Toelichting bij COM(2011)888 - Maatregelen met het oog op de instandhouding van de visbestanden ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Krachtens het VN‑Verdrag inzake het recht van de zee[1] en de VN‑Overeenkomst betreffende grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden[2] moeten kuststaten en landen met vloten die deze bestanden in aan elkaar grenzende gebieden op volle zee bevissen, samenwerken om zowel deze bestanden als bestanden die in aan elkaar grenzende exclusieve economische zones voorkomen, op een verantwoordelijke manier hetzij via direct onderling overleg, hetzij via de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer te beheren teneinde de duurzaamheid van deze bestanden op lange termijn te waarborgen.

Het is vaak moeilijk een akkoord te bereiken over het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden, onder meer omdat de betrokken lidstaten niet altijd echt bereid zijn om met elkaar samen te werken. De vaststelling van unilaterale maatregelen door bepaalde landen die onvoldoende goede wil aan de dag leggen om samen maatregelen af te spreken, kan de visbestanden danig onder druk zetten, zelfs wanneer andere landen overeenkomen hun visserijinspanning te matigen.

De EU heeft als lucratieve afzetmarkt voor visserijproducten een bijzondere verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de hierboven uiteengezette verplichting tot samenwerking wordt nagekomen. De EU moet worden uitgerust met de nodige instrumenten om doeltreffende maatregelen te nemen tegen landen die niet te goeder trouw samenwerken aan de vaststelling van onderling afgesproken beheersmaatregelen of die verantwoordelijk zijn voor maatregelen en praktijken die tot overexploitatie van de bestanden leiden; doel hiervan moet zijn de voortzetting van deze niet‑duurzame visserij te ontmoedigen. Met dit voorstel wordt beoogd een mechanisme te creëren dat het mogelijk maakt om in de hierboven bedoelde omstandigheden snel en doeltreffend handelsgerelateerde en andere maatregelen te nemen. Deze maatregelen moeten de betrokken landen ertoe stimuleren samen te werken aan de vaststelling van adequate en, waar mogelijk, onderling afgesproken instandhoudingsmaatregelen voor deze bestanden, met als doel de optimale benutting ervan te waarborgen.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Het jaarlijkse overleg met niet tot de EU behorende kuststaten over het beheer van bestanden van gemeenschappelijk belang biedt een mogelijkheid om met de belanghebbende partijen te overleggen over hoe moet worden gereageerd wanneer een bepaald derde land zich niet coöperatief opstelt. Door de bank genomen verzoeken de belanghebbende partijen de Commissie om die landen met handelsbeperkende of andere maatregelen zo onder druk te zetten dat zij tot zinvolle onderhandelingen worden overgehaald en op zoek gaan naar een billijke oplossing die borg staat voor de duurzaamheid van de bestanden van gemeenschappelijk belang.

De effectbeoordeling bij dit voorstel is pas opgesteld na gericht overleg over het gebruik van handelsgerelateerde of andere maatregelen als instrument om de intensiteit van de visserijactiviteiten van derde landen die niet‑duurzame visserij toelaten, te verminderen. De meeste belanghebbende partijen - behalve misschien de verwerkende industrie - waren onomwonden voorstander van de vaststelling van handelsgerelateerde en andere maatregelen.

De samenvatting van de bij dit voorstel horende effectbeoordeling is bij dit voorstel gevoegd. In de effectbeoordeling is met name gekeken naar de ecologische, economische en sociale effecten van maatregelen die gaan van een "zero‑optie" tot een totaal verbod op de invoer van de betrokken vis en visserijproducten; sommige van deze maatregelen begeven zich buiten de handelscontext, een aantal zijn niet‑wetgevend van aard. Als slotsom komt uit de effectbeoordeling naar voren dat het dienstig is de EU een instrument ter hand te stellen dat het mogelijk maakt snel – meestal handelsgerelateerde – maatregelen vast te stellen. De maatregelen zouden gericht zijn tegen landen die toelaten dat wordt gevist op een niet‑duurzame manier die een bedreiging vormt voor de instandhouding van de visbestanden. In de effectbeoordeling worden suggesties gedaan met betrekking tot de vorm en de inhoud van een dergelijk instrument. Tijdens de voorbereiding van de maatregel is duidelijk geworden dat artikel 43, lid 2, en artikel 207 VWEU de juiste rechtsgrondslag vormen, aangezien de verordening erop gericht is de instandhouding van de visbestanden te bevorderen en aangezien het arsenaal aan maatregelen ook andere dan handelsgerelateerde maatregelen omvat.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Artikel 1 beschrijft het voornaamste doel van het voorstel: een procedure vast te stellen aan de hand waarvan billijke en kosteneffectieve maatregelen kunnen worden genomen voor de verduurzaming van de visserij.

In de artikelen 2 tot en met 5 wordt omschreven tegen welke soort landen de maatregelen zijn gericht (landen die niet‑duurzame visserij toelaten), welke verschillende soorten maatregelen kunnen worden vastgesteld en onder welke voorwaarden deze kunnen worden aangenomen. In artikel 4 wordt ingegaan op de maatregelen die de Commissie middels uitvoeringshandelingen dient vast te stellen (meestal volgens de onderzoeksprocedure). Wanneer van de maatregelen wordt geëist dat zij in overeenstemming zijn met de internationale verbintenissen van de EU, wordt gedoeld op de compatibiliteit met de verplichtingen van de EU in het kader van de WTO‑overeenkomst, met name wat handelsbeperkingen betreft.

In artikel 6 wordt aangegeven welke procedurele stappen moeten worden gezet vóór de vaststelling van maatregelen tegen landen die niet‑duurzame visserij toelaten. Deze stappen moeten de betrokken landen de gelegenheid bieden gehoord te worden en hun manier van handelen recht te zetten. In artikel 7 wordt bepaald hoelang de maatregelen, afhankelijk van de toepassing van corrigerende maatregelen door de betrokken landen, van toepassing zijn.

In artikel 8 wordt bepaald welk comité de Commissie zal helpen bij de tenuitvoerlegging van de verordening.

Krachtens artikel 9 zal de verordening 20 dagen na de bekendmaking ervan in werking treden.

3.

Gevolgen voor de begroting



Geen.