Toelichting bij COM(2011)874 - Vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In de mededeling van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2014-2020 (hierna 'de MFK-mededeling')[1] zijn het begrotingskader en de belangrijkste oriëntaties voor de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie[2] vastgesteld. In haar voorstel heeft de Commissie besloten dat milieubescherming en de strijd tegen de klimaatverandering een integrerend onderdeel van alle belangrijke instrumenten en interventies zijn. De zogenoemde 'mainstreaming'-aanpak houdt in dat milieu- en klimaatdoelstellingen in alle belangrijke instrumenten moeten worden weerspiegeld om een koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en klimaatbestendige economie tot stand te brengen, de concurrentiekracht van Europa te verhogen, meer en groenere banen te creëren, de energiezekerheid te vergroten en de gezondheidssituatie te verbeteren.

Met de belangrijkste financieringsinstrumenten van de Unie worden echter niet alle specifieke milieu- en klimaatbehoeften aangepakt. De milieu- en klimaatwetgeving blijft in de Unie in ongelijke en onvoldoende mate ten uitvoer gelegd, wat leidt tot het voortduren van milieu- en klimaatproblemen. De situatie vereist nieuwe en doeltreffender manieren om wetgeving ten uitvoer te leggen, alsook de ontwikkeling en verspreiding van beste praktijken over de hele Unie om ervoor te zorgen dat lidstaten en belanghebbenden van elkaar leren.

Naast mainstreaming stelt de Commissie daarom voor het momenteel door de LIFE+-verordening[3] gereguleerde LIFE-programma voort te zetten. De combinatie van de mainstreamingaanpak met een specifiek instrument zal de samenhang en de meerwaarde van de interventie van de Unie doen toenemen. Een specifiek instrument stelt de Commissie in staat beter prioriteiten te stellen, de tenuitvoerlegging rechtstreeks te monitoren en ervoor te zorgen dat de beschikbare financiële middelen doeltreffend worden ingezet voor milieu- en klimaatbescherming. Deze aanpak biedt de Commissie de mogelijkheid de beste projecten over de hele Unie te selecteren en aldus coördinatieproblemen aan te pakken.

Bovendien zijn milieurijkdommen publieke goederen en zijn zij ongelijk verdeeld over de Unie. De verplichting om deze voordelen te behouden en te verbeteren vergt een consistente toepassing van de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid. In deze context verbindt artikel 8 van de habitatrichtlijn[4] de verwezenlijking van instandhoudingsmaatregelen uitdrukkelijk aan de verstrekking van cofinanciering door de Unie. LIFE speelt een cruciale rol voor een betere verdeling van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid bij de instandhouding van het milieu- en klimaatgemeengoed van de Unie.

4.

Een specifiek financieringsprogramma voor milieu en klimaatactie:


· zorgt voor een doeltreffender interventie dan afzonderlijke actie van de lidstaten door een grotere bundeling van middelen en deskundigheid en door partnerschappen aan te trekken die anders moeilijk zouden zijn op te zetten;

· biedt een platform voor het ontwikkelen en uitwisselen van beste praktijken en kennis, het verbeteren, in gang zetten en versnellen van wijzigingen van de tenuitvoerlegging van het milieu- en klimaatacquis en biedt lidstaten en belanghebbenden de kans van elkaar te leren en die uitdagingen doeltreffender aan te pakken;

· creëert synergieën tussen financieringsmiddelen van de Unie en nationale financieringsmiddelen door hun acties gezamenlijk te richten op milieu- en klimaatdoelstellingen, en fungeert tegelijk als hefboom voor het losmaken van extra middelen van de publieke en de private sector. Dit versterkt de samenhang en doeltreffendheid van de interventie van de Unie en bevordert een eenvormiger tenuitvoerlegging van het acquis;

· verhoogt de zichtbaarheid van milieu- en klimaatactie door de Unie dichter bij de burger te brengen en de betrokkenheid van de Unie bij milieu- en klimaatdoelstellingen te laten zien en verhoogt daarmee de relevantie van die doelstellingen.

Uit tal van evaluaties[5] blijkt dat het LIFE-programma een succesvol instrument voor de tenuitvoerlegging van het milieu- en klimaatbeleid van de Unie is en een aanzienlijke meerwaarde heeft. Uit deze evaluaties is echter ook gebleken dat de beleidseffecten van het LIFE-programma door het gebrek aan strategische focus beperkt zijn. Dit is ten dele te wijten aan de zuivere 'bottom-up' benadering ervan voor de selectie van projecten, die de Commissie niet toeliet de vraag te sturen op basis van de behoeften van de Unie op het gebied van milieu- en klimaatbeleid. Daarom moet er duidelijker worden gefocust op activiteiten en sectoren waar LIFE een verschil kan maken.

De toekomstige uitdagingen en de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen en ‑streefdoelen nopen tot wijzigingen van het programma. De strijd tegen de klimaatverandering en de verhoging van de weerbaarheid van de Unie tegen de ermee gepaard gaande risico's behoren tot de grootste uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd en zoals is aangegeven in de Europa 2020-strategie moet er dringend worden gehandeld. De Commissie erkent die uitdaging en heeft in haar MFK-mededeling verklaard dat zij voornemens is het aandeel van de begroting van de Unie dat betrekking heeft op klimaatactie door bijdragen van andere beleidsgebieden te verhogen tot ten minste 20 %. Het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) moet dus aan dat doel bijdragen.

3.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN


Deze verordening is gebaseerd op een uitgebreide analyse van in de effectbeoordeling[6] behandelde opties en breed overleg met belanghebbenden. Met name zijn de volgende studies en raadplegingen uitgevoerd:

– de evaluatie achteraf van het LIFE-programma (1996-2006)[7] en de evaluatie halverwege van het LIFE+-programma (2007-2009)[8];

– bij externe consultants bestelde studies, namelijk: "Gecombineerde effectbeoordeling en evaluatie vooraf van de toetsing van de LIFE+-verordening"[9] en 'Klimaatverandering in het toekomstige meerjarig financieel kader'[10];

– een open onlineraadpleging op 'Uw stem in Europa'[11];

– een door het Comité van de Regio's gehouden raadpleging[12];

– een raadpleging van de leden van het LIFE+-comité en de milieuattachés van de lidstaten en een ad-hocbijeenkomst van belanghebbenden[13].

Uit de raadplegingen is gebleken dat het LIFE-programma wordt beschouwd als een programma dat over het algemeen goed functioneert op milieugebied en in termen van meerwaarde. De belanghebbenden zijn voor de voortzetting van LIFE en voor de verschillende interventies en voorstellen van de Commissie, met inbegrip van het voorstel voor een nieuw soort projecten, zogenoemde 'geïntegreerde projecten'.

Hoewel de belanghebbenden er voorstander van zijn dat LIFE meer wordt toegespitst op de tenuitvoerlegging en de integratie van milieu- en klimaatdoelstellingen in andere beleidsgebieden, zijn zij gekant tegen een beperking van de bestreken thematische gebieden. Evenzo zijn belanghebbenden gekant tegen de vaststelling van jaarlijkse en exhaustieve prioriteiten, hoewel zij doorgaans gewonnen zijn voor de omschakeling van een zuivere bottom-up benadering naar een benadering die meer top-down is. De belangrijkste reden hiervoor is dat de prioritaire gebieden relatief stabiel moeten zijn om potentiële aanvragers in staat te stellen voorstellen te plannen, op te stellen en in te dienen.

De effectbeoordeling werd daarom toegespitst op de in de evaluaties en door de Rekenkamer[14] gedane aanbevelingen die erop gericht zijn de doeltreffendheid en de meerwaarde van LIFE te verhogen en tezelfdertijd acht te slaan op de belangrijkste zorgen en suggesties van de belanghebbenden.

In de in de effectbeoordeling geanalyseerde opties om prioriteiten vast te stellen, wordt gezocht naar een evenwicht tussen de behoefte aan stabiliteit ten behoeve van potentiële aanvragers en de behoefte aan meer concentratie op de beleidsbehoeften van de Unie. Er zijn drie scenario's geanalyseerd. Het eerste is de status-quo, met een zuivere bottom-up benadering die deels wordt gecorrigeerd door de concentratie van de uitgetrokken middelen op klimaatactie. Het tweede is een flexibele top-down benadering voor alle soorten projecten volgens welke de Commissie meerjarige werkprogramma's ontwikkelt waarin zij de met de verwezenlijking van specifieke streefdoelen verbonden thematische prioriteiten specificeert en de vraag stuurt om de thematische prioriteiten binnen de verschillende onderdelen aan te pakken. Vanwege hun kenmerken worden geïntegreerde projecten uitsluitend op bepaalde sectoren gericht tot de streefdoelen zijn bereikt. Het derde scenario combineert de top-down benadering voor geïntegreerde projecten en de bottom-up benadering voor alle andere soorten projecten. Overeenkomstig deze optie beperkt de Commissie op voorhand de thematische focus van de geïntegreerde projecten tot vier sectoren in het subprogramma Milieu totdat de streefdoelen zijn bereikt, terwijl aanvragers voorstellen voor andere soorten projecten in alle milieusectoren kunnen indienen. De voorkeursoptie is de flexibele top-down benadering.

In de effectbeoordeling zijn opties geanalyseerd voor gebieden waar geïntegreerde projecten op moeten worden geconcentreerd en daaruit is gebleken dat Natura 2000, water, afval en lucht de sectoren zijn waar de kans op succes het grootst is en waar de meeste milieuvoordelen te behalen zijn. Belanghebbenden, met name regionale autoriteiten, noemden dezelfde sectoren. Omdat het subprogramma Klimaatactie nieuw is, kunnen geïntegreerde projecten met betrekking tot de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering tot 2-3 jaar na aanvang van de programmeringsperiode worden geïntroduceerd. In de effectbeoordeling is ook geconcludeerd dat het nog steeds een goede zaak is om traditiegetrouw 50 % van de projectmiddelen te oormerken voor natuur en biodiversiteit. Biodiversiteit wordt door alle belanghebbenden zelfs gezien als de belangrijkste prioriteit voor LIFE. In de effectbeoordeling zijn ook opties voor de geografische verdeling van projecten beoordeeld, waaronder de mogelijkheid van nationale toewijzingen (vergelijkbaar met de LIFE+-verordening). Er zijn drie opties in overweging genomen: een systeem zonder geografische selectiecriteria, uitsluitend op basis van verdienste; een systeem van door de Commissie overeenkomstig de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid gewaarborgd geografisch evenwicht; en een systeem van nationale toewijzingen voor geïntegreerde projecten. De voorkeur gaat uit naar de optie waarbij voor een geografisch evenwicht van geïntegreerde projecten wordt gezorgd.

Om voort te bouwen op de in het kader van LIFE+ geïntroduceerde wijzigingen, zoals het gebruik van e-Proposal, is tot slot sterk de nadruk gelegd op vereenvoudiging. De voor aanvullende vereenvoudiging geïdentificeerde gebieden zijn: een tweestappenbenadering voor de selectie van geïntegreerde projecten, meer gebruik van forfaitaire bedragen en vaste tarieven, en het als niet-subsidiabel beschouwen van bepaalde kosten. Om te voorkomen dat begunstigden door deze vereenvoudiging worden benadeeld, is in de effectbeoordeling gekeken naar de optie om de cofinancieringspercentages te verhogen. In het kader van de vereenvoudigingsmaatregelen is ook de mogelijkheid verkend om de meeste beheerstaken uit te besteden aan een bestaand uitvoerend agentschap, met inbegrip van de mogelijkheid tot volledige uitbesteding en een tussenoplossing.

1.

Juridische elementen van het voorstel



De milieudoelstellingen van de Unie zijn vastgelegd in Titel XX van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De meest gangbare rechtsgrondslag voor milieu- en klimaatwetgeving is artikel 192 van het VWEU, dat het Europees Parlement en de Raad machtigt te beslissen welke activiteiten de Unie moet ondernemen om de milieudoelstellingen van artikel 191 van het VWEU te verwezenlijken. Met name door het Verdrag van Lissabon is de nadruk op klimaatactie versterkt doordat daarin van de strijd tegen klimaatverandering expliciet een onderdeel van de milieudoelstellingen is gemaakt.

In artikel 11 van het VWEU is bepaald dat de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.

Voorts verbindt artikel 8 van de habitatrichtlijn de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen uitdrukkelijk aan de verlening van cofinanciering door de Unie.

Dit voorstel voor een nieuwe LIFE-verordening is ontworpen als een LIFE-programma met twee subprogramma's: een voor milieu en een voor klimaatactie. De creatie van een subprogramma Klimaatactie houdt een opwaardering in van het vroegere thematische onderdeel 'klimaatverandering' van het LIFE+-onderdeel Milieubeleid en Bestuur.

Er is veel potentieel voor synergieën tussen milieu- en klimaatdoelstellingen aangezien projecten diverse doelen kunnen dienen. Zo kunnen projecten met betrekking tot bosbescherming gunstige neveneffecten op de biodiversiteit en de matiging van de klimaatverandering hebben door herbebossing te bevorderen en aldus ook de koolstofopnamecapaciteit te verhogen. Projecten voor het herstel van uiterwaarden kunnen de aanpassing aan de klimaatverandering en de omslag naar een klimaatbestendiger samenleving ten goede komen.

De bedoeling van het LIFE-programma is te werken als katalysator voor de bevordering van de tenuitvoerlegging en de integratie van milieu- en klimaatdoelstellingen in andere beleidsgebieden en in de praktijken van de lidstaten. Bijzondere aandacht gaat uit naar betere governance aangezien zulks onlosmakelijk is verbonden met het verbeteren van de tenuitvoerlegging.

Een belangrijke wijziging om de doeltreffendheid van het LIFE-programma te verbeteren en sterkere koppelingen met de beleidsprioriteiten van de Unie te creëren, is de omschakeling van een zuivere bottom-up benadering naar een flexibele top-down benadering. In overleg met de lidstaten zal de Commissie werkprogramma's met een looptijd van ten minste twee jaar opstellen. Deze hebben bijvoorbeeld betrekking op prioriteiten, de verdeling van middelen tussen de soorten financiering en streefdoelen voor de desbetreffende periode. De erin vervatte prioriteiten zijn niet exhaustief, zodat aanvragers ook voorstellen op andere gebieden kunnen indienen en nieuwe ideeën kunnen worden opgenomen en op nieuwe uitdagingen kan worden gereageerd. De Commissie wordt bijgestaan door het tweeledige comité voor het LIFE-programma voor milieu en klimaatactie waarvan het voorzitterschap en de samenstelling variëren afhankelijk van de vraag of de behandelde kwesties betrekking hebben op het subprogramma Milieu of op het subprogramma Klimaatactie. Andere specifieke aspecten van het LIFE-programma, zoals de nadere vaststelling van subsidiabiliteitscriteria voor de selectie van projecten, criteria voor het geografisch evenwicht van geïntegreerde projecten en toepasselijke prestatie-indicatoren voor specifieke thematische prioriteiten, worden middels gedelegeerde handelingen door de Commissie vastgesteld.

Een andere belangrijke wijziging is de creatie van een nieuwe soort projecten: 'geïntegreerde projecten'. Deze zijn erop gericht de tenuitvoerlegging van het milieu- en klimaatbeleid en de integratie ervan in andere beleidsgebieden te verbeteren, met name door ervoor te zorgen dat andere uniale, nationale en private middelen op een gecoördineerde manier beschikbaar worden gesteld ten voordele van milieu- of klimaatdoelstellingen.

Geïntegreerde projecten worden op grote territoriale schaal uitgevoerd (met name regionaal, multiregionaal of nationaal, en op sectoroverschrijdende wijze) en zijn gericht op de uitvoering van klimaatactieplannen of -strategieën krachtens door andere handelingen van de Unie vereiste of door de autoriteiten van de lidstaten ontwikkelde milieu- of klimaatwetgeving. Geïntegreerde projecten voor het subprogramma Milieu zijn in de eerste plaats toegespitst op de tenuitvoerlegging van plannen en programma's die verband houden met de vogelrichtlijn[15], de habitatrichtlijn, de kaderrichtlijn water[16] en de wetgeving inzake afval en luchtkwaliteit. Deze geïntegreerde projecten moeten het ook mogelijk maken resultaten te boeken op andere beleidsgebieden, met name de kaderrichtlijn mariene strategie[17]. Wat het subprogramma Klimaatactie betreft, kunnen geïntegreerde projecten zijn toegespitst op de tenuitvoerlegging van strategieën en actieplannen voor matiging en aanpassing. Geïntegreerde projecten zijn er waar mogelijk ook op gericht andere financieringsbronnen van de Unie beschikbaar te stellen door gebruik te maken van synergieën en voor meer samenhang tussen verschillende financieringsprogramma's van de Unie te zorgen. Zij bieden de bevoegde autoriteiten voorbeelden van hoe verschillende financieringsinstrumenten kunnen worden gecoördineerd om tot een betere tenuitvoerlegging van de milieu- en klimaatwetgeving van de Unie te komen. Op het niveau van de Unie kan deze coördinatie tussen het LIFE-programma en andere financieringsprogramma's van de Unie tot stand worden gebracht binnen het gemeenschappelijk strategisch kader.

In deze verordening wordt ook een duidelijkere definitie van de voor elk prioritair gebied gefinancierde activiteiten gegeven. Het subprogramma Milieu bestaat uit drie prioritaire gebieden, waarbij de aandacht wordt verschoven naar tenuitvoerlegging en integratie. Het prioritaire gebied Biodiversiteit blijft toegespitst op Natura 2000 maar de steun die in het kader ervan wordt verleend, wordt verruimd tot de ontwikkeling van beste praktijken voor bredere biodiversiteitsdoelstellingen. De focus van het prioritaire gebied Milieu en efficiënt hulpbronnengebruik wordt verschoven naar de tenuitvoerlegging van het milieubeleid en de milieuwetgeving van de Unie, terwijl op markttoepassing gerichte innovatie ervan wordt uitgesloten aangezien deze beter kan worden behandeld in het kader van Horizon 2020[18]. In het kader van de toegenomen aandacht voor de bevordering van beter bestuur wordt het voormalige LIFE+-onderdeel Informatie en communicatie vervangen door het prioritaire gebied Governance en informatie, in het kader waarvan naast bewustmakingscampagnes, de verspreiding van kennis ten behoeve van de besluitvorming en de ontwikkeling van beste praktijken voor betere en doeltreffendere naleving actiever worden bevorderd.

Volgens de Routekaart 2050[19] blijft het testen van nieuwe benaderingen voor de matiging van de klimaatverandering essentieel voor de transitie naar een koolstofarme economie. Tevens moet worden gezorgd voor aanpassing aan de klimaatverandering als een sectoroverschrijdende prioriteit van de Unie. Voorts zijn de bevordering van governance en bewustmaking essentieel om constructieve resultaten te boeken en voor betrokkenheid van de belanghebbenden te zorgen. Het subprogramma Klimaatactie moet daarom inspanningen ondersteunen die aan drie specifieke prioritaire gebieden bijdragen: Matiging van de klimaatverandering, Aanpassing aan de klimaatverandering en Klimaatgovernance en informatie.

Een belangrijke doelstelling van het LIFE-programma is om wijzigingen in de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van het beleid te bewerkstelligen en oplossingen en beste praktijken te verspreiden om milieu- en klimaatdoelen te verwezenlijken. Daarom biedt het cofinancieringsmogelijkheden voor projecten met duidelijke milieu- of klimaatvoordelen en verruimt het de bestaande kennisbasis. De Commissie zorgt voor synergieën tussen het LIFE-programma en andere instrumenten van de Unie, bijvoorbeeld door onderzoeks- en innovatieresultaten van Horizon 2020 en van vorige kaderprogramma's op het gebied van onderzoek en innovatie te benutten.

Het LIFE-programma moet betrekking hebben op alle soorten financiering die vereist zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten ervan. Met name subsidies voor het uitvoeren van acties vormen de belangrijkste financiële interventie voor de financiering van projecten. Ook exploitatiesubsidies voor ngo's en andere entiteiten van uniaal belang die hoofdzakelijk actief zijn op het gebied van milieu of klimaat zijn mogelijk. Het LIFE-programma maakt het gebruik van financiële instrumenten mogelijk[20]. De Commissie moet bij de toekenning van subsidies voor het uitvoeren van acties ook het gebruik van groene overheidsopdrachten aanmoedigen.

Het territoriale toepassingsgebied van het LIFE-programma wordt verruimd door een flexibelere aanpak van de financiering voor milieu en klimaat buiten de Unie: ten eerste door in uitzonderlijke situaties en onder specifieke voorwaarden activiteiten buiten de Unie en in niet-EU-landen die aan het programma deelnemen toe te staan, en ten tweede door een rechtsgrondslag te bieden voor samenwerking met internationale organisaties die zich bezighouden met milieu- en klimaatbeleidsvraagstukken en die niet noodzakelijk binnen de werkingssfeer van de externe actie van de Unie vallen (bijvoorbeeld internationale studies).

Omwille van de vereenvoudiging worden in het kader van het LIFE-programma minder zware procedures gevolgd. Het is belangrijk dat de lidstaten betrokken zijn bij het stellen van prioriteiten voor het LIFE-programma, met name om ervoor te zorgen dat deze prioriteiten de verschillen tussen de lidstaten voldoende weerspiegelen en op doeltreffende wijze de tenuitvoerlegging van het milieu- en klimaatbeleid helpen verbeteren en versnellen.

Daarnaast blijft het LIFE-programma IT-systemen verbeteren om de elektronische indiening van aanvragen te versnellen en te vergemakkelijken. Om de deelneming van kleine belanghebbenden, zoals kmo's en ngo's, verder te bevorderen, wordt bijzondere aandacht besteed aan duidelijke, gemakkelijk leesbare en gestandaardiseerde aanvraagformulieren, termijnen die voldoende tijd geven om aanvragen in te dienen, bijstand bij de opstelling van aanvragen en openbare termijnen voor de aanvaarding of duidelijk gemotiveerde afwijzing van de projectvoorstellen. Bij de beoordeling van de aanvraag worden de sociaaleconomische effecten van een project geanalyseerd.

Ook wordt het gebruik van vaste tarieven en forfaitaire bedragen verhoogd om de toepassing en de verslaglegging te vereenvoudigen en worden de verslagleggingseisen voor geïntegreerde projecten verlicht. Met name kan een tweestappenbenadering voor de selectie van geïntegreerde projecten worden ingevoerd. Verslaglegging en herprogrammering kunnen worden gebaseerd op een tweejarige cyclus en het betalingsschema kan worden aangepast om ervoor te zorgen dat de cashflow naar het project geleidelijker verloopt.

Evenzo worden bepaalde kosten waarvan de monitoring en de verslaglegging omslachtig zijn gebleken(bijvoorbeeld btw) niet meer als subsidiabel beschouwd en wordt de subsidiabiliteit van andere kosten, zoals personeelskosten voor vast personeel dat niet specifiek voor het project is aangeworven, beperkt of opgeheven, terwijl er wel een mechanisme wordt behouden dat het mogelijk maakt dat deze kosten blijven bijdragen aan de projectactiviteit. Om ervoor te zorgen dat begunstigden niet worden benadeeld en om voor projecten die via subsidies voor acties worden gefinancierd een met de LIFE+-verordening vergelijkbaar steunniveau te behouden, moeten de cofinancieringspercentages van 50 %, zoals thans, worden verhoogd tot 70 % en in specifieke gevallen tot 80 %, terwijl zij hetzelfde hefboomeffect als vandaag moeten blijven sorteren. Gezien de strategische waarde van geïntegreerde projecten en met het oog op een aantrekkelijk cofinancieringspercentage is het hogere cijfer van 80 % van toepassing op geïntegreerde projecten om te compenseren dat zij projecten een aanzienlijke inzet van vaste personeel vereisen terwijl de kosten voor vast personeel mogelijk niet als subsidiabel worden beschouwd. Dat geldt ook voor projecten waarmee wordt tegemoetgekomen aan bepaalde behoeften met betrekking tot de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van beleid of wetgeving van de Unie.

Tot slot moet het LIFE-programma centraal beheerd blijven worden om de koppelingen met het beleid, de kwaliteit van de interventies, goed financieel beheer en stabiele inkomsten te maximaliseren en om ervoor te zorgen dat de bevindingen van de LIFE-projecten worden meegenomen in de beleidsvorming van de Unie. Dit wordt door het Europees Parlement, de lidstaten en de belanghebbenden als een cruciaal element gezien. Het huidige beheer kan echter worden verbeterd door een groot deel van de taken aan een bestaand uitvoerend agentschap over te dragen. Gezien de kenmerken van het LIFE-programma en met het oog op meer synergieën met andere financieringsprogramma's van de Unie zal de Commissie de mogelijkheid verkennen om de selectie- en monitoringtaken in grote mate aan het Europees agentschap voor concurrentievermogen en innovatie over te dragen maar de governance van het LIFE-programma binnen de Commissie te houden.

Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde acties zoals vastgesteld in artikel 3 per definitie niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en bijgevolg wegens de omvang en de effecten van het optreden beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

2.

Gevolgen voor de begroting



De totale financiële enveloppe voor het LIFE-programma in de MFK-mededeling voor de periode 2014-2020 bedraagt, uitgedrukt in lopende prijzen, 3 618 miljoen euro[21]. Van dit bedrag wordt 2 713,5 miljoen euro toegewezen aan het subprogramma Milieu. De helft van de middelen die bestemd zijn voor projecten die via subsidies voor het uitvoeren van acties worden gefinancierd, gaat naar steun voor natuur- en biodiversiteitsbehoud. 904, 5 miljoen wordt toegewezen aan het subprogramma Klimaatactie.