Toelichting bij COM(2013)109 - Ondertekening van het Verdrag van de WIPO inzake audiovisuele uitvoeringen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Met dit voorstel voor een besluit van de Raad verzoekt de Commissie om toestemming van de Raad voor de ondertekening, namens de Europese Unie, van het op 24 juni 2012 in Beijing aangenomen Verdrag van de WIPO inzake audiovisuele uitvoeringen (hierna het “Verdrag van Beijing” genoemd).

Met het Verdrag van Beijing wordt een reeks nieuwe internationale regels vastgesteld die gericht zijn op de adequate bescherming en beloning van uitvoerende kunstenaars in de audiovisuele sector, d.w.z. uitvoerende kunstenaars zoals acteurs, musici of dansers, waarvan de uitvoeringen zijn opgenomen in een audiovisueel werk (bv. een film of tv-programma).

Het verdrag is een belangrijke stap voorwaarts in de internationale bescherming van naburige rechten en het eerste multilaterale instrument dat sinds 1996 op dit gebied is vastgesteld. Het zorgt voor de langverwachte actualisering van de bescherming van uitvoerende kunstenaars in de audiovisuele sector op internationaal niveau, daar het deze bescherming aanpast aan de tijd van nu door de erkenning van de rechten van uitvoerende kunstenaars in de digitale omgeving. Hiermee vult het verdrag een leemte op in de bescherming van de rechten van uitvoerende kunstenaars die sinds 1996 bestond, toen het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen (hierna het 'WPPT' genoemd) werd aangenomen.

Het WPPT, waartoe de Europese Unie in 2000 toetrad, bood de rechten van auteurs en bepaalde houders van naburige rechten een vorm van internationale bescherming waarbij voor het eerst rekening werd gehouden met de economische en technologische ontwikkelingen van de digitale omgeving. Er werd destijds echter geen akkoord bereikt over de uitbreiding van de werkingssfeer van dit instrument tot de bescherming van uitvoerende kunstenaars ten aanzien van hun in audiovisuele werken vastgelegde uitvoeringen (het WPPT heeft alleen betrekking op de rechten van uitvoerende kunstenaars in verband met hun uitvoeringen op fonogrammen).

Van 7 tot 20 december 2000 werd in Genève een Diplomatieke conferentie gehouden, maar de leden van de WIPO konden het niet eens worden over de tekst van een nieuw verdrag. Na de mislukking van de Diplomatieke conferentie van 2000 kwamen de werkzaamheden op dit terrein meer dan tien jaar stil te liggen. In juni 2011 bereikte het Permanent Comité van de WIPO inzake auteursrecht en naburige rechten tijdens zijn 22e vergadering een voorlopig akkoord over de belangrijkste kwestie die sinds 2000 nog hangende was, namelijk de overdracht van rechten van uitvoerende kunstenaars naar producenten van audiovisuele werken. In het verlengde daarvan besloot de algemene vergadering van de WIPO tijdens haar 40e zitting in oktober 2011 om de in 2000 geschorste Diplomatieke conferentie opnieuw bijeen te roepen. Deze Diplomatieke conferentie, die van 20 tot 26 juni 2012 plaatsvond in Beijing, resulteerde op 24 juni 2012 in de aanneming van het verdrag.

Middels een besluit van 7 november 2000 werd de Commissie door de Raad gemachtigd om onderhandelingen te voeren met het oog op de vaststelling van een instrument voor de bescherming van de rechten van uitvoerende kunstenaars inzake hun audiovisuele uitvoeringen. Op 18 juni 2012 actualiseerde de Raad de aan het besluit gehechte onderhandelingsrichtsnoeren om rekening te houden met de wijzigingen die na 2000 zijn opgetreden in het EU-acquis inzake auteursrecht (vaststelling van Richtlijn 2001/29/EG betreffende het auteursrecht in de informatiemaatschappij) en om zijn instemming te betuigen met het opnieuw bijeenroepen van de Diplomatieke conferentie in Beijing van 20 tot 26 juni 2012.

Het verdrag werd op 24 juni 2012 aangenomen door de Diplomatieke conferentie van Beijing.

De Europese Unie ondertekende de slotakte van de Diplomatieke conferentie bij de sluiting van de conferentie. Het Europees Parlement werd van de resultaten van de Diplomatieke conferentie op de hoogte gesteld tijdens de vergadering van de Commissie juridische zaken van 9 juli 2012.

1.

Juridische elementen van het voorstel



De Europese Unie heeft een zeer actieve rol gespeeld bij het vormgeven van de bepalingen van het Verdrag van Beijing om ervoor te zorgen dat uitvoerende kunstenaars in de audiovisuele sector een mate van bescherming genieten die aansluit bij het EU-acquis, en dat Europese uitvoerende kunstenaars in deze sector internationaal gezien dezelfde mate van bescherming genieten als die welke hun door de EU-wetgeving wordt geboden. De meeste onderwerpen die door het verdrag worden geregeld, zijn inderdaad al geharmoniseerd op EU-niveau.

Veel van de bepalingen van het Verdrag van Beijing zijn geënt op het WPPT uit 1996: beide verdragen kennen op hoofdlijnen dezelfde opzet. De gerechtigden tot bescherming uit hoofde van het Verdrag van Beijing zijn uitvoerende kunstenaars die onderdaan zijn van een van de landen die partij zijn bij het verdrag, of die gewoonlijk verblijven in een van deze landen.

De bescherming wordt verleend op basis van het beginsel van nationale behandeling, wat betekent dat elk land uitvoerende kunstenaars die onderdaan zijn van een ander land, op dezelfde wijze behandelt als zijn eigen onderdanen voor wat betreft de uitsluitende rechten en het recht op een billijke vergoeding zoals toegekend in het verdrag. Op basis van de specifieke bepalingen van het verdrag kan de reikwijdte van deze nationale behandeling ten aanzien van bepaalde rechten worden beperkt.

In het verdrag is bepaald dat de uitvoerende kunstenaars onafhankelijk van de zogenaamde exploitatierechten, en zelfs na overdracht van deze rechten, bepaalde morele rechten behouden ter zake van live-uitvoeringen of in audiovisuele vastleggingen vastgelegde uitvoeringen.

Wat de exploitatierechten betreft, kent het verdrag uitvoerende kunstenaars uitsluitende rechten toe met betrekking tot hun vastgelegde en niet vastgelegde uitvoeringen.

Uitvoerende kunstenaars hebben het recht om toestemming te verlenen voor de uitzending en mededeling aan het publiek van hun niet vastgelegde uitvoeringen, evenals voor de vastlegging van deze uitvoeringen.

Ten aanzien van uitvoeringen die zijn vastgelegd in audiovisuele vastleggingen, hebben uitvoerende kunstenaars het recht om toestemming te geven voor de directe of indirecte reproductie daarvan, de verspreiding daarvan en de commerciële verhuur aan het publiek van het origineel van de uitvoeringen en kopieën daarvan (ook na het verlenen van toestemming voor de verspreiding daarvan).

Uitvoerende kunstenaars hebben het uitsluitend recht om toestemming te geven voor het voor het publiek beschikbaar stellen van hun uitvoeringen (bv. het online downloaden van een film waar hun uitvoering in voorkomt). Tot slot kent het verdrag uitvoerende kunstenaars het recht toe om toestemming te verlenen voor de uitzending en mededeling aan het publiek van hun uitvoeringen. De verdragsluitende partijen mogen dit recht vervangen door een recht op een billijke vergoeding, of zelfs geheel afzien van het verlenen van dit recht.

Het staat de verdragsluitende partijen vrij de overdracht van rechten naar eigen inzicht te regelen. Zij kunnen bijvoorbeeld besluiten dat de uitsluitende rechten van een uitvoerend kunstenaar, zodra deze heeft ingestemd met de vastlegging van een uitvoering, worden overdragen aan de producenten, tenzij contractueel andersluidende bepalingen zijn overeengekomen door een uitvoerend kunstenaar en een producent. Hoe dan ook houdt de bepaling op generlei wijze een verplichting in voor de verdragsluitende partijen om te voorzien in een automatische overdracht.

Net zoals het WPPT bepaalt het Verdrag van Beijing dat de nationale wetgeving kan voorzien in soortgelijke beperkingen of uitzonderingen ten aanzien van de bescherming van uitvoerende kunstenaars als waarin deze nationale wetgeving voorziet in verband met de bescherming van het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst, waarbij het principe van de zogeheten 'driestappentoets' moet worden gevolgd. En net als het WPPT vereist ook het nieuwe verdrag dat de verdragsluitende partijen voorzien in een adequate rechtsbescherming en doeltreffende rechtsmiddelen tegen de omzeiling van technische beschermingsmaatregelen die door uitvoerende kunstenaars worden gebruikt in verband met de uitoefening van hun rechten, en in adequate en doeltreffende rechtsmiddelen tegen het verwijderen of wijzigen van in elektronische vorm opgeslagen informatie over het beheer van rechten die aan een in een audiovisuele vastlegging vastgelegde uitvoering is gehecht. Tot slot duurt de bescherming ten minste 50 jaar vanaf de vastlegging van de audiovisuele uitvoering.

Het laatste deel van het verdrag omvat de gebruikelijke administratieve en procedurele bepalingen, die wederom in sterke mate geënt zijn op de overeenkomstige bepalingen van het WPPT.

Voorts bevat het verdrag een aantal overeengekomen verklaringen, waarvan sommige (relatie tussen het verdrag enerzijds en WPPT en TRIPS anderzijds, definitie van het begrip uitvoerende kunstenaar, technische beschermingsmaatregelen in relatie tot beperkingen en uitzonderingen) specifieke punten van onderhandeling vormden tijdens de Diplomatieke conferentie van 2012.

Op grond van artikel 23 van het Verdrag van Beijing kan de Europese Unie partij worden bij dit verdrag, daar zij tijdens de Diplomatieke conferentie 'de verklaring heeft afgelegd' dat zij bevoegd is, en een eigen wetgeving heeft die al haar lidstaten bindt, betreffende aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld, en dat zij overeenkomstig haar interne procedures naar behoren gemachtigd is om partij bij dit verdrag te worden. Aangezien de Commissie naar behoren tot onderhandelen was gemachtigd door de Raad, heeft de Europese Unie deze verklaring afgelegd tijdens de Diplomatieke conferentie van Beijing, waarmee zij concreet uiting gaf aan deze machtiging. De volgende stap is de ondertekening van het verdrag door de Europese Unie ingevolge een besluit van de Raad dat zijn grondslag vindt in artikel 218, lid 5, VWEU.

Daar de onderhandelingsresultaten naar het oordeel van de Commissie bevredigend zijn, verzoekt zij de Raad om machtiging te verlenen tot ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de WIPO inzake audiovisuele uitvoeringen, op 24 juni 2012 aangenomen te Beijing (Verdrag van Beijing).