Toelichting bij COM(2011)690 - Toetreding EU tot het protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging door exploratie en exploitatie van het continentaal plat en de zeebodem

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee, ook bekend als 'het Verdrag van Barcelona', is op 16 februari 1976 te Barcelona ondertekend en op 10 juni 1995 gewijzigd. Het verdrag is op 9 juli 2004 in werking getreden. De Europese Unie is een partij bij het verdrag, evenals Italië, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Slovenië, Malta en Cyprus, samen met 14 andere landen in het Middellandse Zeegebied die geen lidstaat van de Europese Unie zijn. Artikel 7 van het gewijzigde verdrag verplicht de partijen specifiek tot het nemen van passende maatregelen om verontreiniging van het Middellandse Zeegebied door exploratie en exploitatie van het continentaal plat, de zeebodem en de ondergrond daarvan te voorkomen, te verminderen, te bestrijden en zo veel mogelijk uit te bannen.

2. Een van de protocollen bij het Verdrag van Barcelona heeft betrekking op de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging door exploratie en exploitatie van het continentaal plat, de zeebodem en de ondergrond daarvan (het zogenoemde 'offshoreprotocol'). Het werd op 14 oktober 1994 goedgekeurd door de conferentie van de partijen in Madrid, daarbij rekening houdend met de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (december 1982).

3. De Europese Unie heeft het offshoreprotocol niet ondertekend of geratificeerd. De Commissie heeft aan de Raad de ondertekening van het protocol voorgesteld (COM(94) 397 definitief) vóór de goedkeuring ervan door de conferentie van de partijen in oktober 1994. Het werd toen passender geacht voort te werken aan een communautaire regeling voor milieuaansprakelijkheid in plaats van een internationale overeenkomst af te wachten. Er was al een Groenboek inzake herstel van milieuschade gepubliceerd (in 1993, gevolgd door een Witboek betreffende milieuaansprakelijkheid in 2000). De richtlijn betreffende milieuaansprakelijkheid (ELD) werd uiteindelijk goedgekeurd in 2004.

4. Het offshoreprotocol is op 24 maart 2011 in werking getreden. Tot dusver hebben Albanië, Tunesië, Marokko, Libië, Cyprus en Syrië het protocol ondertekend. Bepaalde lidstaten van de Europese Unie die partij bij het Verdrag van Barcelona zijn, hebben de afgelopen maanden bekendgemaakt dat zij voornemens zijn het protocol eveneens te ratificeren.

5. Het offshoreprotocol heeft betrekking op een grote verscheidenheid aan exploratie- en exploitatieactiviteiten, vergunningsvereisten, opruiming van verlaten en niet meer gebruikte installaties, gebruik en verwijdering van schadelijke stoffen, aansprakelijkheids- en compensatievereisten, coördinatie met andere partijen bij het Verdrag van Barcelona op regionaal niveau, alsook bepalingen inzake veiligheid, noodplanning en monitoring.

6. De bepalingen van het offshoreprotocol zullen moeten worden uitgevoerd door verschillende bestuursniveaus en economische actoren. De lidstaten en hun bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het ontwerp en de uitvoering van bepaalde in het offshoreprotocol vastgestelde gedetailleerde maatregelen, zoals het opzetten van een nationaal monitoringsysteem en het vaststellen en handhaven van passende voorschriften en procedures voor het bepalen van aansprakelijkheid en compensatie voor schade.

7. Er zijn naar schatting meer dan 200 actieve offshoreplatformen in de Middellandse Zee en er worden nog meer installaties gepland. Verwacht wordt dat activiteiten met betrekking tot de exploratie en exploitatie van koolwaterstoffen zullen toenemen door de ontdekking van grote voorraden fossiele brandstoffen in de Middellandse Zee. Door het half ingesloten karakter en de bijzondere hydrodynamica van de Middellandse Zee zou een ongeval zoals dat in de Golf van Mexico in 2010 onmiddellijke schadelijke grensoverschrijdende gevolgen voor de economie en de kwetsbare mariene en kustecoystemen van het Middellandse Zeegebied kunnen hebben. Op de middellange termijn zullen andere minerale hulpbronnen in de diepzee, de zeebodem en de ondergrond waarschijnlijk het voorwerp van exploratie- en exploitatieactiviteiten vormen.

8. Indien de risico's die voortvloeien uit zulke activiteiten niet doeltreffend worden aangepakt, kan dat de inspanningen van Italië, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Slovenië, Malta en Cyprus om een goede milieutoestand te bereiken en te behouden, zoals Richtlijn 2008/56/EG voorschrijft, alsook de naleving van de verbintenissen en verplichtingen die Italië, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Slovenië, Malta, Cyprus en de Europese Unie zelf als partijen bij het Verdrag van Barcelona zijn aangegaan, ernstig in het gedrang brengen.

9. In de recente mededeling van de Commissie inzake offshoreveiligheid (COM(2010) 560 definitief, 12.10.2010) worden de gebieden genoemd waarop actie vereist is om de geloofwaardigheid van de Europese Unie op het gebied van veiligheid en milieu te handhaven en worden concrete acties voorgesteld; een van de aangewezen gebieden is internationale samenwerking om de veiligheid van offshoreactiviteiten en de reactiecapaciteit bij ongevallen wereldwijd te versterken en een van de daarmee verbonden acties is de verkenning van het potentieel van regionale overeenkomsten; met name wordt in de mededeling aanbevolen in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten een nieuwe impuls te geven aan het proces van bekrachtiging van het offshoreprotocol.

10. De Raad heeft in zijn conclusies over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten verklaard dat de Europese Unie en haar lidstaten in het kader van internationale initiatieven en fora en regionale samenwerking zoals in het Middellandse Zeegebied een prominente rol moeten blijven spelen in het streven naar de strengste veiligheidsnormen en roept de Commissie en de lidstaten op om bestaande internationale overeenkomsten maximaal te benutten.

11. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 13 september 2011 benadrukt hoe belangrijk het is dat het niet-geratificeerde offshoreprotocol voor de Middellandse Zee uit 1994, dat gericht is op de bescherming tegen verontreiniging door exploratie en exploitatie, volledig in werking treedt.

12. Een van de doelstellingen van het milieubeleid van de Europese Unie is het bevorderen van maatregelen op internationaal niveau om regionale milieuproblemen aan te pakken. Met betrekking tot het offshoreprotocol is het van bijzonder belang zich rekenschap te geven van de grote kans op grensoverschrijdende milieueffecten in het geval van ongevallen in een half ingesloten zee als de Middellandse Zee. Het is daarom passend dat de Europese Unie alle nodige maatregelen neemt ter ondersteuning van de veiligheid van offshore exploratie- en exploitatieactiviteiten en ter bescherming van het mariene milieu in de Middellandse Zee.

13. De grote potentiële risico's van offshoregerelateerde activiteiten, met name onder complexe omstandigheden, waaronder diepzeeboringen, moeten dringend worden aangepakt en er moeten passende mechanismen voor preventie en reactie op nationaal en regionaal niveau worden ingesteld die betrekking hebben op operationele, illegale en accidentele verontreiniging. Daarom stelt de Commissie in samenhang met de onderhavige verordening tevens een verordening inzake de veiligheid van offshoreactiviteiten met betrekking tot de prospectie, exploratie en productie van olie en gas voor.

14. Het offshoreprotcol heeft betrekking op een gebied dat in grote mate onder het recht van de Unie valt. Dit omvat elementen als de bescherming van het mariene milieu, milieueffectbeoordeling en milieuaansprakelijkheid. Onder voorbehoud van de eindbeslissing van de wetgevers dienaangaande is het offshoreprotocol voorts in overeenstemming met de doelstellingen van de voorgestelde verordening inzake de veiligheid van offshoreactiviteiten met betrekking tot de prospectie, exploratie en productie van olie en gas, onder meer met betrekking tot de vergunning, de milieueffectbeoordeling en het technische en financiële vermogen van de exploitanten.

15. Het is daarom passend dat de Unie het protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging door exploratie en exploitatie van het continentaal plat en de zeebodem en de ondergrond daarvan sluit.