede en uitsluiting. Sociale en werkgelegenheidskwesties zijn een belangrijk punt van zorg voor de Europese burgers en een gebied waarop van de Unie meer verwacht wordt. Bijkomende uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd, betreffen: tekortkomingen in de kwalificatieniveaus, slechte prestaties in het actieve arbeidsmarktbeleid en het onderwijs, sociale uitsluiting van gemarginaliseerde groepen en een lage arbeidsmobiliteit. Er zijn zowel beleidsinitiatieven als concrete ondersteunende acties nodig.

Vele van deze problemen zijn aangescherpt door de financiële en economische crisis, demografische en migratietrends en het snelle tempo van de technologische veranderingen. Indien deze problemen niet doeltreffend worden aangepakt, vormen zij een belangrijke uitdaging voor de sociale samenhang en het concurrentievermogen. Het is daarom van essentieel belang dat de groeibevorderende investeringen in infrastructuur, regionaal concurrentievermogen en bedrijfsontwikkeling vergezeld gaan van maatregelen ter ondersteuning van de duurzame creatie van banen op het gebied van arbeidsmarktbeleid, onderwijs en opleiding, sociale inclusie, aanpassingsvermogen van werknemers, ondernemingen en ondernemers en administratieve capaciteit.

Het Europees Sociaal Fonds (ESF) ondersteunt beleidsmaatregelen en prioriteiten om vooruitgang te boeken bij de totstandbrenging van volledige werkgelegenheid, de kwaliteit en de productiviteit op de werkplek te verhogen, de geografische en beroepsmobiliteit van de werknemers in de Unie te vergroten, de onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren en de sociale inclusie te bevorderen en draagt daardoor bij aan de economische, sociale en territoriale samenhang.

Aangezien het ESF volledig in lijn moet worden gebracht met de Europa 2020-strategie en de kerndoelen daarvan, moet het de beleidsmaatregelen van de lidstaten ondersteunen die door de lidstaten worden nagestreefd in het kader van de geïntegreerde richtsnoeren die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 121 en artikel 148, lid 4, van het Verdrag en de aanbevelingen betreffende de nationale hervormingsprogramma's. De vaststelling van minimumaandelen en -bedragen voor het ESF als één van de structuurfondsen zal ervoor zorgen dat de prioriteiten van de Unie op passende wijze tot uiting komen in het volume van de investeringen die rechtstreeks op de Europese burgers zijn gericht.

Het ESF zal ook een waardevolle bijdrage leveren aan andere belangrijke prioriteiten van de Europa 2020-strategie, zoals de versterking van onze investeringen in onderzoek en innovatie, de verbetering van de toegankelijkheid tot en het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, de vergroting van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf, de ondersteuning van de omschakeling naar een koolstofarme economie, de bescherming van het milieu en de bevordering van het duurzame gebruik van middelen. Het ESF zal functioneren in synergie met het nieuwe geïntegreerde programma voor sociale verandering en innovatie. Tezamen zullen zij het omvattende Europese initiatief voor werkgelegenheid en sociale inclusie vormen.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De resultaten van de openbare raadplegingen voor het 5de voortgangsverslag over de economische, sociale en territoriale cohesie[1], de evaluatie van de EU-begroting[2] en de voorstellen voor het meerjarige financiële kader[3] zijn alle in aanmerking genomen voor dit voorstel.

De openbare raadpleging over de conclusies van het 5de cohesieverslag werd tussen 12 november 2010 en 31 januari 2011 gehouden en werd met het cohesieforum afgesloten. Er werden in totaal 444 bijdragen ontvangen, De respondenten bestonden uit lidstaten, regionale en lokale overheden, sociale partners, Europese belangenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties, burgers en andere belanghebbenden. Bij de openbare raadpleging werd een reeks vragen gesteld over de toekomst van het cohesiebeleid. Een samenvatting van de resultaten werd gepubliceerd op 13 mei 2011[4].

Bovendien werden specifieke conferenties en seminars over de toekomst van het ESF georganiseerd. In juni 2010 bracht de conferentie 'ESF en Europa 2020' meer dan 450 vertegenwoordigers van hoog niveau van overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties op EU- en nationaal niveau en van derde landen samen. Bovendien vond in december 2010 een seminar plaats met ngo's en sociale partners over de toekomst van het ESF.

Verder keurde het Europees Parlement op 7 oktober 2010 een resolutie goed over de toekomst van het cohesiebeleid en van het ESF[5]. De Europese Commissie heeft ook gevraagd om verkennende adviezen van het Economisch en Sociaal Comité[6] en het Comité van de Regio's[7] en heeft deze ontvangen.

Er is deskundig advies verstrekt via de ad-hocgroep van het ESF-comité over de toekomst van het Europees Sociaal Fonds, een informele groep van deskundigen van de lidstaten en de sociale partners. De ad-hocgroep is tussen december 2009 en maart 2011 zeven keer bijeengekomen. Bovendien werd een werkgroep met vertegenwoordigers van de lidstaten opgericht om gemeenschappelijke indicatoren te bespreken. Zij kwam vier keer bijeen en legde de grondslag voor de voorgestelde indicatoren. Het ESF-comité heeft tijdens zijn vergaderingen van 3 juni 2010 en 10 maart 2011 zelf adviezen over de toekomst van het ESF uitgebracht. Zowel het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) als het Comité voor sociale bescherming (SPC) hebben in januari respectievelijk maart 2011 ook specifieke adviezen uitgebracht.

De resultaten van de ex-postevaluaties van de programma's 2000-2006 en een groot aantal studies werden als input gebruikt. Er is een specifieke effectbeoordeling voor de ESF-verordening uitgevoerd als onderdeel van een pakket van drie effectbeoordelingen, dat ook de verordeningen betreffende het EFRO en het Cohesiefonds en de effectbeoordeling van de algemene verordening betreffende het ESF, het EFRO en het Cohesiefonds omvat.

De effectbeoordeling van de ESF-verordening had vooral betrekking op de reikwijdte van het instrument en één specifiek vereenvoudigingsaspect. Zij behandelde ook het verband tussen en de complementariteit met de financiële instrumenten die ter beschikking staan van DG Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie van de Commissie, met name het ESF, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, het Progress-programma, Eures en de microfinancieringsfaciliteit van Progress.

Er bestaat zeer brede steun voor de rol van het ESF. Het ESF wordt beschouwd als een instrument dat zorgt voor een aanzienlijke Europese meerwaarde doordat het de lidstaten en de regio's in staat stelt om via Europese financiering belangrijke Europese prioriteiten aan te pakken. Het wordt beschouwd als een essentiële bouwsteen voor de aanpak van de belangrijkste uitdagingen waarmee de Europese burgers worden geconfronteerd en voor het boeken van vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het richten van de aandacht op de belangrijkste uitdagingen en de aanbevelingen van de Raad wordt algemeen gezien als een belangrijke randvoorwaarde voor de doeltreffendheid van de steun. De vermindering van de complexiteit van de steun en de bijbehorende auditlast, met name voor kleinere begunstigden, wordt ook beschouwd als een belangrijke kwestie die moet worden aangepakt.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is opgericht bij artikel 162 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het tijdschema voor de herziening van de EU-financiering ter bevordering van de cohesie is gekoppeld aan het voorstel voor een nieuw meerjarig financieel kader, als vervat in het werkprogramma van de Commissie.

Dit voorstel voor een verordening is gebaseerd op artikel 164 VWEU. Verordening (EU) nr. […] van de Raad stelt het kader voor actie door de structuurfondsen en het Cohesiefonds vast en bevat met name de thematische doelstellingen, de beginselen en de regels betreffende programmering, monitoring en evaluatie, beheer en controle.

In dit algemene kader omschrijft dit voorstel de opdracht en de reikwijdte van het ESF met de bijbehorende investeringsprioriteiten voor de thematische doelstellingen en stelt zij specifieke bepalingen vast betreffende de door het ESF medegefinancierde operationele programma's en betreffende de subsidiabele uitgaven.

Het ESF zal functioneren in de context van artikel 174 VWEU, dat oproept tot actie door de Europese Unie ter versterking van haar economische, sociale en territoriale samenhang en ter bevordering van de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel door het verkleinen van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de regio's en de bevordering van de ontwikkeling in de minst begunstigde regio's.

Zoals de evaluatie van de EU-begroting heeft benadrukt moet de EU-begroting worden gebruikt om collectieve voorzieningen en maatregelen te financieren waar de lidstaten en de regio's dat zelf niet of niet met beter resultaat kunnen[8]. Dit voorstel respecteert het subsidiariteitsbeginsel aangezien de taken van het ESF in het Verdrag worden vastgesteld en het beleid ten uitvoer wordt gelegd overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer onder naleving van de institutionele bevoegdheden van de lidstaten en de regio's.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel van de Commissie voor een meerjarig financieel kader behelst een bedrag van 376 miljard euro voor het cohesiebeleid voor de periode 2014-2020.

Voorgestelde begroting 2014-| Miljard euro| Minimumaandeel ESF| Resulterend minimumbedrag ESF Miljard euro

Minder ontwikkelde regio's Overgangsregio's Meer ontwikkelde regio's Territoriale samenwerking Cohesiefonds Extra toewijzing voor ultraperifere en dun bevolkte regio's| 162,6 38,9 53,1 11,7 68,7 0,| 25 % 40 % 52 % - - -| 40,7 15,6 27,6 - - -

Faciliteit voor Europese verbindingen voor transport, energie en ICT| 40 miljard euro (met extra 10 miljard euro speciaal daarvoor bestemd in het Cohesiefonds)| -|

*Alle cijfers in constante prijzen van 2011

Om de fondsen in staat te stellen de voornaamste doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken, stelt dit voorstel de minimumaandelen vast voor het ESF voor elke in het voorstel voor een algemene verordening omschreven categorie van regio's. Dit leidt tot een totaal minimumaandeel voor het ESF van 25% van de voor het cohesiebeleid toegewezen begroting (exclusief de toewijzing voor de faciliteit voor Europese verbindingen), d.w.z. 84 miljard euro. De aangegeven minimumtoewijzing voor het ESF omvat de begroting (2,5 miljard euro) voor een komend voorstel van de Commissie betreffende voedselsteun voor de meest kansarmen.

4.

Samenvatting


VAN DE INHOUD VAN DE VERORDENING

Wat de reikwijdte betreft, stelt de ontwerp-ESF-verordening voor 2014-2020 voor om het ESF te richten op vier 'thematische doelstellingen' in de gehele Europese Unie: i) bevordering van werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit; ii) investering in onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren; iii) bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede; iv) vergroting van de institutionele capaciteit en bevordering van een efficiënte overheidsadministratie. Elke thematische doelstelling wordt omgezet in steunverlenings­categorieën of 'investeringsprioriteiten'. Bovendien moet het ESF ook bijdragen aan andere thematische doelstellingen zoals de ondersteuning van de omschakeling naar een koolstofarme, klimaatbestendige en hulpbronnenefficiënte economie, de verbetering van het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, de versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie en de vergroting van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf.

De concentratie van de financiering is nodig om een toereikend en aantoonbaar effect tot stand te brengen. Met het oog op deze concentratie wordt voorgesteld dat

– de steun voor de administratieve capaciteit wordt beperkt tot lidstaten met minder ontwikkelde regio's of die in aanmerking komen voor het Cohesiefonds;

– ten minste 20% van de ESF-toewijzing wordt bestemd voor 'de bevordering van de sociale inclusie en de bestrijding van de armoede';

– de operationele programma's de financiering concentreren op een beperkt aantal 'investeringsprioriteiten'.

Verder verduidelijkt en versterkt de ontwerpverordening de bijdrage van het ESF aan de verwezenlijking van het engagement van de Unie om de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen op te heffen en discriminatie te voorkomen. De lidstaten moeten een robuuste mainstreamingaanpak combineren met specifieke acties ter bevordering van gendergelijkheid en non-discriminatie.

De ontwerpverordening beoogt tevens de versterking van de sociale innovatie en de transnationale samenwerking in het kader van het ESF, via een prikkel in de vorm van een hoger medefinancieringspercentage voor speciaal daartoe bestemde prioritaire assen, specifieke programmerings- en monitoringinstrumenten, en een sterkere rol voor de Commissie bij de uitwisseling en verspreiding van goede praktijken, gezamenlijke acties en resultaten in de gehele Unie.

Wat de monitoring- en evaluatiesystemen betreft, stelt de ontwerpverordening minimale kwaliteitsnormen en een stel verplichte gemeenschappelijke indicatoren voor. Dit moet ervoor zorgen dat de monitoring deugdelijke en betrouwbare gegevens oplevert die gemakkelijk op EU-niveau kunnen worden geaggregeerd en dat de evaluatie wordt gericht op de beoordeling van de doeltreffendheid en het effect van de ESF-steun.

De ontwerpverordening hecht groot belang aan de betrokkenheid van de sociale partners en de niet-gouvernementele organisaties bij de programmering en de tenuitvoerlegging van de prioriteiten en concrete acties van het ESF. Daarom roept de ontwerpverordening op om voor de minder ontwikkelde regio's en landen een passend bedrag aan ESF-middelen toe te wijzen voor acties in verband met de opbouw van de capaciteit voor sociale partners en niet-gouvernementele organisaties. De door de sociale partners uitgevoerde gezamenlijke activiteiten zullen ook worden ondersteund, gezien hun vitale rol op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en sociale inclusie.

In dezelfde geest stelt de ontwerpverordening een beperkt aantal specifieke subsidiabiliteitsregels voor om de toegang tot ESF-financiering voor kleinere begunstigden en concrete acties te vergemakkelijken en om rekening te houden met de verschillende aard van de ESF-acties en het verschillende type ESF-begunstigden in vergelijking met andere fondsen. Om ervoor te zorgen dat de vereenvoudiging bij de begunstigden aankomt, stelt de ontwerpverordening voor om het gebruik van vereenvoudigde kostenopties uit te breiden, onder meer door het gebruik daarvan verplicht te maken voor kleinere concrete acties. Deze bepalingen zullen de administratieve last voor de begunstigden en de beheersautoriteiten verlichten, de resultaatgerichtheid van het ESF versterken en bijdragen tot de vermindering van de foutenpercentages.

Ten slotte worden specifieke bepalingen voor financiële instrumenten ingevoerd om de lidstaten en de regio's aan te moedigen om het ESF als hefboom te gebruiken en aldus de capaciteit daarvan voor de financiering van acties ter ondersteuning van werkgelegenheid, onderwijs en sociale inclusie te vergroten.