Toelichting bij COM(2012)6 - Strategie van de EU voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52012DC0006R(01)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 /* COM/2012/06 final/2 */


1.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ


over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015

(Voor de EER relevante tekst)

Inleiding



In artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt erkend dat dieren wezens met gevoel zijn en wordt bepaald dat bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de EU op bepaalde gebieden ten volle rekening moet worden gehouden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren.

In 2006 werden in het door de Commissie vastgestelde Communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010[1] voor het eerst de verschillende aspecten van het EU-beleid inzake dierenwelzijn gegroepeerd met betrekking tot het houden van miljarden dieren voor economische doeleinden in de EU. Rond twee miljard vogels[2] en driehonderd miljoen zoogdieren worden gebruikt voor veehouderijdoeleinden. Naar schatting worden elk jaar twaalf miljoen dieren voor dierproeven gebruikt. De honden- en kattenpopulatie wordt geschat op ongeveer honderd miljoen dieren[3], voornamelijk particulier eigendom. Het aantal gezelschapsdieren dat in de EU wordt verhandeld is moeilijk te schatten. Er zijn geen EU-gegevens beschikbaar over het aantal dieren dat in dierentuinen en aquaria wordt gehouden.

Een horizontale richtlijn omvat de verschillende aspecten van het welzijn van landbouwhuisdieren[4]. Specifieke aspecten vallen onder EU-wetgeving inzake vervoer[5] en slacht[6]. Specifieke EU-voorschriften zijn van toepassing op het houden van kalveren[7], varkens[8], legkippen[9] en vleeskuikens[10]. Voor dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt[11] gelden eveneens specifieke voorschriften inzake dierenwelzijn. In de EU-wetgeving inzake dierentuinen[12] ligt de nadruk op het behoud van diersoorten maar wordt rekening gehouden met dierenwelzijn. Er is geen EU-wetgeving voor het welzijn van gezelschapsdieren. De EU-regelgeving voor de biologische landbouw omvat hoge dierenwelzijnsnormen voor de productie van rundvee, varkens en pluimvee[13].

Deze mededeling bouwt voort op de ervaring die met het actieplan 2006-2010 is opgedaan om actielijnen van de EU voor de komende vier jaar voor te stellen, waarbij gebruik moet worden gemaakt van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang die is geboekt om bij de toepassing van de bestaande wettelijke voorschriften het dierenwelzijn te verzoenen met de economische realiteit. Deze strategie is een vervolg op het actieplan, zoals werd aanbevolen door het merendeel van de geraadpleegde belanghebbenden en door het Europees Parlement.

De veeteelt in de EU vertegenwoordigt een jaarlijkse waarde van 149 miljard EUR en het gebruik van proefdieren wordt geschat op een jaarlijkse waarde van 930 miljoen EUR.

2.

2. Waarom een strategie voor dierenwelzijn?


De afgelopen jaren[14] heeft de Unie gemiddeld bijna 70 miljoen EUR uitgetrokken ter ondersteuning van dierenwelzijn, waarvan 71% naar veehouders ging in de vorm van dierenwelzijnsbetalingen van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling. De uitgaven in het kader van plattelandsontwikkeling worden medegefinancierd door de lidstaten en naast de specifieke maatregel voor dierenwelzijnsverplichtingen die verder gaan dan de wettelijke basis, kunnen de lidstaten er ook voor kiezen afhankelijk van de nationale prioriteiten maatregelen te nemen ter ondersteuning van bijvoorbeeld investeringen in landbouwbedrijven, opleiding, adviesdiensten en de deelname van veehouders aan kwaliteitsregelingen. De rest is bestemd voor alle andere EU-activiteiten die relevant zijn voor de beleidsvorming: onderzoek (21%), economische studies, communicatie, onderwijs, opleiding en internationale vraagstukken, handhaving enz.

Niettemin is het door de jaren heen duidelijk geworden dat het simpelweg toepassen van dezelfde sectorspecifieke voorschriften voor dierenwelzijn niet altijd het gewenste resultaat oplevert. Gezien de problemen met de naleving van sectorspecifieke voorschriften dringt zich de vraag op of een uniforme benadering tot betere welzijnsresultaten in de hele Unie kan leiden. De verschillen tussen de landbouwsystemen, de klimaatomstandigheden en de landsituatie in de verschillende lidstaten hebben aanzienlijke problemen opgeleverd bij het bereiken van overeenstemming over eenvormige regels en nog meer problemen bij het garanderen van een juiste toepassing. Het uiteindelijke resultaat is dat de omstandigheden van het dierenwelzijn in de Unie nog lang niet het gelijke speelveld zijn dat nodig is om de enorme economische activiteit in stand te houden die bepalend is voor de behandeling van dieren in de Europese Unie.

Hoewel de agenda voor dierenwelzijn door middel van specifieke wetteksten vooruit is geholpen, zijn er gebieden waarvoor geen specifieke EU-wetgeving is en waarop de bestaande algemene voorschriften moeilijk toe te passen zijn. Er kan ruimte zijn voor vereenvoudiging door nauwkeuriger bepalingen in de algemene voorschriften op te nemen die betrekking hebben op de gebruikelijke onderliggende factoren die van invloed zijn op dierenwelzijn.

Bij de evaluatie van het dierenwelzijnsbeleid van de EU bleek dat de welzijnsnormen extra kosten voor de veehouderij- en dierproevensector met zich mee hebben gebracht ter hoogte van rond 2% van de totale waarde van deze sectoren. Er zijn tot dusver geen aanwijzingen dat dit de economische houdbaarheid van deze sectoren heeft aangetast. Toch moet elke kans om de meerwaarde van het dierenwelzijnsbeleid in economische termen uit te drukken, worden aangegrepen om de concurrentiekracht van de landbouwsector van de EU, waaronder die van kleine boeren, te vergroten.

Hierna volgen de belangrijkste gemeenschappelijke factoren die van invloed zijn op de welzijnsstatus van dieren in de Unie.

3.

1. Gebrek aan handhaving van EU-wetgeving door de lidstaten komt op een aantal vlakken nog steeds veel voor


Sommige lidstaten nemen niet voldoende maatregelen om belanghebbenden te informeren, officiële inspecteurs op te leiden, controles uit te voeren en sancties op te leggen[15]. Als gevolg hiervan is een aantal bepalingen van de EU‑wetgeving niet volledig toegepast en hebben deze niet de beoogde effecten voor het welzijn van dieren bereikt.

De dierenwelzijnsnormen brengen vaak extra kosten met zich mee, maar deze worden niet altijd evenredig over de voedselketen verdeeld. Wel biedt de Unie enkele instrumenten om de producenten compensatie te verlenen voor de hogere productiekosten. De EU-wetgeving staat overgangsperioden van verschillende jaren toe om de invoering van structurele veranderingen in bepaalde landbouwsystemen mogelijk te maken; deze aanpak heeft echter niet altijd geleid tot een tijdige omschakeling. De culturele waardering van dierenwelzijnsaspecten speelt immers een essentiële rol in de naleving van zowel de geest als de letter van de wetgeving.

4.

2. Gebrek aan voorlichting van consumenten over dierenwelzijnsaspecten


Uit een enquête in de gehele EU blijkt dat 64% van de bevolking dierenwelzijn een belangrijke zaak vindt. Uit studies[16] blijkt echter dat de zorg om dierenwelzijn slechts een van de factoren is die de keuze van consumenten beïnvloedt en vaak speelt dit aspect geen rol, aangezien consumenten niet altijd goed geïnformeerd zijn over de productiemethoden en de gevolgen daarvan voor het welzijn van dieren. Uiteindelijk wordt de keuze van consumenten voornamelijk bepaald door de prijs en direct controleerbare kenmerken van levensmiddelen.

5.

3. Veel belanghebbenden hebben onvoldoende kennis over dierenwelzijn


De meeste EU-financiering voor onderzoek naar dierenwelzijn gaat naar alternatieven voor dierproeven, maar de bevindingen hiervan worden niet goed verspreid en de onderzoeksactiviteiten in de lidstaten worden niet voldoende gecoördineerd. Ondertussen leidt het gebrek aan bekendheid van alternatieven in de productiesystemen vaak tot weerstand tegen veranderingen die het dierenwelzijn zouden kunnen verbeteren.

6.

4. De noodzaak om de beginselen voor dierenwelzijn te vereenvoudigen en te verduidelijken


De algemene richtlijn inzake de bescherming van landbouwhuisdieren of de richtlijn betreffende dieren in dierentuinen bevatten bepalingen die te algemeen zijn om praktische effecten te hebben, zoals bijvoorbeeld in de bijlage bij Richtlijn 98/58/EG ("Alle dieren moeten voeder krijgen met tussenpozen die bij hun fysiologische behoeften passen") of in Richtlijn 1999/22/EG inzake dieren in dierentuinen ("de dieren op zodanige wijze huisvesten dat ernaar wordt gestreefd te voldoen aan de biologische behoeften en de behoeften inzake behoud van iedere soort, onder meer door te voorzien in een voor elke soort specifieke kwalitatieve verbetering van de kooien").

In bepaalde EU-wetgeving[17] zijn vakbekwaamheidsvereisten geïntroduceerd voor personen die met dieren omgaan. Deze eisen hebben echter niet op alle betrokken dieren betrekking (zo zijn er geen specifieke vakbekwaamheidsvereisten voor het houden van pluimvee of kalveren) en ook bepaalde problemen met dierenwelzijn die verband houden met de opzet van de productiesystemen vallen hier niet onder.

Er is geen specifieke EU-wetgeving voor andere soorten landbouwhuisdieren (zoals melk- en vleeskoeien en konijnen), hoewel wetenschappers en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) diverse problemen hebben gesignaleerd[18].

7.

3. Strategische acties


Rekening houdend met het voorgaande is deze strategie gebaseerd op twee elkaar aanvullende benaderingen.

Ten eerste moet een aantal gemeenschappelijke problemen op een verschillende en holistische manier worden aangepakt. De Unie heeft jarenlang naar aanleiding van specifieke problemen specifieke wetgeving goedgekeurd of aangepast. Het vaststellen van algemene beginselen in een geconsolideerd en herzien EU‑wetgevingskader kan echter bijdragen tot een vereenvoudiging van het acquis op het gebied van dierenwelzijn en daarmee de handhaving gemakkelijker maken.

Afhankelijk van een effectbeoordeling zal de Commissie overwegen of een herzien EU-wetgevingskader op basis van een holistische aanpak nodig is. De Commissie zal met name beoordelen of het haalbaar en noodzakelijk is wetenschappelijk onderbouwde indicatoren op basis van de dierenwelzijnsresultaten in te voeren, in tegenstelling tot de welzijnsinputs die tot nu toe zijn gebruikt; de Commissie zal nagaan of een dergelijke nieuwe aanpak zou leiden tot een eenvoudiger wetgevingskader en de concurrentiepositie van de Europese landbouw zou verbeteren. Het is belangrijk dat voor toekomstige ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan op gebieden waarop al indicatoren bestaan (vleeskuikens en slacht).

Ten tweede zijn er acties die de Commissie al uitvoert maar die versterkt of beter gebruikt moeten worden. Daarom stelt de Commissie naast een vereenvoudigd wetgevingskader het volgende voor:

· instrumenten ontwikkelen, waar nodig met uitvoeringsplannen, om de naleving door de lidstaten te verbeteren;

· internationale samenwerking ondersteunen;

· consumenten en het publiek van de nodige informatie voorzien;

· optimaal gebruikmaken van de synergetische effecten van het huidige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

· het welzijn van kweekvissen onderzoeken.

De gevolgen voor de fundamentele rechten van acties die in het kader van deze strategie worden ondernomen, zullen waar nodig grondig worden beoordeeld, met name wat de vrijheid van godsdienst betreft[19]. In deze context zal de Commissie ook de kwestie van de etikettering bestuderen, zoals is bepaald in de overeenkomst die over het wetgevingsvoorstel over voedselinformatie is bereikt[20].

8.

3.1. Een vereenvoudigd EU-wetgevingskader voor dierenwelzijn


De Commissie zal bestuderen of het haalbaar is een vereenvoudigd EU‑wetgevingskader in te voeren met dierenwelzijnsbeginselen voor alle dieren[21] die in het kader van een economische activiteit worden gehouden, waaronder gezelschapsdieren, met specifieke aandacht voor vereenvoudiging, vermindering van de administratieve lasten en de optimale benutting van welzijnsnormen als een middel om de concurrentiepositie van de levensmiddelenindustrie in de EU te versterken, waaronder de potentiële meerwaarde van dierenwelzijnsnormen.

Zij zou hierbij het volgende overwegen:

a) het gebruik van wetenschappelijk onderbouwde indicatoren voor dierenwelzijn als mogelijke manier om het rechtskader te vereenvoudigen en ruimte te geven voor flexibiliteit om de concurrentiepositie van veehouders te verbeteren;

b) een nieuw EU-kader om consumenten betere en transparantere informatie over dierenwelzijn te bieden, zodat zij een welbewuste aankoop kunnen doen;

c) de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra;

d) de invoering van gemeenschappelijke eisen voor de vakbekwaamheid van personeel dat met dieren omgaat.

9.

a) Het gebruik van resultaatgerichte dierenwelzijnsindicatoren


Zo nodig zal de mogelijkheid worden overwogen wetenschappelijk gevalideerde, resultaatgerichte indicatoren te gebruiken als aanvulling op de dwingende eisen in de EU-wetgeving, waarbij bijzondere aandacht zal worden besteed aan de wijze waarop deze nieuwe aanpak kan helpen het acquis te vereenvoudigen. In twee recente EU‑wetteksten inzake dierenwelzijn zijn diergerichte indicatoren geïntroduceerd (Richtlijn 2007/43/EG van de Raad tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens en Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het doden).

Er zal worden gekeken naar de criteria die zijn ontwikkeld door het onderzoeksproject Welfare Quality® Project[22] en die verband houden met een risicobeoordelingssysteem zoals ook op het gebied van voedselveiligheid wordt toegepast (zie de levensmiddelenwetgeving[23]). Bij de beoordeling van de relevante voorstellen voor risicobeheer zou rekening worden gehouden met de wetenschappelijke adviezen van de EFSA over de ontwikkeling van welzijnsindicatoren, alsmede met sociaaleconomische factoren.

Het gebruik van resultaatgerichte dierenwelzijnsindicatoren wordt ook op internationaal niveau erkend door organisaties zoals de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE)[24].

10.

b) Een nieuw EU-kader om consumenten betere en transparantere informatie over dierenwelzijn te bieden, zodat zij een welbewuste aankoop kunnen doen


Het herziene EU-wetgevingskader voor dierenwelzijn zou ernaar kunnen streven een instrument te ontwikkelen om consumenten ervan te verzekeren dat dierenwelzijnsclaims transparant en wetenschappelijk onderbouwd zijn.

Er zal worden gekeken naar elkaar versterkende en convergente acties die bij vergelijkbare initiatieven op EU-niveau op andere relevante beleidsgebieden zijn uitgevoerd om de mondigheid van de consument te vergroten.

11.

c) Een Europees netwerk van referentiecentra


De Commissie heeft het idee van een netwerk van referentiecentra voor dierenwelzijn al in een eerdere mededeling[25] geopperd. Het netwerk is met name bedoeld om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten samenhangende en uniforme technische informatie ontvangen over de wijze waarop de EU-wetgeving moet worden toegepast, met name in de context van resultaatgerichte dierenwelzijnsindicatoren.

Het netwerk zou kunnen worden opgericht met de medefinanciering van bestaande wetenschappelijke en technische nationale middelen op het gebied van dierenwelzijn. De rol van dit netwerk dient een aanvulling en geen doublure te zijn van de rol van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en de werkzaamheden van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de EU[26].

Het netwerk kan zodanig worden opgezet dat het de huidige structuur van de EU-wetgeving volgt[27], zodat het op EU-niveau kan instaan voor:

– ondersteuning van de Commissie en de lidstaten in de vorm van technische deskundigheid, met name in de context van het gebruik van resultaatgerichte dierenwelzijnsindicatoren;

– het verzorgen van opleidingen voor het personeel van bevoegde autoriteiten en deskundigen uit derde landen waar nodig;

– het bijdragen aan de verspreiding van onderzoeksresultaten en technische innovaties onder belanghebbenden in de EU en de internationale wetenschappelijke gemeenschap waar nodig;

– de coördinatie van onderzoek, waar nodig in samenwerking met bestaande, door de EU gefinancierde onderzoeksstructuren[28].

12.

d) Gemeenschappelijke eisen voor de vakbekwaamheid van personeel dat met dieren omgaat


Het vereenvoudigde EU-wetgevingskader voor dierenwelzijn kan de vakbekwaamheidseisen die al in verschillende EU-wetteksten zijn opgenomen, in één tekst consolideren en verduidelijken. Op basis van een effectbeoordeling zouden algemene beginselen worden ontwikkeld om de vakbekwaamheid te bewijzen.

Gemeenschappelijke EU-eisen voor de vakbekwaamheid van personeel dat met dieren omgaat, zouden als doel hebben te waarborgen dat dit personeel de vaardigheden bezit om pijn, lijden of stress bij dieren te herkennen, te voorkomen of te beperken, en op de hoogte is van de wettelijke verplichtingen inzake de bescherming en het welzijn van dieren.

Daarnaast kan worden overwogen een toereikend vakbekwaamheidsniveau te eisen van personen die verantwoordelijk zijn voor het ontwerpen van processen, voorzieningen of uitrusting die voor dieren worden gebruikt.

Er zal een studie over dierenwelzijnsonderwijs worden uitgevoerd om te bepalen welke dierenwelzijnsvraagstukken moeten worden opgenomen in het leerprogramma van beroepen die met dieren te maken hebben en welke acties nodig zouden zijn om de bewustwording in deze beroepsgroepen te verbeteren.

13.

3.2. De lidstaten ondersteunen en maatregelen nemen voor een betere naleving


Naleving zal voor de Commissie een prioriteit zijn. Naleving kan alleen worden gerealiseerd door middel van handhavingsacties door of onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Commissie speelt echter een belangrijke rol doordat zij moet waarborgen dat de naleving in de EU op uniforme wijze plaatsvindt. Het is essentieel te garanderen dat voor alle EU-producenten gelijke voorwaarden gelden en dat dieren behoorlijk worden behandeld. De volgende acties worden door middel van deze strategie voorgesteld:

· De Commissie blijft bezoeken aan de lidstaten afleggen via het VVB. Zij zal ook krachtig gebruik blijven maken van haar voorrechten uit hoofde van het Verdrag wanneer zij waar nodig zaken aanhangig maakt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit is een essentiële maatregel van de Commissie om naleving af te dwingen, met name in een context van voortdurende of toekomstige uitdagingen op het gebied van dierenwelzijn.

· Niettemin is de Commissie van mening dat een goede onderwijsstrategie een krachtig middel kan zijn om een nalevingscultuur onder exploitanten van bedrijven en binnen de lidstaten te ontwikkelen. De mogelijke ontwikkeling van een Europees netwerk van referentiecentra kan hierin een rol spelen.

· Intussen zal de Commissie haar inspanningen om veterinaire inspecteurs op te leiden vergroten door middel van het programma 'Betere opleiding voor veiliger voedsel'. De Commissie zal ook de noodzaak en mogelijkheid bestuderen om de opleidingsactiviteiten uit te breiden tot het welzijn van proefdieren en wilde dieren.

· Verder zal de Commissie een grotere rol spelen in het adviseren van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aansporen tot samenwerking, de uitwisseling van beste praktijken en het afspreken van gemeenschappelijke streefdoelen en richtsnoeren door middel van thematische werkgroepen en evenementen.

· In de komende vier jaar zal de Commissie daarom specifieke richtsnoeren of uitvoeringsbepalingen ontwikkelen over de verschillende EU-wetteksten over dierenwelzijn[29].

Dierenwelzijn is ook een technische kwestie voor exploitanten van bedrijven die in de context van een economische activiteit met dieren te maken hebben. Daarom is het relevant hen de achtergrond van de EU-voorschriften te helpen begrijpen, alsook de wijze waarop zij door een beter ontwerp of betere werkwijzen de naleving ervan kunnen verbeteren.

14.

3.3. Internationale samenwerking ondersteunen


Het is belangrijk dat er een gelijk speelveld voor dierenwelzijn is op internationaal niveau zodat de bedrijven in de EU wereldwijd kunnen concurreren. De Unie heeft al een aantal bilaterale en multilaterale activiteiten ontwikkeld die volgens de evaluatie moeten worden geoptimaliseerd en ondersteund.

Daarom zal de Commissie:

– dierenwelzijn blijven opnemen in bilaterale handelsovereenkomsten of samenwerkingsfora[30] om de strategische mogelijkheden voor meer concrete samenwerking met derde landen te vergroten;

– actief blijven in de multilaterale arena, met name in de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) en de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO): de eerstgenoemde heeft internationale normen goedgekeurd en beide hebben initiatieven op het gebied van dierenwelzijn genomen[31];

– onderzoeken hoe dierenwelzijn beter kan worden geïntegreerd in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid;

– wanneer nodig grote internationale evenementen organiseren om de visie van de Unie op dierenwelzijn te promoten.

Dergelijke acties zijn kansen om de visie van de EU op dierenwelzijn wereldwijd kenbaar te maken. Het is dan ook belangrijk optimaal gebruik te maken van de beschikbare middelen voor internationale activiteiten op het gebied van dierenwelzijn om deze uitdagingen het hoofd te bieden en de bijdrage van die middelen aan de concurrentiepositie van de Europese veehouders in een geglobaliseerde wereld te versterken. De Commissie zal daarom een evaluatie van die acties uitvoeren om na te gaan welke voordelen zij onder andere voor de landbouwsector in de EU hebben, en hierover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.

15.

3.4. Consumenten en het publiek van de nodige informatie voorzien


Dierenwelzijn is een maatschappelijk vraagstuk dat een breed publiek aanspreekt. De behandeling van dieren heeft te maken met ethiek en maakt deel uit van de waarden van de Unie. Daarom is het belangrijk met kinderen, jonge volwassenen en het grote publiek te communiceren om hen bewuster te maken van het respect voor dieren en verantwoordelijk eigenaarschap te bevorderen.

Dierenwelzijn is ook een consumentenkwestie. Dierlijke producten worden op grote schaal gebruikt, met name bij de levensmiddelenproductie, en consumenten maken zich zorgen over de manier waarop dieren zijn behandeld. Anderzijds zijn consumenten over het algemeen niet mondig genoeg om hogere dierenwelzijnsnormen te eisen.

Daarom is het van belang consumenten in de EU te informeren over de EU‑wetgeving die van toepassing is op voedselproducerende dieren en ervoor te zorgen dat zij niet door misleidende dierenwelzijnsclaims op het verkeerde been worden gezet.

Er zijn tal van communicatie- en onderwijsactiviteiten in de lidstaten. Een uitgebreide inventarisatie van de situatie in de EU zou het mogelijk maken de lacunes op te sporen, zodat de EU daar een meerwaarde kan bieden.

Dergelijke streefdoelen zijn aanvullend en kunnen specifieke instrumenten vereisen. Een aantal daarvan bestaat al, zoals Farmland (voor kinderen en leerkrachten in het basisonderwijs) of het programma 'Betere opleiding voor veiliger voedsel' (voor officiële inspecteurs). Daarnaast organiseert de Commissie regelmatig bijeenkomsten om het begrip en de handhaving van de EU-wetgeving te verbeteren. Er kunnen manieren zijn om deze efficiënter te maken en aan te vullen met nieuwe communicatiemiddelen.

De Commissie is daarom van plan eerst een studie uit te voeren om de huidige onderwijs- en voorlichtingsactiviteiten op het gebied van dierenwelzijn voor het grote publiek en consumenten in kaart te brengen. Een van de acties kan zijn financiering te verstrekken voor succesvolle grensoverschrijdende voorlichtingscampagnes of onderwijsinitiatieven over dierenwelzijn.

16.

3.5. De synergieën met het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid optimaal benutten


Dierenwelzijn maakt deel uit van een sociaal gerichte landbouwaanpak en de Unie heeft al sterke banden tussen landbouw en dierenwelzijn tot stand gebracht. Het grootste deel van de EU-begroting voor dierenwelzijn gaat naar veehouders in het kader van programma's voor plattelandsontwikkeling. Zeker in tijden van economische beperkingen is echter meer coördinatie nodig om acties op elkaar af te stemmen en optimale resultaten te behalen.

De Commissie zal een specifieke interne regeling vaststellen om te beoordelen hoe de synergetische effecten van de huidige mechanismen van het GLB kunnen worden geoptimaliseerd, met name door middel van cross-compliance, plattelandsontwikkeling, promotiemaatregelen, kwaliteitsbeleid, biologische landbouw enz.

17.

3.6. Het welzijn van kweekvissen onderzoeken


Kweekvissen vallen onder de EU-wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en bij het doden, maar er zijn geen specifieke voorschriften voor. De Commissie zal specifiek wetenschappelijk advies per vissoort blijven inwinnen en vissenwelzijnskwesties in de aquacultuur evalueren, zodat op basis van de uitkomsten van die evaluatie passende maatregelen kunnen worden genomen.

18.

BIJLAGE


Geplande acties| Jaar

Reeks handhavingsacties inzake de bescherming van legkippen (Richtlijn 1999/74/EG)| 2012

Uitvoeringsplan en handhavingsacties inzake het groeperen van zeugen (Richtlijn 2008/120/EG)| 2012

Uitvoeringsplan voor de verordening inzake slachten (Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad)| 2012

EU-uitvoeringsbepalingen of -richtsnoeren inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer| 2012

Verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van genetische selectie voor het welzijn van voor de vleesproductie gefokte en gehouden kippen*| 2012

Verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1523/2007 houdende een verbod op het in de handel brengen van katten- en hondenbont*| 2012

Studie over het welzijn van kweekvissen bij het doden| 2012

Verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de verschillende bedwelmingsmethoden voor pluimvee*| 2013

Verslag aan de Raad over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 98/58/EG*| 2013

EU-richtsnoeren inzake de bescherming van varkens| 2013

Studie over dierenwelzijnsonderwijs en over voorlichtingsactiviteiten gericht op het grote publiek en consumenten| 2013

Studie over de mogelijkheid om consumenten te voorzien van de relevante informatie over de bedwelming van dieren*| 2013

Studie over het welzijn van kweekvissen tijdens het vervoer| 2013

Mogelijk wetsvoorstel voor een vereenvoudigd EU-wetgevingskader voor dierenwelzijn| 2014

Verslag over de effecten van internationale dierenwelzijnsactiviteiten op de concurrentiepositie van Europese veehouders in een geglobaliseerde wereld| 2014

Verslag aan het Europees Parlement en de Raad over het systeem waarmee runderen in een geroteerde of onnatuurlijke houding worden gefixeerd*| 2014

Studie over het welzijn van honden en katten die betrokken zijn bij handelspraktijken| 2014

EU-richtsnoeren of -uitvoeringsbepalingen inzake de bescherming van dieren bij het doden| 2014

Verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de mogelijkheid om bepaalde voorschriften in te voeren inzake de bescherming van vissen bij het doden*| 2015

Verslag van het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Richtlijn 2007/43/EG en de gevolgen ervan voor het welzijn van voor de vleesproductie gefokte en gehouden kippen*| 2015

* Verplichtingen die voortvloeien uit EU-wetgeving.

[1] COM(2006) 13 definitief van 23.1.2006.

[2] 793 miljoen kippen voor de vleesproductie, 453 miljoen legkippen en 197 miljoen kalkoenen. Voor kalkoenen, eenden en ganzen waren niet in alle lidstaten gegevens beschikbaar.

[3] 'Evaluation of the EU policy on animal welfare and possible policy options for the future' – december 2010. Zie bijlage A1.7, zie www.eupaw.eu/.

[4] Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23). Daarnaast heeft de Unie bij Besluit 78/923/EEG van de Raad betreffende de sluiting van het Europese Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (PB L 323 van 17.11.1978, blz. 12) dit verdrag in de EU-wetgeving opgenomen.

[5] Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer (PB L 3 van 5.1.2005, blz.

1).

[6] Richtlijn 93/119/EEG inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden (PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21). Deze wordt op 1.1.2013 vervangen door Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz.

1).

[7] Richtlijn 2008/119/EG van de Raad tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PB L 10 van 15.1.2009, blz.

7).

[8] Richtlijn 2008/120/EG van de Raad tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PB L 47 van 18.2.2009, blz.

5).

[9] Richtlijn 1999/74/EG van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53).

[10] Richtlijn 2007/43/EG van de Raad tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PB L 183 van 12.7.2007, blz. 19).

[11] Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).

[12] Richtlijn 1999/22/EG van de Raad 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen (PB L 94 van 9.4.1999, blz. 24).

[13] Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 189 van 20.7.2007, blz.

1) en Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (PB L 250 van 18.9.2008, blz.

1).

[14] De gegevens uit het evaluatieverslag hebben betrekking op de periode 2000-2008.

[15] In sommige lidstaten worden dieren massaal zonder bedwelming geslacht omdat de autoriteiten een uitzondering voor het bedwelmen toekennen zonder de kwalitatieve en kwantitatieve rechtvaardiging te beoordelen, zoals door de EU-wetgeving wordt voorgeschreven.

[16] Zie de haalbaarheidsstudie 'Animal welfare labelling and establishing a Community Reference Centre for Animal Protection and Welfare' van 26.1.2009 door het FCEC (ec.europa.eu/food/animal/welfare/farm/labelling_en).

[17] Varkensrichtlijn, verordening inzake vervoer, verordening inzake het doden van dieren, richtlijn inzake laboratoriumdieren.

[18] De lijst van wetenschappelijke adviezen over dierenwelzijn is te vinden in het effectbeoordelingsverslag bij deze mededeling.

[19] Strategie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten door de Europese Unie, COM(2010) 573 definitief van 19.10.2010.

[20] Overweging 50 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18) stelt het volgende: 'Consumenten uit de Unie geven blijk van een toenemende belangstelling voor de toepassing van de voorschriften van de Unie inzake dierenwelzijn bij het slachten, met inbegrip van de vraag of het dier verdoofd werd voor de slachting. In dit opzicht moet worden overwogen in de context van een toekomstige strategie van de Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren een studie uit te voeren naar de mogelijkheid om consumenten relevante informatie te verstrekken over het verdoven van dieren'.

[21] Ongewervelde dieren die in de aquacultuur worden gebruikt, alsmede commerciële visserijactiviteiten zullen niet onder dit initiatief vallen. Voor kweekvissen zullen specifieke beoordelingen plaatsvinden.

[22] www.welfarequality.net/everyone/26536/5/0/22.

[23] Verordening (EG) nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden.

[24] Richtsnoeren inzake dierenwelzijn van de International Terrestrial Animal Health Code. Zie www.oie.int.

[25] COM(2009) 584 definitief van 28.10.2009.

[26] Het Europees Centrum voor de validering van alternatieve methoden, dat onder DG JRC valt, werkt niet rechtstreeks aan dierenwelzijn maar wel aan alternatieve testmethoden.

[27] Het houden van kalveren, het houden van varkens, het houden van legkippen, het houden van vleeskuikens, het houden van andere landbouwhuisdieren, vervoer van dieren, doden van dieren, gebruik van dieren in proeven en het houden van wilde dieren in gevangenschap.

[28] Zoals het Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw (PCOL), de samenwerkende werkgroep inzake onderzoek naar diergezondheid en dierenwelzijn en het Animal Health and Welfare ERA-Net (ANIHWA).

[29] Met name met betrekking tot het gebruik van de uitzondering voor bedwelming in geval van ritueel slachten.

[30] Het aantal vrijhandelsovereenkomsten met dierenwelzijnskwesties is in 2011 verdubbeld.

[31] Er zijn momenteel negen OIE-normen inzake dierenwelzijn beschikbaar (zie: www.oie.int). De FAO organiseerde bijeenkomsten om deskundigen bijeen te brengen en capaciteitsopbouw op verschillende, aan dierenwelzijn gerelateerde gebieden te stimuleren. Zij heeft tevens een speciale website over het welzijn van landbouwhuisdieren gecreëerd (www.fao.org/ag/againfo/themes/animal-welfare/en/).