Toelichting bij JOIN(2012)1 - Toetreding van de EU tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië werd op 24 februari 1976 ondertekend door de Republiek Indonesië, Maleisië, de Republiek der Filippijnen, de Republiek Singapore en het Koninkrijk Thailand. Het verdrag werd gewijzigd per protocol op 15 december 1987 en een tweede maal op 25 juli 1998. Door deze protocollen werd het verdrag onder meer opengesteld voor andere landen buiten Zuidoost-Azië. Vandaag zijn de Hoge Verdragsluitende Partijen (de ondertekenende landen): het Sultanaat Brunei Darussalam, het Koninkrijk Cambodja, de Republiek Indonesië, de Democratische Volksrepubliek Laos, Maleisië, de Unie van Myanmar, de Republiek der Filippijnen, de Republiek Singapore, het Koninkrijk Thailand, de Socialistische Republiek Vietnam, Papoea-Nieuw-Guinea, de Volksrepubliek China, de Republiek India, Japan, de Islamitische Republiek Pakistan, de Republiek Korea, de Russische Federatie, Nieuw-Zeeland, Mongolië, het Gemenebest Australië, de Franse Republiek, de Democratische Republiek Oost-Timor, de Volksrepubliek Bangladesh, de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka, de Democratische Volksrepubliek Korea, de Verenigde Staten van Amerika, de Republiek Turkije en Canada.

Het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië heeft tot doel de vrede, stabiliteit en samenwerking in de regio te bevorderen. Hiertoe roept het verdrag op tot vreedzame beslechting van geschillen, de bewaring van de vrede, de voorkoming van conflicten en de versterking van de veiligheid in Zuidoost-Azië. Het verdrag stelt mechanismen in voor verzoening en bemiddeling bij geschillen. Het verdrag bepaalt dat de verdragsluitende partijen niet met geweld mogen dreigen en geen geweld mogen gebruiken. Voorts voorziet het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië in betere samenwerking op economisch, handels, sociaal, technisch en wetenschappelijk gebied, alsook in een versnelde economische groei in de regio door een groter gebruik van de landbouw en industrie in de landen van Zuidoost-Azië, de uitbreiding van de handel en de verbetering van de economische infrastructuur. Het verdrag bepleit de goedkeuring van regionale strategieën voor economische ontwikkeling en wederzijdse bijstand, alsook het handhaven van contacten en overleg over internationale en regionale kwesties.

De Raad machtigde op zijn 2768e vergadering van 4 en 5 december 2006 het voorzitterschap en de Commissie om te onderhandelen over de toetreding van de Europese Unie en de Europese Gemeenschap tot het verdrag.

Per brief van 7 december 2006 stelden de Europese Unie en de Europese Gemeenschap Cambodja, in zijn hoedanigheid van ASEAN-coördinator voor de betrekkingen met de EU, in kennis van hun besluit om toetreding tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië te verzoeken. Overeenkomstig het onderhandelingsmandaat en de onderhandelingsrichtsnoeren voor de toetreding van de EU en de EG tot het verdrag, maakten de EU en de EG in een brief melding van de volgende gemeenschappelijke afspraken. Het verdrag dient te worden geïnterpreteerd overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en mag de rechten en plichten die daaruit voortvloeien, niet aantasten. Voorts doet de toetreding van de EU en de EG tot het verdrag geen afbreuk aan de rechten en plichten van de EU en de EG uit hoofde van andere bilaterale en multilaterale overeenkomsten, en evenmin aan de wetgeving van de EU en de EG. De toetreding heeft geen gevolgen voor het vermogen van de EU en de EG samenwerking na te streven binnen internationale fora. Bovendien is het verdrag niet van toepassing noch heeft het effect op de betrekkingen van de EU en de EG met andere staten dan de staten die partij zijn bij het verdrag.

Op de ministeriële vergadering tussen de ASEAN[1] en de EU van 28 mei 2009 in Phnom Penh werden twee verklaringen over het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië afgegeven: i) de verklaring inzake de toetreding tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië door de Europese Unie en de Europese Gemeenschap, waarin de EU en de EG uiting gaven aan hun bedoeling om tot het verdrag toe te treden op basis van het verzoek tot toetreding van 7 december 2006, na inwerkingtreding van het derde protocol, en ii) de verklaring van instemming met de toetreding tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië door de Europese Unie en de Europese Gemeenschap, waarin de toenmalige voorzitter van ASEAN, Thailand, namens de regeringen van alle lidstaten van de ASEAN verklaarde in te stemmen met de toetreding van de Europese Unie en de Europese Gemeenschap, op voorwaarde van inwerkingtreding van het derde protocol.

Op 23 juli 2010 ondertekenden de ministers van Buitenlandse Zaken van de ondertekenende landen van het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië het derde protocol tot wijziging van het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië. Het derde protocol bepaalt dat het verdrag open staat voor toetreding door regionale organisaties waarvan de leden uitsluitend soevereine staten zijn. Het derde protocol zal in werking treden zodra het laatste ratificatie-instrument door de Hoge Verdragsluitende Partijen is nedergelegd bij het ASEAN-secretariaat. Tot dusver (januari 2012) hebben twintig ondertekenende landen het derde protocol geratificeerd. De andere acht ondertekenende landen hebben de EU verzekerd dat zij hun interne ratificatieprocedures zouden kunnen afsluiten in de loop van februari/maart 2012.

Zodra het derde protocol in werking is getreden, moet de EU, die de EG heeft vervangen en opgevolgd, tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië toetreden.

De toetreding tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië is gebaseerd op de ontwikkeling van betrekkingen met regionale organisaties die de beginselen delen waarnaar in artikel 21, lid 1, VEU wordt verwezen in het kader van het GBVB-beleid en niet-GBVB-beleid (ontwikkelingssamenwerking, alsook economische, financiële en technische samenwerking, de artikelen 209 en 212 VWEU).

De toetreding tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië zal de doelstellingen van de EU ten goede komen, met name in verband met het bewaren van de vrede, de preventie van conflicten en de versterking van de veiligheid in Zuidoost-Azië. Voorts zal de duurzame economische, sociale en ecologische ontwikkeling van de ontwikkelingslanden in de regio erdoor bevorderd worden.

De toetreding van de EU tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië zal, mits het derde protocol in werking is getreden, van kracht worden op de dag waarop het instrument van toetreding tot het Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië wordt nedergelegd.

De ondertekening en de nederlegging van het instrument van toetreding moeten plaatsvinden naar aanleiding van de ministeriële vergadering tussen de ASEAN en de EU die is gepland voor 27 april 2012 in Brunei-Darussalam en waaraan alle ministers van Buitenlandse Zaken van de EU en de ASEAN-lidstaten zullen deelnemen.