Toelichting bij COM(2013)142 - EU-standpunt in het Comité voor overheidsopdrachten over de uitvoering van bepaalde bepalingen van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND

De Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA)[1] is tot op heden de enige wettelijk bindende overeenkomst binnen de WTO op het gebied van overheidsopdrachten. De huidige versie ervan, die het resultaat is van onderhandelingen die werden gevoerd parallel aan de Uruguay-ronde in 1994, is op 1 januari 1996 in werking getreden (de 'GPA van 1994').

De partijen bij de GPA van 1994 zijn: Armenië, Canada, de Europese Unie wat haar 27 lidstaten betreft, Hongkong (China), IJsland, Israël, Japan, Korea, Liechtenstein, Nederland wat Aruba betreft, Noorwegen, Singapore, Zwitserland, Chinees Taipei, en de Verenigde Staten. De GPA wordt beheerd door het Comité voor overheidsopdrachten ("het Comité").

Sinds de aanneming ervan in 1994, was in de GPA van 1994 een verbintenis vervat tot het voeren van onderhandelingen, zowel over de tekst als over het toepassingsgebied van de overeenkomst (artikel XXIV, lid 7, onder b)). In 1999 gingen onderhandelingen met het oog daarop van start.

De onderhandelingen zijn namens de EU gevoerd door de Commissie. Via het Comité handelspolitiek werd de Raad regelmatig op de hoogte gebracht, zowel mondeling als schriftelijk, van de stand van zaken in de onderhandelingen. Daarnaast werd voorafgaand aan elke onderhandelingsbijeenkomst coördinatie-overleg met de lidstaten gehouden in Genève. Het Europees Parlement werd regelmatig schriftelijk op de hoogte gebracht via de Commissie internationale handel.

Op 30 maart 2012 namen de onderhandelaars een besluit aan over de onderhandelingsresultaten ("Besluit betreffende de resultaten van de onderhandelingen") houdende goedkeuring van de volgende elementen: i) het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten ("het protocol") en ii) zeven besluiten ("de besluiten") van het Comité. Door middel van het Besluit betreffende de resultaten van de onderhandelingen namen de partijen bij de GPA het protocol aan en stelden zij het open voor aanvaarding door de partijen bij de GPA van 1994. Het protocol treedt voor die partijen bij de GPA van 1994 die hun akte van aanvaarding van dit protocol hebben nedergelegd in werking op de 30e dag na nederlegging van die akte door twee derde van de partijen bij de GPA van 1994. Bovendien worden in het Besluit betreffende de resultaten van de onderhandelingen de besluiten van het Comité geformuleerd; daarin worden toekomstige werkprogramma’s van het Comité vastgesteld en wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van de kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van de artikelen XIX en XXII van de overeenkomst.

Die besluiten zijn een onderdeel van het via onderhandelingen aangenomen pakket en weerspiegelen de vastberadenheid van de GPA-partijen om, zodra het protocol in werking treedt, een begin te maken met de tenuitvoerlegging van bepaalde bepalingen van de herziene GPA.

Gezien hun inhoud werd het niet passend geacht de besluiten in het protocol zelf op te nemen, waardoor voor die besluiten dezelfde wijzigingsprocedures zouden gelden. Ook was het niet mogelijk de besluiten aan te nemen vóór de inwerkingtreding van het protocol, dat door deze besluiten zou moeten worden uitgevoerd. De partijen bij de GPA bereikten bijgevolg overeenstemming over de inhoud van de besluiten, die door het Comité op zijn eerste bijeenkomst na de inwerkingtreding van het protocol dienden te worden bekrachtigd; daartoe zou het Comité een besluit aannemen ter bevestiging van de politieke wil om deze besluiten vast te stellen met ingang van de datum van inwerkingtreding van het protocol.

Aangezien zowel het protocol als de besluiten het voorwerp zijn van de in maart 2012 bereikte overeenstemming, maken ze, wat de ratificatie door de EU van de herziene GPA betreft, deel uit van hetzelfde pakket. Aangezien de Unie op de eerste bijeenkomst van het Comité na de inwerkingtreding van het protocol een standpunt zal moeten innemen met betrekking tot de besluiten, geldt voor de besluiten een andere internebesluitvormingsprocedure dan voor het protocol. Derhalve is er met betrekking tot deze besluiten een afzonderlijk besluit van de Raad nodig, naast het Raadsbesluit betreffende de sluiting van het protocol.

Indien de Raad, na de instemming van het Europees Parlement te hebben verkregen, een besluit aanneemt tot sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, zou de Unie binnen het Comité een standpunt moeten kunnen innemen over de besluiten.

2. RESULTATEN VAN DE ONDERHANDELINGEN

De volgende besluiten moeten worden aangenomen:

i) Besluit van het Comité voor overheidsopdrachten betreffende de kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van de artikelen XIX en XXII van de overeenkomst: hiermee wordt beoogd de kennisgevingsverplichtingen te vereenvoudigen door te verduidelijken op welke wijze een partij wijzigingen in haar wet- en regelgeving en in haar lijst met entiteiten kan melden.

ii) Besluit van het Comité voor overheidsopdrachten betreffende de vaststelling van werkprogramma’s: hierin worden enkele specifieke werkprogramma’s vermeld, in het kader waarvan de partijen zich ertoe verbinden toekomstige werkzaamheden uit te voeren.

iii) Besluit van het Comité voor overheidsopdrachten betreffende een werkprogramma inzake kmo’s: hierin wordt een werkprogramma inzake kmo’s omschreven, dat tot doel heeft de deelname van kmo’s aan overheidsaanbestedingen te vergemakkelijken, discriminatoire maatregelen voor kmo’s te vermijden en de transparantie te vergroten.

iv) Besluit van het Comité voor overheidsopdrachten betreffende een werkprogramma inzake de verzameling en rapportage van statistische gegevens: hiermee wordt beoogd het gemakkelijker te maken te voldoen aan de verplichting statistische gegevens te verzamelen.

v) Besluit van het Comité voor overheidsopdrachten betreffende een werkprogramma inzake duurzame aanbestedingen: hierin wordt een werkprogramma omschreven dat erop gericht is te waarborgen dat het beleid voor duurzame aanbestedingen verenigbaar is met de beginselen van non-discriminatie en transparantie.

vi) Besluit van het Comité voor overheidsopdrachten betreffende een werkprogramma inzake uitsluitingen en beperkingen in de bijlagen van de partijen: met dit besluit wordt een werkprogramma aangenomen dat tot doel heeft uitsluitingen en beperkingen die de partijen hebben opgenomen in hun bijlagen geleidelijk weg te nemen.

vii) Besluit betreffende een werkprogramma inzake veiligheidsnormen: met dit besluit wordt een werkprogramma aangenomen dat moet waarborgen dat maatregelen ter bescherming van de openbare veiligheid niet zodanig worden toegepast dat zij willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking vormen.

Aangezien de besluiten de uitvoering van de GPA‑beginselen vergemakkelijken en bijdragen aan de afschaffing van discriminatoire praktijken, zullen zij een gunstig klimaat scheppen voor de verdere openstelling van overheidsaanbestedingen.