Toelichting bij JOIN(2012)2 - Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier JOIN(2012)2 - Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran.
bron JOIN(2012)2 NLEN
datum 17-02-2012
Bij Verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran legde de EU sancties op aan de Islamitische Republiek Iran (hierna “Iran” genoemd), en gaf zodoende uitvoering aan Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB en de relevante maatregelen van Resolutie 1737 (2006) van de VN-Veiligheidsraad. Sedertdien heeft de EU de sancties overeenkomstig de Resoluties 1747 (2006), 1803 (2008) en 1929 (2010) van de VN-Veiligheidsraad uitgebreid en aanvullende maatregelen opgelegd tegen het nucleaire en ballistische proliferatieprogramma van Iran.

De Raad heeft op 25 oktober 2010 Verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2007[1] vastgesteld om uitvoering te geven aan Besluit 2010/413/GBVB van de Raad[2]. Bij Verordening (EU) nr. 961/2010 werden de beperkende maatregelen uitgebreid, meer bepaald tot de financiële en energiesector, alsook de vervoerssector.

Overeenkomstig het mandaat van de Europese Raad van 9 december 2011 hechtte de Raad op 23 januari 2012 zijn goedkeuring aan Besluit 2012/35/GBVB betreffende aanvullende beperkende maatregelen tegen Iran. Deze nieuwe beperkende maatregelen omvatten meer bepaald aanvullende beperkingen op de handel in goederen en technologie voor tweeërlei gebruik, alsook op essentiële uitrusting en technologie die kunnen worden gebruikt in de petrochemische industrie, een verbod op de invoer van aardolie, aardolieproducten en petrochemische producten uit Iran, alsook een verbod op investeringen in de petrochemische industrie. Voorts moet de handel in goud, edelmetaal en diamanten met de regering van Iran, alsook de levering van nieuwe bankbiljetten en munten aan of ten behoeve van de Centrale Bank van Iran worden verboden. Teneinde de effectieve tenuitvoerlegging van deze maatregelen te garanderen, moeten lijsten van de verboden goederen en technologie worden opgesteld.

Voorts wordt bij Besluit 2012/35/GBVB de bevriezing van tegoeden uitgebreid tot andere personen, entiteiten of lichamen die steun verlenen aan de regering van Iran, alsook andere leden van de Islamitische Revolutionaire Garde (IRGC). Besluit 2012/35/GBVB wijst er ook op dat de bedrieglijke praktijken en pogingen van de Centrale Bank van Iran om de Iraanse financiële sector in te zetten om de maatregelen te omzeilen, extra financiële waakzaamheid vereisen van de kredietinstellingen en financiële instellingen van de EU, en voorziet tevens in de bevriezing van de financiële tegoeden van de Centrale Bank van Iran. Het besluit wijst er echter duidelijk op dat deze gerichte maatregel de voortzetting van de legitieme handel met Iran niet zou mogen verhinderen. Het besluit voorziet eveneens in de bevriezing van de tegoeden van de Bank Tejarat, maar laat een gefaseerde stopzetting van transacties met deze bestrafte entiteit toe.

Daarnaast is ook een aantal technische aanpassingen van bestaande maatregelen nodig geworden. Meer bepaald dient de definitie van “tussenhandeldiensten” te worden verduidelijkt, zodat deze term zowel tussenhandel vanuit de EU bestrijkt, als ook daarmee verband houdende diensten. De definitie van “geldovermakingen” moet worden herzien om ook niet-elektronische overmakingen te omvatten, gezien de bedrieglijke praktijken van Iran. De toepassing van de bevriezingsmaatregelen door verstrekkers van financiële communicatie moet worden verduidelijkt. De bepalingen inzake de controle van kapitaalovermakingen moeten worden herzien om een gemakkelijkere toepassing door de bevoegde autoriteiten en operatoren mogelijk te maken. De beperkingen op verzekeringen moeten worden aangepast, met name om te verduidelijken dat de verzekering van diplomatieke en consulaire missies binnen de EU ondanks de sancties geoorloofd is. Ook de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de operatoren, het verbod op de omzeiling van de beperkende maatregelen en de verstrekking van bunker- of leveringsdiensten voor de scheepvaart dienen te worden aangepast.

Voorts dienen ook de mechanismen voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie te worden herzien om een doeltreffende uitvoering van de beperkende maatregelen te verzekeren.

De beperkingen op de handel in uitrusting voor binnenlandse repressie, waarin tot dusver is voorzien bij Verordening (EU) nr. 961/2010, moeten worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 359/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran, waarin sancties worden vastgesteld als antwoord op ernstige schendingen van de mensenrechten.

Het is daarom noodzakelijk Verordening (EU) nr. 961/2010 van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran te wijzigen. Ter wille van de duidelijkheid stellen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voor de verordening te vervangen door een nieuwe, geconsolideerde tekst.