Toelichting bij COM(2013)263 - Instelling definitief antidumpingrecht op rijwielen uit China naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)263 - Instelling definitief antidumpingrecht op rijwielen uit China naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek. |
---|---|
bron | COM(2013)263 ![]() ![]() |
datum | 06-05-2013 |
||
Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap ("de basisverordening") in het kader van het tussentijdse nieuwe onderzoek betreffende het antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("de VRC").|
||
Algemene context
Dit voorstel wordt gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de materiƫle en procedurele eisen van die verordening.
||
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Bij Verordening (EEG) nr. 2474/93[1] stelde de Raad een definitief antidumpingrecht van 30,6 % in op rijwielen van oorsprong uit de VRC. Naar aanleiding van een onderzoek naar ontwijking van deze maatregel overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening werd dit recht bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad[2] uitgebreid tot bepaalde rijwielonderdelen van oorsprong uit de VRC. Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 1524/2000[3] dat de bovengenoemde maatregelen moesten worden gehandhaafd. Na een tussentijds nieuw onderzoek dat op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd geopend, besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 1095/2005[4] het geldende antidumpingrecht te verhogen tot 48,5 %. Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, besloot de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011[5] dat bovengenoemde maatregelen moesten worden gehandhaafd.
||
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie
Niet van toepassing.
Inhoudsopgave
||
Raadpleging van belanghebbende partijen
|| Partijen die belang hadden bij de procedure werden overeenkomstig de basisverordening in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen.
||
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
|| Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
||
Effectbeoordeling
Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een volledige lijst van factoren die moeten worden beoordeeld.
||
Samenvatting van de voorgestelde maatregelen
Op 9 maart 2012 kondigde de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie aan dat zij een tussentijds nieuw onderzoek zou openen naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de VRC. Het nieuwe onderzoek werd ambtshalve geopend. Uit het nieuwe onderzoek is gebleken dat de omstandigheden met betrekking tot dumping en schade niet aanzienlijk zijn veranderd en de opgelegde maatregelen bijgevolg moeten worden gehandhaafd om de gevolgen van dumping te neutraliseren. Ook is vastgesteld dat bij opheffing van de antidumpingmaatregelen de dumping zou worden voortgezet en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie zou voortduren. Voorts werd vastgesteld dat handhaving van de maatregelen niet in strijd is met het belang van de Unie. Wat de drie medewerkende producenten-exporteurs betreft, is uit het onderzoek gebleken dat sprake is van een blijvende verandering van omstandigheden en hun individuele dumpingmarges moeten bijgevolg worden aangepast. Daarom wordt voorgesteld dat de Raad zijn goedkeuring geeft aan bijgevoegd voorstel voor een verordening tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad, die uiterlijk op 5 juni 2013 in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden bekendgemaakt.
||
Rechtsgrondslag
Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap.
||
Subsidiariteitsbeginsel
Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
||
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:
|| de vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming.
|| Beschrijving van de wijze waarop de financiƫle en administratieve lasten voor de Unie, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, de marktdeelnemers en de burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing.
||
Keuze van instrumenten
|| Voorgesteld instrument: verordening.
|| Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: de basisverordening voorziet niet in andere mogelijkheden.
|| Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.