Toelichting bij COM(2013)2 - Evaluaties van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52013DC0002

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Evaluaties van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie /* COM/2013/02 final */


2.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S


Evaluaties van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

Inleiding



In dit verslag wordt aandacht besteed aan de bevindingen en aanbevelingen van de evaluaties van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie 2007-2013 (KCI) en van de subprogramma's ervan, wordt beschreven hoe de Commissie op de in de evaluaties gedane aanbevelingen reageert, en worden vervolgmaatregelen aangegeven.

Hiermee voldoet de Commissie aan de eis van artikel 8, lid 5, van het besluit tot vaststelling van het KCI[1] om tussentijdse en eindevaluaties van het kaderprogramma en de specifieke programma's ervan over te leggen aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

1.

Achtergrond



3.

2.1. Het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie


Het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie[2] is een belangrijk programma voor het aangaan van de uitdagingen waarmee het bedrijfsleven in de EU wordt geconfronteerd. De doelstellingen ervan stroken met de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie, waarin slimme, duurzame en inclusieve groei een hoofdprioriteit is van het optreden van de EU om de EU-economie te versterken.

Het KCI draagt bij tot het concurrentie- en innovatievermogen van de Unie als moderne kennismaatschappij, gekenmerkt door duurzame ontwikkeling die gebaseerd is op een robuuste economische groei, op een zeer concurrentiële sociale markteconomie met een hoog beschermingsniveau en op verbetering van de milieukwaliteit.

Dit kaderprogramma steunt innovatieactiviteiten (met inbegrip van eco-innovatie), zorgt voor een betere toegang tot financiering en verleent bedrijfsondersteunende diensten in de regio's; het moedigt een betere introductie en een beter gebruik van informatie‑ en communicatietechnologie (ICT) aan, helpt bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij en bevordert ook het intensievere gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een grotere energie-efficiëntie.

· Het KCI is ingedeeld in drie operationele programma's. Elk van die programma's heeft zijn specifieke doelstellingen, die gericht zijn op het vergroten van het concurrentievermogen van de ondernemingen en van hun innovatiecapaciteit op hun eigen gebied, zoals ICT of duurzame energie. Het betreft het programma voor ondernemerschap en innovatie (POI)[3], het programma ter ondersteuning van het beleid inzake informatie- en communicatietechnologie (POB-ICT)[4], en het programma intelligente energie – Europa (IEE)[5].

4.

2.2. Evaluaties van het KCI en de subprogramma's ervan


Het besluit tot vaststelling van het KCI bevat specifieke bepalingen betreffende de evaluatie van het KCI en de operationele programma's ervan. Het bepaalt met name dat het kaderprogramma en de specifieke programma's ervan het voorwerp zijn van tussentijdse en eindevaluaties om te meten welke invloed het kaderprogramma en ieder specifiek programma hebben op de gestelde doelen, onder meer concurrentievermogen, innovatie, ondernemerschap, productiviteitsgroei, werkgelegenheid en milieu. Voorts staat in het besluit dat de tussentijdse evaluatie van het kaderprogramma uiterlijk op 31 december 2009 en de eindevaluatie uiterlijk op 31 december 2011 moesten worden afgesloten, en dat het tijdschema voor de tussentijdse en eindevaluaties van de specifieke programma's zodanig moest worden vastgesteld dat met de resultaten ervan rekening kon worden gehouden in de tussentijdse en eindevaluatie van het kaderprogramma.

De tussentijdse en eindevaluaties hadden tot doel:

– te meten welke invloed het kaderprogramma en de specifieke programma's ervan hebben op de gestelde doelen;

– na te gaan in welke mate het kaderprogramma en de specifieke programma's ervan hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de eerder in dit punt genoemde doelstellingen;

– te evalueren in welke mate de doelstellingen van het kaderprogramma en de specifieke programma's ervan zijn afgestemd op de behoeften, problemen en thema's waarvan werk moest worden gemaakt;

– de doeltreffendheid van het kaderprogramma en de specifieke programma's ervan te evalueren en de meest doeltreffende en de minst doeltreffende aspecten ervan aan te wijzen.

De tussentijdse evaluatie van het POI is uitgevoerd door GHK Consulting Ltd en Technopolis, en het eindverslag is op 30 april 2009 gepresenteerd.

De tussentijdse evaluatie van het POB-ICT is uitgevoerd door een panel van vijf deskundigen[6] en het eindverslag is in mei 2009 gepresenteerd.

De tussentijdse evaluatie van het programma intelligente energie – Europa II is uitgevoerd door Deloitte Consulting en het eindverslag is op 27 april 2009 gepresenteerd.

De tussentijdse evaluatie van het KCI is uitgevoerd door GHK Consulting Ltd en Technopolis, en het eindverslag is op 9 maart 2010 gepresenteerd.

De eindevaluatie van het POI is uitgevoerd door het Centre for Strategy & Evaluation Services (CSES) en het eindverslag is in april 2011 uitgebracht.

De eindevaluatie van het programma intelligente energie – Europa II is uitgevoerd door Deloitte Consulting en het eindverslag is op 8 juni 2011 gepresenteerd.

De eindevaluatie (tweede tussentijdse evaluatie) van het POB-ICT is op 20 juli 2011 afgesloten door een panel van deskundigen[7].

De eindevaluatie van het KCI, waarbij rekening werd gehouden met de resultaten van vorige evaluatiestudies, is in december 2011 afgerond door het Centre for Strategy & Evaluation Services (CSES).

Alle evaluatieverslagen zijn beschikbaar op internet[8].

5.

3. Belangrijkste bevindingen van de evaluaties


In het algemeen bevestigden de evaluaties de relevantie, de effectiviteit en de efficiëntie van het kaderprogramma en van elk van de drie specifieke programma's ervan.

6.

3.1. Tussentijdse evaluatie van het KCI


Bij de tussentijdse evaluatie van het KCI[9] is geconstateerd dat het beperkte budget dat voor het KCI is uitgetrokken, betekent dat het geen uitgavengericht programma is zoals de fondsen van het cohesiebeleid of het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7), maar een programma dat zijn ambities en breed omschreven doelstellingen tracht te verwezenlijken door in andere beleidsvormen en programma's een hefboomeffect voor zijn ideeën, producten en samenwerkingsverbanden te bewerkstelligen.

In het verslag staat dat er zowel bij interne als externe belanghebbenden een overweldigende steun te vinden was voor optreden op het niveau van de Unie op het gebied van innovatie en concurrentievermogen in de vorm van een vlaggenschipprogramma zoals het KCI. Er werd op gewezen dat het KCI zich moest toespitsen op gebieden waar de grootste Europese toegevoegde waarde en impact konden worden verkregen.

Er werd vastgesteld dat de belanghebbenden vaak delen van het programma vermeldden en niet het KCI in zijn geheel: de evaluatoren vonden dat het KCI niet goed als kaderprogramma werd begrepen, mede door het feit dat het een nieuw kaderprogramma was, dat over een beperkt budget beschikte en een breed scala van instrumenten met verschillende doelgroepen ondersteunde. Zij waren echter van oordeel dat de reeds bestaande informatie­mechanismen, namelijk de NCP's en het Enterprise Europe Network, belangrijke instrumenten waren om de informatie en communicatie over het KCI te verbeteren.

Uit de evaluatie bleek dat veel geplande efficiëntiepunten naar voren kwamen in het bewijsmateriaal dat verband hield met het beheer en de uitvoering van het KCI. Met name de financiële instrumenten van het KCI werden aangemerkt als 'naar ontwerp' zeer efficiënte instrumenten voor de ondersteuning van het mkb. De financiële intermediairs klaagden echter over de buitensporige rapportageverplichtingen, die leiden tot hogere deelnemingskosten, en stelden voor de administratieve lasten te verlichten.

In het verslag werd ook geconstateerd dat de operationele synergieën werden verbeterd door het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (EACI) en het Enterprise Europe Network bij de werkzaamheden te betrekken. Met name in het kader van het POI werd onderstreept hoe belangrijk het was om één netwerk te hebben voor het contact met het mkb in heel Europa. De rol van het EACI werd als succesvol beschouwd in die zin dat het de efficiëntie van de hulpbronnen vergrootte door de administratieve taken te scheiden van de beleidsvorming.

7.

3.2. Eindevaluatie van het programma voor ondernemerschap en innovatie (POI)


De evaluatie van het POI[10] leverde vijf belangrijke conclusies op: ten eerste, dat het programma goed functioneerde en op weg was om de verwachte effecten te bewerkstelligen; ten tweede, dat het programma in de meeste gevallen goed op dreef kwam, terwijl het voortbouwde op bestaande verwezenlijkingen; ten derde, dat enquêtegegevens het 'nut' van het programma aantoonden doordat bevestigd werd dat het rechtstreeks voorziet in de behoeften van het mkb; ten vierde, dat uit gesprekken en ander bewijsmateriaal een duidelijke toegevoegde waarde naar voren komt; en ten slotte, dat het toezichtsysteem dat werd ontwikkeld, een waardevolle bijdrage vormde tot de doorlopende beoordeling van de prestaties van het programma, maar dat dit systeem op sommige gebieden nog in ontwikkeling was en dat de gegevens over de indicatoren op meer samenhangende wijze moesten worden gepresenteerd.

De doelstellingen van het POI werden zeer relevant geacht voor de behoeften van de ondernemingen. Bovendien werd vastgesteld dat het programma daadwerkelijk voordeel oplevert voor de eindgebruikers, met name het mkb. De grote sterkte van het POI is dat het op een directe en praktische wijze gericht is op essentiële aspecten voor het mkb. De POI-acties, met name de financiële instrumenten en eco-innovatie, hebben effectief de voorwaarden gecreëerd voor de reële toepassing op de markt.

Wat het financiële instrument betreft, is geconstateerd dat het beoogde doel, namelijk het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor het starten en de verdere groei van mkb-bedrijven, is verwezenlijkt. Meer bepaald worden de FSIM (faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve mkb-bedrijven) en de deelfaciliteiten leningen en microkredieten van de MKB-garantiefaciliteit relevant bevonden voor de behoeften van het Europese mkb, aangezien zij voldoen aan een financieringsbehoefte waarin anders niet zou zijn voorzien en zij bijdragen tot het starten en de verdere groei van mkb-bedrijven. Een van de opmerkelijkste effecten die in het verslag worden aangegeven wat de instrumenten betreft, is het hefboomeffect.

Met betrekking tot het Enterprise Europe Network constateerden de evaluatoren dat het netwerk goed gericht was op de belangrijkste doelstellingen ervan, namelijk de bevordering van innovatie, samenwerking tussen ondernemingen en grensoverschrijdend handelsverkeer. Zij voegden daaraan toe dat de gebruikers van het netwerk zeer tevreden waren over de door het netwerk aangeboden diensten. Zij vermeldden met name dat het netwerk een belangrijk beleidsinstrument is voor de relatie van de EU met de ondernemingen en nog aanzienlijke mogelijkheden inhoudt als het erop aankomt het mkb te betrekken bij de doelstellingen en de acties van het POI.

De aanpak waarvoor werd gekozen met betrekking tot de aan eco-innovatie gerelateerde activiteiten in het kader van het POI, werden voor het gehele programma coherent bevonden wat betreft de opname van de geschikte elementen, en relevant in die zin dat bestaande tekortkomingen op de markt worden verholpen die een beperking vormen voor de sector, waarbij de aandacht zowel op de vraag‑ als de aanbodzijde wordt gericht en de operationele omgeving wordt versterkt. De evaluatoren stelden ook vast dat de aanvragen voor de regeling de mogelijkheden waarschijnlijk aanzienlijk te boven zouden gaan.

3.3. Eindevaluatie van het programma intelligente energie – Europa II (IEE)

Bij de evaluatie van het IEE[11] is geconstateerd dat de acties van het programma hun specifieke en strategische doelstellingen verwezenlijken en tot het algehele effect en resultaat van het programma bijdragen.

Het IEE-programma wordt relevant en nuttig bevonden daar het inhaakt op de veranderende behoeften, problemen en belemmeringen in verband met de vraagstukken op het gebied van duurzame energie waarmee Europa wordt geconfronteerd. De combinatie van de acties waarmee een breed scala van prioriteiten wordt bestreken, de betrokkenheid van verschillende soorten actoren die de invoering van duurzame-energieoplossingen duidelijk kunnen beïnvloeden, en met name de combinatie van op marktoplossingen gerichte projecten en op beleidsaanpassing gerichte projecten, alsook de invloed van de IEE II-acties op verschillende momenten in de marktcyclus dragen bij tot de effectiviteit van het programma.

Er blijven niet-technologische belemmeringen bestaan die de invoering van technologieën voor duurzame energie afremmen. IEE II draagt ertoe bij deze te verkleinen door activiteiten te ondersteunen op het gebied van beleidsondersteuning, capaciteitsopbouw, verspreiding en bevordering, en markttoepassingsprojecten.

De evaluatoren hebben positieve feedback ontvangen met betrekking tot de effectiviteit van de ondersteunde acties, zowel wat betreft het bereiken van de doelstellingen van de acties als de bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. Bovendien worden de ondersteunde activiteiten aangemerkt als de meest geschikte om de gestelde doelen te realiseren.

Met betrekking tot de efficiëntie van het programma stelden de evaluatoren voor meer middelen in te zetten om de verwezenlijking van de overkoepelende doelstellingen van het programma in de hand te werken, vooral gezien de beperkte tijd die overblijft om deze vóór 2020 te verwezenlijken en gezien de vertraging die werd opgelopen ten aanzien van bepaalde doelstellingen op het gebied van de ontwikkeling van duurzame energiebronnen.

Er werd aangetoond dat het programma gebruik kon maken van synergieën met andere financieringsprogramma's van de EU, zoals het KP7 en de structuurfondsen.

8.

3.4. Eindevaluatie van het programma ter ondersteuning van het beleid inzake informatie- en communicatietechnologie (POB-ICT)


De eindevaluatie van het POB-ICT[12] onderstreepte het unieke karakter en de innovatieve rol van het programma, omdat de projecten van het programma nieuwe platforms voor innovatieve grensoverschrijdende diensten op gebieden van algemeen belang ontwerpen, met name op gebieden waar systemische en organisatorische risico's blijven bestaan.

Sommige attributen van het programma worden als zeer positief aangemerkt: een uniek en baanbrekend innovatie-instrument, direct aan het beleid gerelateerd, complementaire portefeuille van instrumenten, brede deelneming van belanghebbenden. De verdere uitbreiding van de deelneming van belanghebbenden is een van de aanbevelingen die het panel van deskundigen doen, samen met het overwinnen van hinderpalen voor de deelneming van het mkb. Voorts wordt aanbevolen de informatiestromen en de banden met andere EU-programma's zoals die betreffende het regionale beleid, te verbeteren.

Het panel stelde voor door te gaan met het POB-ICT als beleidsinstrument voor de toepassing van innovaties en de gerichtheid van het POB-ICT op de toepassing van ICT-innovaties en de aanpak van systemische en organisatorische risico's in elk vervolgprogramma te behouden.

De evaluatoren bevalen aan de top-down beleidsgestuurde aanpak in grootschalige projecten (Pilot A) aan te houden, daar hij als werkmodel fungeert voor de manier waarop de invoering van nieuwe innovatieve diensten op EU-niveau op bredere schaal kan worden bewerkstelligd. Zij waren ook van oordeel dat de bottom-up vraaggestuurde projecten (Pilot B) nieuwe en innovatieve grensoverschrijdende diensten op nieuwe aan overheidsdiensten gerelateerde gebieden (e-inhoud, e-gezondheid en vergrijzing, e-overheid en e-energie/e-vervoer) kunnen opleveren, en de interoperabiliteit en de ontwikkeling van bredere markten voor innovatieve openbare diensten kunnen bevorderen.

9.

3.5. Eindevaluatie van het KCI


Het eindevaluatieverslag[13] over het KCI bevestigde het succes ervan.

In het verslag staat dat het bewijsmateriaal uit de eindevaluaties en uit andere bronnen bevestigt dat het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie in zijn geheel en de specifieke programma's ervan afzonderlijk allemaal goed presteren en voldoen aan de verwachtingen bij de start van het programma[14].

Bovendien wordt geoordeeld dat het KCI in zijn geheel een belangrijk instrument is geworden voor het bevorderen van innovatie, met name in zijn opzet als een relatief open proces dat niet uitsluitend gericht is op technologische ontwikkeling zoals het geval was in eerdere initiatieven, maar verdergaat in de richting van het meer evenwichtige perspectief dat ontwikkelingen in de dienstensector alsook in de be‑ en verwerkende industrie omvat en zowel betrekking heeft op processen en bedrijfsmodellen als op producten. Dit is op zijn beurt een belangrijke bijdrage tot het concurrentievermogen van de Europese economie.

De omschrijving van de doelstellingen van het KCI wordt beschouwd als coherent en relevant voor de behoeften, problemen en thema's waarvan werk zou worden gemaakt, en er werd gezorgd voor een concentratie op gebieden waar het optreden van de EU een verschil kan maken. De evaluatie beoordeelde de flexibiliteit van het KCI positief en kwam tot de bevinding dat de toegang tot steun in het kader van het KCI gemakkelijker is dan in andere vergelijkbare programma's.

Er is geconstateerd dat de door het KCI opgezette werkzaamheden inzake steun voor innovatie nu een omvangrijk kennisbestand hebben opgeleverd waaruit andere beleidsgebieden informatie kunnen putten.

De evaluatie onderstreepte de verbeteringen die door de delegatie van het beheer van aanzienlijke delen van het KCI aan het EACI tot stand zijn gebracht wat de efficiëntie van het programmabeheer betreft, zowel uit het oogpunt van de kosten voor de Commissie als ten aanzien van de efficiëntie van de verleende diensten, zoals gemeten aan de hand van het aantal gesloten contracten, de benodigde tijd om contracten te sluiten, en de betalingstermijnen.

De huidige economische crisis heeft duidelijk aangetoond hoe belangrijk de centrale doelstellingen van het KCI zijn en hoe relevant veel van de problemen zijn die met het KCI moesten worden aangepakt. Het is dan ook des te meer zaak voort te bouwen op ideeën die succesvol gebleken zijn en hun effectiviteit bewezen hebben, zoals de financiële instrumenten.

10.

4. Belangrijkste aanbevelingen en geplande vervolgacties


In de evaluaties worden aanbevelingen gedaan over de manier waarop de uitvoering van het KCI verder kan worden verbeterd en een eventueel vervolgprogramma kan worden ontworpen. Met deze aanbevelingen is naar behoren rekening gehouden bij de uitvoering van het programma en bij het opstellen van voorstellen van de Commissie voor vervolgprogramma's op het KCI (Cosme[15] en delen van Horizon 2020[16]).

In het eindevaluatieverslag over het KCI staat dat nog meer synergieën tussen de drie subprogramma's tot stand kunnen worden gebracht door nieuwe standpunten uit te werken over centrale thema's van het kaderprogramma, bijvoorbeeld over het innovatiebeleid.

Het algemene gebrek aan zichtbaarheid van het KCI werd aangemerkt als een van de grootste tekortkomingen ervan. Er werd echter ook benadrukt dat welbekende merken zoals het Enterprise Europe Network, Intelligente energie – Europa, en Week van het mkb geen andere naam mochten krijgen. Bovendien werd aanbevolen te zorgen voor een betere verspreiding van informatie over succesvolle activiteiten die door het programma worden ondersteund. De Commissie maakt actief gebruik van het door het KCI gefinancierde Enterprise Europe Network om informatie te verspreiden over het EU-beleid en de diensten die door alle programma's worden aangeboden, zoals het KP7 of de structuurfondsen. Er zijn enkele acties ondernomen om een zo breed mogelijk aantal potentiële deelnemers te bereiken. Op het gebied van de markttoepassing van eco-innovatie fungeert het Enterprise Europe Network vaak als regionaal of nationaal contactpunt, dat informatie over oproepen verspreidt, specifieke evenementen opzet om zakenpartners bij elkaar te brengen, of bijeenkomsten van sectorale clusters organiseert. De begunstigden van de subsidies worden ook verwezen naar de door het KCI opgerichte IPR-helpdesk waar zij hulp kunnen krijgen bij problemen in verband met intellectuele-eigendomsrechten als gevolg van hun deelneming aan andere EU-programma's zoals het KP7. Op het gebied van innovatie werden en worden acties nog steeds onafgebroken bevorderd door TAKE IT UP (Europe INNOVA) en het INNO-Partnering Forum (PRO INNO Europe®). De in het kader van projecten geleverde inspanningen om er nog anderen dan de directe deelnemers bij te betrekken, worden versterkt door het aanbieden van websites waaraan andere organisaties actief kunnen bijdragen en waarin kenmerken van sociale netwerken worden geïntegreerd. De communicatie met betrekking tot vervolgprogramma's zal worden geïntensiveerd.

Bovendien werd aanbevolen een stabiel stel output‑, resultaat‑ en effectindicatoren te ontwerpen als hulpmiddelen om de effectiviteit van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan te monitoren. In de voorstellen van de Europese Commissie voor vervolgprogramma's op het KCI (Cosme[17] en delen van Horizon 2020[18]) wordt rekening gehouden met de meeste van deze aanbevelingen, met name door de steunverleningslogica van de programma's te versterken (bv. Horizon 2020 voorziet in een naadloze verbinding tussen onderzoek en innovatie, waarbij rekening wordt gehouden met belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals energiebronnen en natuurlijke hulpbronnen, alsook technologieën van cruciaal belang zoals ICT), een verband tot stand te brengen met de strategische prioriteiten van de EU, en in de wettekst algemene en specifieke doelstellingen op te nemen die aan resultaat‑ en effectindicatoren gerelateerd zijn.

Met betrekking tot de aanbeveling betreffende een actief beleid ter bevordering van synergieën op operationeel niveau door een systematische aanpak voor het verbeteren van het beheer van de relaties tussen verschillende gebieden van het programma maakt de Commissie actief gebruik van het Enterprise Europe Network om informatie te verspreiden. Er zijn enkele acties ondernomen om een zo breed mogelijk aantal potentiële deelnemers te bereiken. Op het gebied van eco-innovatie fungeert het Enterprise Europe Network vaak als regionaal of nationaal contactpunt, dat informatie over oproepen verspreidt, specifieke evenementen opzet om zakenpartners bij elkaar te brengen, of clusterbijeenkomsten organiseert. De begunstigden van de subsidies worden ook verwezen naar de IPR-helpdesk waar zij hulp kunnen krijgen bij problemen in verband met intellectuele-eigendomsrechten. Wat innovatie betreft, hebben seminars met netwerkleden over overheidsopdrachten voor innovatie plaatsgevonden om de uit de relevante acties getrokken lering te verspreiden. Een ander voorbeeld zijn de banden die tussen het Enterprise Europe Network en IMP3rove[19] tot stand worden gebracht als de partners van het Enterprise Europe Network opleiding in innovatiebeheer organiseren.

De eindevaluatie van het POI bevatte de aanbeveling dat het bij verdere ontwikkelingen in het programma voor ondernemerschap en innovatie zaak was voort te bouwen op bestaande verwezenlijkingen om de dynamiek te versterken die voor een aantal ondernomen activiteiten reeds tot stand is gebracht, en waar mogelijk de risico's van verstoring te vermijden die eigen zijn aan elke nieuwe start. In het jaarlijkse werkprogramma van het POI voor 2013 zal de Commissie grotendeels de voortzetting van succesvolle acties uit vorige jaren of nieuwe acties op basis van vroegere ervaringen voorstellen, terwijl zij tegelijkertijd zal zorgen voor samenhang met politieke prioriteiten en economische ontwikkelingen.

Bij de voorbereiding van de volgende generatie financiële instrumenten heeft de Commissie rekening gehouden met de aanbeveling om de mate waarin Europese toegevoegde waarde tot uiting komt in de financiële instrumenten, geregeld te evalueren. Europese toegevoegde waarde zal een cruciaal element zijn van de nieuwe platforms voor eigen en vreemd vermogen, waarvan de beginselen de basis zullen vormen voor alle toekomstige financiële instrumenten in het MFK voor 2014-2020. Meer in het bijzonder berusten de argumenten ten gunste van financiële instrumenten op de voordelen die verbonden zijn aan de versterking van de interne markt door het oplossen van het probleem van de marktfragmentatie op het gebied van risicokapitaalinvesteringen, met EU-middelen gedekte leningen met hoge risico's, en kredietverbetering. De financiële instrumenten in het kader van het Cosme-programma, zoals voorgesteld door de Commissie, zullen hoofdzakelijk tot doel hebben de toegang tot financiering voor het mkb te verbeteren in marktsegmenten die niet aan bod komen in maatregelen van de lidstaten, die beperkt zijn tot investeringen en steun binnen elk land. Het accent zal liggen op expansiefinanciering voor groeigerichte ondernemingen die streven naar internationale expansie, en op de ontwikkeling van een grensoverschrijdende markt voor mkb-financiering. Alleen een programma op EU-niveau kan deze rol vervullen. Zo ook zal, in het voorstel van de Commissie betreffende Horizon 2020, de vermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie een aanvulling zijn op nationale regelingen die niet kunnen voorzien in grensoverschrijdende investeringen in O&I. De financiering in de vroege fasen van een onderneming zal ook een demonstratie-effect hebben waarvan publieke en private investeerders in heel Europa profijt kunnen trekken. De schuldfaciliteit zal bijdragen tot het verhelpen van tekortkomingen op de markt die verhinderen dat de private sector in optimale mate in O&I investeert. Door het gebruik van deze faciliteit wordt de bundeling van een kritische massa aan middelen uit de EU-begroting mogelijk in combinatie met, op basis van risicodeling, fondsen van de financiële instelling(en) die belast is/zijn met de tenuitvoerlegging ervan. De faciliteit zal ondernemingen stimuleren om meer eigen geld in O&I te investeren dan zij anders zouden hebben gedaan. Bovendien zal de schuldfaciliteit zowel publieke als private organisaties ondersteunen bij het terugdringen van de risico's bij de precommerciële inkoop of bij de inkoop van innovatieve producten en diensten.

Met betrekking tot eco-innovatie werd er in de evaluatie op gewezen dat, gezien de beperkte omvang van de eco-innovatieregeling, de uiteindelijke effecten waarschijnlijk in dezelfde mate beperkt zullen zijn, ondanks de verwachte veelbelovende resultaten en het feit dat de aanvragen voor de regeling de mogelijkheden waarschijnlijk aanzienlijk te boven zullen gaan. De implicaties voor verdere financiering moeten in beschouwing worden genomen. De Commissie heeft in de volgende generatie programma's voorgesteld eco-innovatie als een van de prioriteiten op te nemen in het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie – Horizon 2020 en het EU-optreden uit te breiden zowel wat het budget als de scala aan instrumenten betreft.

De Commissie trekt lering uit de ontvangen evaluaties om de uitvoering van het lopende kaderprogramma en de specifieke programma's ervan voortdurend te verbeteren. De evaluaties waren bovendien belangrijke leidraden bij het opstellen van de nieuwe generatie programma's (Cosme en Horizon 2020). De Commissie verzoekt de Raad en het Parlement dan ook ten volle gebruik te maken van deze aanbevelingen wanneer zij de voorstellen van de Commissie wijzigen met het oog op de definitieve vaststelling van de programma's.

[1] Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

[2] Zie ec.europa.eu/cip/

[3]

[4] ec.europa.eu/cip/ict-psp/index_en

[5] ec.europa.eu/cip/iee/index_en

[6] Prof. Gerard Pogorel (voorzitter), Professor of Economics and Management, Ecole Nationale Supérieure des Télécommunications, (ENST-Telecom ParisTech), Frankrijk. Dana Berova, Gartner, Tsjechië. Prof. Slavo Radosevic, Professor of Industry and Innovation Studies, University College London. Eppie Eloranta, Director of TIEKE, het Finse centrum voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij. Jeremy Harrison (rapporteur), Director of abdi Ltd, Britse partners van het ROI Institute.

[7] Graham Vickery, Terttu Luukkonen, Slavo Radosevic, Robbert Fisher (rapporteur).

[8] ec.europa.eu/cip/documents/implementation-reports

[9] ec.europa.eu/cip/files/docs

[10] ec.europa.eu/cip/files/docs

[11] ec.europa.eu/cip/files/docs

[12] ec.europa.eu/cip/files/cip/docs

[13] ec.europa.eu/cip/files/cip

[14] CSES, Executive Report - Final Evaluation of the Competitiveness and Innovation Programme, december 2011, blz. 8, beschikbaar op ec.europa.eu/cip/files/cip

[15] COM(2011) 834 definitief.

[16] COM(2011) 808 definitief – COM(2011) 809 definitief – COM(2011) 810 definitief – COM(2011) 811 definitief – COM(2011) 812 definitief.

[17] COM(2011) 834 definitief.

[18] COM(2011) 808 definitief – COM(2011) 809 definitief – COM(2011) 810 definitief – COM(2011) 811 definitief – COM(2011) 812 definitief.

[19] Dankzij IMP³rove krijgen kleine en middelgrote ondernemingen de waardevolle kans om hun eigen prestaties op het gebied van innovatiebeheer te benchmarken met andere ondernemingen in dezelfde bedrijfssector, in hetzelfde land, van dezelfde grootte en dezelfde ouderdom. Benchmarking biedt een gezonde basis voor effectieve bijstand door een instantie die bijstand op het gebied van innovatiebeheer verleent.