Toelichting bij COM(2012)530 - Wijziging van Richtlijn 2001/110/EG inzake honing

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2012)530 - Wijziging van Richtlijn 2001/110/EG inzake honing.
bron COM(2012)530 NLEN
datum 21-09-2012
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2001/110/EG inzake honing[1] heeft tot doel:

a) de huidige uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie aan te passen aan de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); en

b) in de context van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-442/09[2] en onverminderd de toepassing van Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders[3] op honing die genetisch gemodificeerd stuifmeel bevat, uitdrukkelijk te verduidelijken dat stuifmeel als specifiek bestanddeel en niet als ingrediënt van honing moet worden aangemerkt.

Motivering en doel van het voorstel



a) Het voorstel beoogt de in Richtlijn 2001/110/EG bedoelde uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie aan te passen aan de artikelen 290 en 291 VWEU, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie, en aanvullende gedelegeerde bevoegdheden aan de Commissie toe te kennen.

In het VWEU wordt een onderscheid gemaakt tussen op grond van artikel 290, lid 1, overgedragen bevoegdheden om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling (gedelegeerde handelingen) en op grond van artikel 291, lid 2, aan de Commissie toegekende bevoegdheden om eenvormige voorwaarden vast te stellen ter uitvoering van juridisch bindende handelingen van de Unie (uitvoeringshandelingen). Bij gedelegeerde handelingen draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om quasiwetgevingshandelingen vast te stellen. Bij uitvoeringshandelingen is de context heel anders. Het is namelijk in de eerste plaats aan de lidstaten om toe te zien op de uitvoering van juridisch bindende handelingen van de Europese Unie. Indien voor de uitvoering van de wetgevingshandeling echter eenvormige voorwaarden nodig zijn, mag de Commissie deze voorwaarden vaststellen. Dit doet zij via een uitvoeringshandeling. Bij de aanpassing van Richtlijn 2001/110/EG aan de nieuwe bepalingen van het VWEU wordt dit onderscheid gemaakt.

Daarnaast zijn in verband met de nieuwe situatie met betrekking tot de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie die na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is ontstaan, de bepalingen van bovengenoemde richtlijn onderzocht om vast te stellen of met het oog op het nieuwe onderscheid in het VWEU aanvullende bevoegdheden aan de Commissie moeten worden toegekend.

b) Naar aanleiding van een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bayerischer Verwaltungsgerichtshof (zaak C-442/09), heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat stuifmeel in honing moet worden beschouwd als ingrediënt in de zin van artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame[4]. Deze conclusie van het Hof was gebaseerd op een beoordeling van de aan hem voorgelegde feiten volgens welke de aanwezigheid van stuifmeel in honing vooral het gevolg is van het slingeren door de imker om de honing te vergaren. Stuifmeel komt echter alleen in de bijenkast terecht door toedoen van de bijen. Ook als de imker de honing niet slingert, bevat de honing stuifmeel. Daarom moet in Richtlijn 2001/110/EG worden verduidelijkt dat stuifmeel een natuurlijk bestanddeel en niet een ingrediënt van honing is. Deze verduidelijking is echter niet van invloed op de toepasselijkheid van Verordening (EG) nr. 1829/2003 op honing die genetisch gemodificeerd stuifmeel bevat[5], en met name niet op de conclusie van het Hof van Justitie dat honing die genetisch gemodificeerd stuifmeel bevat, alleen in de handel kan worden gebracht indien hiervoor in overeenstemming met die verordening een vergunning is verleend.

In het licht van bovenstaande overwegingen is een ontwerpvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2001/110/EG opgesteld.

Algemene context



In de artikelen 290 en 291 VWEU wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten handelingen van de Commissie:

Ÿ        artikel 290 VWEU biedt de wetgever de mogelijkheid aan de Commissie de bevoegdheid over te dragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling. Dergelijke door de Commissie vastgestelde rechtshandelingen worden volgens de terminologie van het Verdrag 'gedelegeerde handelingen' genoemd (artikel 290, lid 3).

Ÿ        artikel 291 VWEU biedt de lidstaten de mogelijkheid om alle maatregelen van intern recht te nemen die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie. Bij die handelingen worden aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden toegekend wanneer er eenvormige voorwaarden nodig zijn voor de uitvoering van die handelingen. Dergelijke door de Commissie vastgestelde rechtshandelingen worden volgens de terminologie van het verdrag 'uitvoeringshandelingen' genoemd (artikel 291, lid 4).

In Richtlijn 2001/110/EG van de Raad wordt niet uitdrukkelijk vermeld of stuifmeel in honing al dan niet een ingrediënt is in de zin van artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG. Bij gebrek aan een dergelijke duidelijke bepaling heeft het Hof van Justitie in zaak C-442/09 naar aanleiding van een verzoek om een prejudiciële beslissing op basis van de aan hem voorgelegde feiten geoordeeld dat stuifmeel een ingrediënt van honing is in de zin van artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG (punt 79 van het arrest). Het gevolg van deze prejudiciële beslissing is onder meer dat de in Richtlijn 2000/13/EG vastgelegde etiketteringsvoorschriften voor ingrediënten van toepassing zijn, en met name de verplichting om op het etiket van het product de lijst van ingrediënten te vermelden (artikel 3, lid 1, punt 2). Aangezien stuifmeel echter op natuurlijke wijze in honing voorkomt en in de bijenkast terechtkomt door toedoen van de bijen, ongeacht de door de imker verrichte handelingen, moet in Richtlijn 2001/110/EG uitdrukkelijk worden bepaald dat stuifmeel in honing geen ingrediënt is in de zin van artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG, maar een bestanddeel. Dat het bij honing om een natuurlijk, door bijen geproduceerd product gaat waaraan geen voedselingrediënten kunnen worden toegevoegd, blijkt ook uit de Codex-standaard voor honing[6].

Deze wijziging doet niets af aan de conclusie van het Hof van Justitie in zaak C-442/09 dat Verordening (EG) nr. 1829/2003 van toepassing is op honing die genetisch gemodificeerd stuifmeel bevat. Na wijziging van Richtlijn 2001/110/EG valt honing met genetisch gemodificeerd stuifmeel, als "levensmiddel dat met GGO's is geproduceerd" immers nog altijd onder artikel 3, lid 1, onder c), van die verordening.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



De artikelen 290 en 291 VWEU zijn van toepassing op de aanpassing.

Volgens artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13 wordt onder 'ingrediënt' verstaan iedere stof, met inbegrip van additieven en enzymen, die bij de vervaardiging of bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en die in het eindproduct, eventueel in gewijzigde vorm, nog aanwezig is.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Niet van toepassing.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Wat de aanpassing van de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie aan het VWEU betreft, was het niet nodig belanghebbende partijen of externe deskundigen te raadplegen en hoefde er geen effectbeoordeling te worden opgesteld, aangezien het voorstel een interinstitutionele aangelegenheid betreft die voortvloeit uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Wat de aard van stuifmeel in honing betreft, werd deze voorafgaand aan het arrest van het Hof doorgaans zo uitgelegd dat stuifmeel om de hierboven uiteengezette redenen als bestanddeel van honing moet worden beschouwd en niet als ingrediënt in de zin van artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG. Dientengevolge werden de in die richtlijn opgenomen etiketteringsvoorschriften voor ingrediënten (o.a. vermelding van de lijst van ingrediënten) niet geacht van toepassing te zijn op honing. De voorgestelde wijziging van de honingrichtlijn moet verduidelijken dat stuifmeel geen ingrediënt van honing is en zal dus als gevolg hebben dat met betrekking tot de toepassing van de etiketteringsvoorschriften van Richtlijn 2000/13/EG wordt teruggekeerd naar de situatie zoals die vóór het arrest bestond, maar dat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1829/2003 op honing die genetisch gemodificeerd stuifmeel bevat onverlet blijft. Derhalve wordt niet verwacht dat deze wijziging veel verandering meebrengt voor de belanghebbenden, zodat geen effectbeoordeling is uitgevoerd.

De Commissie heeft in een reeks discussies overleg gepleegd met de lidstaten, in het bijzonder in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, met belanghebbenden (inclusief imkerverenigingen en ngo's), in het bijzonder in de adviesgroep voor de voedselketen en de gezondheid van dieren en planten en de adviesgroep voor de bijenteelt, met derde landen in speciale vergaderingen hierover na de prejudiciële beslissing en tot slot in de verschillende fora van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

2.

Juridische aspecten van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Vaststelling van de gedelegeerde en de uitvoeringsbevoegdheden die aan de Commissie moeten worden toegekend met betrekking tot Richtlijn 2001/110/EG, en van de overeenkomstige procedure voor de vaststelling van deze handeling in de nieuwe juridische context die door de inwerkingtreding van de artikelen 290 en 291 VWEU is ontstaan.

Verduidelijking dat stuifmeel in honing geen ingrediënt is in de zin van artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Rechtsgrondslag



Artikel 43 VWEU.

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel valt onder de gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten. Gezien de technische aard van de voorgestelde wijziging (aanpassing aan de nieuwe bepalingen inzake de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie en verduidelijking van de status van stuifmeel) leidt het voorstel niet tot een andere verdeling van de bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten dan die welke in de richtlijn in kwestie is vastgelegd; het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel heeft tot doel de EU-wetgeving te verduidelijken door te vermelden dat stuifmeel geen ingrediënt maar een bestanddeel van honing is, zodat in de wetgeving voldoende tot uiting komt dat stuifmeel op natuurlijke wijze in honing voorkomt. Het voorstel brengt hiertoe een kleine technische wijziging in de honingrichtlijn aan die niet verder gaat dan wat nodig is om dit doel te bereiken. Met het oog op het bestaan van een arrest van het Europese Hof van Justitie waarin bestaande EU-wetgeving wordt uitgelegd, is wijziging van de EU-wetgeving de enige manier om bovengenoemd doel te bereiken.

De aanpassing van de huidige uitvoeringsbevoegdheden in Richtlijn 2001/110/EG aan de bepalingen van het VWEU vloeit voort uit de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon en is dus in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.