Toelichting bij COM(2011)779 - Specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De maatregelen die onmiddellijk na de financiële crisis zowel in Europa als elders zijn genomen, hebben zich hoofdzakelijk gericht op de dringende noodzaak om het financiële stelsel te stabiliseren. Hoewel de door de banken, hedgefondsen, ratingbureaus, toezichthouders en centrale banken gespeelde rol in veel gevallen ter discussie is gesteld en diepgaand is geanalyseerd, is weinig tot geen aandacht geschonken aan de rol die auditors in de crisis hebben gespeeld – of zelfs aan de rol die zij hadden moeten spelen. Aangezien veel banken tussen 2007 en 2009 enorme verliezen hebben bekendgemaakt op de posities die zij zowel binnen als buiten de balans aanhielden, is het voor veel burgers en investeerders moeilijk te begrijpen hoe auditors voor deze perioden goedkeurende controleverklaringen aan hun cliënten (in het bijzonder banken) konden afgeven.

Het is belangrijk op te merken dat alle onderdelen van het financiële stelsel moeten worden verbeterd in een crisis waarin tussen oktober 2008 en oktober 2009 4 588,9 miljard EUR van de belastingbetalers is gebruikt om banken te ondersteunen en waarin deze hulp in 2009 39 procent van het bbp van de EU-27 bedroeg[1].

Een krachtige controle is van groot belang voor herstel van het (markt)vertrouwen. Zij draagt bij tot de bescherming van beleggers door gemakkelijk toegankelijke, kosteneffectieve en betrouwbare informatie te verstrekken over de financiële overzichten van ondernemingen. Zij kan ook de kosten van kapitaalverschaffing voor de gecontroleerde ondernemingen verminderen door te zorgen voor meer transparantie en te waarborgen dat financiële overzichten betrouwbaar zijn.

Het is ook belangrijk te benadrukken dat auditors bij wet de taak is toevertrouwd om wettelijke controles uit te voeren van de financiële overzichten van ondernemingen met beperkte aansprakelijkheid en/of ondernemingen die gemachtigd zijn om diensten in de financiële sector te verlenen. Zij vervullen zo een maatschappelijke rol door een oordeel te vellen over de getrouwheid van de jaarrekeningen van deze ondernemingen.

Sinds 1984, toen Richtlijn 1984/253/EEG de procedures voor de toelating van personen belast met de wettelijke controle heeft geharmoniseerd, wordt de wettelijke controle van financiële overzichten gedeeltelijk gereguleerd door Europese regels. Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (hierna Richtlijn 2006/43/EG) werd in 2006 vastgesteld en heeft het toepassingsgebied van de eerdere richtlijn sterk vergroot.

De financiële crisis heeft zwakheden in de wettelijke controle naar voren gebracht, vooral met betrekking tot organisaties van openbaar belang (OOB), organisaties die van groot openbaar belang zijn omdat hun activiteiten, hun grootte, hun aantal werknemers en/of hun bedrijfsstatus zodanig zijn dat ze een groot aantal belanghebbenden hebben. Dit voorstel legt daarom voorwaarden vast voor het uitvoeren van de wettelijke controle van de financiële overzichten van OOB’s.

Inhoudsopgave

1.

Resultaten van de raadplegingen van de belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

De Commissie heeft van 13 oktober tot en met 8 december 2010 een raadpleging gehouden[2].

In totaal zijn er bijna zevenhonderd antwoorden van verschillende belanghebbenden ontvangen, onder andere van leden van de beroepsgroep, toezichthouders, beleggers, academici, ondernemingen, overheidsinstanties, beroepsorganisaties en particulieren.

Uit de raadpleging is gebleken dat er zowel behoefte aan als weerstand tegen verandering is; vooral belanghebbenden die reeds lang gevestigd zijn, zijn tegen veranderingen. Aan de andere kant concludeerden zowel kleine en middelgrote beroepsbeoefenaren als beleggers dat de recente financiële crisis ernstige tekortkomingen naar voren heeft gehaald. Een samenvatting van de ontvangen publieksopmerkingen is te vinden op:

ec.europa.eu/internal_market/consultations/docs

Tevens bood een door de Commissie op 10 februari 2011 gehouden conferentie op hoog niveau over de controle van financiële overzichten[3] gelegenheid voor een verdere uitwisseling van zienswijzen.

Het Europees Parlement heeft op 13 september 2011 in antwoord op het Groenboek van de Commissie zijn initiatiefverslag over dit onderwerp aangenomen en het spoort de Commissie aan om meer transparantie en concurrentie op de auditmarkt te verzekeren[4]. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft op 16 juni 2011 een vergelijkbaar verslag uitgebracht[5].

De vraagstukken zijn op de bijeenkomst van het Comité financiële diensten van 16 mei 2011 en op de bijeenkomst van het Regelgevend Comité voor accountantscontrole van 24 juni 2011 ook onder de aandacht van de lidstaten gebracht.

Conform de beginselen van betere regelgeving identificeert de effectbeoordeling de verschillende probleemgebieden waarop regelgeving nodig kan zijn:

· Er is sprake van een verwachtingskloof tussen wat belanghebbenden verwachten van een controle van financiële overzichten en wat auditors werkelijk doen.

· De onafhankelijkheid is noch gewaarborgd noch aantoonbaar in een paradigma waarin controle in feite een van de vele commerciële diensten is geworden. Het ontbreken van regelmatige aanbestedingen van controlediensten en periodieke roulatie van auditkantoren heeft de controle haar belangrijkste ethos ontnomen: een professioneel-kritische instelling.

· Marktconcentratie en een gebrek aan keus: de markt is zo gepolariseerd dat het maar zelden voorkomt dat het auditkantoor van een OOB niet een van de Grote Vier is. In de meeste lidstaten controleren de Grote Vier meer dan 85 procent van de grote beursgenoteerde ondernemingen.

De effectbeoordeling heeft geresulteerd in de volgende aanbevolen beleidsopties:

· De reikwijdte van de wettelijke controle van financiële overzichten moet worden verduidelijkt en gespecificeerd, en de informatie die de auditor aan gebruikers, de gecontroleerde entiteiten, auditcomités en toezichthouders verstrekt, moet worden verbeterd.

· Een verbod op het leveren van niet-controlediensten aan de gecontroleerde entiteiten en zelfs een verbod op het leveren van niet-controlediensten in het algemeen zou doeltreffend tegemoetkomen aan de noodzaak van versterking van de onafhankelijkheid en de professioneel-kritische instelling. Strengere regels in de procedure voor de benoeming van auditors en de invoering van verplichte roulatie van auditkantoren zouden bovendien bijdragen tot betere controles van hogere kwaliteit.

· Om een objectieve keuze van een aanbieder van controlediensten te vergemakkelijken, moeten contractuele clausules die de keuze van het auditkantoor beperken, worden verboden, moet de transparantie op het punt van de kwaliteit van de controle en auditkantoren worden verbeterd en moet een kwaliteitscertificaat voor controles van financiële overzichten worden ingevoerd.

· Om de keuze aan aanbieders van controlediensten te vergroten, moeten beperkingen aan de eigendom worden opgeheven.

· Nationale autoriteiten die toezicht houden op controles, moeten worden versterkt en er moet op Europees niveau samenwerking binnen de Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) tot stand worden gebracht.

Het verslag van de effectbeoordeling voor dit voorstel is te vinden op:

ec.europa.eu/internal_market/auditing/index_en

2.

Juridische elementen van het voorstel



4.

3.1 Rechtsgrondslag


De bestaande Richtlijn 2006/43/EG is gebaseerd op artikel 50 VWEU. De eisen met betrekking tot vestiging (bijvoorbeeld de eisen die gelden voor de toelating/registerinschrijving van auditors) en de wijzigingen daarin blijven binnen de bepalingen van deze richtlijn[6].

In deze verordening, die is gebaseerd op artikel 114 VWEU, worden specifieke aanvullende eisen uiteengezet met betrekking tot de uitvoering van wettelijke controles van de financiële overzichten van OOB’s.

5.

3.2. Subsidiariteit en evenredigheid


Tot nu toe hebben de EU-regels de lidstaten een grote discretionaire bevoegdheid gelaten, en zij hebben op hun beurt grotendeels vertrouwd op zelfregulering door de beroepsgroep. De crisis heeft laten zien dat zelfregulering niet toereikend is, wanneer we naar de toekomst kijken. Bovendien kunnen de problemen die in de effectbeoordeling naar voren zijn gehaald, niet op nationaal niveau worden opgelost, omdat dan grote verschillen in het regelgevingskader zouden ontstaan en deze op hun beurt de eengemaakte markt ernstig zouden ondermijnen.

Gezien de onderlinge verbondenheid van effectenmarkten en financiële spelers, moeten controles in de hele Unie binnen een geharmoniseerd kader worden uitgevoerd. Het is cruciaal dat de rol en de onafhankelijkheid van auditors en de marktstructuur op het niveau van de Unie worden geregeld, omdat OOB’s in Europa vaak grensoverschrijdende activiteiten ontplooien. Het is de moeite van het opmerken waard dat er op Europees niveau al wetgeving inzake de bescherming van beleggers en financiële instellingen is vastgesteld.

Voorts zou een gecoördineerde aanpak op het niveau van de Unie, aangevuld met internationale steun, ook het risico van regelgevingsarbitrage verkleinen.

Het voorstel respecteert het evenredigheidsbeginsel en gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

6.

3.3. Gedetailleerde toelichting op het voorstel


De artikelen 39 tot en met 43 van Richtlijn 2006/43/EG bevatten al bepaalde eisen die gelden voor de wettelijke controles van de financiële overzichten van OOB’s. Deze eisen zullen niet langer opgenomen zijn in de richtlijn, maar worden geïntegreerd (en verder ontwikkeld) in deze verordening.

Een verordening is een geschikt en evenredig rechtsinstrument om controles van de financiële overzichten van OOB’s van hoogwaardige kwaliteit te waarborgen. De rechtstreekse toepasselijkheid van een verordening biedt grotere rechtszekerheid. Ook zou de wetgeving in de hele Unie op dezelfde datum van toepassing worden, zodat problemen met de late omzetting van wetgeving door lidstaten worden vermeden[7]. Voorts biedt een verordening de hoogste mate van harmonisatie: de wettelijke controles van financiële overzichten zouden in alle lidstaten conform in wezen identieke regels worden uitgevoerd.

7.

3.3.1. Titel I (Onderwerp, werkingssfeer en definities)


De verordening is van toepassing op auditors die wettelijke controles van financiële overzichten van OOB’s uitvoeren, en op de gecontroleerde OOB’s, bijvoorbeeld regels voor het auditcomité dat een OOB moet hebben.

Voor de toepassing van de verordening gelden de definities die van toepassing zijn op de gewijzigde Richtlijn 2006/43/EG, ook hier. Naarmate de financiële sector zich ontwikkelt, worden onder communautair recht nieuwe categorieën financiële instellingen gevormd, en het is dus passend dat de definitie van OOB’s ook beleggingsondernemingen, betalingsinstellingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s), instellingen voor elektronisch geld en alternatieve beleggingsinstellingen omvat.

8.

3.3.2. Titel II (Voorwaarden voor het uitvoeren van de wettelijke controle van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang)


Hoofdstuk I (Onafhankelijkheid en het vermijden van belangenconflicten)

Een auditor moet adequate gedragslijnen en procedures vaststellen om te verzekeren dat de verplichtingen uit hoofde van de verordening op het punt van onafhankelijkheid, interne kwaliteitsbeheersingssystemen en het toezicht op werknemers worden nagekomen.

Voormalige auditors, voornaamste vennoten of hun werknemers mogen geen centrale leidinggevende functie in de gecontroleerde entiteit aanvaarden, noch lid worden van het auditcomité van de gecontroleerde entiteit, een niet bij het dagelijks bestuur betrokken lid van het leidinggevend orgaan worden of toetreden tot het toezichthoudend orgaan van de gecontroleerde entiteit binnen twee jaar na afloop van de controleopdracht.

De honoraria voor het leveren van gerelateerde financiële controlediensten aan de gecontroleerde entiteit moeten beperkt blijven tot 10 procent van de door deze entiteit betaalde honoraria voor controles van financiële overzichten. Wanneer de door een auditor van een OOB ontvangen totale honoraria voor controles van financiële overzichten en gerelateerde financiële controlediensten echter een significant percentage van zijn of haar totale jaarlijkse honoraria uitmaken, moeten passende veiligheidsmaatregelen worden toegepast.

De wettelijke auditor, het auditkantoor of een lid van het netwerk van het auditkantoor mogen bepaalde niet-controlediensten die fundamenteel onverenigbaar zijn met de onafhankelijke functie die controle in het algemeen belang vervult, in geen geval leveren aan de door hen gecontroleerde entiteiten. Voor andere niet-controlediensten die niet fundamenteel onverenigbaar zijn met controlediensten, zal het auditcomité of de bevoegde autoriteit bevoegd zijn naargelang van de concrete omstandigheden te beoordelen of deze al dan niet aan de gecontroleerde entiteit mogen worden geleverd. Er mogen echter wel gerelateerde financiële controlediensten worden geleverd. De Commissie krijgt de bevoegdheid om de lijsten van toegelaten diensten en van verboden diensten aan te passen overeenkomstig de in titel VI vastgelegde voorwaarden. Voorts moeten auditkantoren van aanzienlijke omvang hun beroepsactiviteiten concentreren op het uitvoeren van wettelijke controles van financiële overzichten en mogen zij niet-controlediensten verlenen.

Voordat een auditor een opdracht aanvaardt of voortzet, moet hij of zij alle potentiële bedreigingen voor zijn of haar onafhankelijkheid beoordelen en zijn of haar onafhankelijkheid bevestigen aan het auditcomité.

9.

Hoofdstuk II (Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim)


Auditors mogen geen beroep doen op regels op het gebied van beroepsgeheim om de toepassing van de bepalingen van dit voorstel te verhinderen.

Artikel 13 verzekert dat tijdens de uitvoering van een controle de noodzakelijke informatie kan worden uitgewisseld. Deze regels staan een auditor echter niet toe om buiten de samenwerkingskanalen als voorzien in hoofdstuk XI van Richtlijn 2006/43/EG samen te werken met autoriteiten van derde landen.

10.

Hoofdstuk III (Uitvoering van de wettelijke controle)


De verordening bepaalt dat de auditor de noodzakelijke stappen moet nemen om een oordeel te vormen over de vraag of de financiële overzichten een getrouw beeld geven en zijn opgesteld in overeenstemming met het relevante stelsel inzake financiële verslaglegging. Dit houdt geen zekerheid in over de toekomstige levensvatbaarheid van de gecontroleerde entiteit, noch over de efficiëntie of doeltreffendheid waarmee het leidinggevende of bestuursorgaan het werk van de organisatie heeft uitgevoerd of zal uitvoeren. Dit mag echter noch de taken die een auditor ter hand moet nemen om de controle goed uit te voeren, noch de verslagleggingseisen ondermijnen.

De professioneel-kritische instelling wordt versterkt. De auditor moet altijd alert blijven op de mogelijkheid van een afwijking van materieel belang als gevolg van fouten of van fraude, ondanks eerdere ervaringen van de auditor met de organisatie.

Er worden basiseisen voor de uitvoering van de wettelijke controle vastgesteld. Het auditkantoor dient ten minste een voornaamste partner aan te wijzen die actief betrokken moet zijn bij de uitvoering van de wettelijke controle. Er moeten ook voldoende middelen worden toegewezen. Er moet een cliëntdossier worden bijgehouden en een controledossier worden aangelegd. De auditor moet er bovendien voor zorgen dat op de juiste wijze aan alle organisatorische eisen wordt voldaan.

Indien zich een incident voordoet dat ernstige gevolgen voor de integriteit van de wettelijke controlewerkzaamheden heeft of kan hebben, moet de auditor passende maatregelen nemen om de gevolgen van het incident te beperken en herhaling te voorkomen.

In het geval van een controle van geconsolideerde jaarrekeningen, waarbij de groepsauditor de door (een) auditor(s) van derde landen verrichte controlewerkzaamheden niet kan documenteren, moet hij of zij passende maatregelen nemen, met inbegrip van aanvullende controlewerkzaamheden, en de bevoegde autoriteit inlichten.

Een auditor/auditkantoor moet zijn of haar eigen interne kwaliteitsbeoordeling uitvoeren, voordat hij de controleverklaring indient. De beoordeling moet de verantwoordelijkheid zijn van een auditor die niet betrokken is bij de uitvoering van de wettelijke controle waarop de interne kwaliteitsbeoordeling betrekking heeft.

11.

Hoofdstuk IV (Controleverklaringen)


De inhoud van de controleverklaring die openbaar wordt gemaakt, wordt uitgebreid, zodat de verklaring de gebruikte methodologie toelicht, in het bijzonder de wijze waarop de balans direct is geverifieerd en hoeveel is gebaseerd op systeem- en nalevingsgerichte controles, de gebruikte niveaus van relatief belang om de controle uit te voeren, de belangrijkste risicogebieden voor afwijkingen van materieel belang in de jaarrekeningen, of de wettelijke controle was opgezet om fraude op te sporen, en in geval van een controleverklaring met beperkingen of een afkeurende verklaring of een verklaring van oordeelonthouding, de redenen voor het afgeven van een dergelijke verklaring. De controleverklaring moet ook een toelichting geven op de verschillen in de weging van gegevensgerichte controles en nalevingsgerichte controles ten opzichte van het voorgaande jaar.

De auditor moet bovendien een langere en gedetailleerdere verklaring opstellen voor het auditcomité. Deze verklaring moet gedetailleerdere informatie verschaffen over de uitgevoerde controle, over de situatie van de onderneming als zodanig (bijvoorbeeld over de continuïteit van de bedrijfsactiviteiten) en over de bevindingen van de controle, tezamen met de nodige toelichtingen. In deze aanvullende verklaring moeten ook de verrichte controlewerkzaamheden aan het auditcomité worden gepresenteerd (en gemotiveerd). Deze langere verklaring moet worden ingediend bij het auditcomité en het management van de gecontroleerde entiteit, maar niet aan het publiek (aangezien de inhoud bedrijfsgeheimen en potentieel prijsgevoelige informatie zal bevatten). Op verzoek moet de auditor deze verklaring echter beschikbaar stellen aan de bevoegde autoriteit.

In de meeste richtlijnen betreffende financiële diensten wordt van de auditor al geëist dat hij of zij de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op de OOB, elk feit of besluit meldt dat betrekking heeft op de OOB. Deze verplichting wordt nu uitgebreid naar alle OOB’s. De bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen, moeten bovendien een regelmatige dialoog met de auditors opzetten.

12.

Hoofdstuk V (Transparantieverslagen door wettelijke auditors en auditkantoren en het bijhouden van gegevens)


Auditors worden verplicht om financiële informatie openbaar te maken waaruit met name hun totale omzet blijkt, uitgesplitst naar door OOB’s betaalde honoraria voor controles van financiële overzichten, door andere organisaties betaalde honoraria voor controles van financiële overzichten en honoraria ontvangen voor andere diensten. Zij moeten tevens financiële informatie openbaar maken op het niveau van het netwerk waartoe zij behoren.

De transparantieverslagen van auditors van OOB’s moeten worden aangevuld met een verklaring inzake de eigen corporate governance van het kantoor. Aanvullende supplementaire informatie over honoraria voor controles moet worden verstrekt aan de bevoegde autoriteiten, om de toezichthoudende taken van deze autoriteiten te vergemakkelijken.

De auditor dient bepaalde documenten en informatie gedurende een periode van vijf jaar te bewaren.

13.

3.3.3. Titel III (De benoeming van wettelijke auditors of auditkantoren door organisaties van openbaar belang)


Om de onafhankelijkheid en capaciteit van het auditcomité te vergroten, moet het comité bestaan uit niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden, moet ten minste één lid ervaring en kennis hebben op het gebied van controle en een ander lid op het gebied van boekhouding en/of controle.

Het voorstel voor de benoeming van de auditor aan de aandeelhoudersvergadering moet zijn gebaseerd op een aanbeveling van het auditcomité. De aanbeveling moet altijd een motivering van het voorgestelde besluit bevatten. Tevens moet de aanbeveling, tenzij het een verlenging van een controleopdracht betreft, ten minste twee keuzemogelijkheden bevatten (buiten de zittende auditor) en moet het auditcomité een naar behoren gemotiveerde voorkeur voor één daarvan uitspreken. De aanbeveling van het auditcomité mag pas worden gedaan na afronding van een passende aanbestedingsprocedure. In het geval van kredietinstellingen of verzekeringsondernemingen moet het auditcomité zijn aanbeveling indienen bij de autoriteit die belast is met het bedrijfseconomisch toezicht, die het recht moet hebben om haar veto uit te spreken over de voorgestelde keuze.

Contractuele clausules met derde partijen die de keuze van een gecontroleerde entiteit voor een auditor beperken, moeten worden verboden.

Om de bedreiging als gevolg van vertrouwdheid aan te pakken die zich kan voordoen wanneer de gecontroleerde onderneming decennialang steeds weer hetzelfde auditkantoor benoemt, introduceert de verordening verplichte roulatie van auditkantoren na een maximumperiode van zes jaar die in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden kan worden verlengd tot acht jaar. Wanneer een organisatie van openbaar belang twee of meer wettelijke auditors of auditkantoren heeft benoemd, is de maximumduur van de opdrachten negen jaar; uitzonderlijk kan deze duur tot twaalf jaar worden verlengd. De verordening voorziet ook in een afkoelingsperiode, voordat het auditkantoor weer de wettelijke controle van financiële overzichten voor dezelfde organisatie mag uitvoeren. Om een soepele overgang te waarborgen, moet de voormalige auditor de nieuwe auditor een overdrachtsdossier met relevante informatie verstrekken.

Het auditcomité, een of meer aandeelhouders, de bevoegde autoriteiten en de voor het toezicht op de OOB’s bevoegde autoriteiten krijgen de bevoegdheid om bij een nationale rechtbank een eis voor ontslag van de auditor in te dienen, wanneer daartoe goede gronden zijn.

14.

3.3.4. Titel IV (Toezicht op de activiteiten van auditors en auditkantoren die wettelijke controles van jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang uitvoeren)


Hoofdstuk I (Bevoegde autoriteiten)

Elke lidstaat moet een bevoegde autoriteit aanwijzen die verantwoordelijk is voor het toezicht op auditors en auditkantoren die OOB’s controleren. Deze autoriteiten dienen te beschikken over voldoende personeel en onafhankelijk te zijn van auditors. Voor de werknemers van de bevoegde autoriteiten gelden de verplichtingen van het beroepsgeheim.

De bevoegde autoriteiten moeten beschikken over alle toezichthoudende en onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn om hun functie uit te oefenen, maar mogen zich niet bemoeien met de inhoud van een controleverklaring.

De bevoegde autoriteiten dienen op nationaal niveau samen te werken met de autoriteit die verantwoordelijk is voor de toelating en registerinschrijving van wettelijke auditors en auditkantoren (Richtlijn 2006/43/EG) en met andere toezichthouders van OOB’s, bijvoorbeeld de banken- of verzekeringstoezichthouder.

15.

Hoofdstuk II (Kwaliteitsborging, onderzoek, monitoren van de markt, noodplannen en transparantie van de taken van bevoegde autoriteiten)


De taken van de bevoegde autoriteiten omvatten:

· het maken van kwaliteitsbeoordelingen van de uitgevoerde wettelijke controles van financiële overzichten. Deze beoordelingen moeten evenredig zijn met de schaal en dimensie van de activiteiten van de beoordeelde auditor;

· het verrichten van onderzoek om ontoereikende wettelijke controles van financiële overzichten van OOB’s op te sporen, te bestraffen en te voorkomen;

· het monitoren van de ontwikkelingen in de markt voor het leveren van wettelijke controlediensten aan OOB’s;

· het regelmatig monitoren van de mogelijke bedreigingen voor de continuïteit van de werkzaamheden van grote auditkantoren, met inbegrip van de risico’s die voortvloeien uit een hoge concentratie, en het van grote auditkantoren eisen dat zij noodplannen opstellen om zulke bedreigingen het hoofd te bieden;

· transparant zijn over hun activiteiten, met inbegrip van de publicatie van afzonderlijke kwaliteitsbeoordelingsverslagen.

16.

Hoofdstuk III (Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en relaties met de Europese toezichthoudende autoriteiten)


De verordening schrijft voor dat de samenwerking in de EU tussen bevoegde autoriteiten plaatsvindt binnen de EAEM, waarmee dus het huidige mechanisme voor samenwerking in de EU onder de hoge bescherming van de Europese Groep van accountantstoezichthouders (European Group of Auditors' Oversight Bodies, EGAOB), een groep van deskundigen onder voorzitterschap van de Europese Commissie, wordt overgenomen. De EAEM is al werkzaam op het gebied van controle (en boekhouding) voor OOB’s, en het rechtskader voorziet in de samenwerking van de EAEM, de Europese Bankautoriteit (EBA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB) in hun gemengde commissie op het gebied van controle. De EAEM wordt verplicht om een vaste interne commissie op te richten die ten minste moet bestaan uit de nationale bevoegde autoriteiten.

De EAEM moet richtsnoeren met betrekking tot verschillende kwesties verstrekken, bijvoorbeeld over de inhoud en de presentatie van de controleverklaring en de aanvullende verklaring aan het auditcomité, over het toezicht op het auditcomité en over het maken van kwaliteitsbeoordelingen.

Er wordt een vrijwillige pan-Europese kwaliteitscertificering voor controles van financiële overzichten ingevoerd om de zichtbaarheid, herkenning en reputatie van alle auditkantoren die beschikken over capaciteiten om goede controles van OOB’s uit te voeren, te vergroten. De EAEM moet de eisen voor het verkrijgen van het certificaat publiceren, tezamen met de daaraan verbonden administratieve gevolgen en vergoedingen. De nationale bevoegde autoriteiten moeten worden betrokken bij het onderzoek van de aanvraag van het certificaat. Wat betreft onderzoek en inspecties ter plaatse, moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat een kennisgeving sturen, wanneer zij tot de conclusie komen dat er activiteiten worden of zijn uitgevoerd die in strijd zijn met de bepalingen van de verordening. Een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat bovendien verzoeken om op het grondgebied van laatstgenoemde een onderzoek te verrichten.

Voorts kunnen door de EAEM op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten colleges van bevoegde autoriteiten worden gevormd, om de uitoefening van bepaalde taken te vergemakkelijken.

17.

Hoofdstuk IV (Samenwerking met autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties en organen)


De bevoegde autoriteiten en de EAEM kunnen uitsluitend samenwerkingsovereenkomsten over de uitwisseling van informatie sluiten met de bevoegde autoriteiten van derde landen, als de openbaar te maken informatie valt onder garanties van beroepsgeheim en mits de regels op het gebied van gegevensbescherming worden gerespecteerd.

18.

3.3.5. Titel V (Administratieve sancties en maatregelen)


Teneinde de naleving van de voorschriften van deze verordening te verbeteren en naar aanleiding van de mededeling van de Commissie van 9 december 2010 met de titel Het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector[8], worden de bevoegdheden van bevoegde autoriteiten om toezichtmaatregelen vast te stellen en hun sanctiebevoegdheden uitgebreid. Er wordt voorzien in administratieve geldboeten voor auditors en OOB’s voor vastgestelde schendingen. De autoriteiten moeten transparant zijn over de sancties en maatregelen die zij toepassen.

19.

3.3.6. Titel VI (Gedelegeerde handelingen, verslaglegging en overgangs- en slotbepalingen)


Er wordt een overgangsregeling ingevoerd met betrekking tot de inwerkingtreding van de verplichting om auditkantoren te rouleren, de verplichting om een selectieprocedure voor de keuze van het auditkantoor op te zetten en de oprichting van auditkantoren die uitsluitend controlediensten leveren.

20.

3.3.7. Technische regelgevingsnormen en naleving van artikel 290 VWEU


Om rekening te houden met de ontwikkelingen op het gebied van controle en de auditmarkt, wordt de EAEM verzocht om bij de Commissie technische regelgevingsnormen in te dienen om technische voorschriften te specificeren voor de inhoud van het overdrachtsdossier dat een nieuwe auditor moet ontvangen, en de totstandkoming van een Europees kwaliteitscertificaat voor auditors die wettelijke controles van financiële overzichten van OOB’s uitvoeren. De Commissie krijgt de bevoegdheid om deze technische normen als gedelegeerde handelingen vast te stellen.

Op 23 september 2009 heeft de Commissie voorstellen aangenomen voor verordeningen tot oprichting van de EBA, de EAVB en de EAEM[9]. In dit verband wenst de Commissie te herinneren aan de uitspraken met betrekking tot de artikelen 290 en 291 VWEU die zij heeft gedaan bij de vaststelling van de verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten: Wat het proces voor de vaststelling van de regelgevingsnormen betreft, benadrukt de Commissie het unieke karakter van de financiële-dienstensector, dat voortvloeit uit de Lamfalussy-structuur en expliciet erkend wordt in verklaring 39 bij het VWEU. De Commissie twijfelt er evenwel sterk aan of de beperkingen van haar rol bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringsmaatregelen in overeenstemming zijn met de artikelen 290 en 291 VWEU”.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel van de Commissie heeft geen directe of indirecte gevolgen voor de begroting van de Europese Unie. In het bijzonder zouden de taken die aan de in het voorstel genoemde toezichthoudende organen van de EU worden toevertrouwd, geen aanvullende financiering door de EU noodzakelijk maken.