Toelichting bij COM(2011)747 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Ratingbureaus zijn belangrijke financiële marktdeelnemers en dienen aan een passend rechtskader te worden onderworpen. Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus[1] (CRA- verordening) is op 7 december 2010 volledig van toepassing geworden. Zij vereist dat ratingbureaus voldoen aan strenge gedragsregels om mogelijke belangenconflicten te verminderen, te zorgen voor een hoge kwaliteit en voldoende transparantie van de ratings en het ratingproces. De bestaande ratingbureaus moesten uiterlijk op 7 september 2010 registratie aanvragen en aan de vereisten van de verordening voldoen.

Op 1 juni 2011 is een wijziging van de verordening inzake ratingbureaus (Verordening (EU) nr. 513/2011) in werking getreden, waarbij aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) exclusieve toezichtbevoegdheden op in de EU geregistreerde ratingbureaus zijn toevertrouwd teneinde registratie en toezicht op Europees niveau te centraliseren en te vereenvoudigen[2].

Hoewel de bestaande verordening inzake ratingbureaus een goede basis vormt, worden daarin echter een aantal kwesties in verband met ratingactiviteiten en het gebruik van ratings niet voldoende aangepakt. Deze houden met name verband met het risico van het overdreven vertrouwen op ratings door de financiële marktdeelnemers, de sterke concentratie op de ratingmarkt, de wettelijke aansprakelijkheid van de ratingbureaus tegenover de beleggers, de belangenconflicten met betrekking tot het issuer-pays-model en de aandeelhoudersstructuur van de ratingbureaus. In de huidige verordening inzake ratingbureaus wordt de specificiteit van de overheidsratings die tijdens de huidige schuldencrisis zichtbaar werd evenmin specifiek aangepakt.

De Europese Commissie heeft op deze open vragen gewezen in haar Mededeling van 2 juni 2010 ("Reguleren van financiële diensten ter bevordering van duurzame groei")[3] en in een raadplegingsdocument van de diensten van de Commissie van 5 november 2010[4] waarin de noodzaak werd aangekondigd van een gerichte herziening van de verordening inzake ratingbureaus, die met voorliggend voorstel wordt gepresenteerd.

Op 8 juni 2011 heeft het Europees Parlement een verslag van niet-wetgevende aard over ratingbureaus uitgebracht[5]. Daarin wordt de noodzaak bepleit om het regelgevingskader voor de ratingbureaus te verbeteren en maatregelen te nemen om het risico van het overdreven vertrouwen op ratings te verminderen. Meer specifiek is het Europees Parlement voorstander van onder andere versterkte informatievereisten bij overheidsratings, het invoeren van een Europese ratingindex, uitgebreidere publicatie van informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten en wettelijke aansprakelijkheid van de ratingbureaus. Het Europees Parlement beschouwde ook het stimuleren van concurrentie als een belangrijke taak en was van mening dat de oprichting van een onafhankelijk Europees Ratingbureau door de Commissie diende te worden onderzocht en beoordeeld.

Op een informele ECOFIN-vergadering van 30 september en 1 oktober 2010 heeft de Raad van de Europese Unie erkend dat verdere inspanningen moeten worden geleverd om een aantal kwesties in verband met ratingactiviteiten aan te pakken, inclusief het risico van het overdreven vertrouwen op ratings en het risico van belangenconflicten als gevolg van het beloningsmodel van de ratingbureaus. De Europese Raad van 23 oktober 2011 heeft geconcludeerd dat vooruitgang in die zin noodzakelijk is dat minder overdreven op ratings wordt vertrouwd.

Daarnaast hebben het Europese Comité voor het effectenbedrijf en het Europees Comité voor het bankwezen, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Financiën van de lidstaten, op hun vergaderingen van 9 november 2010 en 19 september 2011 gesproken over de noodzaak om het regelgevingskader voor ratingbureaus verder te versterken.

Op internationaal niveau heeft de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) in oktober 2010 beginselen gegeven om het vertrouwen door de autoriteiten en de financiële instellingen op de ratings van ratingbureaus te verminderen[6]. Volgens deze beginselen moeten in wetgeving voorkomende verwijzingen naar dergelijke ratings worden verwijderd of vervangen wanneer valabele alternatieve kredietwaardigheidsnormen voorhanden zijn, en moeten de beleggers hun eigen kredietbeoordelingen verrichten. Die beginselen zijn door de G20-top in Seoul in november 2010 bekrachtigd.

De Commissie heeft onlangs de kwestie van het overdreven vertrouwen op ratings door financiële instellingen in de context van de hervorming van de wetgeving voor banken aangepakt[7]. De Commissie heeft de invoering voorgesteld van een regel die vereist dat banken en beleggingsondernemingen zelf het kredietrisico beoordelen van entiteiten en financiële instrumenten waarin zij beleggen en in dit opzicht niet alleen op externe ratings mogen vertrouwen. Een soortgelijke bepaling wordt door de Commissie voorgesteld in de ontwerpwijziging van de richtlijnen betreffende icbe's en betreffende beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen[8], die parallel aan dit voorstel voor een verordening wordt voorgesteld.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

De Europese Commissie heeft van 5 november 2010 tot 7 januari 2011 een openbare raadpleging gehouden waarbij verschillende opties zijn gepresenteerd om de geïdentificeerde problemen aan te pakken. De Commissie heeft ongeveer 100 bijdragen van belanghebbenden ontvangen, waarmee rekening is gehouden bij het opstellen van dit voorstel. Een samenvatting van de reacties op de discussienota is te vinden op

ec.europa.eu/internal_market/securities/docs

Op 6 juli hebben de diensten van de Commissie een rondetafel gehouden om over deze kwesties verdere feedback van de betrokken belanghebbenden te krijgen. Een samenvatting van de rondetafel is te vinden op

ec.europa.eu/internal_market/securities/docs

Voor dit voorstel is een effectbeoordeling verricht. Deze is te vinden op:

ec.europa.eu/internal_market/securities/agencies

In de effectbeoordeling zijn de volgende problemen geïdentificeerd:

– de wettelijke verplichtingen om externe ratings te gebruiken, het overmatige gebruik van externe ratings voor intern risicomanagement door de beleggers, de beleggingsstrategieën die direct verband houden met ratings alsook het gebrek aan informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten resulteren in een overdreven vertrouwen op externe ratings, hetgeen leidt tot procycliciteit en cliff-effecten[9] op de kapitaalmarkten;

– onvoldoende objectiviteit, volledigheid en transparantie van het overheidsratingproces, alsook het overdreven vertrouwen op externe ratings leiden tot 'cliff'- en besmettingseffecten van wijzigingen van overheidsratings;

– sterke concentratie op de ratingmarkt, hoge drempels voor toetreding tot de ratingmarkt en gebrekkige vergelijkbaarheid van de ratings resulteren in beperkte keuze en concurrentie op de ratingmarkt;

– onvoldoende verhaalrecht voor de gebruikers van de ratings die verliezen lijden ten gevolge van een onnauwkeurige rating die door een ratingbureau is afgegeven die de verordening inzake ratingbureaus schendt;

– potentieel ondermijnde onafhankelijkheid van ratingbureaus wegens belangenconflicten als gevolg van het issuer-pays-model , de eigendomsstructuur en het lange mandaat van datzelfde ratingbureau; en

– onvoldoende gezonde ratingmethodologieën en ratingprocessen.

De algemene doelstelling van het voorstel is bij te dragen aan het verminderen van de risico's voor de financiële stabiliteit en aan het herstel van het vertrouwen van de beleggers en andere marktdeelnemers op de financiële markten en de ratingkwaliteit. Er zijn verschillende beleidsopties bekeken om de geïdentificeerde problemen aan te pakken en aldus de overeenkomstige specifieke doelstellingen te bereiken:

– verkleinen van de impact van de 'cliff'-effecten op de financiële instellingen en markten door de vermindering van het vertrouwen op externe ratings;

– beperken van de risico's van besmettingseffecten in verband met wijzigingen van overheidsratings;

– verbeteren van de ratingmarktvoorwaarden, aangezien de keuze en concurrentie op de ratingmarkt beperkt is, met het oog op het verbeteren van de kwaliteit van ratings;

– zorgen voor een verhaalrecht voor beleggers, aangezien het verhaalrecht voor gebruikers van ratings die verliezen hebben geleden ten gevolge van een rating die door een ratingbureau is afgegeven welke de verordening inzake ratingbureaus heeft geschonden ontoereikend is; en

– verbeteren van de kwaliteit van ratings door het versterken van de onafhankelijkheid van de ratingbureaus en het bevorderen van gezonde ratingprocessen en ratingmethodologieën. Momenteel kan de onafhankelijkheid van ratingbureaus worden ondermijnd door belangenconflicten als gevolg van het issuer-pays-model, de eigendomsstructuur en de langdurige zakelijke relaties met een en het hetzelfde ratingbureau.

De voorkeursbeleidsopties worden beschreven in punt 3.4 hieronder en worden in dit voorstel tot uitdrukking gebracht. Deze opties zullen er naar verwachting toe leiden dat de financiële instellingen minder overdreven op externe ratings vertrouwen doordat het belang van de externe ratings in de financiëledienstenwetgeving wordt verminderd. Bovendien zal de informatie die de uitgevende instellingen over de onderliggende activapool van gestructureerde financieringsproducten openbaar maken naar verwachting de beleggers helpen hun eigen kredietrisicobeoordeling te maken in plaats van alleen op externe ratings te vertrouwen.

De transparantie en kwaliteit van overheidsratings zal worden verbeterd middels verificatie van onderliggende informatie en publicatie van het volledige onderzoeksrapport waarvan de rating vergezeld gaat. Vergelijking van ratings van verschillende ratingbureaus, vergemakkelijkt door het bevorderen van gemeenschappelijke normen voor ratingschalen en een Europese ratingindex (EURIX), zal naar verwachting de keuze verbeteren en de structuur van de ratingsector optimaliseren. Voorts moet de roulatieverplichting voor de ratingbureaus niet alleen zorgen voor een substantiële vermindering van de bedreiging als gevolg van vertrouwdheid voor de onafhankelijkheid van de ratingbureaus welke resulteert uit een lange zakelijke relatie tussen een ratingbureau en een uitgevende instelling, maar ook een significant positief effect hebben op het verbeteren van het keuzeaanbod binnen de ratingindustrie door het verschaffen van meer zakelijke kansen voor kleinere ratingbureaus.

Wat de bescherming van de beleggers betreft moet het instellen voor de beleggers van een recht van verhaal op de ratingbureaus de ratingbureaus sterk motiveren om de wettelijke verplichtingen na te leven en voor ratings van hoge kwaliteit te zorgen. De onafhankelijkheid van de ratings zal worden verbeterd door de uitgevende instellingen te verplichten periodiek van ratingbureau te veranderen en de onafhankelijkheidvereisten inzake de eigendomsstructuur van de ratingbureaus te versterken. Ook mag een ratingbureau niet tegelijk een aangevraagde rating voor een uitgevende instelling en haar producten kunnen verstrekken.

Bovendien zal de transparantie en de kwaliteit van de ratings beter worden door het versterken van de regels inzake de openbaarmaking van informatie over ratingmethodologieën, door het invoeren van een proces voor de ontwikkeling en goedkeuring van ratingmethodologieën, inclusief de eis dat ratingbureaus wijzigingen van hun ratingmethodologieën meedelen en motiveren, en door te vereisen dat de ratingbureaus de uitgevende instellingen voldoende van tevoren op de hoogte brengen van de publicatie van een rating.

Er zullen voor de financiële ondernemingen extra kosten resulteren uit de vereisten tot verbetering van het interne risicomanagement en het gebruik van interne ratingmodellen voor regelgevingsdoeleinden en voor de uitgevende instellingen zullen er extra kosten resulteren uit de versterkte informatievereisten. Ook zullen de ratingbureaus additionele terugkerende nalevingskosten moeten maken om de risico's op besmettingseffecten in verband met overheidsratings te beperken. De maatregelen om de concurrentie te verbeteren, zullen echter de kosten voor de ratingbureaus niet significant verhogen. De beleidsoptie in verband met de wettelijke aansprakelijkheid van de ratingbureaus tegenover de beleggers zal naar verwachting nalevingskosten veroorzaken omdat zij hun wettelijke aansprakelijkheid zullen moeten verzekeren of, wanneer deze niet verzekerbaar is, een financiële buffer zullen moeten creëren ter dekking van potentiële beleggersclaims. De voorkeursopties met betrekking tot de onafhankelijkheid van de ratingbureaus ten slotte zullen naar verwachting geen significante kosten met zich meebrengen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



4.

3.1. Rechtsgrondslag


Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU.

5.

3.2. Subsidiariteit en evenredigheid


Volgens het subsidiariteitsbeginsel (artikel 5, lid 3, VEU) mag slechts op EU-niveau worden opgetreden wanneer de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de EU kunnen worden bereikt. Ratingbureaus opereren wereldwijd. De ratings die een in een bepaalde lidstaat gevestigd ratingbureau afgeeft, worden door de marktdeelnemers in de gehele EU gebruikt en vertrouwd. Als een regelgevingskader voor ratingbureaus in één lidstaat tekortschiet of zelfs geheel ontbreekt, zouden de marktdeelnemers en financiële markten in de hele EU daar negatieve gevolgen van kunnen ondervinden. Om de beleggers en markten tegen mogelijke tekortkomingen te beschermen, is dan ook gezonde regelgeving nodig die voor de hele EU geldt. Daarom kan verdere actie op het gebied van ratingbureaus het beste in de vorm van EU-actie worden ondernomen.

Voorts zijn de voorgestelde wijzigingen evenredig, zoals vereist door artikel 5, lid 4, van het VEU. De wijzigingen omvatten niet meer dan noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te bereiken. Met name de voorwaarden van onafhankelijkheid van de ratingbureaus zijn versterkt: de uitgevende instellingen zijn verplicht regelmatig van ratingbureau te veranderen dat zij betalen om ratings af te geven en verschillende ratingbureaus aan te stellen om voor hen en hun schuldinstrumenten ratings af te geven. Die verplichtingen zijn, hoewel zij de vrijheid om een bedrijf uit te oefenen beperken, evenredig met de nagestreefde doelstellingen en houden rekening met het regelgevingskader. Zij zijn alleen van toepassing ten aanzien van een dienst in het algemeen belang (ratings die voor regelgevingsdoeleinden gebruikt kunnen worden) door bepaalde gereguleerde instellingen (ratingbureaus), onder bepaalde voorwaarden (het issuer-pays-model ) en, in geval van roulatie, op tijdelijke basis. Desondanks mogen de ratingbureaus ratingdiensten blijven verrichten op de markt: een ratingbureau dat geen ratingdiensten voor een bepaalde uitgevende instelling meer mag verrichten, mag steeds ratingdiensten voor andere uitgevende instellingen verrichten. In een marktcontext waarin de roulatieregel over de hele linie van toepassing is, zullen zich bedrijfskansen aandienen omdat immers alle uitgevende instellingen van ratingbureau dienen te veranderen. Ook mag een ratingbureau altijd een niet aangevraagde rating over dezelfde uitgevende instelling afgeven en zo zijn ervaring exploiteren.

De wijzigingen voorzien er ook in dat de beleggers en grote ratingbureaus beperkt zijn ten aanzien van bepaalde beleggingskeuzes. Beleggers die een participatie van ten minste 5% in een ratingbureau hebben, mogen geen participatie van meer dan 5% in een ander ratingbureau hebben. Deze beperking is noodzakelijk om de perceptie van onafhankelijkheid van de ratingbureaus in stand te houden, die beïnvloed zou kunnen worden mochten dezelfde aandeelhouders of leden significant beleggen in verschillende ratingbureaus die niet tot dezelfde groep van ratingbureaus behoren, ook al zijn die aandeelhouders of leden wettelijk niet in een positie om overheersende invloed of zeggenschap uit te oefenen. Dit risico is hoger gezien het feit dat in de EU geregistreerde ratingbureaus niet-beursgenoteerde, en bijgevolg minder transparante, ondernemingen zijn. Niettemin mag, om ervoor te zorgen dat louter economische beleggingen in ratingbureaus mogelijk blijven, het verbod om tegelijkertijd in meer dan één ratingbureau te beleggen zich niet uitstrekken tot beleggingen via collectieve beleggingsregelingen welke beheerd worden door derden die onafhankelijk van de belegger zijn en niet onder diens invloed staan.

6.

3.3. Inachtneming van de artikelen 290 en 291 VWEU


Op 23 september 2009 heeft de Commissie voorstellen voor verordeningen tot oprichting van de EBA, de EAVB en de ESMA vastgesteld. In dat verband herinnert de Commissie aan haar verklaringen bij de vaststelling van de verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot de artikelen 290 en 291 VWEU: 'Wat het proces voor de vaststelling van de regelgevingsnormen betreft, benadrukt de Commissie het unieke karakter van de financiëledienstensector, dat voortvloeit uit de Lamfalussy-structuur en expliciet erkend wordt in verklaring 39 bij het VWEU. De Commissie twijfelt er evenwel sterk aan of de beperkingen van haar rol bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringsmaatregelen in overeenstemming zijn met de artikelen 290 en 291 VWEU'.

7.

3.4. Toelichting bij het voorstel


Artikel 1 van dit voorstel wijzigt de CRA-verordening. Verwijzingen in de volgende paragrafen hebben betrekking op de gewijzigde of de nieuwe artikelen in de CRA-verordening, tenzij anders aangegeven.

8.

3.4.1. Uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening tot ratingoutlooks


Naast ratings mogen de ratingbureaus ook ratingoutlooks publiceren waarin een opinie wordt verstrekt over de waarschijnlijke toekomstige richting van een rating. Het voorstel van de Commissie breidt de werkingssfeer van de regels inzake ratings in voorkomend geval uit tot de ratingoutlooks. Op grond van de gewijzigde tekst dienen de ratingbureaus met name informatie te verstrekken over de periode waarbinnen een verandering van de rating wordt verwacht (cf. bijlage I, afdeling D, deel II, punt 2, onder f)). De CRA-verordening wordt derhalve op verschillende plaatsen specifiek aangepast: artikelen 3, 6, lid 1, 7, lid 5, 8, lid 2, en 10, leden 1 en 2; in bijlage I, afdeling B, punten 1, 3, en 7; afdeling C, punten 2, 3 en 7; afdeling D, deel I, punten 1, 2, 4 en 5; en afdeling E, deel I, punt 3. Daarnaast worden de hieronder beschreven wijzigingen in voorkomend geval ook aangepast aan de invoering van het concept 'ratingoutlook'.

9.

3.4.2. Wijzigingen met betrekking tot het gebruik van ratings


Op grond van het nieuwe artikel 5 bis dat in de verordening inzake ratingbureaus wordt ingevoegd, dienen bepaalde financiële instellingen hun eigen kredietrisicobeoordeling te maken. Zij moeten bijgevolg vermijden voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van activa uitsluitend of werktuiglijk op externe ratings te vertrouwen. De bevoegde autoriteiten moeten toezien op de toereikendheid van de kredietbeoordelingsprocessen van deze financiële ondernemingen en ook controleren of financiële ondernemingen niet overdreven op ratings vertrouwen. Deze regel vloeit voort uit de beginselen van de Raad voor financiële stabiliteit van oktober 2010 voor het verminderen van het vertrouwen op de door ratingbureaus afgegeven ratings.

Ook mogen, in overeenstemming met het nieuwe artikel 5 ter, de ESMA, de EBA en de EAVB in hun richtsnoeren, aanbevelingen en ontwerpen van technische normen niet naar ratings verwijzen wanneer deze verwijzingen er de aanzet toe kunnen vormen dat bevoegde autoriteiten of financiële marktdeelnemers werktuiglijk op de ratings vertrouwen. Zij moeten bovendien uiterlijk op 31 december 2013 hun bestaande richtsnoeren en aanbevelingen dienovereenkomstig aanpassen.

Andere wijzigingen zijn gericht op het aanpakken van het risico dat financiële marktdeelnemers wat gestructureerde financieringsinstrumenten betreft overdreven op ratings vertrouwen en op het verhogen van de kwaliteit van de ratings betreffende dergelijke instrumenten:

– artikel 8 bis: dit nieuwe artikel vereist dat uitgevende instellingen (of initiators of sponsors) doorlopend specifieke informatie over gestructureerde financieringsproducten, met name over de hoofdelementen van de onderliggende activapools van de gestructureerde financieringsproducten, waarover de beleggers moeten kunnen beschikken om hun eigen kredietbeoordeling te maken, openbaar maken waardoor wordt voorkomen dat op externe ratings moet worden vertrouwd. Deze informatie moet openbaar worden gemaakt via een gecentraliseerde door de ESMA beheerde website;

– artikel 8 ter: op grond van dit nieuwe artikel moeten uitgevende instellingen (of hun gelieerde derden) die een rating aanvragen twee ratingbureaus onafhankelijk van elkaar inhuren om parallel twee onafhankelijke ratings over dezelfde gestructureerde financieringsinstrumenten af te geven.

Ten slotte moet worden opgemerkt dat de Commissie parallel hieraan wijzigingen van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)[10] en Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen voorstelt om ervoor te zorgen dat het principe om minder overdreven op ratings te vertrouwen ook in de nationale wetgeving voor de omzetting van deze richtlijnen wordt geïntegreerd.

10.

3.4.3. Wijzigingen met betrekking tot de onafhankelijkheid van ratingbureaus


Deze groep van wijzigingen omvat striktere onafhankelijkheidsregels die gericht zijn op het aanpakken van belangenconflicten met betrekking tot het issuer-pays-model en de aandeelhoudersstructuur van ratingbureaus:

– artikel 6 bis: op grond van dit nieuwe artikel mag een lid of aandeelhouder van een ratingbureau die een participatie van ten minste 5% heeft geen participatie van 5% of meer in een ander ratingbureau hebben, tenzij het betrokken ratingbureau lid is van dezelfde groep;

– artikel 6 ter: dit nieuwe artikel voert een roulatieregel in voor ratingbureaus die door de uitgevende instelling worden in dienst genomen (dit wil zeggen dat deze regel niet van toepassing is op niet aangevraagde ratings) om de uitgevende instelling zelf of haar schuldinstrumenten te raten. Het in dienst genomen ratingbureau mag niet in dienst blijven gedurende meer dan 3 jaar of gedurende meer dan één jaar indien het meer dan tien opeenvolgende beoordeelde schuldinstrumenten van de uitgevende instelling een rating toekent. Deze laatste regel mag evenwel niet leiden tot verkorting van de toegestane indienstnemingsperiode tot minder dan een jaar. Wanneer de uitgevende instelling meer dan één rating voor haarzelf of voor haar instrument aanvraagt, ongeacht of zij daartoe wettelijk verplicht is dan wel dit vrijwillig doet, moet slechts een van de ratingbureaus rouleren. De maximale dienstperiode voor elk van deze ratingbureaus is evenwel op zes jaar vastgesteld. Het vroegere ratingbureau (of elk ander ratingbureau dat tot dezelfde groep behoort of aandeelhoudersverbanden met het vroegere ratingbureau heeft) mag dezelfde uitgevende instelling of haar instrumenten pas weer beoordelen nadat een passende afkoelingsperiode is verstreken. Dit artikel bepaalt ook dat het uitgaande ratingbureau aan het inkomende ratingbureau een overdrachtdossier verstrekt;

Door deze roulatieregel zullen potentiële problemen in verband met belangenconflicten betreffende het issuer-pays-model naar verwachting significant verminderen. Bovendien zal de Commissie de adequaatheid van de beloningsmodellen van de ratingbureaus blijven controleren en daarover uiterlijk op 7 december 2012 verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad, zoals vereist bij artikel 39, lid 1, van de verordening. In deze context zal de Commissie voorts, zoals momenteel het geval is in andere rechtsgebieden, waaronder de VS, verder gaande oplossingen voor dit probleem bekijken.

Artikel 6 is niet van toepassing op overheidsratings;

– bijlage I, afdeling C, punt 8 met betrekking tot artikel 7, lid 4: de regels inzake de interne roulatie van personeel binnen een ratingbureau zijn aangepast om rekening te houden met het nieuwe artikel 6 ter. De nieuwe regels bepalen dat de hoofdratinganalisten niet langer dan 4 jaar betrokken mogen zijn bij het beoordelen van dezelfde entiteit, waardoor wordt belet dat die analisten met een klantendossier naar een ander ratingbureau overstappen. Er is voorts in regels voor interne roulatie voorzien in het geval dat een ratingbureau niet aangevraagde ratings of overheidsratings verstrekt;

– bijlage I, afdeling B, punt 3: de verordening voorkomt dat een ratingbureau ratings afgeeft (of vereist dat een ratingbureau openbaar maakt dat de rating kan worden beïnvloed) wanneer er feitelijke of potentiële belangenconflicten worden gecreëerd door de betrokkenheid van (naast het ratingbureau en zijn personeel, die reeds onder de regels vallen) personen die meer dan 10% van het kapitaal of de stemrechten van het ratingbureau hebben, of op een andere manier in een positie zijn om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van het ratingbureau, dit in bepaalde situaties, zoals bij beleggingen in de beoordeelde entiteit, lidmaatschap van het bestuurslichaam van de beoordeelde entiteit enz.;

– bijlage I, afdeling B, punt 4: personen die meer dan 5% van het kapitaal of de stemrechten van het ratingbureau hebben of op een andere manier in een positie zijn om significante invloed op de bedrijfsactiviteiten van het ratingbureau uit te oefenen, mogen geen consultancy- of adviesdiensten aan de beoordeelde entiteit verlenen met betrekking tot rechts- of bedrijfsstructuur, activa, passiva of activiteiten van de beoordeelde entiteit.

11.

3.4.4. Wijzigingen met betrekking tot de openbaarmaking van informatie over methodologieën van ratingbureaus, ratings en ratingoutlooks


Een andere groep van wijzigingen versterkt, met het oog op de bevordering van gezonde ratingprocessen en, uiteindelijk, de verbetering van de ratingkwaliteit, de regels inzake de openbaarmaking van informatie over de ratingmethodologieën:

– artikel 8, lid 5 bis, artikel 8, lid 6, onder a bis en artikel 22 bis, lid 3; deze voorgestelde bepalingen voorzien in procedures voor het opzetten van nieuwe ratingmethodologieën of de wijziging van bestaande. Zij vereisen de raadpleging van de belanghebbenden over de nieuwe methodologieën of de voorgestelde wijzigingen en over de motivering ervan. De ratingbureaus moeten bovendien de voorgestelde methodologieën aan de ESMA voorleggen ter beoordeling of zij voldoen aan de bestaande eisen. De nieuwe methodologieën mogen pas worden gebruikt nadat zij door de ESMA zijn goedgekeurd. Ook moeten op grond van de regels de nieuwe methodologieën alsook een gedetailleerde toelichting worden gepubliceerd;

– artikel 8, lid 7: elk ratingbureau is verplicht om fouten in zijn methodologieën of in de toepassing ervan te verbeteren alsook om de ESMA, de beoordeelde entiteiten en het publiek in het algemeen over dergelijke fouten te informeren;

– bijlage I, afdeling D, deel I, punt 2 bis: de eis om informatie te verstrekken over methodologieën en aannamen die aan de ratings ten grondslag liggen die voor gestructureerde financieringsproducten gold, geldt nu voor alle activaklassen. De informatie die de ratingbureaus verstrekken, moet duidelijk zijn en gemakkelijk te begrijpen zijn.

Ook andere informatieverplichtingen voor ratingbureaus worden versterkt:

– bijlage I, afdeling D, deel I, punt 3: deze bepaling handelt over de door de ratingbureaus voor de publicatie van de rating of de ratingoutlook aan de uitgevende instellingen te verstrekken informatie over de belangrijkste gronden waarop een rating of een ratingoutlook is gebaseerd, teneinde de beoordeelde entiteit de gelegenheid te geven fouten in de rating op te sporen. Op grond van de voorgestelde regel dienen de ratingbureaus de uitgevende instelling tijdens de werktijden van de beoordeelde entiteit en ten minste een volledige werkdag vóór de publicatie informatie te verstrekken. Deze regel geldt voor alle ratings, al dan niet aangevraagd, en ratingoutlooks;

– bijlage I, afdeling D, deel I, punt 6: een ratingbureau maakt informatie openbaar over alle entiteiten of schuldinstrumenten die met het oog op een initiële beoordeling of een voorlopige rating aan het bureau worden voorgelegd. Aldus breidt de nieuwe regel deze verplichting uit, die eerst alleen op de rating van gestructureerde financieringsproducten van toepassing was. Deze wijziging leidt tot de overeenkomstige schrapping van punt 4 in deel II van afdeling D van bijlage I.

12.

3.4.5. Wijzigingen in verband met overheidsratings


De regels die met name op overheidsratings (de rating van een staat, een regionale of een lokale overheid van een staat of van een instrument waarvoor de uitgevende instelling van de schuld of de financiële verplichting een staat of een regionale of lokale overheid van een staat is) van toepassing zijn, worden in het bijzonder versterkt met het oog op een verbetering van de kwaliteit van dergelijke ratings:

– Artikel 8, lid 5, nieuwe tweede alinea: de ratingbureaus moeten overheidsratings frequenter beoordelen: om de zes maanden in plaats van om de twaalf maanden;

– bijlage I, afdeling D: er wordt een nieuw deel III over additionele verplichtingen in verband met de presentatie van overheidsratings toegevoegd. De ratingbureaus moeten met name een volledig onderzoeksrapport publiceren bij de afgifte en wijziging van overheidsratings, om de transparantie te verbeteren en de gebruikers beter te informeren. Overheidsratings mogen alleen worden gepubliceerd na kantoorsluitingstijd en ten minste één uur voor opening van de handelsplatformen in de EU;

– bijlage I, afdeling E, deel III, punten 3 en 7: de regels inzake de publicatie van een transparantierapport door de ratingbureaus worden versterkt door te vereisen dat de ratingbureaus transparant zijn met betrekking tot de toewijzing van personeel aan het beoordelen van de verschillende activaklassen (d.w.z. bedrijfsactiva, gestructureerde financieringsactiva, overheidsactiva). Tevens dienen de ratingbureaus uitgesplitste gegevens over hun omzet, inclusief over de per verschillende activaklasse gegenereerde vergoedingen te verstrekken. Deze informatie moet het mogelijk maken te beoordelen tot op welke hoogte de ratingbureaus hun middelen gebruiken voor de afgifte van overheidsratings.

13.

3.4.6. Wijzigingen met betrekking tot de vergelijkbaarheid van ratings en vergoedingen voor ratings


Versterking van de concurrentie op de ratingmarkt en verbetering van de kwaliteit van ratings zijn eveneens doelstellingen van dit voorstel. Deze doelstelling wordt met name nagestreefd door middel van de volgende wijzigingen, die de vergelijkbaarheid van ratings bevorderen en voor meer transparantie over voor ratings aangerekende vergoedingen zorgen:

– artikel 11 bis: op grond van dit nieuwe artikel moeten de ratingbureaus hun ratings aan de ESMA meedelen, die ervoor zorgt dat alle beschikbare ratings voor een schuldinstrument worden gepubliceerd in de vorm van een Europese ratingindex (EURIX), welke gratis beschikbaar is voor beleggers;

– artikel 21, lid 4 bis: dit nieuwe lid verleent de ESMA de bevoegdheid om ten behoeve van de ratingbureaus door de Commissie goed te keuren ontwerpen van technische normen over een geharmoniseerde ratingschaal te ontwikkelen. Voor alle ratings moet dezelfde schaal worden gehanteerd, zodat ratings door de beleggers gemakkelijker kunnen worden vergeleken. Deze bepaling zou de EURIX nuttiger maken voor beleggers en andere belanghebbenden;

– bijlage I, afdeling B, punt 3 bis: de vergoedingen die door de ratingbureaus voor de verrichting van ratings (en ondersteunende diensten) aan hun klanten in rekening worden gebracht, mogen niet discriminerend zijn (dat wil zeggen moeten gebaseerd zijn op werkelijke kosten en transparante prijsstellingscriteria) en mogen niet gebaseerd zijn op enige vorm van toevalligheid (dat wil zeggen niet afhankelijk zijn van het resultaat of het effect van de uitgevoerde werkzaamheden). Deze nieuwe bepaling beoogt ook het vermijden van belangenconflicten (zo zou het kunnen dat beoordeelde entiteiten hogere vergoedingen betalen in ruil voor al te gunstige ratings);

– bijlage I, afdeling E, deel II, punten 2, onder a), en 2, onder a bis: op grond van het gewijzigde punt 2, onder a), dienen de ratingbureaus jaarlijks aan de ESMA een lijst van de aan elke klant voor de afzonderlijke ratings en alle nevendiensten in rekening gebrachte vergoedingen openbaar te maken. De openbaarmaking betreffende vergoedingen wordt aangevuld met de nieuwe bepaling betreffende punt 7 van deel III van afdeling E van bijlage I zoals hierboven beschreven. Op grond van het nieuwe punt 2, onder a bis), dienen de ratingbureaus aan de ESMA ook hun prijsstellingsbeleid, waaronder de prijsstellingscriteria in verband met de ratings voor de verschillende activaklassen, openbaar te maken.

Ten slotte moet op grond van de voorgestelde verordening de ESMA bepaalde monitoringactiviteiten betreffende marktconcentratie (cf. artikel 21, lid 5) verrichten en moet de Commissie over deze kwestie een verslag opstellen (artikel 39, lid 4).

14.

3.4.7. Wijzigingen met betrekking tot de wettelijke aansprakelijkheid van de ratingbureaus tegenover de beleggers


Hoewel dit voorstel voor een verordening ook bepalingen bevat die gericht zijn op het verminderen van het risico van het overdreven op externe ratings vertrouwen (zie punt 3.4.2 van deze toelichting) zullen ratings, of zij nu wel of niet voor regelgevingsdoeleinden worden afgegeven, in de nabije toekomst een impact blijven hebben op beleggingsbeslissingen. De ratingbureaus hebben tegenover de beleggers dan ook een belangrijke verantwoordelijkheid in het zorgen voor naleving van de regels van de verordening inzake ratingbureaus. Dit komt tot uiting in het voorgestelde artikel 35 bis van de verordening inzake ratingbureaus op grond waarvan een ratingbureau aansprakelijk is wanneer het, opzettelijk of met grove nalatigheid, de verordening inzake ratingbureaus schendt en hierdoor schade berokkent aan een belegger die op een rating van dat ratingbureau heeft vertrouwd, mits de betrokken schending invloed had op de rating.

15.

3.4.8. Andere wijzigingen


De tekst van de verordening wordt ook aangepast om sommige verplichtingen ten aanzien van in derde landen gevestigde 'gecertificeerde' ratingbureau te verduidelijken. Aldus worden de artikelen 5, lid 8, 11, lid 2, 19, lid 1, en 21, lid 4, onder e) van de verordening inzake de ratingbureaus dienovereenkomstig gewijzigd.

De lijst van inbreuken in bijlage III en artikel 36 bis, lid 2, van de verordening inzake ratingbureaus is eveneens aangepast ingevolge de andere wijzigingen van de verordening.

Om de verordening inzake ratingbureaus in overeenstemming te brengen met de terminologie van het Verdrag van Lissabon worden verwijzingen naar de 'Gemeenschap' vervangen door verwijzingen naar de 'Unie'.

16.

3.4.9 De kwestie van het Europees Ratingbureau


Voorliggend voorstel is niet gericht op het opzetten van een Europees ratingbureau. Zoals door het Europees Parlement in zijn verslag over ratingbureaus van 8 juni 2011 gevraagd, is deze optie in detail beoordeeld in de effectbeoordeling bij dit voorstel. De bevinding van de effectbeoordeling is dat ook al kan een publiek gefinancierd ratingbureau bepaalde voordelen hebben wat betreft het verhogen van de diversiteit van opinies op de ratingmarkt en het aanbieden van een alternatief voor het issuer-pays-model, belangenconflicten en de geloofwaardigheid ervan moeilijk aan te pakken bezwaren met zich mee zouden brengen, vooral indien een dergelijk ratingbureau overheidsschulden zou beoordelen. Andere actoren mogen zich daardoor geenszins laten ontmoedigen om nieuwe ratingbureaus op te richten. De Commissie zal nagaan in welke mate private nieuwkomers op de ratingmarkt voor meer diversiteit zullen zorgen.

Een aantal maatregelen in voorliggend voorstel moet bijdragen tot meer diversiteit en keuze in de ratingindustrie:

– op grond van de voorgestelde roulatieregel zal regelmatig van ratingbureau moeten worden veranderd waardoor toetreding tot de ratingbureaumarkt voor nieuwkomers mogelijk moet worden; en

– het voorgestelde verbod voor grote ratingbureaus om gedurende een periode van 10 jaar andere ratingbureaus over te nemen.

De Commissie onderzoekt momenteel ook of en in welke mate middelen van de Unie zouden kunnen worden gebruikt om de oprichting van netwerken van kleinere ratingbureaus te bevorderen waardoor zij middelen zouden kunnen poolen en schaalvoordelen zouden kunnen genereren.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel van de Commissie heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie. Met name taken die aan de ESMA zullen worden toevertrouwd als vermeld in het voorstel zullen geen additionele EU-financiering met zich mee brengen.

Opgemerkt zij ook dat artikel 19 van de verordening inzake ratingbureaus[11] bepaalt dat de uitgaven van de ESMA die noodzakelijk zijn voor de registratie van en het toezicht op de ratingbureaus overeenkomstig de verordening volledig door aan de ratingbureaus in rekening gebrachte vergoedingen worden gedekt.