Toelichting bij COM(2011)876 - Wijziging van Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doelstellingen van het voorstel



Dit voorstel van de Commissie heeft betrekking op de herziening van de lijst van prioritaire stoffen (PS) op het gebied van het waterbeleid, d.w.z. de chemische stoffen die op EU-niveau geselecteerd worden uit stoffen die een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu betekenen en die opgenomen zijn in bijlage X van de Kaderrichtlijn Water (KRW) 2000/60/EG[1]. Artikel 16, lid 4, van de KRW bepaalt dat de Commissie de lijst van PS minstens om de vier jaar herziet; artikel 8 van de Richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen (RMKN) 2008/105/EG[2], de richtlijn waarin de milieukwaliteitsnormen (MKN)[3] voor de PS zijn vastgelegd, bepaalt dat de Commissie in 2011 verslag uitbrengt aan het Europees Parlement en de Raad over de resultaten van de eerste herziening. Als onderdeel van de herziening moet de Commissie onder meer de stoffen in bijlage III van die richtlijn in aanmerking nemen voor een mogelijke opname in de lijst. Zij moet, indien nodig, ook voorstellen indienen voor nieuwe PS, waar nodig MKN uitwerken voor oppervlaktewater, sediment of biota [4] en de MKN en de status van bestaande PS herzien.

·

Algemene context



In de KRW wordt erkend dat het aquatische milieu zwaar onder druk staat, onder meer door chemische verontreiniging, en dat er behoefte is aan duurzaam waterbeheer. De milieudoelstellingen van de KRW omvatten het verwezenlijken van een goede chemische en ecologische toestand van de oppervlaktewater- en grondwaterlichamen en het voorkomen van achteruitgang. De richtlijn wordt ingevoerd op het niveau van stroomgebieddistricten (SGD's). De lidstaten moesten tegen 2009 een stroomgebiedbeheerplan (SGBP) uitwerken op basis van onder andere een druk- en effectbeoordeling en de monitoringresultaten, en een programma met maatregelen voor elk district.

Om een goede chemische toestand te verwezenlijken, moeten waterlichamen voldoen aan de MKN die voor de PS en voor 8 andere verontreinigende stoffen zijn opgenomen in de EU-regelgeving. De huidige 33 PS omvatten een reeks industriële chemische stoffen, gewasbeschermingsmiddelen en metalen/metaalverbindingen. Sommige PS worden aangemerkt als prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS) omdat zij persistent, bioaccumulerend en/of toxisch zijn of omdat zij aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid. Die criteria stemmen overeen met de criteria voor zeer zorgwekkende stoffen (ZZS's) volgens REACH[5]. De lidstaten zullen de PS in oppervlaktewaterlichamen controleren en overschrijdingen van de MKN melden. De KRW bepaalt dat er maatregelen moeten worden aangenomen om de lozingen, emissies en verliezen van PS en PGS in het aquatische milieu te beheersen – geleidelijke beperking in het geval van PS, stopzetting of geleidelijke beëindiging in het geval van PGS.

Om de doelstelling van een goede ecologische status te bereiken, moeten voor chemische stoffen die aanleiding geven tot bezorgdheid op lokaal, stroomgebied- of nationaal niveau, maar die niet als PS zijn aangemerkt op EU-niveau, normen worden vastgelegd op nationaal niveau. Deze chemische stoffen staan bekend als stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen.

In 2007 zijn technische werkzaamheden aangevat in het kader van de herziening van de PS. Daarbij is een prioriteitsbepaling uitgevoerd om mogelijke nieuwe PS op te sporen en vervolgens zijn MKN voor die stoffen vastgelegd en zijn de MKN en de status van de bestaande PS herzien. De voorgestelde nieuwe stoffen en wijzigingen aan bestaande stoffen zullen naar verwachting in 2015 worden opgenomen in de bijgewerkte SGBP's en maatregelenprogramma's.

Tijdens de herziening van de PS-lijst zijn mogelijke verbeteringen van de werking van de RMKN geïdentificeerd en is een mechanisme ontwikkeld om het identificeren van aanvullende PS bij volgende herzieningen te verbeteren.

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



– Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid

– Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

– Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad

·

Samenhang met andere beleidsgebieden



In het Zesde Milieuactieprogramma zijn de maatregelen inzake prioritaire stoffen aangemerkt als een kernactiviteit (zie artikel 7, lid 2, onder e), van Besluit 1600/2002/EG[6]). Het voorstel is in overeenstemming met gerelateerde beleidsmaatregelen en belangrijke wetgeving, zoals:

– Beleid inzake chemische stoffen: Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen

– Beleid inzake gewasbeschermingsmiddelen: Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, en Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden

– Beleid inzake biociden: Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden

– Beleid inzake geneesmiddelen: Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

– Beleid inzake industriële emissies: Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging en Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies

– Afvalbeleid: Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen; Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (herschikking); Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

– Beleid inzake persistente organische stoffen (POP's): Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen

– Beleid ter bescherming van het mariene milieu: Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie).

1.

Resultaten van raadpleging van de betrokken partijen en effectbeoordelingen



· Raadplegingen en benutten van deskundigheid

De technische werkzaamheden in het kader van de herziening, d.w.z. voornamelijk de prioriteitsbepaling en het vaststellen van MKN, werden geleid door DG ENV en het JRC en zijn uitgevoerd door een groep deskundigen in de periode 2008-2010. Die bestond onder andere uit leden van de werkgroep E voor chemische samenstelling volgens de gezamenlijke tenuitvoerleggingsstrategie (GTS) voor de KRW[7], in het bijzonder van twee subgroepen van WG E, en het adviesbureau INERIS (met input van het Internationaal Bureau voor Water, OIE). De leden van WG E en de twee subgroepen komen uit DG's van de Commissie (ENV, ENTR en SANCO), de lidstaten en organisaties van belanghebbenden, waaronder een hele reeks Europese industriële verenigingen (AESGP, AISE, Business Europe, CEFIC, CEPI, CONCAWE, COPA-COGECA, ECPA, EFPIA, EUCETSA, EUDA, EUREAU, EURELECTRIC, EUROFER, EUROMETAUX, EUROMINES), ngo's (EEB, Greenpeace, WNF) en intergouvernementele organisaties (OSPAR).

WG E heeft aanzienlijk bijgedragen tot de herziening middels het ondersteunen van de gegevensvergaring (met inbegrip van gegevens over monitoring en risico's), het prioriteitsbepalingsproces voor het identificeren van nieuwe stoffen, de actualisering van de technische richtsnoeren voor het vaststellen van MKN en het afleiden van MKN. De werkgroep heeft ook de herziening van de bestaande prioritaire stoffen en MKN ondersteund. De twee subgroepen van WG E die een groot deel van de werkzaamheden hebben uitgevoerd, waren de deskundigengroep voor de technische richtsnoeren (DG-TR) en de subgroep voor de herziening van de prioritaire stoffen (SG-H), die beide mede werden voorgezeten door deskundigen uit het JRC en het VK. De organisaties van belanghebbenden uit de sector van WG E werden vertegenwoordigd door de belangrijkste ondernemingen die er lid van waren en die in de discussies van de subgroep gewoonlijk vertegenwoordigd werden door technische deskundigen, in het bijzonder naarmate de selectieprocedure ten einde liep en er MKN werden uitgewerkt.

De ontwerp-MKN zijn voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM)[8] voor een advies.

In zijn advies over het MKN-dossier voor nikkel, merkte het WCGM op dat een grondige analyse, met inbegrip van een onafhankelijke statistische analyse, van bepaalde belangrijke gegevens van invloed zou kunnen zijn op de uiteindelijke MKN. Hoewel hier sindsdien naar werd gestreefd, heeft een verschil van mening tussen de deskundigen ertoe geleid dat de JG-MKN (binnenwateren) voor nikkel in het ontwerp-voorstel is vastgelegd op 4 in plaats van op 2 μg/l, in afwachting van het resultaat van verdere raadplegingen met het WCGM over de conclusies van de analyse.

·

Effectbeoordeling



Toen de technische werkzaamheden in 2010 in de eindfase terechtkwamen, zijn de werkzaamheden in het kader van de effectbeoordeling aangevat met een studie uitgevoerd door adviesbureau Entec[9]. De adviseur heeft individuele verslagen opgesteld voor de effecten van de verschillende stoffen, waarin rekening is gehouden met de conclusies van de technische werkzaamheden[10] en die grotendeels voortbouwden op het begeleidende effectbeoordelingsverslag.

Een stuurgroep voor de effectbeoordeling heeft de voorbereiding van de effectbeoordeling ondersteund, samen met de volgende diensten van de Commissie: het Secretariaat-Generaal (SG), AGRI, ENTR, JRC, MARE, REGIO, RTD en SANCO.

Voor de opstelling van het effectbeoordelingsverslag zijn raadplegingen gehouden met WG E en met extra belanghebbenden die niet vertegenwoordigd waren in de WG.

De effectbeoordelingsraad heeft het effectbeoordelingsverslag in zijn vergadering op 22 juni 2011 besproken. De aldaar naar voren gebrachte opmerkingen zijn behandeld in het begeleidende effectbeoordelingsverslag.

2.

Juridische aspecten van het voorstel



·

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 192, lid 1, van het Verdrag.

· Het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel

Waterverontreiniging is in grote mate grensoverschrijdend. 60 procent van het grondgebied van de EU beslaat gedeelde stroomgebieden. Daarom, en omdat veel stoffen die verontreiniging veroorzaken in heel de EU gebruikt worden, is het gepast om geharmoniseerde MKN vast te stellen op EU-niveau wanneer er een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu wordt vastgesteld. Dat biedt niet alleen meer bescherming, maar leidt ook tot eerlijkere mededingingsvoorwaarden dan wanneer slechts een aantal lidstaten MKN vaststellen of dan wanneer de nationale MKN sterk uiteenlopen.

Dit voorstel heeft uitsluitend betrekking op het identificeren van prioritaire stoffen en de vaststelling van MKN op EU-niveau. Er worden geen aanvullende EU-maatregelen voorgesteld naast de reeds beschikbare maatregelen. Het is aan de lidstaten om specifieke en aanvullende maatregelen te treffen ter beheersing van de verontreiniging. Zij kunnen kiezen op welke manier zij de doelstellingen zo doeltreffend mogelijk kunnen verwezenlijken, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden.

·

Keuze van het rechtsinstrument



Voorgesteld instrument: Richtlijn tot wijziging van de KRW en de RMKN.

3.

Gevolgen voor de begroting



Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht.

4.

Aanvullende informatie



· Gedetailleerde toelichting van het voorstel

Het voorstel wijzigt de RMKN en bijlage X bij de KRW.

Artikel 1 vervangt bijlage X bij de KRW door bijlage I bij deze richtlijn. De bijgewerkte bijlage X bevat de nieuwe voorgestelde PS en merkt twee bestaande PS aan als PGS. De bijlage wordt vereenvoudigd door informatie die in de tabel in de voetnoten was opgenomen, over te nemen.

Artikel 2 van dit voorstel wijzigt de volgende bepalingen van de RMKN:

Artikel 2 wordt gewijzigd om een definitie op te nemen van de term 'matrix', d.w.z. het milieucompartiment waarop de MKN van toepassing zijn en waarin de concentraties van PS en PGS dus gemonitord moeten worden, gewoonlijk water, sediment of biota (vissen, tenzij anders vermeld).

Artikel 3 wordt gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met de nieuwe structuur van deel A van bijlage I (in het bijzonder via het opnemen van normen voor biota in de bijlage) en om de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de keuze van de matrix voor monitoring aan te passen. Er wordt een standaardmonitoringmatrix bepaald voor elke stof, op basis van de intrinsieke eigenschappen van de stof. De huidige flexibiliteit waarmee de lidstaten een andere matrix mogen kiezen, wordt gehandhaafd, maar alleen op voorwaarde dat aan de minimale prestatiecriteria voor de analyse die in artikel 4 van Richtlijn 2009//90/EG[11] van de Commissie zijn vastgelegd, wordt voldaan. Bovendien worden, om de verslaglegging te vereenvoudigen, ook de kennisgevingsverplichtingen van artikel 3 van de RMKN opgenomen in de bepalingen betreffende de verslaglegging in het kader van de stroomgebiedbeheerplannen van artikel 15 van de KRW. Tot slot wordt het comitémandaat voor de wijziging van lid 3 van deel B van bijlage I afgestemd op de nieuwe gedelegeerde bevoegdheden.

Artikel 4, lid 4, en artikel 5, lid 6, worden geschrapt ten gevolge van de afstemming van de tekst op de nieuwe uitvoeringsbevoegdheden in het Verdrag. Dergelijke bevoegdheden zijn niet gepast voor het aannemen van technische richtsnoeren, aangezien dat geen wettelijk bindende documenten zijn.

Artikel 8 wordt bijgewerkt.

Er wordt een nieuw artikel 8 bis opgenomen waarin specifieke bepalingen worden vastgelegd voor stoffen die zich gedragen als ubiquitaire persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen.

Er wordt een nieuw artikel 8 ter opgenomen om een toezichtlijst op te stellen voor het gericht vergaren van monitoringgegevens ter ondersteuning van toekomstige herzieningen van de PS-lijst.

Artikel 9 wordt gewijzigd om het af te stemmen op de nieuwe Verordening (EU) nr. 182/2011[12] inzake de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie en er wordt een nieuw artikel 10 opgenomen over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden.

Deel A van bijlage I wordt vervangen door bijlage II bij deze richtlijn, waarin de nieuwe PS zijn opgenomen, de MKN voor sommige bestaande PS[13] worden gewijzigd en er wordt een kolom voor biotanormen opgenomen. Die laatste kolom omvat zowel de drie biotanormen die reeds zijn vastgelegd in artikel 3, lid 2, onder a), van de RMKN als de biotanormen voor een aantal andere bestaande PS en een aantal nieuwe PS. Het opnemen van de biotanormen in bijlage I van de RMKN vereenvoudigt de presentatie en verhoogt de duidelijkheid.

Lid 2 van deel B van bijlage I bij de RMKN wordt gewijzigd om correct te verwijzen naar de uitvoeringsbevoegdheden volgens artikel 9.

Bijlage II bij de RMKN is achterhaald en wordt geschrapt.

Bijlage III bij de RMKN, die verband houdt met het huidige artikel 8, is achterhaald en wordt geschrapt.

In artikel 3 van dit voorstel worden de verplichtingen inzake de omzetting in de nationale wetgeving en de kennisgeving van de nationale bepalingen aan de Commissie vastgelegd.

Artikel 4 heeft betrekking op de inwerkingtreding.

Artikel 5 bepaalt dat de richtlijn gericht is tot de lidstaten.