Toelichting bij COM(2011)640 - Standpunt EU in de Gemengde Commissie van de regeling voor het douanevervoer over de uitnodiging aan Kroatië en Turkije om tot deze overeenkomsten toe te treden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Er zijn momenteel vier partijen bij de EU-EVA Overeenkomsten van 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor het douanevervoer en de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer (hierna: de overeenkomsten): de EU, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.

Kroatië en Turkije zouden graag het verzoek ontvangen tot de overeenkomsten toe te treden.

De Commissie heeft in haar mededelingen aan het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2001[1] en 18 november 2010[2] haar strategie uiteengezet ter voorbereiding van bepaalde kandidaat-landen voor toetreding tot de overeenkomsten. De aanpak van de Commissie is dat elk land dat kandidaat is om toe te treden tot de overeenkomsten slechts kan worden uitgenodigd indien het in staat is om het gehele, op dat moment van kracht zijnde acquis op het gebied van gemeenschappelijk douanevervoer en de vereenvoudiging van de formaliteiten ten uitvoer te leggen wat betreft wetgeving, operationaliteit en automatisering. Met betrekking tot dit laatste punt geldt dat een land alleen kan worden uitgenodigd om toe te treden tot de overeenkomsten als het over een geautomatiseerd systeem voor douanevervoer beschikt. Dit systeem dient te voldoen aan de wettelijke, technische en financiële eisen van het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS, New Computerised Transit System) dat op het moment van de uitnodiging in gebruik is.

De vaststelling of een land aan de vastgestelde normen voldoet, geschiedt op individuele basis en vereist een evaluatie van zijn bestuurlijke vermogen en een conformiteitsbeoordeling voor de verbinding met het NCTS. Zowel Kroatië als Turkije zou in staat moeten zijn om tot de overeenkomsten toe te treden zodra zij verbonden zijn met het CCN/CSI, wat het uitwisselen van NCTS-berichten tussen de overeenkomstsluitende partijen mogelijk zal maken.

De EU, als overeenkomstsluitende partij, moet een gemeenschappelijk standpunt innemen om in te stemmen met het voorstel om Kroatië en Turkije uit te nodigen tot de overeenkomsten toe te treden, door middel van een besluit van de Raad op basis van artikel 207 in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Om zo snel mogelijk, nadat uit de evaluatie gebleken is dat het kandidaat-land aan de eisen voldoet, over de rechtsgrondslag voor het gebruik van de gemeenschappelijke regeling voor het douanevervoer te kunnen beschikken, moet het besluit van de Raad als basis voor het aanvaarden van deze landen dienen. Daarbij wordt het overgelaten aan de Commissie, die de EU in de Gemengde Commissies vertegenwoordigt, om de procedure voor de uitnodiging van nieuw partnerlanden in te leiden.

De juridische bevestiging van de kant van de EU dat de kandidaat-landen, zodra zij aan de toetredingscriteria voldoen, onmiddellijk tot de overeenkomsten kunnen toetreden, zou deze landen moeten stimuleren hun inspanningen voort te zetten.

De toetreding tot de overeenkomsten vergroot het gebied voor het gemeenschappelijk douanevervoer, wat de Europese handel ten goede zal komen.

Dit besluit van de Raad dient als basis voor de uitnodiging aan Kroatië en Turkije om toe te treden en die landen zouden aan de toetredingsvoorwaarden moeten voldoen zodra de verbinding met het CCN/CSI is gelegd. Zodra de Commissie, de deskundigen van de lidstaten en de overeenkomstsluitende partijen hebben bevestigd dat het land in kwestie aan de technische voorwaarden voor toetreding tot de overeenkomsten voldoet, zal de Commissie de besluiten voorstellen van de bij de twee overeenkomsten ingestelde Gemengde Commissies om Kroatië en Turkije uit te nodigen.