Toelichting bij COM(2011)762 - EU-standpunt in de WTO ten aanzien van verzoeken uit hoofde van artikel IX uit de WTO-Overeenkomst met betrekking tot het verlenen of verlengen van bepaalde ontheffingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. DOEL VAN HET VOORSTEL

Met dit voorstel wordt beoogd de EU de mogelijkheid te bieden zich aan te sluiten bij een consensus in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de goedkeuring van bepaalde ontheffingen[1] door de Algemene Raad van de WTO. Het voorstel behelst een machtiging van de Raad aan de Commissie om namens de Europese Unie in de WTO een standpunt in te nemen over verzoeken in het kader van artikel IX van de WTO-overeenkomst om bepaalde ontheffingen te verlenen of te verlengen, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden zoals die in artikel IX van de WTO-overeenkomst, die een besluit over het verlenen van een ontheffing rechtvaardigen.

1.

Rechtsgrondslag


VAN HET VOORSTEL

Ingevolge artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet de Raad, wanneer in een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam een besluit met rechtsgevolgen moet worden vastgesteld, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een besluit vaststellen tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen. Het verlenen of verlengen van een ontheffing valt onder deze bepaling aangezien het besluit wordt genomen door een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam (de Algemene Raad of Ministeriële Conferentie van de WTO) en van invloed is op de rechten en verplichtingen van de EU.

3. DRAAGWIJDTE VAN HET VOORSTEL

De Commissie zal worden gemachtigd om namens de EU een standpunt in te nemen ter ondersteuning van verzoeken om speciale ontheffingen van gering politiek, economisch en handelsbelang die in overeenstemming zijn met het algemene handelsbeleid van de EU.

In het kader van het besluitvormingsproces bij de WTO over deze verzoeken om een ontheffing moet de EU snel kunnen handelen. Besluiten van de Raad over elk in dit besluit bedoeld verzoek om ontheffing afzonderlijk lijken onevenredig gezien de beperkte reikwijdte van de ontheffingen. Zij zouden ook tot procedurele moeilijkheden kunnen leiden omdat de interne procedure van de EU om een besluit van de Raad goed te keuren langer kan duren dan de goedkeuringsprocedure voor de ontheffing bij de WTO, wat tot gevolg heeft dat de EU dan wellicht niet in staat is zich aan te sluiten bij een consensus in de Algemene Raad en daardoor de WTO-maatregel vertraagt.

Het voorgestelde besluit betreft onderstaande verzoeken om een ontheffing of een verlenging van een ontheffing.

1) Verzoeken om ontheffing of verlenging van een ontheffing in verband met de invoering van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (het zogenaamde geharmoniseerde systeem of GS) op 1 januari 1988 en de eerste, tweede, derde, vierde en vijfde wijziging ervan, aanbevolen door de Raad van de Werelddouaneorganisatie, respectievelijk 'wijzigingen GS92', 'wijzigingen GS96', 'wijzigingen GS2002', wijzigingen GS2007" en 'wijzigingen GS2012' genoemd, alsmede toekomstige wijzigingen van het GS, op grond waarvan WTO-leden verplicht zijn deze wijzigingen in hun lijsten van concessies op te nemen (aanpassing van de lijsten van tariefconcessies aan de GS-nomenclatuur)

Deze collectieve ontheffingen[2] hebben betrekking op de omzetting van de lijsten van tariefconcessies van de leden in recentere versies van de nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem. Zij zijn nodig voor het geval dat een WTO-lid de aanbeveling van de Werelddouaneorganisatie heeft opgevolgd en nationaal een recentere versie van de nomenclatuur heeft ingevoerd, maar nog geen tijd heeft gehad om zijn lijst van WTO-concessies aan te passen (de EU profiteert overigens van ontheffingen voor GS2002 en GS2007). Het is derhalve in het belang van de EU dat de jaarlijkse verlenging van dergelijke ontheffingen snel worden verleend. Deze ontheffingsverzoeken betreffen hoofdzakelijk de verlenging van bestaande ontheffingen, maar daarnaast ook de goedkeuring van nieuwe wijzigingen van het GS. In dit verband moet voor begin 2012 een nieuwe ontheffing inzake GS2012 worden goedgekeurd (en de EU moet verzoeken de ontheffing ook voor haar te doen gelden).

2) Verzoeken van Kaapverdië om verlenging van de bestaande ontheffing met betrekking tot de tenuitvoerlegging van artikel VII van de GATT 1994 en van de WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde

Deze ontheffing staat Kaapverdië toe de termijn voor de volledige tenuitvoerlegging van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) en van de WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde tot 31 december 2011 te verlengen[3]. Het economisch en handelsbelang van een mogelijke verlenging van deze ontheffing voor de EU is minimaal.

3) Verzoeken van Canada om verlenging van de bestaande ontheffing met betrekking tot zijn tariefpreferentieprogramma

Dankzij deze ontheffing kan Canada vrijstelling van rechten verlenen voor hiervoor in aanmerking komende invoer uit de tot het Gemenebest behorende landen uit het Caraïbisch gebied waarvoor het Caribcan-programma geldt, zonder dat Canada dezelfde vrijstelling van rechten ook voor soortgelijke producten uit andere leden moet toestaan. De ontheffing voor Canada geldt tot 31 december 2011[4]. Het economisch en handelsbelang van een mogelijke verlenging van deze ontheffing voor de EU is minimaal. De ontheffing is ook in overeenstemming met het EU-beleid om de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden door middel van handelspreferenties te steunen.

4) Verzoeken van Cuba om verlenging van de bestaande ontheffing betreffende vrijstelling van de bepalingen van lid 6 van artikel XV van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van 1994

Door deze ontheffing kan Cuba afwijken van de bepalingen van lid 6 van artikel XV van de GATT, waarin wordt bepaald dat elk land dat niet langer lid is van het Internationaal Monetair Fonds een speciale overeenkomst met de WTO moet sluiten. Deze ontheffing werd in 1964 voor het eerst aan Cuba verleend en is thans geldig tot en met 31 december 2011[5].

5) Verzoeken om verlenging van de bestaande ontheffing ten aanzien van de Kimberleyprocescertificering

Deze collectieve ontheffing houdt verband met de Kimberleyprocescertificering voor ruwe diamant, waaraan de EU en 19 andere WTO-leden deelnemen. Het doel van deze ontheffing is het tegengaan van de handel in zogenaamde bloeddiamanten. De ontheffing geldt tot 31 december 2012[6]. Het economische en handelsbelang van een eventuele verlenging van deze ontheffing voor de EU is minimaal, maar zij is wel van groot belang voor de buitenlandse betrekkingen van de EU in het algemeen.

Verder behelst het voorstel de volgende punten:

- de Commissie informeert de Raad (via het Comité handelspolitiek) tijdig genoeg voor het begin van een vergadering van het desbetreffende WTO-orgaan waarop een besluit kan worden genomen over een verzoek waarop dit besluit van toepassing is;

- de Raad kan verzoeken dat de procedure voor de goedkeuring van een specifiek besluit van de Raad over het ontheffingsverzoek in kwestie wordt gevolgd.

In overeenstemming met artikel 218, lid 10, zal het Europees Parlement onmiddellijk volledig op de hoogte worden gebracht.