Toelichting bij COM(2012)729 - Een garantie voor jongeren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2012)729 - Een garantie voor jongeren.
bron COM(2012)729 NLEN
datum 05-12-2012
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De hoge en toenemende werkloosheid onder jongeren heeft dramatische gevolgen voor onze economieën, onze samenlevingen en de jongeren zelf.

Met 22,7 % (derde kwartaal 2012) beweegt de werkloosheid onder jongeren in de EU zich op een hoog niveau, dat twee keer zo hoog is als bij volwassenen[1], en het ziet er niet naar uit dat die trend zal ombuigen. Ongeveer 5,5 miljoen jongeren zijn werkloos en meer dan 7,5 miljoen jongeren onder de 25 jaar hebben momenteel geen werk en volgen geen onderwijs of opleiding ("not in employment, education or training" - NEET).

Afgezien van de onmiddellijke gevolgen van de crisis kosten zelfs geringere jeugdwerkloosheids- en inactiviteitspercentages veel geld en zijn zij schadelijk voor de maatschappij. Zij kosten thans veel geld doordat uitkeringen moeten worden betaald en er sprake is van gederfde inkomsten en belastingen, maar zij slaan ook 'wonden' voor de toekomst, aangezien zij gedurende lange tijd negatief uitwerken op de inkomensniveaus, het toekomstige risico om werkloos te worden, de gezondheidsstatus, het welzijn en de pensioenreserves. Europa kan het zich niet veroorloven zijn talent en zijn toekomst te verkwanselen.

Van de noodzaak om actie te ondernemen en jongeren bij hun overgang van school naar werk te ondersteunen is reeds vóór de crisis gebleken. In 2005 is de Raad in het kader van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid (2005‑2008) overeengekomen dat het beleid erop gericht moet zijn dat "aan alle werkloze jongeren voordat zij zes maanden werkloos zijn […] een nieuwe start [wordt] aangeboden". In 2008 heeft de Raad die termijn voor jonge schoolverlaters verkort tot 'uiterlijk binnen vier maanden'.

Aangezien een dergelijke maatregel eind 2010 nog steeds niet in de hele EU werd uitgevoerd, heeft zowel het Europees Parlement (EP) als het Europees Jeugdforum zich sterk gemaakt voor de invoering van jongerengaranties op EU-niveau.

In het kader van de Europa 2020-strategie en het vlaggenschipinitiatief 'Jeugd in beweging' dat daarvan deel uitmaakt, heeft de Commissie in het bijzonder de lidstaten opgeroepen ervoor te zorgen dat alle jongeren binnen vier maanden nadat zij van school komen werk hebben, een vervolgopleiding volgen of aan activeringsmaatregelen deelnemen, en dit als een 'jongerengarantie' aan te bieden.

In 2011 en 2012 hebben met name de Europese Raad, het Europees Parlement en het Europees Jeugdforum meermaals dergelijke opgeroepen gelanceerd, zonder dat dit in de praktijk tot veel resultaat heeft geleid.

In het werkgelegenheidspakket van april 2012 heeft de Commissie aangekondigd vóór het einde van het jaar met een voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake jongerengaranties te zullen komen.

Op 29 juni 2012 heeft de Europese Raad er bij de lidstaten op aangedrongen hun inspanningen ter bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren op te voeren, opdat zij binnen enkele maanden nadat zij van school komen, een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage. Ook is hij tot de conclusie gekomen dat voor deze maatregelen ondersteuning uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) mogelijk is en dat de lidstaten gebruik moeten maken van de mogelijkheden om via het ESF subsidies voor tijdelijke aanwerving te financieren.

In de jaarlijkse groeianalyse 2013[2] heeft de Commissie benadrukt dat de lidstaten de overgang van school naar werk voor jongeren moeten garanderen en jongerengarantieregelingen moeten opzetten en invoeren, in het kader waarvan alle jongeren onder de 25 jaar binnen vier maanden nadat zij het formele onderwijs hebben verlaten of werkloos zijn geworden, een baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage krijgen aangeboden. Dergelijke regelingen kunnen worden medegefinancierd door het Europees Sociaal Fonds.

De Commissie dient een voorstel in voor een aanbeveling van de Raad om ervoor te zorgen dat jongeren binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten, een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, vervolgonderwijs of een vervolgopleiding. In dit voorstel wordt ook beschreven hoe een jongerengarantieregeling moet worden opgezet. Het voorstel bevat een reeks richtsnoeren rond zes aandachtsgebieden: het opzetten van sterke partnerschappen met alle belanghebbenden, het zorgen voor vroegtijdige interventie en activering om te voorkomen dat jongeren geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, het nemen van ondersteunende maatregelen met het oog op integratie in de arbeidsmarkt, het optimaal gebruikmaken van EU-financiering voor dat doel, het evalueren en voortdurend verbeteren van de jongerengarantieregelingen, en het snel invoeren van deze regelingen. Het voorstel beschrijft ook op welke wijze de Commissie de acties van de lidstaten zal ondersteunen: het EU-financieringskader, het uitwisselen van goede praktijken tussen de lidstaten, het monitoren van de acties van de lidstaten in het kader van het Europees semester en het ondersteunen van bewustmakingsactiviteiten.

Het voorstel gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie, waarin nader wordt ingegaan op de vraag wat een jongerengarantie nu eigenlijk is, kwesties in verband met de kosten en baten van dergelijke regelingen worden behandeld, en één voor één de componenten worden beschreven die nodig zijn om van de jongerengarantie een succes te maken. Bovendien wordt in een bijlage bij dit werkdocument een overzicht gegeven van de in de 27 lidstaten en Kroatië reeds vigerende beleidsmaatregelen ter bevordering van de jeugdwerkgelegenheid, waarin de verschillende uitgangspunten tot uitdrukking komen die deze landen hanteren bij het opzetten van volwaardige jongerengarantieregelingen.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



Het Deense voorzitterschap heeft in het kader van de op 24 en 25 april 2012 in Horsens gehouden informele bijeenkomst van de ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken een workshop georganiseerd over de manieren waarop aan een jongerengarantie uitvoering kan worden gegeven. Op deze bijeenkomst werd benadrukt dat het onderwijs- en opleidingsbeleid moet worden samengevoegd met het werkgelegenheidsbeleid, dat de inspanningen moeten worden toegespitst op probleemgroepen, namelijk zij die ongeschoold zijn of niet over een diploma beschikken, en dat de aanpak moet zijn toegesneden op de nationale context en de specifieke individuele problemen. Ten slotte werd er met nadruk op gewezen dat de overheid jongeren, met name zij die het kwetsbaarst zijn, dient te ondersteunen, maar ook dat jongeren zichzelf in het proces moeten inschakelen en taken en verantwoordelijkheden op zich moeten nemen. Ook werd de mogelijkheid van financiering uit het Europees Sociaal Fonds geopperd, in het bijzonder gezien de noodzaak om bezuinigings-/begrotingsconsolidatiemaatregelen te treffen.

In de editie 2012 van de jaarlijks aan het netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) toegezonden vragenlijst betreffende hun aanpassingsvermogen aan de crisis, die vanaf januari is verspreid, was een module opgenomen over maatregelen ter bestrijding van jeugdwerkloosheid. Met de antwoorden daarop is rekening gehouden bij het opstellen van het werkdocument van de Commissiediensten ter ondersteuning van het onderhavige voorstel.

In juni 2012 is de leden van dit netwerk in het kader van de onder Deens voorzitterschap gehouden bijeenkomst van de hoofden van de ODA's verzocht verslag uit te brengen over de ontwikkelingen die zich sinds januari 2012 specifiek met betrekking tot jongeren hebben voorgedaan.

Als follow-up van het werkgelegenheidspakket zijn op 19 en 20 juni 2012 met de sociale partners de kansen op een jongerengarantie-initiatief besproken.

Op de conferentie 'Werkgelegenheid voor Europa'[3], die op 6 en 7 september 2012 in Brussel heeft plaatsgevonden en is bijgewoond door alle belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners en jongerenorganisaties, heeft een ruime meerderheid van de sprekers haar steun uitgesproken voor de invoering van een jongerengarantie in de hele EU, in het besef dat jongeren een goede start in het leven moet worden gegeven, juist in moeilijke tijden als deze.

In september 2012 heeft een ontmoeting plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het Europees Jeugdforum en van sectoroverschrijdende organisaties van sociale partners.

Op de bijeenkomst van het Comité voor de sociale dialoog van 23 oktober 2012 is het jongerengarantie-initiatief opnieuw met de sociale partners besproken.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag:


Artikel 292 VWEU vormt een passende rechtsgrondslag voor een voorstel voor een aanbeveling inzake jongerengaranties waarbij het zwaartepunt op het werkgelegenheidsbeleid (Titel IX VWEU) ligt. De bevoegdheid van de Unie met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid wordt omschreven in Titel IX VWEU, die niet in een specifieke rechtsgrondslag voor de vaststelling van een aanbeveling voorziet. Met name artikel 149 VWEU heeft enkel betrekking op "stimuleringsmaatregelen […] die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen door middel van initiatieven ter ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken"; dergelijke maatregelen zijn geen voorwerp van deze aanbeveling.

Subsidiariteit en evenredigheid:


De Commissie maakt zich samen met alle lidstaten ernstig zorgen over de huidige arbeidsmarktsituatie van jongeren en de voortdurende verslechtering daarvan. De dramatisch hoge werkloosheidscijfers onder jongeren doen zich in heel Europa gevoelen: er zijn hoge kosten mee gemoeid, nu en in de toekomst. Bij de besparingen die met de jongerengarantie worden bereikt, gaat het om meer dan louter besparingen op de uitgaven voor sociale zekerheid. Wanneer wordt voorkomen dat jongeren werkloos worden en dat hun vaardigheden achteruitgaan, levert dat voor hen en voor de economie langeretermijnvoordelen op doordat er sprake is van geringere werkloosheid tijdens de hele levenscyclus, hogere inkomens (en dus ook meer belastinginkomsten en hogere socialezekerheidsbijdragen) en minder maatschappelijke en gezondheidsproblemen[4].

Nadat een aantal politieke oproepen van zowel de Raad als het Europees Parlement om jongerengarantieregelingen op te zetten zijn verzand, moet thans deze aanbeveling tot de lidstaten worden gericht. In feite heeft tot nu toe slechts een handjevol lidstaten stappen gezet op weg naar de invoering van een uitgebreide jongerengarantieregeling.

Wanneer de lidstaten op EU-niveau richtsnoeren worden aangeboden inzake instrumenten die bijdragen tot een effectieve jongerengarantieregeling, zullen zij optimaal gebruik kunnen maken van de cohesiemiddelen, en in het bijzonder van het Europees Sociaal Fonds, met het oog op de bestrijding van jeugdwerkloosheid en inactiviteit.

Met het voorstel wordt erkend dat de uiteenlopende situaties in de afzonderlijke lidstaten (of op regionaal of lokaal niveau) kunnen leiden tot verschillen in de wijze waarop de regeling zal worden opgezet en verder ten uitvoer zal worden gelegd.

3.

Gevolgen voor de begroting



Niet van toepassing.

4.

Facultatieve elementen



Niet van toepassing.