Toelichting bij COM(2012)730 - Aanpassing van de richtlijnen over de toepassing van art. 92 en 93 van het EG Verdrag aangaande bepaalde categorieën van staatssteun en openbaar vervoer per spoor en weg - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2012)730 - Aanpassing van de richtlijnen over de toepassing van art. 92 en 93 van het EG Verdrag aangaande bepaalde categorieën van ... |
---|---|
bron | COM(2012)730 ![]() ![]() |
datum | 05-12-2012 |
In het belang van de handhaving van de regelgeving en met het oog op een vereenvoudigde administratie, zonder het toezicht van de Commissie te verzwakken, geeft Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (hierna ook 'machtigingsverordening' genoemd)[1] de Commissie de mogelijkheid om bij verordening te verklaren dat bepaalde soorten steunmaatregelen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt en vrijgesteld zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het VWEU. De betrokken soorten steun zijn de-minimissteun[2], steun ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf, steun voor onderzoek en ontwikkeling, steun voor milieubescherming, steun voor werkgelegenheid en opleiding, en steunmaatregelen waarbij de kaart die de Commissie met het oog op de toekenning van regionale steun voor elke lidstaat heeft goedgekeurd, in acht wordt genomen.
In haar mededeling over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid van 8 mei 2012[3] heeft de Commissie aangegeven dat het handhavingsbeleid op het gebied van staatssteun zich moet toespitsen op zaken met de grootste impact op de interne markt. Dit houdt enerzijds in dat aanzienlijke en potentieel verstorende steun meer diepgaand worden onderzocht, en anderzijds dat de beoordeling wordt vereenvoudigd voor zaken die slechts een geringe invloed op het handelsverkeer hebben en die de mededinging vermoedelijk niet ernstig zullen verstoren. Dit kan worden bereikt door het stelsel van vrijstellingen, en met name het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad, zodanig te herzien dat de Commissie, naast de steuncategorieën die reeds in de huidige machtigingsverordening zijn opgenomen, nog andere soorten steun van de aanmeldingsverplichting zou kunnen vrijstellen.
Het voorstel om nieuwe steuncategorieën in de machtigingsverordening op te nemen, houdt niet in dat al deze categorieën onmiddellijk onder de groepsvrijstelling vallen of dat alle maatregelen binnen een bepaalde categorie volledig worden vrijgesteld. Veeleer geeft het de Commissie de mogelijkheid om geleidelijk groepsvrijstellingen te verlenen wanneer zij voldoende ervaring heeft opgedaan om duidelijke verenigbaarheidscriteria voor bepaalde soorten steunmaatregelen vast te stellen, zodat de gevolgen voor de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten beperkt blijven. In het kader van de huidige machtigingsverordening werd dezelfde benadering gevolgd: de eerste groepsvrijstellingen werden in 2001 goedgekeurd (opleidingssteun, steun aan kmo's), terwijl voor andere soorten steun pas in een later stadium de eerste vrijstellingen werden verleend, toen voldoende ervaring was opgedaan (werkgelegenheidssteun in 2002, regionale steun in 2006 en steun voor onderzoek en ontwikkeling en voor milieubescherming met de goedkeuring van de algemene groepsvrijstellingsverordening in 2008[4]). Wellicht zullen in de toekomst, in het licht van de opgedane ervaring, vaker herzieningen van de machtigingsverordening nodig zijn, vooral gezien de voor de ontwikkeling van de interne markt noodzakelijke, verenigbare investeringen. Spoedig nadat een besluit over het meerjarig financieel kader is genomen zal de Commissie ook de mogelijkheden onderzoeken voor een vereenvoudiging van de staatssteunprocedures voor projecten die worden gecofinancierd in het kader van het structureel beleid van de EU.
Nieuwe steuncategorieën die volgens het voorstel in de machtigingsverordening moeten worden opgenomen
· Steun om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen
Verordening nr. 994/98 van de Raad machtigt de Commissie een vrijstellingsverordening vast te stellen voor alle categorieën staatssteun aan kmo's. De Commissie zou derhalve op grond van de bestaande machtigingsverordening een groepsvrijstelling kunnen verlenen voor overheidssteun aan kleine en middelgrote ondernemingen die in de sectoren cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed werkzaam zijn. Het nut van een dergelijke vrijstelling zou evenwel beperkt zijn omdat de begunstigden van steun, met name in de film- en audiovisuele sector, dikwijls grote ondernemingen zijn. Deze gevallen brengen een aanzienlijke werklast voor de Commissie en de lidstaten met zich, ook al betreft het dikwijls routinezaken waarmee slechts kleine steunbedragen gemoeid zijn.
Zodra deze steuncategorie in de machtigingsverordening is opgenomen, kan de Commissie groepsvrijstellingen vaststellen, bijvoorbeeld voor maatregelen die voldoen aan de criteria van de herziene filmmededeling of voor maatregelen inzake de instandhouding van het culturele erfgoed of ter bevordering van de cultuur, die doorgaans slechts een geringe invloed op het handelsverkeer hebben (zoals bijvoorbeeld de vele individuele aanmeldingen van steun voor het herstel van beschermde gebouwen of monumenten).
Verordening nr. 994/98 van de Raad dient in die zin te worden gewijzigd dat zij ook op deze soorten overheidssteun van toepassing is.
· Steun in verband met natuurrampen
Wat steun ter compensatie van door natuurrampen veroorzaakte schade betreft, machtigt Verordening nr. 994/98 van de Raad, zoals hierboven reeds is aangegeven, de Commissie om aan kmo's toegekende steun vrij te stellen, maar staat zij geen steun aan grote ondernemingen toe. Indien een groepsvrijstelling zou worden verleend voor steun in verband met natuurrampen, zouden de lidstaten, wanneer zich een natuurramp voordoet, snel kunnen optreden om de geleden schade te vergoeden.
Inmiddels heeft de Commissie voldoende ervaring met dit soort steun opgedaan om duidelijke voorafgaande verenigbaarheidsvoorwaarden te kunnen vaststellen. Indien de steun duidelijk omschreven is en beperkt blijft tot materiële schade die rechtstreeks door de ramp is veroorzaakt, en het bedrag van de steun door een onafhankelijk orgaan wordt gecontroleerd, dan zou vrijstelling van de aanmeldingsverplichting gerechtvaardigd zijn. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient in die zin te worden gewijzigd dat zij ook op deze soorten overheidssteun van toepassing is, zelfs indien de steun aan grote ondernemingen wordt verleend.
· Steun voor de visserijsector in verband met bepaalde ongunstige weersomstandigheden
De lidstaten moeten ook steunmaatregelen ter compensatie van door bepaalde ongustige weersomstandigheden veroorzaakte schade in de visserijsector bij de Commissie aanmelden. De op dit gebied toegekende bedragen zijn doorgaans gering, en er kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld. Verordening nr. 994/98 van de Raad machtigt de Commissie dergelijke steun vrij te stellen, doch uitsluitend indien deze aan kmo's wordt verleend. Grote ondernemingen in de visserijsector kunnen echter eveneens door ongunstige weersomstandigheden worden getroffen.
Inmiddels heeft de Commissie voldoende ervaring met dit soort steun opgedaan en kunnen er duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient in die zin te worden gewijzigd dat zij ook op deze soorten overheidssteun van toepassing is.
· Steun voor innovatie
Verordening nr. 994/98 van de Raad heeft uitdrukkelijk betrekking op onderzoek en ontwikkeling, maar niet op innovatie. Inmiddels is innovatie een EU-doelstelling geworden in het kader van het initiatief 'Innovatie-Unie'. Steun voor bijvoorbeeld proces- en organisatie-innovatie op het gebied van diensten en steun voor innovatieclusters werkt wellicht niet verstorend zolang aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Daarentegen is steun voor product- en technologische innovatie, waartoe ook steun voor demonstratieprojecten en prototypes behoort, reeds in artikel 30 van de groepsvrijstellingsverordening opgenomen. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient in die zin te worden gewijzigd dat innovatiesteun in de toekomst kan worden vrijgesteld.
· Steun voor de bosbouw en voor de afzetbevordering van niet in bijlage I genoemde producten van de voedingssector
Krachtens artikel 42 VWEU zijn de mededingingsregels slechts in zoverre van toepassing op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten, als door het Europees Parlement en de Raad wordt bepaald. Sommige steunmaatregelen die niet onder artikel 42 VWEU vallen, en waarop derhalve de algemene mededingingsregels van toepassing zijn, zijn evenwel in de programma's voor plattelandsontwikkeling opgenomen of stimuleren de afzetbevordering van en reclameactiviteiten voor niet in bijlage I genoemde producten van de voedingssector, en zijn op grond van de staatssteunregels aan speciale verenigbaarheidsvoorwaarden onderworpen. Dit geldt met name voor de bosbouw en voor steun ter bevordering van de afzet van niet in bijlage I vermelde producten van de voedingssector. Tot op heden kon voor dit soort steun enkel een groepsvrijstelling worden verleend indien de toekenning ervan beperkt bleef tot kleine en middelgrote ondernemingen. Gezien de ruime ervaring die met dit soort maatregelen is opgedaan, zodat duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden kunnen worden geformuleerd, dient Verordening nr. 994/98 van de Raad zodanig te worden gewijzigd dat deze soorten steun in de toekomst kunnen worden vrijgesteld.
· Steun voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds[5], zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing op steunmaatregelen van de lidstaten ten gunste van ondernemingen in de visserijsector, maar niet op financiële bijdragen van de lidstaten die op grond van en in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1198/2006 worden verricht. Bijkomende overheidssteun voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee heeft gewoonlijk slechts een geringe invloed op de handel binnen de Unie, levert een bijdrage aan de EU-doelstellingen op het gebied van het maritiem en visserijbeleid, en veroorzaakt geen ernstige mededingingsdistorsies. Bovendien zijn de betrokken bedragen over het algemeen gering. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient daarom in die zin te worden gewijzigd dat deze soorten steun in de toekomst kunnen worden vrijgesteld.
· Steun voor amateursporten
Terwijl veel maatregelen op het gebied van amateursporten in het geheel geen steun vormen, hebben andere maatregelen gewoonlijk een geringe invloed op het intracommunautaire handelsverkeer en veroorzaken geen ernstige mededingingsdistorsies; bovendien zijn toegekende bedragen doorgaans gering. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient in die zin te worden gewijzigd dat deze soorten steun in de toekomst kunnen worden vrijgesteld.
· Sociale steun voor vervoer ten behoeve van bewoners van afgelegen gebieden
Op het gebied van vervoer zijn reeds specifieke bepalingen van toepassing, met name Verordening (EG) nr. 1370/2007 van de Raad betreffende diensten van algemeen economisch belang op het gebied van het personenvervoer over de weg en per spoor.
Er zijn echter geen specifieke bepalingen voor steun op het gebied van lucht- en zeevervoer. De Commissie heeft op deze gebieden voldoende ervaring opgedaan om algemene verenigbaarheidscriteria te kunnen formuleren voor sociale steun voor vervoer ten behoeve van bewoners van afgelegen gebieden (in hoofdzaak ultraperifere gebieden en eilanden, of schiereilanden op het vasteland van de EU die met eilanden gelijk worden gesteld). Dit soort steun is meestal betrekkelijk beperkt van omvang en veroorzaakt geen aanzienlijke mededingingsdistorsies. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient in die zin te worden gewijzigd dat dit soort overheidssteun in de toekomst kan worden vrijgesteld.
· Steun voor de vervoersector op grond van artikel 93 VWEU
Ingevolge artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1370/2007 zijn overeenkomstig deze verordening verstrekte compensaties voor de openbaredienstverlening voor de exploitatie van openbare personenvervoersdiensten of voor de nettokosten van de in algemene regels vastgestelde tariefverplichtingen vrijgesteld van de meldingsplicht van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
Op grond van de verdeling van bevoegdheden tussen de Raad en de Commissie die in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd en die in artikel 108, lid 4, en artikel 109 VWEU wordt beschreven, is het aan de Raad om te bepalen welke soorten steun zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting, maar dient de Commissie de precieze voorwaarden voor een dergelijke vrijstelling vast te stellen. Om de vrijstelling voor de compensatie voor de openbaredienstverlening in overeenstemming te brengen met deze bepalingen, moet dit soort steun in het toepassingsgebied van Verordening nr. 994/98 van de Raad worden opgenomen. Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1370/2007 dient zes maanden na de inwerkingtreding van een verordening van de Commissie betreffende dit soort steun, te vervallen. De Commissie verwacht momenteel echter dat een dergelijke groepsvrijstelling inhoudelijk overeen zou komen met de huidige vrijstelling, tenzij Verordening nr. 1370/2007 door middel van reeds geplande wetgevingsvoorstellen met betrekking tot de spoorwegsector wordt gewijzigd.
· Steun voor bepaalde breedbandinfrastructuur
In de afgelopen jaren heeft de Commissie ruime ervaring opgedaan met steun voor de breedbandsector, en heeft zij ter zake richtsnoeren ontwikkeld. Daardoor kan zij nauwkeurige verenigbaarheidscriteria formuleren op grond waarvan, onder bepaalde voorwaarden, steun voor bepaalde soorten breedbandinfrastructuur kan worden vrijgesteld. Dit betreft steun voor basisbreedband in regio's waar geen breedbandinfrastructuur voorhanden is en waar een dergelijke infrastructuur waarschijnlijk in de nabije toekomst ook niet zal worden ontwikkeld ("witte gebieden"), en voor individuele steunmaatregelen van geringe omvang voor zeer snelle toegangsnetwerken van de volgende generatie ("Next Generation Access" – NGA) in 'witte NGA-gebieden'.
Daarnaast zou een groepsvrijstelling kunnen worden verleend voor civieltechnische werken op het gebied van breedband en passieve breedbandinfrastructuur. De ondersteuning van dergelijke werken vormt in veel gevallen steun indien het de aanleg van speciale telecommunicatie-infrastructuur (leidingen) betreft. Passieve breedbandinfrastructuur omvat de aanleg van zowel leidingen als glasvezelkabels. Deze infrastructuur is gewoonlijk concurrentiebevorderend omdat hij door verschillende operatoren (vast, draadloos, mobiel) kan worden gebruikt, er geen vooraf bepaalde toegangsvoorwaarden worden gesteld of technologieën zijn vereist, en de infrastructuur – zoals doorgaans het geval is - eigendom is van de overheid, die er geen belang bij heeft tussen operatoren te discrimineren. Een groepsvrijstelling voor civieltechnische werken en breedbandinfrastructuur zou investeringen kunnen aanmoedigen omdat (lagere) lokale overheden dikwijls liever dergelijke werken ondersteunen dan dat zij steunregelingen op het gebied van breedband vaststellen, die aan meer uitgebreide staatssteunvoorwaarden moeten voldoen. De Commissie heeft voldoende ervaring opgedaan met steun voor passieve infrastructuur. Een groepsvrijstelling kan de uitbreiding van steunverlening in plattelandsgebieden aanmoedigen, waar de bestaande infrastructuur te wensen overlaat.
Verordening nr. 994/98 van de Raad dient in die zin te worden gewijzigd dat deze soorten overheidssteun in de toekomst kunnen worden vrijgesteld.
Nadere specificering van de steuncategorieën die onder de groepsvrijstelling vallen
In artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening nr. 994/98 wordt bepaald dat voor elke steuncategorie die onder de groepsvrijstelling valt, worden gespecificeerd: 'de drempels die worden uitgedrukt, hetzij als steunintensiteit ten opzichte van een reeks in aanmerking komende kosten, hetzij als maximumsteunbedragen'.
Gezien de ontwikkeling van nieuwe vormen van overheidssteun, zoals financieringsinstrumenten en verschillende vormen van risicokapitaal, is de Commissie van mening dat de wijze waarop deze drempels worden vastgesteld, geactualiseerd moet worden om ervoor te zorgen dat de groepsvrijstelling ook op deze nieuwe vormen van overheidssteun kan worden toegepast. Het zou derhalve mogelijk moeten zijn de drempels niet alleen in termen van steunintensiteit of maximumsteunbedragen vast te stellen, maar ook in termen van maximaal steunniveau, ongeacht of de steun als staatssteun moet worden beschouwd in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd.
Bepalingen betreffende transparantie
In artikel 3, lid 2, van Verordening nr. 994/98 wordt het volgende bepaald: 'Meteen bij de uitvoering van steunregelingen of van buiten een regeling toegekende individuele steunmaatregelen welke uit hoofde van die verordening zijn vrijgesteld, doen de lidstaten de Commissie met het oog op bekendmaking daarvan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, een samenvatting toekomen van de inlichtingen betreffende deze steunregelingen of individuele steunmaatregelen die niet onder een vrijgestelde steunregeling vallen.'
In 1998, toen de verordening werd vastgesteld, was de bekendmaking van deze samenvattingen in het Publicatieblad de meest geschikte methode. Doordat echter sindsdien het aantal officiële talen is toegenomen en de communicatiemiddelen zijn geëvolueerd, zou de bekendmaking van de samenvattingen op de website van de Commissie de transparantie vergroten, de publicatietermijnen verkorten en de administratieve lasten verminderen omdat het voor belanghebbenden, en met name ondernemingen, even gemakkelijk is om de website van de Commissie te raadplegen als het Publicatieblad.
De verplichting om bovenbedoelde samenvattingen in het Publicatieblad bekend te maken dient derhalve te worden vervangen door de verplichting om deze op de website van de Commissie te plaatsen. Verordening nr. 994/98 van de Raad dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd.
Bepalingen betreffende de procedure op grond waarvan de Commissie vrijstellingsverordeningen vaststelt
Krachtens artikel 8 van Verordening nr. 994/98 moet de Commissie het Adviescomité inzake overheidssteun raadplegen alvorens een ontwerp-groepsvrijstellingsverordening bekend te maken. De Commissie is van mening dat, om belanghebbenden in staat te stellen hun opmerkingen te maken en aldus de transparantie te vergroten, de ontwerpverordeningen gelijktijdig met de raadpleging van het Adviescomité moeten worden bekendgemaakt.
Gezien de wijze waarop de nieuwe elektronische communicatiemiddelen zich hebben ontwikkeld, meent de Commissie dat plaatsing op haar website, en niet bekendmaking in het Publicatieblad, de snelste en meest doeltreffende methode is om ontwerpverordeningen te publiceren. Dit biedt belanghebbenden een betere gelegenheid hun opmerkingen te maken en vermindert administratieve lasten en vertragingen.
De bovengenoemde bepalingen van artikel 8 van Verordening nr. 994/98 van de Raad moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.
EN DOELSTELLINGEN VAN DE UNIE
Het onderhavige voorstel vormt een belangrijk onderdeel van de modernisering van het EU-staatssteunbeleid, een initiatief dat van start is gegaan met de mededeling van de Commissie van 8 mei 2012[6], waarin een ambitieus hervormingsprogramma op het gebied van staatssteun is opgenomen. Het voorstel zou moeten helpen de algemene doelstellingen van de Unie te bereiken, met name de doelstelling om zich bij de handhaving van de staatssteunregels vooral te concentreren op zaken die de grootste impact op de interne markt hebben, en zou een bijdrage moeten leveren aan de Europa 2020-strategie ter bevordering van groei in een versterkte, dynamische en concurrerende interne markt.
Om de doelstellingen van deze strategie te verwezenlijken, stelt de Commissie voor het aantal steuncategorieën dat van de aanmeldingsverplichting kan worden vrijgesteld, uit te breiden en aldus de administratieve lasten te verminderen en het aantal steunmaatregelen dat moet worden aangemeld, te beperken. De betrokken categorieën en de beoogde groepsvrijstellingen zouden verenigbaarheidsvoorwaarden bevatten die gericht zijn op die soorten steun die een daadwerkelijke bijdrage leveren tot het bereiken van de Europa 2020-doelstellingen.
3. JURIDISCHE ASPECTEN
·
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 109 VWEU, op grond waarvan de Raad alle dienstige verordeningen kan vaststellen en met name de voorwaarden voor de toepassing van artikel 108, lid 3, VWEU kan bepalen alsmede de van die procedure vrijgestelde soorten steunmaatregelen. De Raad neemt met gekwalificeerde meerderheid een besluit, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.
·
Subsidiariteit en evenredigheid
Het voorstel valt onder de uitsluitende bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
Dit initiatief gaat niet verder dan wat noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken, en is derhalve in overeenstemming van het evenredigheidsbeginsel.
·
Keuze van instrumenten
Voorgesteld instrument: verordening.
De verordening is het enige geschikte rechtsinstrument om Verordening (EG) nr. 994/98 te wijzigen.
Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de begroting van de Unie.