Toelichting bij COM(2013)385 - Intrekking besluit 2010/286/EU aangaande het bestaan van buitensporige tekorten in Italië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52013PC0385

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Besluit 2010/286/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Italië /* COM/2013/0385 final - 2013/ () */


1.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Besluit 2010/286/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Italië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Besluit 2010/286/EU van de Raad van 2 december 2009[1] is, op aanbeveling van de Commissie, besloten dat in Italië een buitensporig tekort bestond. De Raad stelde vast dat voor 2009 met een overheidstekort van 5,3% van het bbp werd gerekend en dat daarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het bbp werd overschreden, terwijl de bruto overheidsschuld zou uitkomen op 115,1% van het bbp in 2009, dus boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het bbp[2].

Op 2 december 2009 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[3], op grond van een aanbeveling van de Commissie, tot Italië een aanbeveling gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk eind 2012 aan de buitensporigtekortsituatie een eind te maken. Die aanbeveling is openbaar gemaakt.

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten[4], de Commissie tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsmede over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Wanneer de Raad beziet of een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort moet worden ingetrokken, moet hij een besluit nemen op basis van ter kennis gebrachte gegevens. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de drempel van 3% van het bbp niet zal overschrijden[5].

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat), overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009, na de vóór 1 april 2013 door Italië gedane kennisgeving heeft verstrekt, uit het stabiliteitsprogramma voor 2013, uit de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie en uit de beoordeling van de aanvullende maatregelen die bij decreto-legge nr. 54 van 21 mei 2013 zijn goedgekeurd, kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

– Nadat het overheidstekort in 2009 een piek bereikte van 5,5% van het bbp, werd het geleidelijk teruggebracht en kwam het uit op 3,0% van het bbp in 2012, dus binnen de door de Raad vastgestelde termijn. Deze verbetering kwam er door een aanzienlijke begrotingsconsolidatie, terwijl in 2012 de rentebetalingen 0,8 procentpunt van het bbp hoger lagen dan in 2009 en de samenstelling van de economische activiteiten minder belastinginkomsten opleverde.

– Volgens het stabiliteitsprogramma voor de periode 2013-2017 dat de Italiaanse regering op 10 april 2013 heeft goedgekeurd en dat op 7 mei 2013 door het Italiaanse Parlement is bekrachtigd, zal het tekort licht afnemen tot 2,9% van het bbp in 2013 en daarna dalen tot 1,8% van het bbp in 2014. Bij ongewijzigd beleid zal volgens de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie het tekort in 2013 uitkomen op 2,9% van het bbp en in 2014 op 2,5% van het bbp. Zowel het stabiliteitsprogramma als de voorjaarsprognoses houden rekening met de effecten van decreto-legge nr. 35 van 8 april 2013, dat voorziet in de betaling van de achterstallige schulden van de overheidssector bij particuliere leveranciers, voor een totaalbedrag van 40 miljard EUR (of rond 2,5% van het bbp) in de periode 2013-2014. Hoewel dit bedrag leidt tot een overeenkomstige toename van het overheidstekort, beïnvloedt dit het tekort alleen voor het gedeelte dat met kapitaaluitgaven verband houdt. In genoemd decreto-legge worden deze betalingen voor 2013 vastgesteld op 0,5% van het bbp, met een overeenkomstige toename van het tekort. Het bevat ook een garantiemechanisme dat de overheid machtigt om de voldoening van tekortvergrotende handelsschulden te vertragen of om andere corrigerende maatregelen te nemen, zodat het bereiken van de begrotingsdoelstelling voor 2013 gegarandeerd blijft.

– Het Italiaanse Parlement heeft de in het stabiliteitsprogramma voor 2013 naar voren geschoven begrotingsdoelstellingen bekrachtigd. Op 17 mei 2013 - d.w.z. ná de voorjaarsprognoses - heeft de nieuwe regering een formele verklaring uitgegeven om deze toezeggingen te bevestigen en om de goedkeuring aan te kondigen van nieuwe maatregelen, met volledige inachtneming van de begrotingsdoelstellingen uit het stabiliteitsprogramma. In decreto-legge nr. 54, dat diezelfde dag is goedgekeurd, worden die nieuwe maatregelen uiteengezet. Daarbij gaat het onder meer om:

– de opschorting van de in juni verschuldigde tranche van de onroerendzaakbelasting (IMU) voor het hoofdverblijf - onder uitsluiting van luxewoningen - en voor agrarisch eigendom, terwijl de regering zich verbindt tot een algemene hertekening van de wetgeving inzake de onroerendzaakbelasting. Een garantiemechanisme moet ervoor zorgen dat deze hertekening plaatsvindt met volledige inachtneming van de begrotingsdoelstellingen in primaire termen. Bovendien zal, indien de begrotingsneutrale hervorming niet tegen eind augustus 2013 goedgekeurd geraakt, de opgeschorte belastingtranche verschuldigd zijn tegen 16 september 2013;

– de uitbreiding van loonsuppletieregelingen (ammortizzatori sociali in deroga) tot werknemers die voor het jaar 2013 nog niet onder die regeling vallen, door ombuiging van de begrotingsmiddelen die beschikbaar zijn bovenop die welke voor de arbeidsmarkthervorming van 2012 zijn uitgetrokken.

– Alles samengenomen blijkt bij een beoordeling van deze nieuwe bepalingen dat zij geen significant effect hebben op het tekort, mits zij consequent worden toegepast. Aldus zal het tekort duurzaam onder de referentiewaarde van 3% van het bbp blijven.

– Na een verbetering van in totaal bijna 2,75 procentpunt van het bbp over de periode 2009-2012, zal het structurele saldo - d.w.z. conjunctuurgezuiverd, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen - bij ongewijzigd beleid volgens de prognoses in 2013 verder verbeteren met bijna 1 procentpunt (tot rond -0,5% van het bbp) en in 2014 licht verslechteren.

– De schuldquote is in de periode 2009-2012 met 10,6 procentpunt toegenomen tot 127,0%, mede door Italiës bijdrage in de financiële bijstand aan lidstaten van de eurozone. Doordat de conjuncturele omstandigheden ongunstig blijven, is de verwachting dat het begrotingstekort zal toenemen tot 131,4% van het bbp in 2013 en tot 132,2% in 2014, mede door het voldoen van achterstallige handelsschulden ten belope van 2,5 procentpunt van het bbp zoals voor 2013-2014 gepland staat.

De Raad herinnert eraan dat Italië, met ingang van 2013, het jaar volgend op de correctie van zijn buitensporig tekort, in een passend tempo vooruitgang moet boeken richting zijn middellangetermijndoelstelling, daaronder begrepen de naleving van de uitgavenbenchmark, en voldoende vooruitgang moet boeken richting de vervulling van het schuldcriterium, overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten.

Volgens artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Italië gecorrigeerd en dient Besluit 2010/286/EU derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

2.

Artikel 1


Uit een algehele evaluatie volgt dat de buitensporigtekortsituatie in Italië is gecorrigeerd.

3.

Artikel 2


Besluit 2010/286/EU wordt bij dezen ingetrokken.

4.

Artikel 3


Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel,

5.

Voor de Raad


De voorzitter

[1] PB L 125 van 21.5.2010, blz. 40.

[2] Het overheidstekort en de overheidsschuld voor 2009 werden vervolgens herzien tot, respectievelijk, 5,5% en 116,4% van het bbp.

[3] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[4] PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

[5] In lijn met de Specifications on the implementation of the Stability and Growth Pact and Guidelines on the format and content of Stability and Convergence Programmes van 3 september 2012; zie: ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance