Toelichting bij COM(2012)512 - Wijziging van Verordening 1093/2010 over een Europese Bankautoriteit wat de interactie daarvan betreft met de Verordening over het toezicht van de ECB op kredietinstellingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Tot op vandaag is de sterkte van de banksector in vele gevallen nog steeds nauw verbonden met de lidstaat waarin de bank gevestigd is. Twijfels over de duurzaamheid van de overheidsschuld, de groeivooruitzichten en de leefbaarheid van kredietinstellingen hebben negatieve en elkaar nog versterkende markttrends op gang gebracht. Dit kan een gevaar betekenen voor de leefbaarheid van bepaalde kredietinstellingen en voor de stabiliteit van het financiële stelsel en kan een zware belasting zijn voor de reeds gespannen financiële toestand van de betrokken lidstaten.

Het probleem veroorzaakt specifieke risico’s binnen de eurozone, waar de eenheidsmunt de kans vergroot dat ontwikkelingen in één lidstaat de economische ontwikkeling en de stabiliteit van de eurozone in haar geheel in gevaar brengt. Verder wordt de interne markt voor financiële diensten door de huidige trend naar financiële desintegratie langs nationale grenzen significant ondermijnd, hetgeen een rem zet op de mogelijkheden voor economisch herstel.

Mede dankzij de oprichting van de Europese Bankautoriteit (EBA) krachtens Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en van het Europees systeem voor financieel toezicht (European System of Financial Supervision of “ESFS”) is in de EU reeds beterschap gebracht in de samenwerking tussen toezichthouders en is een gemeenschappelijk ruleboek voor financiële diensten tot stand gekomen. Het toezicht op de banken blijft echter in grote mate een bevoegdheid die binnen nationale grenzen wordt uitgeoefend, en kan dus geen gelijke tred houden met de integratie van de bankmarkten. Door het falende optreden van de toezichthouders sinds de aanvang van de bankcrisis is het vertrouwen in de Europese banksector ernstig aangetast, hetgeen geleid heeft tot toenemende spanningen op de markt van overheidsschuldpapier in de eurozone.

De Commissie heeft daarom in mei 2012 en in het kader van een langetermijnvisie voor economische en budgettaire integratie om de oprichting van een bankenunie verzocht om het vertrouwen in de banken en in de euro te herstellen. Een van de belangrijkste onderdelen van de bankenunie moet een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism, hierna “SSM”) zijn waarbij rechtstreeks toezicht op de banken wordt uitgeoefend om de bedrijfseconomische regels op strikte en onpartijdige wijze te handhaven en de grensoverschrijdende bankmarkten daadwerkelijk te controleren. De garantie dat het banktoezicht in heel de eurozone aan strenge gemeenschappelijke normen voldoet, zal bijdragen tot de opbouw van het noodzakelijke vertrouwen tussen de lidstaten, hetgeen een allereerste voorwaarde is voor de invoering van een gemeenschappelijke achtervang.

Op de top van de eurozone van 29 juni 2012 hebben de staats- en regeringsleiders de Commissie opgeroepen voorstellen in te dienen om spoedig een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme op te richten. Wanneer dit toezichtsmechanisme voor de banken in de eurozone is ingevoerd, zou het ESM op grond van een reguliere beslissing de mogelijkheid kunnen hebben banken rechtstreeks te herkapitaliseren. Luidens de conclusies van de vergadering van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 moet in de verklaring van de top van de eurozone en in de voorstellen die de Commissie dienovereenkomstig zal indienen, rekening worden gehouden met de ontwikkeling van “een specifieke, aan een tijdschema gebonden routekaart voor het verwezenlijken van een echte economische en monetaire Unie”.

Volgens dit nieuwe mechanisme zal de ECB lidstaten een breed gamma van taken op zich nemen om toezicht te houden op de kredietinstellingen in de lidstaten van de eurozone. Met het oog op de handhaving en de verdieping van de interne markt zullen andere lidstaten de mogelijkheid krijgen een nauwe samenwerking met de ECB aan te gaan.

Om versnippering van de interne markt na de oprichting van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme te voorkomen moet ervoor worden gezorgd dat de EBA correct functioneert. Daarom moet de rol van de EBA worden gevrijwaard zodat het gemeenschappelijke rulebook verder kan worden ontwikkeld en de toezichtspraktijken in de gehele EU verder kunnen convergeren.

Naast het voorstel voor een verordening van de Raad waarbij in overeenstemming met artikel 127, lid 6, VWEU aan de ECB specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, worden bij dit voorstel gerichte wijzigingen aangebracht in de verordening tot oprichting van de Europese Bankautoriteit.

1.

Resultaten van de raadpleging van de belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De Commissie heeft rekening gehouden met de analyse die verricht is in het kader van de vaststelling van het pakket toezichtsmaatregelen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten, waarin de operationele, bestuurs-, financiële en juridische aspecten met betrekking tot de invoering van een SSM zijn geëvalueerd. Het was niet mogelijk binnen het door de top van de eurozone van 29 juni gestelde tijdschema een formele effectbeoordeling te verrichten.

2.

Juridische aspecten van het voorstel



De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 114 VWEU aangezien het een wijziging betreft van Verordening (EU) nr. 1093/2010, dat op dezelfde rechtsgrondslag is gebaseerd.

Het voorstel beperkt zich tot een aanpassing van de procedureregels volgens welke de EBA functioneert, om rekening te houden met de toekenning van toezichtstaken aan de ECB, zodat ervoor wordt gezorgd dat de EBA haar functies kan blijven uitoefenen ter vrijwaring van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de interne markt voor financiële diensten en ter handhaving van de stabiliteit van het financiële stelsel in de interne markt. Er komt geen wijziging in de verdeling van respectievelijke bevoegdheden tussen de EBA en de nationale autoriteiten. De bepalingen van het voorstel gaan niet verder dan nodig is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

4.

4. Nadere toelichting bij het voorstel


Bevoegdheden van de EBA, in het bijzonder inzake verbindende bemiddeling/ noodsituaties

De formulering van artikel 4, artikel 18, lid 1, en artikel 35, leden 1 tot en met 3, wordt gewijzigd om ervoor te zorgen dat de EBA haar taken ook ten aanzien van de ECB kan uitoefenen, door een verduidelijking van het begrip “bevoegde autoriteiten”, dat ook de ECB omvat, zoals het geval is in de andere artikelen die de woorden "bevoegde autoriteiten” bevatten.

Om ervoor te zorgen dat de EBA ook ten aanzien van de ECB haar taken met betrekking tot de beslechting van meningsverschillen kan uitoefenen en in noodgevallen kan optreden, wordt in de artikelen 18 en 19 telkens een lid 3bis ingevoegd dat in een specifieke procedure voorziet met betrekking tot de beslissing van de EBA krachtens artikel 18, lid 3, of artikel 19, lid 3. De procedure regelt dat indien de ECB niet instemt met een interventie van de EBA ter beslechting van een meningsverschil of voor het verhelpen van een noodsituatie, zij verplicht is de redenen daarvoor toe te lichten. In dat onwaarschijnlijke geval, waarin de desbetreffende verplichtingen bij rechtstreeks toepasselijk Unierecht zijn voorgeschreven, kan de EBA een individueel besluit nemen en dit tot handhaving van haar interventie tot de betrokken financiële instelling richten, hetgeen normaal gezien ook van haar wordt verwacht. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat de beslechting van een meningsverschil door de EBA en haar optreden in een noodsituatie volledig afdwingbaar blijven.

5.

Stemregeling


Wanneer de ECB de positie van de lidstaten van de eurozone zal coördineren, vereist dit een herziening van de stemregeling waarin de EBA-verordening thans voorziet, om te verzekeren dat de besluiten van de EBA worden genomen met het oog op de handhaving en versterking van de interne markt voor financiële diensten.

Krachtens de EBA-verordening worden besluiten met betrekking tot regelgeving (verbindende technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen, waarin de artikelen 10, 15 en 16 voorzien, en besluiten om beperkingen van financiële activiteiten te heroverwegen, als bedoeld in artikel 9, lid 5) alsmede besluiten inzake de begroting (hoofdstuk VI) genomen door de raad van toezichthouders bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen van haar leden, zoals bepaald in artikel 16, lid 4, VEU en artikel 3 van protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen.

Besluiten over andere aangelegenheden (bijvoorbeeld inzake inbreuk op het Unierecht overeenkomstig artikel 17, ter beslechting van meningsverschillen overeenkomstig artikel 19 of voor de verkiezing van de raad van bestuur) worden door de raad van toezichthouders genomen bij gewone meerderheid van stemmen volgens de regel “één man, één stem").

Indien de stemrechten onveranderd blijven, kan niet worden verzekerd dat bij gewone meerderheid vastgestelde besluiten altijd de belangen van de Unie in haar geheel vertegenwoordigen. De stemregeling moet daarom in een aantal specifieke gevallen van gewone meerderheid worden aangepast om ervoor te zorgen dat de integriteit van de interne markt bewaard blijft en tegelijkertijd het gevaar voor verlamming van de besluitvorming in de EBA wordt afgewend.

De beste optie om deze doelstelling te realiseren is het verlenen van beslissingsbevoegdheid aan een onafhankelijk panel en het invoeren van een omgekeerde stemprocedure die ervoor zal zorgen dat het door het onafhankelijke panel voorbereide besluit wordt ondersteund door lidstaten en niet-lidstaten van de eurozone. Zo wordt er ook voor gezorgd dat de lidstaten van de eurozone niet over een blokkeringsminderheid beschikken wanneer er tegen één van hen maatregelen worden genomen.

Artikel 41 van de EBA-verordening wordt derhalve gewijzigd om aan het onafhankelijk panel grotere beslissingsbevoegdheid te verlenen met betrekking tot inbreuken op de EU-wetgeving en ter beslechting van meningsverschillen, en om de regels inzake samenstelling van het panel dienovereenkomstig te wijzigen.

Artikel 44 van de EBA-verordening wordt in die zin gewijzigd dat de door het onafhankelijke panel voorgestelde besluiten worden aangenomen tenzij deze worden verworpen bij een gewone meerderheid, die ten minste drie stemmen van deelnemende lidstaten en van niet-deelnemende lidstaten omvat. Een specifieke bepaling wordt voorts toegevoegd met betrekking tot de benoeming van het onafhankelijke panel.

6.

Samenstelling van de raad van bestuur


Gelet op het feit dat leden van lidstaten die deelnemen aan of nauw samenwerken met het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme, een doorslaggevende invloed hebben bij de verkiezing van de raad van bestuur (gewone meerderheid van aanwezige leden), konden leden van lidstaten die niet aan het SSM deelnamen, geen passende vertegenwoordiging krijgen in de raad van bestuur. Om te zorgen voor een evenwichtige samenstelling van de raad van bestuur die de EU in haar geheel weerspiegelt, inclusief de lidstaten die niet aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme deelnemen, brengt dit voorstel een wijziging aan in de samenstelling van de raad van bestuur van de EBA. Op dit manier zullen ten minste twee leden van lidstaten die niet aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme deelnemen, in de raad van bestuur worden vertegenwoordigd.

Door de wijziging van artikel 45 van de EBA-verordening zal de raad van bestuur ten minste twee lidstaten bevatten die niet aan het SSM deelnemen.

7.

Evaluatie van de stemregeling in het licht van toekomstige ontwikkelingen


Ten slotte moet de Commissie, om rekening te houden met eventuele ontwikkelingen in de groep van lidstaten die de euro als munt hebben of waarvan de autoriteiten een nauwe samenwerking overeenkomstig artikel 6 van Verordening …/… zijn aangegaan, de voorgestelde bepalingen evalueren om na te gaan of op basis van deze ontwikkelingen verdere aanpassingen noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de besluiten van de EBA worden genomen in het belang van de handhaving en versterking van de interne markt voor diensten.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.