Toelichting bij COM(2012)677 - Machtiging van de lidstaten om het verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van chemische stoffen bij de arbeid te bekrachtigen (Verdrag nr. 170)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel zal de lidstaten in staat stellen Verdrag nr. 170 betreffende veiligheid bij het gebruik van chemische stoffen bij de arbeid, 1990, van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), hierna 'verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen' of 'het verdrag' genoemd, wettelijk te bekrachtigen.

Verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen is aangenomen tijdens de 77ste zitting van de Internationale Arbeidsconferentie op 25 juni 1990 en is in werking getreden op 4 november 1993. Het doel van het verdrag is de preventie en de vermindering van door chemische stoffen veroorzaakte ziekten en aandoeningen op de arbeidsplaats en het verdrag is ook bedoeld om de bescherming van het grote publiek en het milieu te vergroten.

In juni 2012 was verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen bekrachtigd door 17 verdragsstaten van de ILO. Het behoort tot de ILO-verdragen die door de ILO als actueel worden beschouwd en daarom actief worden bevorderd.

De Europese Unie (EU) streeft naar de bevordering van behoorlijke arbeidsomstandigheden, zowel intern als in haar externe relaties. De arbeidsnormen zijn een kernelement van het begrip 'behoorlijke arbeidsomstandigheden'. De bekrachtiging van de ILO-verdragen door de lidstaten zendt aldus een belangrijk signaal uit wat de samenhang van het beleid van de Unie bij de verbetering van de arbeidsnormen wereldwijd betreft. De juridische hindernissen voor de bekrachtiging door de lidstaten moeten daarom op het niveau van de EU uit de weg worden geruimd voor dergelijke verdragen, waarvan de inhoud geen problemen schept in het licht van het bestaande acquis van de Unie.

De bepalingen van verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen betreffen het volgende: de vaststelling van methoden voor de evaluatie van chemische stoffen, het verstrekken van informatie door leveranciers aan werkgevers, de noodzaak van passende preventieve maatregelen en de vaststelling van programma's ter bescherming van werknemers. Deel I van het verdrag bevat bepalingen over het toepassingsgebied en definities, deel II stelt algemene beginselen vast, deel III heeft betrekking op indelingssystemen en daarmee verband houdende maatregelen, de delen IV en V betreffen de plichten van werkgevers respectievelijk werknemers, terwijl deel VI de rechten van de werknemers beschrijft, waaronder het recht van werknemers om zich uit een gevaarlijke situatie te redden, waarbij zij tegen onvoorziene gevolgen bij de uitoefening van hun rechten beschermd blijven. Deel VII houdt verband met de communicatieverplichtingen bij de uitvoer naar importerende lidstaten van de ILO.

In de EU is de veiligheid van chemische stoffen een belangrijk aandachtspunt in het kader van het sociale, milieu- en interne-marktbeleid en een belangrijk deel van de wetgeving van de Unie heeft daarop betrekking, onder meer:

- Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006[1];

- Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie[2];

- Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)[3];

- Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)[4].

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



Niet van toepassing.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Overeenkomstig de regels inzake de externe bevoegdheden die door het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn uitgewerkt[5], en meer specifiek betreffende de sluiting en de bekrachtiging van verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen[6], mogen de lidstaten geen autonoom besluit nemen over de bekrachtiging van het verdrag zonder de voorafgaande toestemming van de Raad, omdat delen van het verdrag onder de bevoegdheid van de Unie vallen.

De Europese Unie op zich kan ook geen ILO-verdragen bekrachtigen, omdat slechts staten verdragsluitende partijen kunnen zijn.

Als het onderwerp van een overeenkomst of contract deels onder de bevoegdheid van de Unie en deels onder die van de lidstaten valt, moeten de instellingen van de Unie en de lidstaten daarom alle nodige maatregelen nemen om het best te kunnen zorgen voor de samenwerking bij de bekrachtiging van het verdrag en de nakoming van de verplichtingen die uit dat verdrag voortvloeien[7].

Wat de drie ILO-verdragen betreft die het laatste decennium zijn aangenomen, vallen delen daarvan onder de bevoegdheid van de Unie en de Raad heeft daarom de lidstaten gemachtigd om in het belang van de Unie de delen te ratificeren die onder de bevoegdheid van de Unie vallen[8].

Wat met name verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen betreft, heeft het Hof reeds in 1993 geoordeeld dat de regelgeving inzake de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten een dusdanig geavanceerd stadium had bereikt dat de lidstaten niet langer in staat waren om op het gebied van externe betrekkingen in dit verband soeverein te handelen[9]. Sindsdien is het desbetreffende acquis van de Unie verder ontwikkeld en geconsolideerd. Dit gebied wordt hoofdzakelijk geregeld bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, hierna 'de verordening' genoemd. De verordening voert op het niveau van de Unie het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen ("GHS") uit, dat door de Verenigde Naties is ontwikkeld. De wetgeving van de Unie, die is gebaseerd op artikel 114 VWEU, is veel gedetailleerder dan de algemene beginselen die zijn vastgelegd in verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen. Er is geen tegenspraak tussen de algemene beginselen in het verdrag en de verordening.

Ingevolge artikel 19, lid 8, van het statuut van de ILO bevat het verdrag minimumnormen, wat betekent dat de nationale uitvoeringswetgeving kan voorzien in hogere normen dan die van het verdrag.

Er bestaat geen gebrek aan samenhang in de aanpak in het kader van de voorschriften inzake de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tussen het verdrag en de minimumeisen van het acquis van de Unie op dit gebied. Dat betekent dat de maatregelen van de Unie stringenter kunnen zijn dan de ILO-normen en vice versa[10].

Het doel van dit voorstel is daarom de lidstaten te machtigen om in het belang van de Unie die delen van verdrag nr. 170 betreffende chemische stoffen te bekrachtigen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen.

Het voorstel is gebaseerd op artikel 218, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat van overeenkomstige toepassing is, in samenhang met artikel 114 VWEU, dat de rechtsgrondslag vormt voor de wetgeving van de Unie betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving op het gebied van de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.