Toelichting bij COM(2012)211 - Standpunt EU met betrekking tot de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het Voedselhulpverdrag 1999 is namens de Gemeenschap gesloten bij Besluit 2000/421/EG van de Raad. Het Voedselhulpverdrag, dat oorspronkelijk uit de jaren zestig van de twintigste eeuw stamt, is geconcipieerd als een instrument voor een gecoördineerde en aanvaardbare verwerking van landbouwoverschotten uit geïndustrialiseerde landen ten behoeve van ontwikkelingslanden in nood. Het is van kracht tot en met 30 juni 2012 als gevolg van de verlenging waartoe de commissie inzake voedselhulp op haar 104e vergadering van 18 mei 2011 heeft besloten.

Het Voedselhulpverdrag 1999 en het Graanhandelsverdrag 1995 zijn gekoppeld: het Voedselhulpverdrag kan alleen worden verlengd als het Graanhandelsverdrag 1995 ook gedurende dezelfde periode van kracht is. Het Graanhandelsverdrag 1995 werd verlengd tot en met 30 juni 2013, waardoor het Voedselhulpverdrag 1999 ook formeel met één jaar kon worden verlengd.

Aangezien het Voedselhulpverdrag 1999 op 30 juni 2012 verstrijkt, zal de verlenging ervan formeel aan de orde worden gesteld op de bijeenkomst van de commissie inzake voedselhulp in juni 2012. Op de 103e vergadering van 14 december 2010 kwamen de leden van de commissie inzake voedselhulp overeen om de formele heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag 1999 te openen. Weliswaar had de EU liever gezien dat de onderhandelingen tegen juni 2011 zouden zijn afgerond, toch zal de eindfase van de onderhandelingen over een gemoderniseerd Voedselhulpverdrag naar verwachting pas in april 2012 worden afgesloten, zodra de Engelse en de Franse versies (beide gelijkelijk authentiek) van het nieuwe verdrag door de onderhandelaren zullen zijn goedgekeurd.

Het Voedselhulpverdrag 1999 komt op 30 juni 2012 te vervallen, terwijl het nieuwe Voedselhulpverdrag op 1 januari 2013 in werking zal treden op voorwaarde dat tegen 31 oktober 2012 zes partijen het verdrag geratificeerd hebben. Naar verwachting zal er een onderbreking zijn van zes maanden tussen het verstrijken van het Voedselhulpverdrag 1999 en de inwerkingtreding van het nieuwe Voedselhulpverdrag. Op de 105e vergadering van de commissie inzake voedselhulp van 14 december 2010 kwamen de partijen overeen dat een overlappende periode, waarin zowel het Voedselhulpverdrag 1999 als het nieuwe verdrag tegelijk van kracht zouden zijn, vermeden dient te worden. De kwestie van een mogelijke verdere verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 zal in de vergadering van juni 2012 door de commissie inzake voedselhulp formeel aan de orde worden gesteld. Hiertoe moet de EU een gezamenlijk standpunt vaststellen. Op basis van gesprekken met de EU-lidstaten in de Groep humanitaire hulp en voedselhulp van de Raad (COHAFA) op 29 februari 2012 zijn de Commisie en de EU-lidstaten voorstander van een onderbreking van zes maanden, eerder dan van een verlenging van het huidige Voedselhulpverdrag, aangezien een dergelijke verlenging vermoedelijk voor één jaar zou zijn (tot 30 juni 2013).

Op grond van het Voedselhulpverdrag 1999 zijn de EU en de lidstaten verplicht jaarlijks een minimumhoeveelheid voedselhulp te verstrekken, die uitgedrukt wordt in tarwe-equivalent en in waarde. Deze minimumhoeveelheid bedraagt momenteel 1.320.000 ton tarwe-equivalent plus 130 miljoen euro (met inbegrip van vervoerskosten en andere operationele kosten). Op grond van een intern akkoord binnen de EU wordt van de 1.320.000 ton tarwe-equivalent 990.000 ton geregeld door de Europese Unie.

De verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 is geen wettelijke noodzaak om de inwerkingtreding van een nieuw gemoderniseerd verdrag te vergemakkelijken, en het is ook niet beleidsmatig noodzakelijk. De verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 zou leiden tot een verlenging van de jaarlijkse verbintenis van de EU om voedselhulp te leveren krachtens artikel III, onder e), van dat verdrag. Het is van belang op te merken dat in de laatste vier rapportageperioden de Europese Unie niet is staat is geweest haar verbintenis in termen van hoeveelheid na te komen. Tegelijkertijd heeft de EU haar verbintenissen op basis van de waarde echter ruimschoots overtroffen. Dit is voor een groot deel te wijten aan het feit dat EU tot een moderne aanpak van voedselhulp is overgegaan, die in het lopende verdrag niet wordt erkend.

Indien het Voedselhulpverdrag 1999 niet wordt verlengd, houdt het op te bestaan. Dit zou betekenen dat er geen minimale na te komen verbintenissen meer zouden zijn die rechtstreeks door het Voedselhulpverdrag worden vastgesteld, maar slechts door de partijen zelf bij het verdrag. Dit zou geen invloed hebben op de budgettaire toewijzing voor humanitaire voedselhulp en voedselzekerheid in de algemene begroting van de EU. Toch kunnen er gevolgen zijn zoals de negatieve perceptie door de ontvangende bevolkingen of landen die eventueel kunnen vrezen dat de voorspelbaarheid van de voedsel- of andere hulp in het gedrang komt. Er zal daarom behoefte zijn aan communicatie en dialoog om hen ervan te verzekeren dat de verbintenissen van de EU voor het aanpakken van onzekere situaties op voedsel- en voedingsgebied voor de meest kwetsbaren blijven bestaan. De verwachte sluiting van het Voedselhulpverdrag door de EU is daarvan het bewijs, verbonden met een sterk politiek en financieel engagement. Het is ook van belang eraan ter herinneren dat de EU de drijvende kracht is geweest achter de heronderhandeling.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



De EU heeft ingestemd met diverse opeenvolgende verlengingen van het Voedselhulpverdrag 1999, bij de volgende besluiten:

– Besluit 2000/421/EG van de Raad

– Besluit 2006/906/EG van de Raad

– Besluit 2007/317/EG van de Raad

– Besluit 2009/393/EG van de Raad

– Besluit 2010/316/EU van de Raad

– Besluit 2011/339/EU van de Raad

·

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Op grond van artikel XXV, onder b), van het Voedselhulpverdrag 1999 geldt voor verlenging met één jaar de voorwaarde dat gedurende de verlengingstermijn het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht blijft. Het Graanhandelsverdrag 1995 blijft van kracht tot 30 juni 2013 als besloten tijdens de vergadering van de Internationale Graanraad van 6 juni 2011.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



In de Groep humanitaire hulp en voedselhulp van de Raad (COHAFA) van 29 februari 2012 spraken de lidstaten hun steun uit voor een onderbreking van zes maanden en het vaststellen van een standpunt van de EU tegen een verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

·

Effectbeoordeling



Niet van toepassing.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Rechtsgrondslag



Artikel 214, leden 1 en 4, en artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

·

Subsidiariteit



Het voorstel betreft een gebied dat onder parallelle bevoegdheid valt.

·

Evenredigheid



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: besluit van de Raad.

Een ander instrument is om de volgende reden ongeschikt: overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU is dit de enige mogelijkheid voor de vaststelling van het standpunt dat de Europese Unie in de commissie inzake voedselhulp dient in te nemen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 zou betekenen dat de jaarlijkse verbintenissen voor de verstrekking van voedselhulp door de Europese Unie en haar lidstaten overeenkomstig artikel III, onder e), van het Voedselhulpverdrag met één jaar worden verlengd. De Europese Unie is verantwoordelijk voor een deel van de verbintenissen die de EU en haar lidstaten op grond van het Voedselhulpverdrag zijn aangegaan. Samen met de lidstaten is één kennisgeving ingediend, waarbij geen afzonderlijke operaties zijn aangegeven. In artikel VI van het Voedselhulpverdrag is voorzien in uitgestelde en vervroegde nakoming van de verbintenissen, voor het geval dat een verbintenis is overschreden, maar op dit artikel is nooit een beroep gedaan.

Het is echter van belang op te merken dat de Europese Unie in vier opeenvolgende jaren, namelijk 2007/08, 2008/09, 2009/10 en 2010/11, niet aan haar hoeveelheidsverbintenissen heeft kunnen voldoen.

CONCLUSIES

In het licht van het bovenstaande stelt de Commissie voor dat de Raad het volgende standpunt vaststelt namens de Europese Unie, en de Commissie dienovereenkomstig machtigt verzet aan te tekenen tegen het ontstaan van een consensus binnen de commissie inzake voedselhulp ten voordele van een verlenging van het Voedselhulpverdrag, uit hoofde van regel 13 van het reglement van orde van de commissie inzake voedselhulp.