Toelichting bij COM(2013)153 - Mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de EU - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)153 - Mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de EU. |
---|---|
bron | COM(2013)153 ![]() ![]() |
datum | 20-03-2013 |
Na het arrest van het Hof van Justitie waarbij Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie nietig werd verklaard, maar het effect ervan werd gehandhaafd totdat een nieuwe verordening is vastgesteld op basis van de juiste rechtsgrondslag, namelijk artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dient de Commissie hierbij deze nieuwe verordening in bij het Europees Parlement en de Raad.
Het toepassingsgebied van de voorgestelde verordening is identiek aan dat van de nietig verklaarde verordening. De lidstaten moeten tweejaarlijks aan de Commissie gegevens en informatie mededelen betreffende investeringsprojecten in energie-infrastructuur in de sectoren aardolie, aardgas, elektriciteit (met inbegrip van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen), biobrandstoffen en afvang en –opslag van kooldioxide.
Tot de aan de Commissie mede te delen investeringen behoren projecten die gepland en in uitvoering zijn, projecten voor de omvorming van bestaande infrastructuur en buitenbedrijfstellingsprojecten van een zekere omvang, met een tijdshorizon van vijf jaar, op het grondgebied van lidstaten, met inbegrip van interconnecties met derde landen. Op de betrokken ondernemingen rust de verplichting om de lidstaat in kwestie de nodige gegevens en informatie te verstrekken.
Het arrest van het Hof van 6 september 2012 volgde op de juridische actie van het Europees Parlement tegen de Raad in oktober 2010 waarbij het de rechtsgrondslag heeft betwist die werd gebruikt voor de vaststelling van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 en heeft gevorderd dat het Hof bedoelde verordening nietig verklaart (Zaak C-490/10). De Raad had artikel 337 VWEU en artikel 187 VEGA als rechtsgrondslag gekozen op grond van de overweging dat de verordening betrekking heeft op het verzamelen van algemene informatie.
In reactie op het verzoek van het Europees Parlement heeft het Hof Verordening 617/2010 nietig verklaard, maar heeft het effect ervan gehandhaafd totdat binnen een redelijke termijn een nieuwe verordening op basis van de correcte rechtsgrondslag is vastgesteld. Om te voldoen aan het arrest van het Hof en continuïteit bij het toezicht op investeringsprojecten in de energie-infrastructuur te waarborgen, dient de Commissie een verordening in met dezelfde inhoud als de nietig verklaarde verordening en stelt zij enkele aanpassingen voor die strikt noodzakelijk zijn ten gevolge van het nieuwe wetgevingsproces. Deze aanpassingen hebben betrekking op de nieuwe wetgevingsprocedure (gewone wetgevingsprocedure), de datum voor een evaluatie/herziening van de verordening (31 december 2016 in plaats van 23 juni 2015) en de datum voor rapportering.
Na het arrest van het Hof werden de effecten van de nietig verklaarde verordening gehandhaafd totdat een nieuwe verordening is vastgesteld. Hoewel de Commissie een snelle vaststelling van de nieuwe verordening in de loop van 2013 verwacht, is het onwaarschijnlijk dat dit zal zijn gebeurd vóór juli 2013, wat voor de lidstaten de volgende termijn is om overeenkomstig de nietig verklaarde verordening hun investeringsbeslissingen mede te delen. De eerstvolgende rapportering in 2013 moet daarom nog steeds gebaseerd zijn op de nietig verklaarde verordening. Overeenkomstig de voorgestelde nieuwe verordening moet de mededeling van de gegevens gebeuren vanaf 1 januari 2015 en vervolgens om de twee jaar.
De vorm en technische bijzonderheden van de mededeling aan de Commissie van de gegevens en informatie over investeringsprojecten in de energie-infrastructuur zijn nader gespecificeerd in de bijlage bij Verordening (EU, Euratom) nr. 833/2010 van de Commissie van 21 september 2010 betreffende de tenuitvoerlegging van de nietig verklaarde Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad. Verordening (EU, Euratom) nr. 833/2010 van de Commissie blijft van toepassing tot de herziening ervan, wat zal gebeuren na de vaststelling van de hierbij voorgestelde verordening.
Inhoudsopgave
Aangezien (i) een grondige effectbeoordeling en een brede raadpleging van de betrokken partijen is uitgevoerd toen Verordening 617/2010 werd voorgesteld en (ii) de inhoud van de voorgestelde verordening dezelfde is als die van Verordening 617/2010, heeft de Commissie geen nieuwe effectbeoordeling uitgevoerd, noch heeft zij een nieuwe raadplegingsronde met de betrokken partijen gehouden.
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Bij de voorgestelde verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de mededeling aan de Commissie van gegevens en informatie over investeringsprojecten in energie-infrastructuur in de sectoren aardolie, gas, elektriciteit en biobrandstoffen, gepaard aan informatie over de door deze sectoren veroorzaakte kooldioxide-uitstoot.
Tweejaarlijks moeten de lidstaten, of de daarmee belaste entiteiten, gegevens en informatie verzamelen en ter kennis brengen inzake investeringsprojecten met betrekking tot productie, vervoer en opslag. Om de administratieve belasting te minimaliseren, worden met het oog op flexibiliteit en vereenvoudiging twee elementen ingebouwd:
– tenzij de lidstaten daarover anderszins beslissen, moeten de betrokken ondernemingen de lidstaten of de bevoegde instantie informatie verstrekken over hun investeringsprojecten, inclusief projecten voor de ontmanteling van installaties;
– de lidstaten kunnen worden vrijgesteld van deze mededelingsverplichting wanneer zij de Commissie al gelijkwaardige informatie hebben verstrekt krachtens energiesectorspecifieke wetgeving van de EU. Dat kan ook gebeuren wanneer de met de plannen ter ontwikkeling van de gas‑ en elektriciteitsnetten belaste instanties de desbetreffende gegevens verzamelen. In dergelijke gevallen moeten zij die informatie ter kennis brengen van de Commissie, zo nodige met de relevante opmerkingen van de lidstaten.
De verzamelde gegevens en informatie (soort investering, geplande capaciteit en voornaamste hindernissen…) geven een overzicht van de belangrijkste investeringstrends op het gebied van de EU-energie-infrastructuur. Er worden bepalingen ingevoerd om te garanderen dat de aan de Commissie verstrekte gegevens en informatie aan algemeen aanvaarde standaarden voldoen; dat de gegevens en informatie worden ontvangen, opgeslagen en verwerkt met de geschikte IT-instrumenten, waarbij volledig wordt voldaan aan het juridisch kader voor de bescherming van persoonsgegevens; en dat de gegevens en informatie openbaar worden gemaakt, tenzij zij commercieel gevoelig zijn.
Op basis van de door haar ontvangen gegevens en informatie zal de Commissie op gezette tijden een sectoroverschrijdende analyse maken van de structurele ontwikkelingen en de vooruitzichten van het EU-energiesysteem, alsook eventuele andere relevante analyses. Dit moet het mogelijk maken potentiële leemten in vraag en aanbod en hinderpalen voor investeringen op te sporen. Met deze analyses zal de Commissie beter in staat zijn om beste praktijken te bevorderen en grotere transparantie voor de marktdeelnemers te waarborgen. Om gemeenschappelijke standpunten over deze kwesties te ontwikkelen, zullen de resultaten van deze analyses met de betrokken partijen worden besproken en worden gepubliceerd.
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Subsidiariteitsbeginsel
Dit ontwerpvoorstel strekt ertoe het kader voor de verzameling van gegevens en informatie met het oog op de uitvoering van de taken van de Commissie te versterken. Met de nodige gegevens is de Commissie, en met name haar waarnemingspost voor de energiemarkt, beter in staat de ontwikkeling van het energiesysteem van de EU in een sectoroverschrijdende optiek en op EU-niveau te monitoren en snel de potentiële problemen op te sporen die uitstel van of belemmeringen voor investeringsprojecten kunnen veroorzaken. Gezien de onderlinge kruisverbanden tussen subsectoren van de energiesector (bv. gas en elektriciteit) en het bestaan van een interne markt wordt de EU-brede dimensie steeds relevanter en wordt derhalve de rol van de EU-instellingen en met name van de Commissie steeds belangrijker.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstelling te bereiken. De lidstaten zullen nog steeds over een grote flexibiliteit beschikken om zelf de regelingen voor de inzameling van gegevens te bepalen.
Keuze van instrumenten
Het voorgestelde instrument is een verordening aangezien het doel is een bestaande verordening te vervangen.
Het voorstel zal slechts een beperkte weerslag hebben op de Gemeenschapsbegroting en dit meer bepaald op uitgaven voor het aankopen van informatietechnologie en, als de Commissie daartoe beslist, op uitgaven voor het verwerven van gegevens en voor de betaling van deskundigen. Het effect op de begroting van de lidstaten zal zeer beperkt blijven.
Vereenvoudiging
Aangezien de bestaande rapporteringsverplichtingen en monitoringsmechanismen in het voorstel zijn meegenomen, wordt geen extra administratieve belasting gecreëerd; het rapporteringsgedeelte van het voorstel wordt slechts van toepassing wanneer geen gelijkwaardige gegevens en informatie worden ingezameld op grond van sectorspecifieke wetgeving.
Evaluatieclausule
Tegen 31 december 2016 zal de Commissie een evaluatie maken van de krachtens de nieuwe verordening ingevoerde rapporterings‑ en monitoringsmechanismen.