Toelichting bij COM(2013)265 - Officiële controles om de implementatie en het naleven van regels omtrent voedsel, voer, dier- en plantgezondheid, teeltmateriaal en pesticiden te verzekeren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1. Achtergrond van het voorstel

Om de burgers van de Europese Unie (EU) een hoog niveau van gezondheid van mensen, dieren en planten te bieden en om de werking van de interne markt te waarborgen, voorziet de wetgeving van de Unie in een reeks geharmoniseerde voorschriften om het gezondheidsrisico voor mensen, dieren en planten dat zich in de 'voedselketen' kan voordoen, te voorkomen, op te heffen of te verminderen, waarbij de term 'voedselketen' in zeer brede zin wordt gebruikt en alle processen, producten en activiteiten omvat die betrekking hebben op levensmiddelen, de productie en hantering ervan, en de voorschriften die (direct of indirect, bv. via de veiligheidsvoorschriften voor diervoeders) ervoor zorgen dat zij veilig en geschikt voor menselijke consumptie zijn. Zij omvat ook voorschriften die met de term veterinaire en fytosanitaire wetgeving worden aangeduid en die betrekking hebben op risico's voor de diergezondheid en de plantgezondheid in het algemeen, alsook voorschriften betreffende de identiteit, de gezondheid en de kwaliteit van teeltmateriaal. Dit omvangrijke acquis heeft dus betrekking op gezondheidsrisico's in strikte zin (risico's voor de integriteit van mensen, dieren en planten die verbonden zijn aan plaagorganismen, ziekten, microbiële en chemische verontreinigingen en andere gevaren), alsook op het behoud van inherente kwaliteiten die vereist zijn om een veilige start van de teelt van planten en gereguleerde productiemethoden (bv. dierenwelzijn, biologische landbouw, geografische aanduidingen, teeltmateriaal) te waarborgen. Zij omvat ook voorschriften die zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat aan de consumenten informatie wordt verstrekt, en om eerlijke praktijken bij de handel in de producten van de voedselketen te waarborgen.

Om ervoor te zorgen dat deze uitgebreide verzameling voorschriften door de lidstaten in de hele EU op geharmoniseerde wijze wordt gehandhaafd, is bij Verordening (EG) nr. 882/2004 ("de verordening")1 een wetgevingskader voor de organisatie van officiële controles vastgesteld.

Met het voorstel wordt de wetgeving betreffende officiële controles herzien teneinde de tekortkomingen die in de formulering en de toepassing ervan zijn geconstateerd, te verhelpen. Het heeft tot doel een robuust, transparant en duurzaam regelgevingskader tot stand te brengen dat beter geschikt voor het beoogde doel is. Het voorstel strekt tot vervanging en intrekking van de verordening en een aantal sectorale handelingen en bepalingen die door de vaststelling ervan overbodig zullen worden.

Aangezien het voorstel deel uitmaakt van een omvattend pakket, waartoe ook drie belangrijke herzieningen behoren om het acquis betreffende diergezondheid, plantgezondheid en teeltmateriaal te moderniseren, heeft het ook tot doel het systeem van officiële controles op zodanige wijze te moderniseren en te integreren dat het samen met het geactualiseerde EU-beleid in deze sectoren een consistent geheel vormt.

Om het algehele wetgevingskader te rationaliseren en te vereenvoudigen en tegelijkertijd de regelgeving te trachten verbeteren, worden in de voorgestelde verordening de voorschriften geïntegreerd die momenteel van toepassing zijn op officiële controles op specifieke gebieden waarvoor thans aparte voorschriften gelden (bv. controles op residuen van diergeneesmiddelen in levende dieren en dierlijke producten, en fytosanitaire controles).

Op basis van een uitgebreide evaluatie van de bepalingen van de verordening, waarbij is gebleken dat in een aantal gevallen de lasten van het organiseren en uitvoeren van officiële controles konden worden verlicht door overbodige eisen te schrappen (bv. afzonderlijke rapportage over officiële controles op residuen van diergeneesmiddelen) of een evenredige en flexibele aanpak in enkele specifieke situaties mogelijk te maken (bv. door in noodsituaties geen volledige accreditatie van officiële laboratoria te vereisen), voorziet het voorstel in wijzigingen op deze punten.

Wat officiële controles van uit derde landen afkomstige goederen betreft, zijn de bepalingen van de verordening momenteel van toepassing samen met sectorale bepalingen die gelden voor respectievelijk de invoer van dieren en producten van dierlijke oorsprong, de invoer van planten en plantaardige producten, en de controles van levensmiddelen en diervoeders waarvoor in verband met een specifiek risico een grotere oplettendheid aan de grenzen vereist is.

In het in december 2010 door de Commissie vastgestelde verslag2 over de doeltreffendheid en consistentie van de sanitaire en fytosanitaire controles van de invoer van levensmiddelen, diervoeder, dieren en planten wordt weliswaar geconcludeerd dat de momenteel geldende uitgebreide wetgeving de EU in staat stelt om nieuwe risico's of noodsituaties aan te pakken zonder verstoringen van het handelsverkeer te veroorzaken, maar wordt ook geconstateerd dat het systeem van invoercontroles van de Unie consistenter kan worden gemaakt door de bestaande sectorale handelingen met betrekking tot officiële controles te herzien en te consolideren. In het verslag wordt erop gewezen dat deze aanbeveling voordelen zou opleveren voor de lidstaten en de ondernemers die goederen uit derde landen hanteren, door een efficiëntere prioritering van controles en een betere bestemming van de voor invoercontroles gebruikte overheidsmiddelen mogelijk te maken. De herziening van de verordening werd beschouwd als een goede gelegenheid om de bevindingen van het verslag in aanmerking te nemen en de controles waar mogelijk te consolideren. Daarom bevat het voorstel een reeks gemeenschappelijke en omvattende voorschriften betreffende controles van dieren en goederen uit derde landen.

Wat de financiering van officiële controles betreft, bevestigt de verordening het algemene beginsel dat de lidstaten passende financiële middelen moeten bestemmen voor officiële controles, alsook de verplichting voor de lidstaten op bepaalde gebieden zogenaamde 'controlevergoedingen' te innen om op de bedrijfsexploitanten de kosten te verhalen die voor de uitvoering van officiële controles zijn gemaakt. De huidige voorschriften bepalen dat verplichte inspectievergoedingen alleen mogen worden aangerekend voor officiële controleactiviteiten op bedrijven die vlees, visserijproducten en melk hanteren, voor de goedkeuring van inrichtingen voor diervoeders, en voor de (meeste) controles aan de grenzen. Dit waren traditioneel de gebieden waar controlemethoden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het eerst op EU-niveau werden geharmoniseerd; de wetgever nam aan dat op die gebieden de bedrijfsexploitanten die profiteerden van de toegevoegde waarde die de door de officiële controles verschafte zekerheid vertegenwoordigde, moesten worden verzocht de kosten te vergoeden die de staten voor die controles maakten.

Het voorstel handhaaft het systeem van verplichte vergoedingen en brengt de nodige wijzigingen aan om de tekortkomingen van het huidige systeem te verhelpen. Extern onderzoek3 dat in 2009 is uitgevoerd om de toepassing te evalueren van het financieringsmechanisme dat bij de verordening is ingesteld, wees immers op het bestaan van problemen in verband met de toepassing van de desbetreffende voorschriften (artikelen 26 tot en met 29) en leidde tot de conclusie dat het algemene doel ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten de beschikking krijgen over voldoende financiële middelen om officiële controles uit te voeren, niet in de hele EU wordt gehaald, wat een impact op de uitvoering van controles heeft. Er is ook gewezen op de oneerlijkheid van een systeem van verplichte vergoedingen waarbij slechts bepaalde sectoren bijdragen aan de financiering van officiële controles, en dat niet op effectieve wijze onderscheid maakt tussen conform en niet-conform gedrag. In het verslag van 2009 werd aanbevolen de artikelen 26 tot en met 29 van de verordening te herzien.

Gedurende de hele raadplegingsperiode hebben de belanghebbenden hun volledige medewerking verleend, zowel voor de evaluatiestudies als voor de opstelling van de effectbeoordeling.

1.2. Doelstellingen van het voorstel

De algemene doelstellingen van de herziening vallen samen met de doelstellingen van het Verdrag, namelijk de interne markt te vrijwaren en tegelijkertijd een hoog niveau van gezondheidsbescherming te waarborgen. Zij beantwoorden ook aan de prioritaire doelstelling van de Commissie een goede handhaving van de EU-wetgeving te waarborgen, wat ook het oorspronkelijke doel is van de verordening betreffende officiële controles.

Meer specifiek heeft het voorstel tot doel de handhavingsinstrumenten, en met name officiële controles, zoals vastgesteld in de bestaande verordening, te moderniseren en aan te scherpen, het wetgevingskader te vereenvoudigen, het gebruik ervan te vergemakkelijken, en het efficiënter te maken (bijvoorbeeld met betrekking tot de administratieve samenwerking). Wat de financiering van officiële controles betreft, heeft het voorstel tot doel de beschikbaarheid van stabiele en passende middelen te waarborgen, de billijkheid en eerlijkheid van de financiering van officiële controles te garanderen, en de transparantie te vergroten.

Effectieve officiële controles zijn noodzakelijk om de correcte handhaving van de wetgeving betreffende de voedselketen te waarborgen en aldus te zorgen voor de verwezenlijking van de bovengenoemde doelstellingen.

De efficiënte werking van het EU-systeem van officiële controles is belangrijk voor zowel de uitvoer als de invoer van de EU. Het vermogen van de EU om uit te voeren naar derde landen hangt af van de reputatie van de hoge productienormen en de toegevoegde waarde die de EU-goederen aantoonbaar hebben in vergelijking met de goederen die buiten Europa worden geproduceerd. Dit is alleen te realiseren door betrouwbare en vertrouwenwekkende officiële controles die ervoor zorgen dat de veiligheids‑ en kwaliteitsnormen van de EU voor de voedselketen consistent worden gehandhaafd en de desbetreffende verwachtingen van de handelspartners worden ingelost.

Wat de invoer betreft is het van wezenlijk belang dat alle levensmiddelen op de EU-markt veilig zijn. De door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uitgevoerde controles van uit derde landen afkomstige goederen bieden adequate waarborgen dat zij aan gelijkwaardige veiligheidseisen beantwoorden. De desbetreffende voorschriften inzake invoercontrole moeten voldoen aan de WHO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS), met name aan de bepalingen van bijlage C bij de SPS-overeenkomst.

1.3. Regelgevingskader

De verantwoordelijkheid voor de handhaving van de EU-wetgeving betreffende de voedselketen berust bij de lidstaten, wier autoriteiten toezien op en zich vergewissen van de effectieve toepassing, naleving en handhaving van de desbetreffende voorschriften in de hele Unie. Daarbij gaan zij na of de activiteiten van de exploitanten en de door hen op de EU-markt gebrachte goederen (hetzij in de EU geproduceerd, hetzij uit derde landen ingevoerd) voldoen aan de desbetreffende EU-normen en –voorschriften betreffende de voedselketen.

In de verordening zijn geharmoniseerde EU-voorschriften betreffende door de lidstaten uitgevoerde officiële controleactiviteiten vastgesteld met het doel te voorzien in een geïntegreerde en uniforme aanpak ten aanzien van officiële controles in de voedselketen. De verordening voorziet in een algemeen kader voor officiële controles in de sectoren diervoeder‑ en levensmiddelenwetgeving, en voorschriften betreffende diergezondheid en dierenwelzijn, waarbij voorschriften betreffende zowel de organisatie als de financiering van die controles worden vastgesteld.

Ondanks de bovenvermelde geïntegreerde aanpak bleven officiële controles met het oog op de gezondheid van dieren (op zowel binnenlandse als ingevoerde goederen) en officiële controles op residuen van diergeneesmiddelen om historische redenen afzonderlijk geregeld. Bovendien waren bepaalde sectoren die deel uitmaken van de voedselketen, niet in de werkingssfeer van de verordening opgenomen, namelijk plantgezondheid, teeltmateriaal en dierlijke bijproducten, en werden daarvoor specifieke sectorale regelingen ontwikkeld.

Het is de bedoeling dat met dit voorstel één geheel van voorschriften wordt vastgesteld die gelden voor officiële controles in al deze sectoren.

1.4. Consistentie met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Met dit initiatief worden de doelstellingen van de mededeling over slimme regelgeving in de Europese Unie nagestreefd. Een van de doelstellingen van de herziening is de wetgevingslasten te verminderen in het licht van de opmerkingen die de lidstaten en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven over de bestaande regeling hebben gemaakt.

Het voorstel is consistent met de herzieningen betreffende diergezondheid, de wetgeving betreffende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en de wetgeving betreffende teeltmateriaal, die tegelijkertijd door de Commissie worden vastgesteld. Het moet er ook voor zorgen dat de bepalingen van de verordening de voor diergeneesmiddelen geldende bepalingen, die momenteel ook worden herzien, op consistente wijze aanvullen. Er is een grondige analyse verricht naar de overeenstemming van deze sectorale EU-wetgeving met overkoepelende bepalingen van de verordening teneinde het systeem van officiële controles op zodanige wijze te integreren dat het samen met het geactualiseerde EU-beleid in deze sectoren een consistent geheel vormt.

Het voorstel tracht ook het kader van officiële controles, met name de gebruikte terminologie, in overeenstemming te brengen met het gemoderniseerde douanewetboek.

Met het oog op de Europa 2020-strategie zal door de instelling van effectieve controles in de voedselketen worden gezorgd voor veilige levensmiddelen en diervoeders, terwijl het concurrentievermogen van de bedrijfsexploitanten zal worden vergroot, bedrijfsexploitanten die de wetgeving naleven zullen worden beloond, en in alle sectoren het beginsel 'de gebruiker betaalt' zal worden toegepast. Met de vrijstelling van micro-ondernemingen van verplichte controlevergoedingen wordt dan ook uitvoering gegeven aan het vaste voornemen van de Commissie om de lasten voor zeer kleine ondernemingen te verminderen in overeenstemming met haar nieuwe beleid inzake "Regeldruk voor het mkb verminderen – EU-regelgeving aanpassen aan de behoeften van micro-ondernemingen"4.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

2.1. Raadpleging

2.1.1. Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

De werkgroep die in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is opgericht voor de behandeling van aangelegenheden betreffende de toepassing van de verordening, is meermaals bijeengekomen om de lopende evaluatie te bespreken. De lidstaten zijn ook geraadpleegd in verband met twee door de Commissie uitbestede studies op het gebied van de financiering van officiële controles (de bovenvermelde studie van 2009 en een tweede studie in 2011 waarin de geconstateerde tekortkomingen verder werden onderzocht5). De lidstaten zijn ook in het kader van andere fora en gremia geraadpleegd over de volgende specifieke kwesties met betrekking tot officiële controles: accreditatie van officiële laboratoria, officiële controles op residuen van diergeneesmiddelen in levende dieren en dierlijke producten, veterinaire grenscontroles, diergezondheid, plantgezondheid, en teeltmateriaal. De belangrijkste geconstateerde problemen en de voorlopige opties zijn ook gepresenteerd en besproken op vergaderingen van de hoofden van agentschappen en diensten voor voedselveiligheid van 29 juni tot en met 1 juli 2011 en op 8 december 2011.

De belanghebbenden (vertegenwoordigers van brancheorganisaties en ngo's) zijn geraadpleegd tijdens de evaluatiestudies en bij de opstelling van de effectbeoordeling. Twee ad-hocwerkgroepen, inzake respectievelijk de evaluatie van het systeem van officiële controles en de evaluatie van de voorschriften betreffende de financiering van die controles, zijn geconvoceerd in het kader van de Adviesgroep voor de voedselketen en de gezondheid van dieren en planten. Voorts werd de geboekte vooruitgang gepresenteerd en besproken op de plenaire vergaderingen van de bovengenoemde adviesgroep en op verzoek op vergaderingen van diverse representatieve organisaties uit het bedrijfsleven. Naast besprekingen met de lidstaten was de raadpleging van belanghebbenden een even belangrijk element van de twee door externe contractanten uitgevoerde studies over de financiering van officiële controles.

2.1.2. Verzameling van gegevens

Er werd uitgebreid gebruikgemaakt van auditverslagen van het Voedsel‑ en Veterinair Bureau (VVB), de dienst van de Commissie die belast is met de beoordeling van de controles van de Unie in de lidstaten, als basismateriaal voor de evaluatie. Die verslagen bevatten informatie en gegevens over de organisatie en de werking van controlesystemen in de lidstaten en over de toepassing van de levensmiddelenwetgeving. De bevindingen van elke door het VVB uitgevoerde audit worden opgenomen in een auditverslag, dat openbaar wordt gemaakt.

Met betrekking tot de financiering van officiële controles is er in de studie van 2011 op gewezen dat van de lidstaten moeilijk exacte cijfers te verkrijgen zijn om de totale controlekosten te kwantificeren, en dat er dan ook een probleem is met de beschikbaarstelling van middelen. In het verslag is echter gewezen op de ongelijke spreiding van de kostendekking in de lidstaten en op enkele problemen met de toepassing van de EU-voorschriften.

2.1.3. Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Alle belanghebbenden en de lidstaten verheugden zich over het voorstel tot herziening van de verordening en het doel om een duidelijker, eenvoudiger en efficiënter wetgevingskader voor de organisatie van officiële controles en van andere officiële activiteiten in de gehele voedselketen tot stand te brengen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector. Men was het er immers vrijwel algemeen over eens dat bij de herziening rekening moet worden gehouden met de desbetreffende voorschriften inzake officiële controles in sectorale wetgeving en met de ervaring die is opgedaan en de lering die is getrokken sinds de verordening in werking is getreden.

Ten aanzien van de voorschriften betreffende de financiering van officiële controles liepen de meningen uiteen afhankelijk van de momenteel in elke lidstaat toegepaste praktijken; vanuit het oogpunt van de bedrijven was er evenmin eenstemmigheid over de vraag of er momenteel al of niet verplichte vergoedingen worden aangerekend.

Er bleek weliswaar algemene bezorgdheid te bestaan over het voorstel om de lijst van verplichte vergoedingen uit te breiden, maar de meeste respondenten waren het erover eens dat het oneerlijk was die vergoedingen alleen bij bepaalde exploitanten te innen, en iedereen was overtuigd van het belang van een passende beschikbaarstelling van middelen voor de nationale controlesystemen. Bij het opstellen van het voorstel is getracht het juiste beleidsevenwicht tot stand te brengen door ervoor te zorgen dat door de nieuwe voorschriften aan geen enkele exploitant een ondraaglijke of onevenredige last wordt opgelegd, en tegelijkertijd stabiele passende inkomsten voor de bevoegde autoriteiten en hun controlesystemen te waarborgen.

De belanghebbenden en de lidstaten zijn het erover eens dat het beginsel van 'risicogebaseerde controles' in de verordening (d.w.z. dat, als de middelen begrensd zijn, deze selectief moeten worden gebruikt en de selectie moet worden gebaseerd op de aan de specifieke bedrijfsactiviteit of het specifieke product verbonden gevaren en risico's, de antecedenten van de exploitant wat naleving en betrouwbaarheid betreft, en aanwijzingen van mogelijke niet-naleving) moet worden behouden en versterkt, met name op de gebieden waar de huidige voorschriften obstakels opwerpen voor de efficiënte toewijzing van controlemiddelen, namelijk grenscontroles en controles op residuen van diergeneesmiddelen. Het voorstel doet dit door de speciale voorschriften betreffende laatstgenoemde controles in te trekken en door het momenteel gefragmenteerde kader dat geldt voor officiële controles van verschillende categorieën producten uit derde landen te vervangen door een gemeenschappelijke reeks voorschriften.

Zowel de lidstaten als de exploitanten juichten de voorgenomen verbeteringen van de in de verordening vastgestelde transparantievoorschriften toe. Zo is een van de specifieke doelstellingen van de herziening dat het systeem van controles de lidstaten duidelijke richtsnoeren moet geven over hoe zij horen te voldoen aan de verplichting om een 'hoog niveau van transparantie' van hun activiteiten te waarborgen, zodat de burgers toegang hebben tot basisinformatie en ‑gegevens over de handhavingswerkzaamheden in de voedselketen. Uit de reacties is gebleken dat transparantie ook een punt van bezorgdheid was in verband met de financiering van officiële controles (het vergoedingensysteem), die transparant moet zijn en het publiek, en meer bepaald de exploitanten, in staat moet stellen te begrijpen hoe de vergoedingen worden berekend en hoe de daaruit verkregen inkomsten worden besteed. De exploitanten zien transparantie duidelijk als een factor ter bevordering van de controleerbaarheid en de efficiëntie van het systeem van officiële controles in zijn geheel.

De respondenten uit de industrie en de lidstaten waren het er algemeen over eens dat maatregelen moeten worden genomen om de functionaliteit van administratieve bijstand tussen de lidstaten te vergroten teneinde het belangrijkste instrument voor onderzoek naar en behandeling van grensoverschrijdende schendingen van voorschriften te verbeteren en de toepassing van de voorschriften van de Unie effectiever te maken. Daartoe wordt in het voorstel duidelijk gemaakt wat de verantwoordelijkheid van de lidstaten is als de behoefte aan administratieve bijstand zich voordoet.

2.2. Effectbeoordeling

In de ontwikkelde en beoordeelde opties is zowel gelet op het ontwerp van het wetgevingskader als op de voorschriften betreffende de financiering van de nationale controlesystemen.

1.

In een eerste analyse ging de aandacht uit naar twee mogelijke wijzigingen in de huidige voorschriften inzake controlevergoedingen, die specifiek gericht waren op:


- intrekking van de voorschriften van de Unie betreffende controlevergoedingen (waarbij het aan de lidstaten wordt overgelaten om te beslissen hoe de passende financiering van controleactiviteiten wordt gewaarborgd en of al dan niet inspectievergoedingen worden aangerekend) [optie 1A], en

- handhaving van de huidige EU-voorschriften betreffende vergoedingen, met inbegrip van verplichte vergoedingen, en vrijstelling van micro-ondernemingen6 van betaling daarvan [optie 1B].

Beide bovenvermelde opties zouden het bestaande kader aanzienlijk wijzigen wat de financiering van de nationale controlesystemen betreft, en werden onwerkbaar bevonden.

2.

De volgende opties werden verder beoordeeld door vergelijking met het status-quo:


Optie 2 – Stroomlijning. Het wetgevingskader wordt verbeterd door de bestaande bepalingen inzake controles in de momenteel onder de verordening vallende sectoren te verduidelijken, te vereenvoudigen en te stroomlijnen, en door te zorgen voor volledige kostendekking waar reeds in verplichte vergoedingen is voorzien, met de mogelijkheid voor de lidstaten om de door micro-ondernemingen betaalde vergoedingen terug te betalen.

Optie 3 – Stroomlijning + integratie. Het wetgevingskader wordt verbeterd en gestroomlijnd zoals beschreven onder optie 2, en de werkingssfeer van de verordening wordt uitgebreid tot plantgezondheid, teeltmateriaal en dierlijke bijproducten (waardoor de 'integratie' van officiële controles in de voedselketen wordt gecompleteerd). Er wordt gezorgd voor volledige kostendekking waar de bestaande verordening reeds in verplichte vergoedingen voorziet, alsook op het gebied van plantgezondheid, waar verplichte vergoedingen worden ingevoerd voor officiële controles in verband met plantenpaspoortverplichtingen, en teeltmateriaal, waar verplichte controles worden ingevoerd wat certificering betreft. De lidstaten hebben de mogelijkheid om de door micro-ondernemingen betaalde vergoedingen terug te betalen.

Optie 4 – Stroomlijning + integratie + bredere kostendekking. Het wetgevingskader wordt verbeterd en gestroomlijnd, en plantgezondheid, teeltmateriaal en dierlijke bijproducten worden in de werkingssfeer van de verordening opgenomen zoals beschreven onder optie 3. De verplichte vergoedingen worden uitgebreid tot alle controles van diervoeder‑ en levensmiddelenbedrijven die zijn geregistreerd of erkend overeenkomstig verordeningen betreffende levensmiddelen‑ en diervoederhygiëne, alsook van exploitanten die in wetgeving betreffende plantgezondheid en teeltmateriaal zijn gedefinieerd. De lidstaten hebben de mogelijkheid om de door micro-ondernemingen betaalde vergoedingen terug te betalen.

Optie 4 is geselecteerd en dit voorstel is in aanzienlijke mate daarop geënt. De vrijstelling van micro-ondernemingen van verplichte controlevergoedingen is echter vereist om uitvoering te geven aan het vaste voornemen van de Commissie om de lasten voor zeer kleine ondernemingen te verminderen in overeenstemming met haar nieuwe beleid inzake "Regeldruk voor het mkb verminderen – EU-regelgeving aanpassen aan de behoeften van micro-ondernemingen"7.

Daarom is het (facultatieve) terugbetalingsmechanisme dat bedoeld is om micro-ondernemingen te ontheffen van de financiële last van vergoedingen, vervangen door een verplichte vrijstelling van die ondernemingen van vergoedingen.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1. Rechtsgrondslag

De verordening was gebaseerd op artikel 37, artikel 95 en artikel 152, lid 4, onder b), van het EG-Verdrag, thans respectievelijk artikel 43, artikel 114 en artikel 168, lid 4, onder b), van het VWEU. Evenzo is het voorstel op de laatstgenoemde artikelen gebaseerd.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat gebaseerd is op artikel 43 van het VWEU, wordt door het Verdrag van Lissabon aangemerkt als gedeelde bevoegdheid van de EU en haar lidstaten. Het merendeel van de landbouwactiviteit, alsook aanvullende activiteiten upstream en downstream, is echter op EU-niveau gereguleerd. Dit betekent dat wetgeving hoofdzakelijk een taak voor de instellingen van de Europese Unie is. Artikel 114 voorziet in de rechtsgrondslag voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt voor levensmiddelen waarbij een hoog niveau van bescherming van de consumenten wordt gewaarborgd, en voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op dit gebied. Artikel 168, lid 4, onder b), bepaalt dat de EU, om gemeenschappelijke veiligheidskwesties het hoofd te bieden, maatregelen op veterinair en fytosanitair gebied die rechtstreeks gericht zijn op de bescherming van de volksgezondheid, moet aannemen.

3.2. Subsidiariteitsbeginsel

Een geharmoniseerd EU-wetgevingskader betreffende de organisatie en de uitvoering van officiële controles in de voedselketen is noodzakelijk om de uniforme toepassing van de voorschriften betreffende de voedselketen in de hele EU en de vlotte werking van de interne markt te waarborgen. Op deze grondslag, die nog steeds geldig is, zijn de bestaande voorschriften inzake officiële controles gestoeld. Aangezien de bij deze evaluatie geconstateerde problemen verband houden met de huidige opzet van het EU-wetgevingskader, kan de hervorming ervan niet door de lidstaten alleen worden gerealiseerd. Het optreden van de Europese wetgever is vereist.

Toets van de Europese toegevoegde waarde – De toegevoegde waarde van één uniform geheel van EU-voorschriften betreffende officiële controles ligt in het feit dat het de nationale handhavingsinstanties (en de exploitanten) een kader biedt waarbinnen de bevoegde autoriteiten kunnen vertrouwen op in een andere lidstaat uitgevoerde handhavingsactiviteiten en op de reproduceerbaarheid en de wetenschappelijke en technische deugdelijkheid van controleresultaten. Voorts zorgt het ervoor dat EU-normen inzake de voedselketen die nodig zijn voor de werking van de interne markt, in de verschillende lidstaten en sectoren op uniforme en consistente wijze worden toegepast.

Wat de financiering van controles betreft, zorgen gemeenschappelijke EU-voorschriften ervoor dat de bevoegde autoriteiten kunnen rekenen op een betrouwbare stroom van middelen om de controle-inspanning te handhaven op een niveau dat wordt gerechtvaardigd door de risico's en de handhavingsvereisten (onder meer het niveau van niet-naleving). Meer bijzonder wordt er met bepalingen inzake vergoedingen voor gezorgd dat door middel van specifieke nationale controlesystemen gemonitorde bedrijfsactiviteiten, die rechtstreeks profiteren van efficiënt uitgevoerde controles, bijdragen in de financiering van de controles, zodat de controlefinanciering zo min mogelijk afhankelijk is van overheidsmiddelen. Gemeenschap­pelijke EU-voorschriften zijn ook nodig om discriminatie te voorkomen tussen exploitanten die gevestigd zijn in een lidstaat waar de regel 'de gebruiker betaalt' (dus met vergoedingen) geldt, en exploitanten die gevestigd zijn in een lidstaat waar dit niet het geval is. Alleen gemeenschappelijke EU-voorschriften kunnen een uniforme aanpak ter verwezenlijking van dit doel waarborgen.

3.3. Evenredigheidsbeginsel

Het optreden van de EU mag niet verdergaan dan wat nodig is om het gestelde doel te bereiken. Bij deze exercitie werd een breed scala aan opties bekeken, met inbegrip van de optie waarbij de hoogte van de vergoedingen voor alle lidstaten wordt geharmoniseerd, en de optie waarbij de aangelegenheid wordt gedereguleerd. Doel van de analyse was de meest evenredige oplossing te bedenken om een toereikende en vaste stroom van voor officiële controles bestemde middelen te waarborgen, en de lidstaten tegelijkertijd de nodige tijd en flexibiliteit te laten om rekening te houden met hun interne regelingen en met de specifieke kenmerken van hun bedrijvenpopulatie.

3.4. Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: verordening.

3.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn:


Gebleken is dat de bestaande bepalingen de lidstaten een geschikt kader bieden, maar desondanks is er, zoals eerder vermeld, inconsistentie ontstaan wat de interpretatie betreft. Een richtlijn zou een nog grotere inconsistentie hebben teweeggebracht, wat tot onzekerheid zou hebben geleid voor de bevoegde autoriteiten en de exploitanten in de lidstaten. Een verordening zorgt ervoor dat de lidstaten een consistente aanpak volgen en vermindert de administratieve lasten van de exploitanten, aangezien zij zich niet vertrouwd hoeven te maken met de afzonderlijke nationale wetgeving in de lidstaten.

Zachte wetgevingsinstrumenten zoals richtsnoeren worden niet adequaat geacht om verschillen in de interpretatie en de toepassing van de wetgeving op te heffen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel brengt geen uitgaven met zich mee waarin nog niet is voorzien in het financieel memorandum van het gemeenschappelijke financiële kader. Er worden ook geen aanvullende personele middelen in overweging genomen.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

TITEL I: ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

De werkingssfeer van de verordening zal worden uitgebreid tot controles die worden uitgevoerd om na te gaan of de wetgeving is nageleefd met betrekking tot maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, voorschriften betreffende de productie, met het oog op het in de handel brengen, van teeltmateriaal, en voorschriften betreffende dierlijke bijproducten.

Bovendien zal worden verduidelijkt dat bepaalde artikelen van de verordening ook van toepassing zijn op andere officiële activiteiten dan officiële controles. Het betreft de in het algemeen belang verrichte activiteiten die aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn toevertrouwd met het doel risico's die kunnen ontstaan voor de gezondheid van mensen, dieren of planten, of voor het welzijn van dieren, op te heffen, te beheersen of te beperken. Deze activiteiten, die met name diverse vormen van onderzoek, surveillance en monitoring (ook met betrekking tot epidemieën) omvatten, alsook taken in verband met de uitroeiing, beheersing en bestrijding van ziekten, vallen onder dezelfde sectorale voorschriften die door middel van officiële controles worden gehandhaafd.

Bestaande definities zullen worden aangepast met het oog op de bredere werkingssfeer van de verordening wat betreft de sectoren en activiteiten waarop zij betrekking heeft. Er zullen nieuwe definities worden geïntroduceerd, waarvan enkele door kruisverwijzing naar sectorale voorschriften.

Ten slotte zal worden verduidelijkt dat de verordening ook van toepassing zal zijn op officiële controles op de naleving van de voorschriften die gelden voor uit derde landen afkomstige dieren en goederen, en voor dieren en goederen die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen.

Aan de Commissie zal de bevoegdheid worden verleend om bij gedelegeerde handelingen sectorspecifieke voorschriften voor dergelijke goederen vast te stellen teneinde rekening te houden met de specifieke behoeften aan officiële controles op bepaalde gebieden in de voedselketen, en met gezondheidsrisico's.

TITEL II: OFFICIËLE CONTROLES EN ANDERE OFFICIËLE ACTIVITEITEN IN DE LIDSTATEN

Hoofdstuk I: Bevoegde autoriteiten

De structuur van dit hoofdstuk zal grotendeels ongewijzigd blijven. De terminologie zal worden aangepast met het oog op de bredere werkingssfeer van de verordening (wat betreft de sectoren en activiteiten waarop zij betrekking heeft). Er zullen echter enkele wijzigingen nodig zijn om bepaalde tekortkomingen te verhelpen en de bevoegde autoriteiten de efficiëntste middelen te verschaffen om officiële controles en andere officiële activiteiten uit te voeren.

Hoofdstuk II: Bemonstering, analyses, tests en diagnoses

De bestaande bepalingen over de tweede expertise zullen worden verduidelijkt zodat dit recht alleen in het geval van officiële controles zal gelden en telkens een beoordeling omvat van de documenten betreffende de bemonstering, analyses, tests of diagnoses door een tweede deskundige en, waar relevant en technisch uitvoerbaar, een voldoende aantal aan de exploitant aangeboden andere monsters voor een tweede expertise of, als dit niet mogelijk is, een tweede analyse, test of diagnose uitgevoerd op het bestaande monster. Aan de Commissie zal de bevoegdheid worden verleend om uitvoeringsbepalingen vast te stellen teneinde een uniforme toepassing te waarborgen.

Voorschriften betreffende methoden voor bemonstering en voor laboratoriumanalyses, ‑tests en ‑diagnoses zullen van toepassing worden op officiële controles en op andere officiële activiteiten in alle onder de verordening vallende sectoren (bv. surveillance‑, monitoring‑ en onderzoekactiviteiten in de sectoren plantgezondheid en diergezondheid). Voor de sectoren plantgezondheid en teeltmateriaal zal dan ook worden voorzien in een overgangsperiode van vijf jaar.

De voorschriften voor de keuze van de door het officiële laboratorium te gebruiken methode zullen worden verduidelijkt en uitgebreid in die zin dat wordt geëist dat de methoden aan wetenschappelijke state-of-the-artnormen beantwoorden en aan de analyse‑, test‑ en diagnosebehoeften van het betrokken laboratorium voldoen, en methoden worden opgenomen die door Europese of nationale referentielaboratoria zijn gevalideerd. In de context van screening, gerichte screening en andere officiële activiteiten en bij ontstentenis van voorschriften van de Unie betreffende methoden of prestatiecriteria voor methoden zal het bovendien mogelijk zijn gebruik te maken van de door de cascade voorgeschreven methoden.

De accreditatie volgens EN ISO/IEC 17025 'Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria' zal een verplichte voorwaarde blijven voor de aanwijzing van officiële laboratoria. In dit verband zal worden verduidelijkt dat de accreditatie zich moet uitstrekken tot alle methoden die door het laboratorium voor analyses, tests of diagnoses worden gebruikt als het als officieel laboratorium optreedt (met uitzondering van gevallen die bij afgeleide wetgeving specifiek zullen worden aangegeven – bijvoorbeeld in de sector plantgezondheid – waarin het toepassingsgebied van de accreditatie kan worden beperkt tot de analyse‑, test‑ of diagnosemethoden die het meest significant en representatief zijn). De opneming van plantgezondheid in de werkingssfeer van de verordening houdt in dat officiële laboratoria die in deze sector analyses, tests en diagnoses uitvoeren, volgens EN ISO/IEC 17025 zullen moeten zijn geaccrediteerd. Voor deze laboratoria zal dan ook worden voorzien in een overgangsperiode van vijf jaar.

De tijdelijke aanwijzing van een officieel laboratorium voor het gebruik van een methode die nodig is voor laboratoriumanalyses, ‑tests of ‑diagnoses en die niet in het toepassingsgebied van zijn accreditatie is opgenomen, zal mogelijk zijn (voor een periode van één jaar, eenmaal verlengbaar) als het gebruik van de methode voor het eerst bij wetgeving van de Unie wordt vereist, als wijzigingen in de gangbare methode een nieuwe accreditatie of een uitbreiding van het toepassingsgebied van de reeds door het laboratorium verkregen accreditatie vereisen, en in noodsituaties of in geval van nieuwe risico's waarbij de plotselinge toename van de analyse‑, test‑ of diagnosebehoeften het gebruik door officiële laboratoria van een methode die niet in het toepassingsgebied van hun accreditatie is opgenomen, dringend noodzakelijk maakt.

Er zullen afwijkingen van het accreditatievoorschrift worden ingevoerd voor laboratoria die alleen de detectie van Trichinella in vlees uitvoeren en alleen de bij regelgeving van de Unie voorgeschreven methoden gebruiken, voor laboratoria die analyses of tests van teeltmateriaal, met uitzondering van analyses, tests of diagnoses in verband met plantgezondheid, uitvoeren, en voor bepaalde laboratoria die alleen analyses, tests of diagnoses in het kader van andere officiële activiteiten uitvoeren.

Hoofdstuk III: Officiële controles van dieren en goederen die de Unie binnenkomen

Hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 882/2004 zal opnieuw worden geredigeerd om een gemeenschappelijke reeks voorschriften te creëren die gelden voor alle controles van dieren en goederen die de Unie binnenkomen. Een geïntegreerde aanpak zal leiden tot grotere efficiëntiebesparingen en moet helpen om de controles te prioriteren op basis van het risico. Zoals hierna wordt vermeld, zal het hoofdstuk waarschijnlijk aanzienlijk worden gewijzigd.

Ten eerste zullen bepalingen worden ingevoegd die in grote mate de huidige artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 882/2004 (te schrappen) weerspiegelen. Er zullen enkele aanpassingen worden aangebracht om de genoemde bepalingen in overeenstemming te brengen met het gemoderniseerde douanewetboek en om te waarborgen dat met specifieke sectorale aspecten rekening wordt gehouden.

Ten tweede zal een specifiek deel de huidige wetgeving consolideren en de categorieën uit derde landen afkomstige dieren en goederen vaststellen die controles bij binnenkomst in de Unie vereisen. Aan de Commissie zal de bevoegdheid worden verleend om de bovenvermelde categorieën te wijzigen en om een lijst vast te stellen waarin precies wordt aangegeven welke dieren en goederen (met inbegrip van hun respectieve GN-codes) moeten worden gecontroleerd. Aan de Commissie zal ook de bevoegdheid worden verleend om te bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden dieren en goederen van de genoemde controles kunnen worden vrijgesteld.

Grenscontroleposten (GCP's) zullen in de plaats komen van de verschillende entiteiten die momenteel belast zijn met grenscontroletaken. Er zullen gemeenschappelijke voorschriften voor GCP's worden vastgesteld, met de mogelijkheid voor de Commissie om die voorschriften verder te verfijnen om rekening te houden met specifieke elementen betreffende de verschillende categorieën dieren en goederen die worden gecontroleerd. Er zullen ook geharmoniseerde voorschriften voor de aanwijzing, opneming in een lijst, schrapping en schorsing van GCP's worden vastgesteld.

Er zal een gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (GGB) worden vastgesteld, waarvoor voorschriften op basis van gangbare praktijken zullen gelden. Het GGB zal door de exploitanten worden gebruikt voor de verplichte voorafgaande kennisgeving van de aankomst van zendingen dieren en goederen, en door de bevoegde autoriteiten om controles van dergelijke zendingen en eventuele besluiten dienaangaande te registreren. Aan de Commissie zal de bevoegdheid worden verleend om het formaat van het GGB, nadere bepalingen voor het gebruik ervan, en de vereiste minimumtermijn voor de voorafgaande kennisgeving van zendingen aan GCP's vast te stellen.

Voorts zal een gemeenschappelijke reeks voorschriften voor controles van zendingen (met inbegrip van die van niet-commerciële aard) dieren en goederen die aan grenscontroles onderworpen zijn, worden vastgesteld. De controles zullen in principe worden uitgevoerd door de GCP-autoriteiten waaraan de zending voor het eerst wordt gepresenteerd, hoewel de Commissie in bepaalde gevallen uitzonderingen op deze regel zal kunnen vaststellen. Alle zendingen zullen worden onderworpen aan documenten‑ en overeenstemmingscontroles, terwijl materiële controles zullen worden uitgevoerd met een frequentie afhankelijk van het risico dat is verbonden aan elk specifiek dier/goed of elke specifieke categorie dieren/goederen. Aan de Commissie zal onder meer de bevoegdheid worden verleend om te bepalen hoe de documenten‑, overeenstemmings‑ en materiële controles moeten worden uitgevoerd, en om een lagere frequentie vast te stellen voor overeenstemmings‑ en materiële controles.

Ten derde zullen de bepalingen betreffende de maatregelen die moeten worden genomen bij vermoeden van niet-naleving en in geval van niet-conforme zendingen, worden gewijzigd. De wijzigingen hebben tot doel de efficiëntie te vergroten door de besluitvorming van GCP's te vereenvoudigen, de maatregelen te verduidelijken die de bevoegde autoriteiten van die GCP's moeten treffen, en ervoor te zorgen dat ten volle rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de sectoren die in de werkingssfeer van de verordening worden opgenomen. Die voorschriften zullen ook gelden voor officiële controles van uit derde landen afkomstige dieren en goederen die niet aan specifieke grenscontroles onderworpen zijn.

Ten slotte zal een nieuwe bepaling worden geïntroduceerd om te eisen dat nauw wordt samengewerkt tussen bevoegde autoriteiten, douaneautoriteiten en andere autoriteiten die betrokken zijn bij het hanteren van uit derde landen afkomstige dieren en goederen. Bovendien zal aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om nadere bepalingen betreffende de samenwerking tussen de genoemde autoriteiten vast te stellen teneinde de tijdige en adequate toegang tot informatie, de synchronisatie van de desbetreffende gegevensverzamelingen en de snelle mededeling van de genomen besluiten te waarborgen.

Hoofdstuk IV: Financiering van officiële controles

Het algemene beginsel van de bestaande verordening wordt behouden. De lidstaten zullen nog steeds verplicht zijn ervoor te zorgen dat toereikende financiële middelen beschikbaar zijn om te voorzien in het personeel en de overige middelen die de bevoegde autoriteiten nodig hebben om officiële controles en de andere in de verordening genoemde activiteiten uit te voeren.

De lidstaten zullen, net als onder de huidige voorschriften, beslissen op welk niveau (lokaal, regionaal, nationaal) de vergoedingen worden vastgesteld en geïnd, afhankelijk van de organisatie van hun bevoegde autoriteiten.

4.

Volgens de nieuwe bepalingen zullen verplichte vergoedingen worden geïnd om de kosten te dekken die worden gemaakt voor:


- officiële controleactiviteiten die worden uitgevoerd ten aanzien van diervoeder‑ en levensmiddelenbedrijven die zijn geregistreerd en/of erkend overeenkomstig zowel Verordening (EG) nr. 852/2004 (levensmiddelenhygiëne) als Verordening (EG) nr. 183/2005 (diervoederhygiëne) of een van beide, ten aanzien van exploitanten die zijn gedefinieerd in de toekomstige verordening betreffende plantgezondheid, en ten aanzien van exploitanten die zijn gedefinieerd in de toekomstige verordening betreffende teeltmateriaal, teneinde na te gaan of de voorschriften van de Unie betreffende de voedselketen (diervoeder‑ en levensmiddelenwetgeving, voorschriften betreffende diergezondheid en dierenwelzijn, plantgezondheid en teeltmateriaal) worden nageleefd;

- controles met het oog op de afgifte van een officieel certificaat of om toezicht te houden op de afgifte van een officiële verklaring van naleving;

- officiële controleactiviteiten om na te gaan of wordt voldaan aan de voorwaarden om een erkenning te verkrijgen of te behouden;

- officiële controleactiviteiten met betrekking tot grenscontroles (met inbegrip van de kosten van controles in verband met voorschriften betreffende plantgezondheid, die zullen worden overgebracht naar de nieuwe verordening betreffende officiële controles);

- officiële controleactiviteiten om na te gaan of door de Commissie overeenkomstig zogenaamde 'vrijwaringsbepalingen' vastgestelde noodmaatregelen worden nageleefd, indien het besluit tot vaststelling van de maatregelen dat vereist.

De hoogte van de verplichte vergoedingen zal op zodanige wijze worden berekend dat de bevoegde autoriteiten die de officiële controleactiviteiten uitvoeren, de uit de officiële controles voortvloeiende kosten volledig kunnen dekken (als de bevoegde autoriteit waarvoor de vergoedingen worden geïnd, nog andere activiteiten uitvoert, mag alleen het gedeelte van de desbetreffende kosten dat voortvloeit uit officiële controleactiviteiten, voor de berekening van de vergoedingen in aanmerking worden genomen).

Een nieuwe bepaling zal ervoor zorgen dat exploitanten aan wie een vaste vergoeding wordt aangerekend, profiteren van de erkenning van goede prestaties doordat wordt geëist dat de hoogte van de aan elke exploitant aangerekende vergoeding wordt aangepast om rekening te houden met de antecedenten van de exploitant wat naleving betreft, zoals vastgesteld door middel van officiële controles. In de regel moeten de vergoedingen die worden toegepast voor exploitanten die de wetgeving consistent naleven, lager zijn dan de vergoedingen die worden toegepast voor exploitanten die ze niet naleven.

De bestaande bepalingen die de terugbetaling – direct of indirect – van verplichte vergoedingen verbieden, worden behouden (behalve uiteraard indien de vergoedingen onrechtmatig werden geïnd).

Ondernemingen met minder dan tien werknemers en met een jaaromzet of jaarbalans van maximaal twee miljoen EUR (micro-ondernemingen) zullen worden vrijgesteld van betaling van verplichte vergoedingen.

De bepalingen betreffende de financiering van officiële controles zullen worden geschraagd door het voorschrift dat de bevoegde autoriteiten moeten zorgen voor het hoogst mogelijke niveau van transparantie van de methode en de gegevens die worden gebruikt om de vergoedingen vast te stellen, en van de besteding van de middelen die via deze vergoedingen worden geïnd.

De huidige bepalingen betreffende uitgaven die voortvloeien uit aanvullende officiële controles wegens niet-naleving van handhavingsmaatregelen (artikel 28 van de verordening) zullen worden verduidelijkt om het effectieve gebruik ervan door de lidstaten te waarborgen.

Hoofdstuk V: Officiële certificering

De definitie van 'officiële certificering' en de desbetreffende bepalingen zullen worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de verordening het algemene kader voor officiële certificering is ten aanzien van alle onder de verordening vallende sectoren.

TITEL III: REFERENTIELABORATORIA EN ‑CENTRA

Als gevolg van de uitbreiding van de werkingssfeer van de verordening tot nieuwe sectoren (maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, voorschriften betreffende de productie, met het oog op het in de handel brengen, van teeltmateriaal, voorschriften betreffende dierlijke bijproducten) zal het voor de Commissie mogelijk zijn om in die sectoren referentielaboratoria van de Europese Unie (EURL's) vast te stellen. De verplichtingen voor de lidstaten om nationale referentielaboratoria (NRL's) aan te wijzen voor elk door de Commissie aangewezen EURL zullen daaruit voortvloeien.

Het zal voor de Commissie ook mogelijk zijn om referentiecentra van de Europese Unie voor de productie en het in de handel brengen van teeltmateriaal en voor dierenwelzijn aan te wijzen. Deze centra zullen met name technische deskundigheid leveren, opleidingen organiseren en bijdragen tot de verspreiding van onderzoeksresultaten en technische innovaties.

TITEL IV: ADMINISTRATIEVE BIJSTAND EN SAMENWERKING

De bepalingen van de verordening betreffende administratieve bijstand en samenwerking zullen worden versterkt en verduidelijkt om ze bruikbaarder en doeltreffender te maken als instrument om grensoverschrijdende gevallen van niet-naleving aan te pakken. In dit verband worden diverse wijzigingen overwogen.

Ten eerste zullen de bevoegde autoriteiten worden verplicht elkaar waar nodig administratieve bijstand te verlenen om de correcte toepassing van de voorschriften van de Unie te waarborgen. Voorts zal ook de verplichting dat alle communicatie schriftelijk moet geschieden, worden geïntroduceerd. Bovendien zal aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om een standaardformaat voor verzoeken om bijstand en voor de uitwisseling van mededelingen vast te stellen.

Ten tweede zal de rol van de contactinstanties worden verduidelijkt en zal uitdrukkelijk worden gesteld dat administratieve bijstand/samenwerking via dergelijke instanties moet worden 'gekanaliseerd'. De Commissie zal worden verplicht de lijst van contactinstanties op haar website te publiceren en te actualiseren. Zij zal ook de bevoegdheid krijgen om minimumeisen voor contactinstanties vast te stellen.

Ten derde zal de wijze waarop om administratieve bijstand wordt verzocht en samenwerkingsprocedures worden geactiveerd, (waar nodig) worden vereenvoudigd, en zullen de maatregelen die de bevoegde autoriteiten na verzoeken om bijstand moeten nemen, worden gedefinieerd.

Ten slotte zal worden verduidelijkt in welke gevallen de Commissie verplicht is administratieve bijstand en samenwerking te coördineren, en welke maatregelen zij in dergelijke omstandigheden kan nemen.

TITEL V: PLANNING EN RAPPORTAGE

Het meerjarige nationale controleplan (MNCP) zal een document blijven dat door de lidstaten wordt geproduceerd en aan hen toebehoort en dat zij zullen gebruiken om de bevoegde autoriteiten te helpen de uitvoering van officiële controles in overeenstemming met de wetgeving van de Unie te waarborgen.

Er zal een nieuwe bepaling worden gecreëerd die de lidstaten verplicht één bevoegde autoriteit aan te wijzen die er verantwoordelijk voor zal zijn de opstelling van het MNCP te coördineren en de samenhang van dat plan te waarborgen.

Met betrekking tot jaarverslagen zal een herzien artikel 44 de Commissie de bevoegdheid verlenen om geleidelijk gestandaardiseerde templates vast te stellen, waarbij zij waar nodig terdege rekening zal houden met bestaande rapportageverplichtingen.

TITEL VI: ACTIVITEITEN VAN DE UNIE

5.

Deze titel zal nog steeds betrekking hebben op een aantal activiteiten op het niveau van de Unie:


- controles door het Voedsel‑ en Veterinair Bureau (VVB) van de Commissie in de lidstaten en in derde landen;

- de procedures (verduidelijkt en gestroomlijnd) voor het vaststellen van voorschriften voor het binnenbrengen van bepaalde categorieën goederen uit derde landen in de Unie, en van maatregelen betreffende bepaalde goederen uit bepaalde specifieke derde landen in gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat het binnenbrengen van die goederen in de Unie een risico kan vormen voor de gezondheid van mensen, dieren of planten of, wat ggo's en gewasbeschermingsmiddelen betreft, voor het milieu, of waarin er aanwijzingen zijn dat voorschriften van de Unie wellicht op grote schaal en op ernstige wijze niet worden nageleefd;

- de organisatie door de Commissie van opleiding voor het personeel van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en in derde landen (het bestaande programma Betere opleiding voor veiliger voedsel), en van programma's voor de uitwisseling van personeel tussen de lidstaten (nieuwe activiteit, te organiseren in samenwerking met de lidstaten).

Deze titel zal ook het creëren van een geïntegreerd informatiebeheersysteem voor officiële controle omvatten, dat de geïntegreerde werking en actualisering mogelijk zal maken van alle bestaande en toekomstige computersystemen via welke informatie, gegevens en documenten betreffende officiële controles tussen bevoegde autoriteiten en met de Commissie (en in voorkomend geval met exploitanten) worden uitgewisseld.

TITEL VII: HANDHAVINGSMAATREGELEN

De bepalingen betreffende nationale handhavingsmaatregelen zullen van toepassing zijn op alle sectoren binnen de werkingssfeer van de verordening.

Er zal een nieuwe bepaling worden geïntroduceerd die specifiek handelt over maatregelen die moeten worden genomen bij vermoeden van niet-naleving, en waardoor bevoegde autoriteiten worden verplicht een onderzoek in te stellen om het vermoeden of de twijfel te bevestigen of op te heffen.

Bovendien zal de lijst van mogelijke maatregelen bij vastgestelde niet-naleving worden gecompleteerd: beperken of verbieden van verplaatsingen van dieren, instellen van quarantaineperioden, slachten of doden van dieren, uitstellen van de slacht van dieren, isoleren of sluiten van inrichtingen, en sluiten van websites zullen bijvoorbeeld aan de lijst worden toegevoegd.

Een nieuwe bepaling in het vroegere artikel 55 (over sancties voor niet-naleving) zal de lidstaten verplichten ervoor te zorgen dat financiële sancties voor opzettelijke overtredingen het door de overtreder beoogde economische voordeel neutraliseren. De lidstaten zullen ook verplicht zijn te zorgen voor het opleggen van passende strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke sancties aan exploitanten die tijdens een officiële controle geen medewerking verlenen.