Toelichting bij COM(2012)776 - Aanpassing enkele richtlijnen en verordeningen met het oog op de melding van onregelmatigheden in de burgerluchtvaart

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

4.

1.1. Algemene achtergrond van het voorstel


Het gemiddelde aantal dodelijke ongevallen in het geregeld passagiersvervoer is de voorbije jaren min of meer stabiel gebleven in de Europese Unie. Volgens de ramingen van de groei van het luchtverkeer zal het aantal vluchten bijna verdubbelen tegen 2030. Als het ongevallenpercentage stabiel blijft en het verkeersvolume toeneemt, betekent dit dus dat het aantal ongevallen zal stijgen.

Het huidige veiligheidssysteem in de luchtvaart is in de eerste plaats een reactief systeem dat berust op technologische vooruitgang, solide wetgeving, gebaseerd op effectief toezicht op de naleving van de regelgeving, en grondig onderzoek van ongevallen, hetgeen leidt tot aanbevelingen voor verbeteringen van de veiligheid. Het is van cruciaal belang dat we lessen trekken uit ongevallen, maar de mate waarin louter reactieve systemen de veiligheid verder kunnen verbeteren, heeft nu zijn grenzen bereikt. De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (de ICAO) stimuleert dan ook de overgang naar een meer proactieve en op aanwijzingen gebaseerde benadering van de veiligheid. De effectiviteit van een dergelijk proactief systeem is sterk afhankelijk van het vermogen om alle beschikbare veiligheidsinformatie, inclusief informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart, systematisch te analyseren. Gegevens zijn inderdaad van vitaal belang om gevaren voor de veiligheid op te sporen; zonder degelijke informatie blijven alle pogingen om gevaren op te sporen louter giswerk.

Op het niveau van de Europese Unie is de overgang naar een meer proactief en op aanwijzingen gebaseerd systeem voor het beheer van de luchtvaartveiligheid al begonnen met de vaststelling van Richtlijn 2003/42/EG[1], waarbij elke lidstaat verplicht wordt een systeem voor de melding van voorvallen op te zetten. Deze richtlijn verplicht de lidstaten om informatie over bepaalde incidenten in de burgerluchtvaart te verzamelen, op te slaan, te beschermen en onderling uit te wisselen; voorts worden beroepsmensen uit de luchtvaartsector verplicht om voorvallen in hun dagelijkse activiteiten te melden. Deze richtlijn is in 2007 aangevuld met twee uitvoeringsverordeningen[2]. Bij de eerste uitvoeringsverordening is een Europees Centraal Register (ECR) opgezet waarin de lidstaten alle voorvallen in de burgerluchtvaart moeten verzamelen, en bij de tweede zijn regels vastgesteld voor de verspreiding van de informatie in het ECR. Momenteel zijn ongeveer 600 000 voorvallen in het ECR opgeslagen, en elke dag komen er nog nieuwe bij.

5.

1.2. Waarom dit voorstel?


Richtlijn 2003/42/EG verplicht de lidstaten om voorvallen te melden en vormt aldus de basis voor een proactief en op aanwijzingen gebaseerd systeem voor het beheer van de luchtvaartveiligheid in de Europese Unie. De Europese Unie en de lidstaten slagen er echter onvoldoende in om deze ervaringen te gebruiken om ongevallen te voorkomen. De huidige wetgeving zal niet kunnen beletten dat het aantal ongevallen en dodelijke slachtoffers verder zal stijgen ten gevolge van de verwachte toename van het luchtverkeer.

Hier zijn diverse redenen voor.

Ten eerste is er onvoldoende aandacht voor alle voorvallen, ondanks het feit dat gegevens van essentieel belang zijn om gevaren voor de veiligheid op te sporen. Dit is gedeeltelijk te wijten aan het feit dat de meldingsplicht niet in alle lidstaten betrekking heeft op dezelfde voorvallen. Een andere reden is dat individuen bang zijn om voorvallen te melden (het probleem van de 'cultuur van billijkheid'). Individuen zullen pas alle voorvallen melden als zij volledig vertrouwen hebben in het systeem; hun wordt immers gevraagd om fouten te melden die zij mogelijkerwijs zelf hebben begaan of waartoe zij hebben bijgedragen. Individuen genieten echter niet in alle lidstaten dezelfde bescherming, en zij vrezen door hun hiërarchie te zullen worden gestraft of te worden vervolgd. Het feit dat er geen EU-verplichting bestaat om de meldingsplicht aan te vullen met vrijwillige meldingsregelingen draagt er, samen met het gebrek aan duidelijkheid omtrent de meldingsplicht en de informatiestroom, eveneens toe bij dat onvoldoende voorvallen worden verzameld.

Ten tweede is de integratie van de gegevens over voorvallen niet geharmoniseerd en niet gestructureerd, waardoor de informatie van lage kwaliteit is en de gegevens onvolledig zijn. Dit ondermijnt de samenhang en het nut van de informatie en heeft tot gevolg dat de gegevens slechts in beperkte mate bruikbaar zijn voor veiligheidsdoeleinden.

Ten derde zijn er juridische en organisatorische hinderpalen voor de toegang tot de informatie in het Europees Centraal Register. Volgens de Europese wetgeving moet bepaalde informatie niet-identificeerbaar worden gemaakt. Het doel daarvan was om veiligheidsgevoelige informatie te beschermen, maar in de praktijk heeft dit tot gevolg dat de autoriteiten geen toegang hebben tot belangrijke veiligheidsgerelateerde feiten, zoals de eigenlijke beschrijving van het voorval.

Ten slotte bevat de huidige wetgeving geen bepalingen waarin is aangegeven hoe de lidstaten de verzamelde gegevens moeten gebruiken. Na de vaststelling van de richtlijn is op internationaal niveau overeenstemming bereikt over beginselen voor de analyse en follow-up van de informatie die via systemen voor de melding van voorvallen wordt verzameld, maar deze beginselen zijn nog niet omgezet in Europese wetgeving. Dit heeft geleid tot sterk uiteenlopende benaderingen tussen de lidstaten.

6.

1.3. Doel van het voorstel


Het belangrijkste doel van het initiatief is bij te dragen tot een daling van het aantal luchtvaartongevallen en dodelijke slachtoffers via de verbetering van de bestaande systemen, zowel op nationaal als op Europees niveau, en met name door voorvallen in de burgerluchtvaart te gebruiken om veiligheidstekortkomingen te verhelpen en te voorkomen dat ze zich opnieuw zouden voordoen.

De specifieke doelstellingen zijn:

ervoor zorgen dat alle voorvallen die de veiligheid van de luchtvaart in gevaar (kunnen) brengen, worden verzameld en een volledig en duidelijk beeld verschaffen van de veiligheidsrisico's in de Europese Unie en de lidstaten;

ervoor zorgen dat de gegevens van gemelde voorvallen die in de nationale gegevensbanken en in het ECR zijn opgeslagen, volledig en van goede kwaliteit zijn;

ervoor zorgen dat alle veiligheidsinformatie die in het ECR is opgeslagen, kan worden geraadpleegd door de bevoegde autoriteiten en dat deze informatie uitsluitend wordt gebruikt voor het verbeteren van de veiligheid;

ervoor zorgen dat gemelde voorvallen effectief worden geanalyseerd, dat gevaren voor de veiligheid worden opgespoord en, indien relevant, worden aangepakt, en dat toezicht wordt gehouden op de doelmatigheid van de genomen veiligheidsmaatregelen.

7.

1.4. Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Het voorstel betreft de vaststelling van een verordening inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart. Het doel van deze nieuwe verordening is de bestaande Richtlijn 2003/42/EG, de uitvoeringsregels daarvan, Verordening (EG) nr. 1321/2007 van de Commissie en Verordening (EG) nr. 1330/2007 in te trekken en te vervangen en Verordening (EU) nr. 996/2010 te wijzigen[3] . De vaststelling van een algemeen kader voor de melding van voorvallen in de Europese Unie komt in geen enkele andere bepaling rechtstreeks aan bod.

8.

1.5. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Europese Unie


Dit initiatief is een van de acties die nodig zijn voor de interne Europese vervoersruimte, zoals beschreven in het witboek van de Commissie uit 2011 "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem"[4]. Het is ook een van de actiepunten in de mededeling van de Commissie 'Het opzetten van een systeem voor het beheer van de luchtvaartveiligheid in Europa'[5].

9.

2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING


10.

2.1. Raadpleging van de belanghebbende partijen en gebruik van expertise


Tijdens de voorbereidingsfase is uitgebreid overleg gevoerd over de algemene beginselen en minimumnormen voor de raadpleging van de belanghebbende partijen door de Commissie.

De Commissie heeft op 7 april 2011 een vragenlijst naar alle 27 lidstaten gestuurd. Met uitzondering van één lidstaat heeft zij van iedereen antwoord gekregen. Zij heeft ook bezoeken ter plaatse gebracht aan de lidstaten.

De Commissie heeft de belanghebbenden en het ruime publiek geraadpleegd via een openbare raadpleging die van 24 juni 2011 tot 15 september 2011 beschikbaar was op de website 'Uw stem in Europa'. In totaal heeft de Commissie 61 reacties ontvangen[6].

Overeenkomstig Besluit 98/500/EG[7] werd het Comité voor sociaal overleg in de sector van de burgerluchtvaart verzocht een formeel standpunt in te nemen, voor zover nodig. Bovendien werd de mening gevraagd van het Europees netwerk van instanties die onderzoek doen naar de veiligheid van de burgerluchtvaart (European Network of Civil Aviation Safety Investigation Authorities, ENCASIA), overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) nr. 996/2010.

De Commissie heeft alle belanghebbenden en autoriteiten uitgenodigd voor een workshop over de 'cultuur van billijkheid' op 19 april 2012[8].

De Commissie heeft ook het standpunt gevraagd van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Ten slotte is een studie uitgevoerd over de vaststelling van een gemeenschappelijke risico-indeling van voorvallen in de burgerluchtvaart.

De Commissie heeft rekening gehouden met al deze bijdragen bij het opstellen van de effectbeoordeling en het voorstel.

11.

2.2. Effectbeoordeling


In de effectbeoordeling wordt een overzicht gegeven van de verschillende opties die in overweging zijn genomen. Naast de optie om de huidige situatie ongewijzigd te laten, zijn drie beleidspakketten in overweging genomen om na te gaan hoe Richtlijn 2003/42/EG kan worden herzien.

Beleidspakket 1 heeft tot doel het huidige systeem te verbeteren, namelijk de basiselementen voor een volledig systeem voor de melding van voorvallen vaststellen en de veiligheid van de luchtvaart verbeteren door de wijzigingen van de wetgeving tot het strikt noodzakelijke te beperken en zoveel mogelijk aanbevelingen en richtsnoeren vast te stellen. Dit is de minst intensieve beleidsmaatregel.

Beleidspakket 2 bestaat uit een ambitieuzer pakket beleidsmaatregelen die een wezenlijke herziening van de EU-wetgeving inzake de melding van voorvallen vergen. Het doel van dit pakket is het huidige systeem te verbeteren door de nodige wetgevende eisen vast te stellen die garant staan voor een efficiënt systeem voor de melding van voorvallen op alle niveaus en bij te dragen tot de afname van het aantal luchtvaartongevallen via de vaststelling van processen voor de analyse van verzamelde gegevens, de vaststelling van passende maatregelen en het toezicht op de efficiëntie van het systeem in termen van verbetering van de veiligheid.

Het doel van beleidspakket 3 is het huidige systeem te verbeteren door bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van de melding van voorvallen over te dragen naar het EU-niveau en door, net als in beleidspakket 2, eisen vast te stellen voor de analyse van voorvallen, noodzakelijke veiligheidsacties te ondernemen en toezicht te houden op de verbetering. In het kader van dit pakket wordt de verantwoordelijkheid voor het opstellen en beheren van regelingen voor de melding van voorvallen overgedragen aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA).

Rekening houdende met de beoordeling van de verschillende pakketten maatregelen op basis van doelmatigheid, efficiëntie en coherentie, wordt aanbevolen beleidspakket 2 ten uitvoer te leggen omdat de voordelen ervan veel groter zijn dan de kosten. In de effectbeoordeling wordt aangetoond dat alleen beleidspakket 2 volledig tegemoetkomt aan de vastgestelde doelstellingen. Dit beleidspakket vormt dan ook de basis voor dit voorstel.

1.

Juridische aspecten van het voorstel



12.

3.1. Samenvatting van het voorstel


13.

3.1.1. Betere melding van voorvallen


In het voorstel wordt een passend kader vastgesteld om te garanderen dat alle voorvallen die een gevaar voor de veiligheid van de luchtvaart (kunnen) vormen, worden gemeld.

Ten eerste wordt in het voorstel de vaststelling van verplichte systemen voor de melding van voorvallen (mandatory occurrence reporting systems, MORS) behouden en wordt vermeld welke personen verplicht zijn voorvallen te melden en welke voorvallen moeten worden gemeld in het kader van de MORS. Daarnaast bevat het voorstel ook de verplichting om vrijwillige systemen vast te stellen, die tot doel hebben voorvallen te verzamelen die niet via de MORS zijn gemeld.

Het voorstel bevat ook bepalingen die het juiste kader scheppen om beroepsmensen uit de luchtvaartsector aan te sporen veiligheidsgerelateerde informatie te melden door hen te beschermen tegen sancties, behalve in geval van grove nalatigheid.

14.

3.1.2. Verduidelijking van de informatiestroom


De huidige richtlijn verplicht individuen om voorvallen rechtstreeks aan de autoriteiten van de lidstaten te melden, maar in de realiteit ontvangen de autoriteiten van de lidstaten de meeste meldingen van organisaties die deze verzamelen bij individuen in het kader van hun veiligheidsbeheersproces. Het voorstel houdt rekening met deze evolutie en bevat eisen voor dergelijke organisaties. Organisaties en lidstaten zijn verplicht systemen voor de melding van voorvallen vast te stellen die het mogelijk maken gevaren voor de veiligheid op te sporen. De voorvallen die door organisaties worden verzameld, moeten worden doorgegeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA), voor zover relevant. Alle voorvallen die door lidstaten, organisaties en het EASA worden verzameld, worden samengevoegd in het Europees Centraal Register.

15.

3.1.3. Betere kwaliteit en volledigheid van de gegevens


Dit voorstel bevat een aantal bepalingen die tot doel hebben de kwaliteit en volledigheid van de meldingsverslagen te verbeteren, waardoor het mogelijk wordt de risicogebieden en de behoefte aan actie beter te identificeren.

Meldingsverslagen moeten minimuminformatie bevatten die in verplichte gegevensvelden moet worden ingevuld, zoals de datum, de categorie en de omschrijving van het voorval. Het voorstel bevat ook de verplichting om voorvallen in te delen volgens een Europese gemeenschappelijke risico-indeling. Bovendien moeten kwaliteitscontroleprocessen worden toegepast op de gegevens om de samenhang tussen een meldingsverslag en de oorspronkelijk van de melder verkregen informatie te garanderen. Ten slotte zal de Commissie de lidstaten helpen bij het streven naar hogere normen inzake gegevenskwaliteit en volledigheid door steun te bieden voor de opstelling van richtsnoeren en door gebruik te maken van workshops. Dit alles heeft tot doel te garanderen dat de gegevens op samenhangende en uniforme wijze in de gegevensbanken worden ingevoerd.

16.

3.1.4. Verbetering van de informatie-uitwisseling


Het voorstel komt tegemoet aan de behoefte aan betere informatie-uitwisseling door de bestaande regels te versterken.

In dat perspectief wordt de toegang van de lidstaten en het EASA tot het Europees Centraal Register, dat alle voorvallen bevat die door de lidstaten en het EASA zijn verzameld, uitgebreid tot alle gegevens en informatie in de gegevensbank. Hierdoor krijgen de lidstaten toegang tot veiligheidsgegevens over voorvallen die in hun luchtruim hebben plaatsgevonden maar die door een autoriteit van een andere lidstaat zijn gemeld en beoordeeld.

Als een autoriteit tijdens de beoordeling van gegevens die via de systemen voor de melding van voorvallen zijn verzameld, vaststelt dat veiligheidskwesties van belang zijn voor een andere autoriteit, bezorgt zij deze informatie tijdig aan de andere autoriteit.

Om de uitwisseling van gegevens en informatie te vergemakkelijken, is in het voorstel bepaald dat alle meldingsverslagen compatible moeten zijn met de ECCAIRS-software (deze software wordt gebruikt door alle lidstaten en voor het Europees Centraal Register) en met het ADREP-systeem (de ICAO-classificatie die ook in de ECCAIRS-software wordt gebruikt).

17.

3.1.5. Betere bescherming tegen ongepast gebruik van veiligheidsinformatie


De keerzijde van de ruimere toegang tot veiligheidsgegevens en informatie in het Europees Centraal Register is dat moet worden gegarandeerd dat deze gegevens voor gepaste doeleinden worden gebruikt.

Daarom worden in het voorstel de regels versterkt om te garanderen dat de verzamelde gegevens niet alleen vertrouwelijk worden behandeld maar ook alleen ter beschikking worden gesteld en gebruikt om de veiligheid van de luchtvaart in stand te houden of te verbeteren.

Het voorstel tracht ook het negatieve effect af te zwakken dat het gebruik van deze gegevens door de gerechtelijke instanties kan hebben op de veiligheid van de luchtvaart, door de verplichting op te leggen om vooraf regelingen te treffen met bepalingen die het juiste evenwicht vinden tussen de twee openbare belangen in kwestie (rechtspraak en veiligheid van de luchtvaart).

18.

3.1.6. Betere bescherming van melders om de blijvende beschikbaarheid van informatie te garanderen


Het voorstel versterkt de regels inzake de bescherming van de melders van voorvallen, teneinde te garanderen dat mensen vertrouwen hebben in het systeem en dat passende veiligheidsinformatie wordt gemeld.

In het voorstel wordt de verplichting herhaald om meldingsverslagen te anonimiseren en wordt de toegang tot identiteitsgegevens voorbehouden aan bepaalde personen. Bovendien wordt de lidstaten gevraagd om alleen gerechtelijke procedures in te leiden in geval van grove nalatigheid.

De regel waarbij werknemers niet door hun werkgever mogen worden benadeeld op basis van informatie die volgens de regels van deze verordening wordt verstrekt, behalve in geval van grove nalatigheid, wordt versterkt. Organisaties wordt verzocht beleid op te stellen waarin wordt beschreven hoe de bescherming van de werknemers wordt gegarandeerd.

Ten slotte worden nationale organen opgericht waarbij werknemers inbreuken kunnen melden op de regels die hun bescherming garanderen, en moeten indien nodig sancties worden vastgesteld.

19.

3.1.7. Invoering van eisen inzake informatieanalyse en vaststelling van follow-upacties op nationaal niveau


Het voorstel bevordert de overgang naar een meer proactief en op aanwijzingen gebaseerd veiligheidssysteem in Europa aangezien het nieuwe eisen oplegt die de op internationaal niveau overeengekomen regels inzake de analyse en follow-up van de verzamelde voorvallen omzet in EU-wetgeving.

Organisaties en lidstaten moeten de verzamelde informatie analyseren via systemen voor de melding van voorvallen, teneinde veiligheidsrisico's op te sporen en acties te ondernemen om eventuele vastgestelde veiligheidstekortkomingen te verhelpen. Er wordt toezicht gehouden op de effectiviteit van deze acties voor wat de verbetering van de veiligheid betreft en indien nodig worden aanvullende acties ondernomen.

20.

3.1.8. Sterkere analyse op EU-niveau


Bij artikel 19 van Verordening (EU) nr. 996/2010 is al het beginsel vastgesteld dat de informatie in het Europees Centraal Register moet worden geanalyseerd door het EASA en de lidstaten. Dit beginsel wordt versterkt en de lopende samenwerking wordt in een formeel kader gegoten, namelijk een netwerk van luchtvaartveiligheidsanalysten, voorgezeten door het EASA.

De analyse op EU-niveau vult aan wat reeds gedaan wordt op nationaal niveau, met name door op Europees niveau mogelijke veiligheidsproblemen en risicogebieden op te sporen. Deze taak wordt ondersteund door alle voorvallen die door de lidstaten zijn verzameld op geharmoniseerde wijze in te delen in de EU-risico-indeling.

De analyses en activiteiten van het netwerk van luchtvaartveiligheidsanalysten zal ten goede komen van zowel het Europees programma voor de veiligheid van de luchtvaart als het Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart.

21.

3.1.9. Grotere transparantie naar het publiek toe


Het voorstel laat de noodzakelijke vertrouwelijkheid van bepaalde informatie ongemoeid, maar zorgt toch voor grotere transparantie over luchtvaartveiligheid naar het grote publiek toe door de publicatie van jaarlijkse veiligheidsoverzichten met informatie over acties die uit hoofde van deze verordening zijn genomen, tendensen en geaggregeerde gegevens.

22.

3.2. Rechtsgrondslag


Het voorstel is gebaseerd op artikel 100, lid 2, VWEU.

23.

3.3. Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de individuele lidstaten worden verwezenlijkt.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Europese Unie worden verwezenlijkt: ten eerste is er behoefte aan harmonisering van de rapportering van voorvallen en van de regels inzake het gebruik en de bescherming van informatie en de bescherming van de melders; ten tweede is het uit veiligheidsoogpunt noodzakelijk om het systeem van informatie-uitwisseling tussen lidstaten te versterken en te garanderen dat deze informatie wordt geanalyseerd en dat alle lidstaten follow-upmaatregelen nemen. Bovendien kunnen doelstellingen als de toegang tot de gegevens in het ECR en de vaststelling van processen en instrumenten voor de analyse van deze gegevens niet op nationaal niveau worden verwezenlijkt omdat ze betrekking hebben op een Europese gegevensbank die actie op EU-niveau vereist. Actie op nationaal niveau is absoluut noodzakelijk maar volstaat niet om de goede werking van het systeem in zijn geheel te garanderen en aldus bij te dragen tot de verbetering van de luchtvaartveiligheid. De luchtvaartveiligheid kan onvoldoende worden verbeterd door de lidstaten alleen omdat rapporteringssystemen die op geïsoleerde wijze door de lidstaten worden toegepast minder efficiënt zijn dan een gecoördineerd netwerk waarbij informatie wordt uitgewisseld die het mogelijk maakt eventuele veiligheidsproblemen en risicogebieden op Europees niveau op te sporen.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

24.

3.4. Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De extra last voor het bedrijfsleven en de nationale autoriteiten blijft beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de efficiëntie en de algemene kwaliteit van het systeem te verbeteren. Het voorstel brengt kosten met zich mee voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake de analyse en follow-up van voorvallen, maar deze zullen naar verwachting worden gecompenseerd door de economische voordelen ten gevolge van de daling van het aantal ongevallen en dodelijke slachtoffers.

25.

3.5. Keuze van het rechtsinstrument


Het rechtsinstrument moet algemeen van toepassing zijn. Het voorgestelde instrument is een verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn:

· omdat het voorstel rechten en plichten vaststelt voor het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart kan geen gebruik worden gemaakt van een richtlijn;

· veel tekortkomingen en problemen met het huidige wetgevingskader houden verband met de uiteenlopende tenuitvoerlegging door de lidstaten. De verschillende praktijken die zijn voortgevloeid uit de huidige richtlijn, bewijzen duidelijk dat een richtlijn niet het geschikte instrument is om een uniforme en samenhangende toepassing van de wetgeving te bereiken op een gebied waarop dit om veiligheidsredenen noodzakelijk is.

Het meest geschikte wetgevingsinstrument is dan ook een verordening, aangezien de andere opties onvoldoende in staat zijn de doelstellingen te verwezenlijken.

2.

Gevolgen voor de begroting



De begrotingsgevolgen van de ontwikkeling van een gemeenschappelijke risico-indeling voor de EU, de uitbreiding van het budget voor de ontwikkeling van ECCAIRS en het beheer van een Europees Centraal Register zijn al opgenomen in het meerjarig financieel kader.

De begrotingsgevolgen van dit voorstel hebben betrekking op extra personeel voor het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (die deelnemen aan het netwerk van analisten) en extra begrotingsmiddelen voor missies en uitwisselingen.

Zowel het extra personeel (2 posten, geraamd op 300 000 euro per jaar) als de extra begroting (missies en uitwisselingsactiviteiten, geraamd op 65 000 euro per jaar) wordt volledig gedekt door een verschuiving van de bestaande middelen van het Agentschap en heeft dan ook een neutrale impact op de EU-begroting.

3.

Optionele elementen



26.

5.1. Vereenvoudiging


Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van wetgeving aangezien het een richtlijn en twee verordeningen van de Commissie vervangt door één wetgevingsinstrument, namelijk een verordening van het Europees Parlement en de Raad, en geen nationale omzettingsmaatregelen vereist.

27.

5.2. Intrekking van bestaande wetgeving


De vaststelling van de verordening zal leiden tot de intrekking van de bestaande Richtlijn 2003/42/EG, Verordening (EG) nr. 1321/2007 van de Commissie, Verordening (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie en tot de wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010.

28.

5.3. Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.